Keuken ( bovenaan ) en washuis (onderaan) in de Werkhuisstraat
Op 28 december 1891 werd het werkhuis te Brugge nog enkel
toegankelijk voor landloopsters en bedelaressen. Eind 19de eeuw
wenste het Ministerie van Justitie te Sint Andries Brugge, une maison de Refuge te bouwen op de gronden van het bestuur van de Burgerlijke Godshuizen.
Deze organisatie was een
voorloper van de vorige C.O.O. en de huidige O.C.M.W. Tijdens de zitting van
dit Bestuur op 20 mei 1901 werd de verkoopakte door het Ministerie goedgekeurd.
Aldus verwierf Justitie een terrein van 5ha 39a 96 ca, althans volgens de
opmetingen van de gezworen landmeter Jules Verbrugghe. Het terrein bestond uit twee delen enerzijds de gronden tussen de steenweg de Bruges a Nieuport en de Zandweg
anderzijds een perceel langs de Zandweg
De prijs van de gronden bedroeg 59.561,5 Fr. Voor de gebouwen
werd 7500 Fr betaald, voor de bomen en hagen en andere omheiningen werd 952 Fr
betaald. Aan de landbouwers pachters Henri Vermeulen en Victor Nollet werd
respectievelijk 300 en 800 Fr schadevergoeding uitbetaald. De landbouwgronden
moesten ter beschikking zijn na de oogst en de weiden en gebouwen op 1 oktober
1901, de tuinbouwgronden pas op 25 december 1901. Het bestuur van de Godshuizen
kreeg gratis toegang tot haar gronden, gelegen tussen de twee percelen. De
Belgische staat bekwam een recht van optie gedurende 10 jaar gelegen naast de
gravier , die parallel liep met de spoorweg Brugge Oostende.
|