VOORAF: Iedere liefhebber - kweker begint er stilaan zijn buik van vol te krijgen met die veelvuldige standaard veranderingen en/of aanpassingen. Hoe kan men bij God nog een doelgerichte kweek opzetten wanneer je niet weet hoe of wat het volgend jaar zal moeten wezen ? Dat COM nu eens snel duidelijk maakt waar ze naar toe willen en dat ze de lat eens gelijk leggen voor iedereen zodat wij met onze normen niet uit de boot vallen in de zuid Europese landen. Momenteel kweken wij gewoon om tentoon te stellen binnen onze grens, éénmaal daarbuiten zwaaien ze met andere stelregels en kunnen wij er eens naar fluiten. Indien COM zich internationaal wil profileren zullen ze best beginnen met hun "standaard" verplicht te laten toepassen, ook in het Zuiden.
In afwachting zullen wij nog maar wat aanmodderen met de ons voorge-schotelde nieuwe standaard-eisen. In deze aflevering zullen we een eerste deel van de NIET-klassieke kleuren even toelichten:
De PASTEL in al zijn facetten:
ALGEMEEN:
Bij de niet-klassieke melaninekleuren hebben zich, buiten de 1ste reductiefactor, verdere wijzigingen voorgedaan in de hoeveelheid, ligging en uiting van het aanwezige phaeomelanine. Deze wijzigingen zullen zich soms ook uiten in de oogkleur.
De standaardeisen, gesteld aan de klassieke kleuren blijven in principe ook van toepassing op de overeenkomstige niet klassieke melaninekleuren. Zo moet een agaat-eumo ook aan de algemene eisen voldoen van een agaat en daarboven ook aan de eisen van de eumo. Voor de pastelkleuren wordt een uitzondering gemaakt omdat er een wijziging in het algemene bestrepingsbeeld is in vergelijking met het klassieke bestrepingspatroon. De reeds erkende NIET-klassieke melaninekleuren zijn: De Pastel, de Zwart-grijsvleugel, de Opaal, de Satinet, de Phaeo, de Topaas, de Eumo, de Onyx en de onlangs erkende Kobalt.
De Azul-factor zit voorlopig nog even in de wachtkamer voor erkenning omdat er nog tal van onduidelijkheden bestaan in verband met de vererving.
In deze eerste aflevering gaan we ons, zoals reeds gezegd, enkel toeleggen op de Pastel-mutatie in al zijn onderdelen.
Bij deze mutatie zal de pastelfactor of de tweede reductiefactor de eumelanine reduceren. Door de reductie van het aantal melaninekorrels per oppervlakte-eenheid, zal de kleurintensiteit duidelijk veranderen. Het phaeomelanine wordt evenwel niet aangetast, evenmin als de lipochroomkleuren.
De Pastelfamilie kunnen we in grote lijnen opsplitsen in een viertal onderverdelingen: De Zwartpastel - de Bruinpastel - de Agaatpastel en de Isabelpastel. Deze kunnen we dan op hun beurt nog eens splitsen in pastel met wit, met geel, met rood en met de mozaïekfactor, (inclusief eventueel met de ivoorfactor)
Als kweker-tentoonsteller is het noodzakelijk dat men op de hoogte is van de vereiste normen die COM stelt aan de pastelvogels. Daarom wil ik hier elke pastel- variant even becommentariëren zodat de pastelkwekers een duidelijk beeld krijgen over de ideale pastelvogel (als die al bestaat).
Laten we beginnen met de pastel met WITTE grondkleur:
- ZWARTPASTEL -WIT, dominant en recessief;
Hier is een waarneembare werking zichtbaar van de optische factor en er mag geen phaeomelanine tussen de bestreping zichtbaar zijn. Bij de dominant wit moet de gele aanslag in de onderste vleugelpennen duidelijk zichtbaar zijn.
- BRUINPASTEL-WIT, dominant en recessief;
Hier is een maximale phaeomelanine vereist. De melanine in het rugdek moet zo egaal mogelijk zijn en warmbruin van kleur. De grondkleur moet zo donker mogelijk.
Bij de dominant wit is de gele aanslag in de onderste vleugelpennen een vereiste.
- AGAATPASTEL - WIT, dominant en recessief;
Er moet een waarneembare werking aanwezig zijn van de optische factor en geen zichtbare phaeomelanine tussen de bestreping. De grondkleur moet duidelijk te zien zijn tussen de bestreping en egaal, parelgrijs van kleur zijn. Bij de dominant moet ook hier de gele aanslag op de vleugelpennen duidelijk te zien zijn.
- ISABELPASTEL - WIT, dominant en recessief;
De Isabelpastel wit moet een zeer lichtbeige maar vloeiend rugdek vertonen. Ook hier is de gele aanslag in de vleugelpennen van de dominant een vereiste.
schimmel rood intensief, roodivoor intensief, schimmel en roodivoor schimmel;
Deze moeten beschikken over de volle werking van de optische factor en geen phaeomelanine tussen de bestreping laten zien. De grondkleur moet duidelijk zichtbaar zijn tussen de bestreping en dient zo donker mogelijk te zijn
rood schimmel, -geel schimmel, -geelivoor schimmel en - roodivoor schimmel.
Waarneembare werking van de optische factor. Geen zichtbare phaeomelanine tussen de bestreping zichtbaar zijn. Een duidelijke grondkleur tussen de bestreping dewelke egaal parelgrijs moet zijn.
Bij de isabelpastel moet een waarneembare werking van de optische factor aanwezig zijn. Geen zichtbare phaeomelanine tussen de bestreping hebben en een duidelijk zichtbare grondkleur tussen de bestreping laten zien.
Deze vereisen een volle werking van de optische factor - Geen phaeomelanine zichtbaar en een zo donker mogelijke grondkleur. Bij type 1 zal het oogstreepje nogal eens halverwege rond het oog beginnen, dit mag wel niet bestraft worden maar het type met de tekening achter het oog zal de voorkeur krijgen. Bij type2 is een iets smaller masker toegestaan ten opzichte van de andere melaninekleuren.
- BRUINPASTEL geel mozaïek (1+2), -geelivoor mozaïek (1+2), - rood mozaïek (1+2) en de -roodivoor mozaïek (1+2)
Maximale phaeomelanine, melanine in het rugdek moet zo egaal mogelijk zijn en warm van kleur. De grondkleur moet zo donker mogelijk zijn. Het bezit van de optische factor zal de kleuruiting nadelig beïnvloeden.
Bij type 1 zal het oogstreepje meestal beginnen halverwege het oog, dit kan echter wel niet bestraft worden maar de voorkeur gaat uit naar deze zonder tekening boven het oog.
Bij type 2 zal de borstvlek veelal wat groter zijn en duidelijker zichtbaar dan bij de andere kleurslagen (ook dit is niet strafbaar) De borstvlek moet echter wel goed afgescheiden zijn van keel en flanken.
- AGAATPASTEL, geel mozaïek (1+2), -geelivoor mozaïek (1+2rood mozaïek (1+2) en de - roodivoor mozaïek (1+2)
Waarneembare werking van de optische factor vereist. Geen zichtbare phaeomelanine tussen de bestreping en een duidelijk egaal parelgrijze grondkleur tussen de bestreping.
Wat het oogstreepje betreft gelden dezelfde regels als bij voorgaande.
Bij deze kleurslag moeten de vogels een lichtbeige en vloeiend rugdek vertonen. Bij type 1 is hetzelfde geldig als bij de vorige, het oogstreepje halverwege mag niet bestraft worden, deze zonder tekening boven het oog krijgt de voorkeur. Bij type2 zal de borstvlek groter en duidelijker zijn dan bij de andere kleurslagen. De afscheiding van de borstvlek met de keel en de flanken moet wel duidelijk zijn.
Tenslotte toch nog even de samenvatting van de COM-eisen bij de pastelkleurige kleurslagen:
- Het melaninebezit begint aan de snavelbasis
- Een te sterke reductie van het melanine in de vleugel- en staartpennen is ongewenst.
- De schacht van de pennen moet steeds melanine bevatten.
- Geen zichtbare phaeomelanine - In de kleurslagen bruinpastel schimmel en mozaïek wordt een maximum phaeomelanine gevraagd.
- Snavel, poten en nagels dienen éénkleurig te zijn en in harmonie met de melanine.
- Een duidelijke, zuivere en egale grondkleur en deze moet goed zichtbaar zijn tussen de bestreping.
- Volledig intensief bij de intensieve vogels.
- Gelijkverdeelde, korte schimmel bij de schimmelvogels.
- Bij de mozaïeken, zeer diep gekleurde en maximaal contrasterend mozaïekpatroon.
In de bruinserie onderscheiden we twee groepen; een eerste MET, en een tweede ZONDER zichtbaar phaeomelanine. Dit onderscheid is wel niet van toepassing bij de kleurslagen bruinpastel wit, intensieve vogels met geel of rood zonder zichtbaar phaeomelanine, Schimmel of mozaïekvogels met geel of rood met een maximaal phaeomelaninebezit. Hierdoor ontstaat een licht gewolkt rugdek bij deze kleurslagen.
Een TIPVOORBEELD voor de pastelkwekers:
- Agaatpastel man X Agaatpastel pop geeft 100 % Agaat pastellen
- Agaatpastel man X Agaat pop geeft 50 % Agaat mannen / split pastel
50 % Agaat pastel poppen
- Agaat man X Agaatpastel pop geeft 50 % Agaat mannen / split pastel
50 % Agaat poppen
- Agaat split pastel man X Agaat pastel pop geeft 25 % Agaat mannen
25 % Agaat pastel mannen /split pastel
25 % Agaat pastel mannen
25 % Agaat pastel poppen
- Agaat/split pastel X Agaat geeft 25 % Agaat poppen
Nog enkele AANDACHTSPUNTEN voor de tentoonsteller:
Enkele veel voorkomende fouten bij tentoongestelde vogels:
- Bestreping niet onderbroken
- Baardtekening slecht doorkomend
- Opgebleekte vleugelpennen
- Vogel is te bruin (te weinig blauwstructuur)
- Witte vleugel of staartpen
- Opgebleekt rond snavelbasis
- Hoorndelen te donker
- Opgebleekte staartpennen
Wat de TT-vogels betreft zijn het meestal de mannen die het dichtst de standaard benaderen.
Over het algemeen zijn de poppen te bruin op het rugdek. We hebben hier dus te doen met een kleur variëteit die in het bezit is van de eerste en de tweede reductiefactor.
Hierdoor vertoont de zwarte eumelanine zich meer als een asgrijze kleur.
De hoeveelheid intensieffactor en de citroenfactor zal hier wel een grote rol in spelen. Te ver doorgedreven werking van de 2de reductiefactor is volledig foutief, dit zal verbleking brengen in de vleugel- en staartpennen. Dit zal je zeker merken op je keurbriefje.
Deze in Zuid-Afrika levende ral wordt ook wel zwarte porseleinhoen (amaurornis flavirostra)of zwarte waterral (porzana flavirostra) genoemd, en komt in privé collecties niet veelvuldig voor. In hun natuurlijke biotoop leven ze meestal paarsgewijs in waterrijke bosgebieden. In de nabijheid van kleine meren zoeken ze tussen de vegetatie naar allerlei insecten. Soms klimmen ze daarvoor wel op de rug van een nijlpaard.
Rallen zijn smalle vogels, ook hun vleugels zijn kort tegen het lijf gedrukt, zodat ze niet achter de rietstengels blijven haken. Hun zeer lange tenen verhinderen dat ze wegzakken in moeras en slijkerige oevers.
In de volière
Deze 20 tot 23cm grote rallen, volledig zwarte vogels met knalrode poten en een geel groene snavel, hebben nood aan een ruime beplante volière met een waterplasje. Bij onraad trekken ze zich graag terug in de begroeiing, of tussen de waterplanten indien ze daarover kunnen beschikken.
Tijdens de winter moeten deze vogels kunnen beschikken over een plas water die niet dichtvriest, zodat ze tijdens vriesnachten in het water kunnen staan. Een andere mogelijkheid is een licht verwarmd nachthok. Het zijn de lange tenen die snel bevriezen. Opletten dat ze een zachte bodem hebben (geen betonvloer) i.v.m. pootaandoeningen.
Mijn kweek
Het geslachtsverschil is bij deze vogels moeilijk waar te nemen. Het haantje is iets minder diep zwart en is in formaat iets groter dan het hennetje. Maar als je de vogels apart ziet is dit m.i. moeilijk vast te stellen.
Op 18.04.07 verjoegen de rallen de driekleuren glansspreeuwen van hun nest en palmden deze in. Het vrijstaande nest bevond zich in een conifeer op een hoogte van ongeveer 1,40m.
Op 20.04 kon ik een eerste paring waarnemen. De pop buigt haar hoofd onderdanig neer tot tussen haar poten. Dit is het signaal dat ze klaar is voor de paring. Meestal paren ze aan de rand van het water.
Na het nest een beetje omgebouwd te hebben, werd er op 20.04 een eerste ei gelegd. Op 26.04 had ze vijf eieren waarop beide ouders broedden. Deze eieren hebben een beige, roze kleur met donkere stippen en hebben de grootte van een merelei (± 3,2cm in de lengte en
2,4 cm in de dikte). Op 15.05 werden drie jongen geboren en twee eieren leken onbevrucht.
Rallen worden pikzwart geboren, met zwarte poten en witte snavel, met daarover halfweg een fijn zwart lijntje. De punt van het snaveltje is opvallend wit. Beweerd wordt dat dit helpt om 's nachts te voeren, want rallen zijn dag en nacht actief. Ikzelf heb dit nooit kunnen waarnemen.
De jongen bleven nog ongeveer twee dagen op het nest en op 17.05 verlieten ze hun nest. Soms keerden ze nog een keer terug. Hoe deze kleine wezentjes dit doen is mij een raadsel gebleven, maar je ziet ze nergens, en plots zijn ze terug in het nest. Bij een zoektocht naar de jongen vallen beide ouders zelfs aan, en durven pikken en met hun poten kappen als een vechthaan. Hierbij maken ze een raar , grommend geluid.
Beide ouders zorgen uitstekend voor de jongen en voeren ze met allerlei waterinsecten, buffalo's, pinky's en witte meelwormen. Ook nemen de ouders nog universeel, vette korrel en hondenvoer op.
Na ongeveer 14 maanden krijgen de jongen hun rode poten en groene snavel.
De tweede ronde is begonnen op 05.06. Dit keer maakte ze een nest op de grond, onder een struik en werden zes eieren gelegd, waarvan er later vijf bevrucht waren, en waaruit ook vijf jongen opgroeiden. De jongen van de eerste ronde moesten nu wel afgenomen worden, daar ze aangevallen werden door de man.
Opvallend in hun gedrag was, dat ze net als in de eerste ronde, na ongeveer 10 à 11 dagen broeden, allerlei materiaal in de vijver begonnen sleuren. Om dit dan achter te laten in het water. Nadien, bij enkele dagen van droogte gebruikten ze dit materiaal in hun nest, om vlak onder de eieren te leggen. Was het een periode van enkele dagen regen, dan bouwden ze het nest hoger en onder de eieren werden dan droge, dorre klimopbladen gelegd. Ik vermoed dat dit met de luchtvochtigheid te maken heeft.
Op 29.07 zijn intussen vijf jongen geboren uit zes eieren van de derde ronde. Ditmaal werd het nest op 1,60m hoogte in het riet gebouwd. Er werden enkele rietstengels halfweg naar de grond omgebogen, langswaar de rallen in en uit het nest liepen. Ditmaal zag ik de jongen wel terug het nest ingaan. Ze deden dit door met een soort vleugelbeweging langs de rechte rietstengels omhoog te klimmen. Een soort trekbeweging met de vleugels als het ware.
Intussen,terwijl ik dit artikeltje schrijf, broedt het paar opnieuw op zes eieren en ben ik de trotse bezitter van 13 jonge zwarte rallen die het prima stellen.
Ik hoop hiermee enkele liefhebbers warm gemaakt te hebben voor deze bijzondere vogelsoort, die helemaal niet veeleisend is, zodat ze in de toekomst in onze volières mag blijven voortleven.
Wat ik tot slot zeer duidelijk wil stellen is dat dit verslagje enkel over mijn ervaringen gaat, en zeker niet aanzien moet worden als de enige juiste manier om deze vogels te houden en/of te kweken.
Mocht je nog verdere vragen of info willen, kan je me steeds mailen of bellen,
De Kamperfoelie staat onder tal van benamingen bekend, zoals o.m.: geitenblad, boschwinde, haagkers, lieve heershandjes, mammekenskruid, mammekers, mammetjes, mammetjeskruid, suikertjes, tuinling, weeuwtjes, zoegertjes, zuiger, zuigertjes en zwitselbloem. De kamperfoelie behoort tot de familie der Caprilfoliaceae.
Van de paar honderd kamperfoeliesoorten die er bestaan, worden er krap 100 gekweekt, meestal voor sierdoeleinden. Het geslacht komt voor in Europa, Noord Amerika, de Andes en in tropisch Azië. De geslachtsnaam Lonicera is afgeleid van de naam van de 16de eeuwse Duitse botanicus Adam Lonicer. Kamperfoelie is onder te verdelen in een drietal groepen: Groenblijvende heesters, bladverliezende heesters en de klimplanten. Van oudsher geloofde men dat het heerlijk geurende gewas de geesten mild stemden, een boeket kamperfoelie in huis had dan ook onvermijdelijk tot gevolg dat de dochters in het gezin spoedig zouden trouwen. De verrukkelijke geuren van de kamperfoelie maken de lucht soms zwanger van zoetigheid. Zelfs Shakespeare werd erdoor geïnspireerd: Waar slanke sleutelbloemen en knikkende viooltjes groeien onder een sluier van zoete haagkers.... In het 16de eeuwse kruidenboek van de Engelse botanicus en arts John Gerard staat dat "de bloemen in olie gedrenkt in de zon gezet moeten worden. Het aftreksel moet in de huid gewreven worden van door kou bevangen en onderkoelde personen.
OOGST:
Wanneer u bloemen wil drogen, moet ge ze plukken op het moment dat ze open gaan, droog ze dan direct. Als u bloemen voor direct gebruik wil hebben, dan kan u ze elk moment gaan plukken. Het beste moment is deze wanneer de bloemen het lichtst van kleur zijn, voordat de hommels de nectar hebben weggesnoept.
GENEESKRACHTIG:
Kamperfoelie, vooral de wilde, heeft een laxerende en slijmwerking. Kamperfoeliethee is bacteriedodend en urine drijvend. Volgens recent onderzoek heeft de plant een krachtig genezende werking bij dikke darmontstekingen.
WAARSCHUWING:
De bessen zijn giftig. Bij het innemen ervan ontstaan braakneigingen.
ANDER GEBRUIK:
De sterk geurende bloemen zijn welkom in potpourri's en kruidenkussens. Ook kan er parfum van gemaakt worden. Dat is in het verleden op commerciële basis reeds gebeurd, maar het erg zoete parfum vond te weinig aftrek.
De Hop behoort tot de inheemse vogelsoorten en wordt de laatste jaren veelvuldig gekweekt, vooral dan in Duitsland. In de vrije natuur vinden we de Hop nog maar zelden terug, In onze klimatologisch gunstige gebieden vinden we nog maar weinig broedparen. Nu moeten we ook weer niet gaan beweren dat de Hop met uitsterven bedreigd is. Daar hij echt wel van de warmte houdt vinden we hem nog veelvuldig terug in de tropen en de sub-tropische gebieden. Bij ons verloopt de grens van zijn verspreidingsgebied meer naar het noorden toe.
Het HOUDEN in de VOLIERE:
Een paartje hoppen werd in een volière geplaatst van 4 op 2,75 meter.Deze volière was dicht begroeid met ahornstruiken en haagbeuk. Op de bodem werd veengrond aangebracht om de vogels de gelegenheid te geven in zachte grond te peuteren. Als broedgelegenheid werd een holle stam van een appelboom horizontaal bevestigd omdat in de natuur de hoppen graag in zulke holtes broeden.Daarbij werd nog een houtbeton holte aangebracht met een binnendoormeter van 20 cm en een invlieggat van 5,5 cm. Als voedsel gaf men hen het gewone zachtvoer uit de handel plus een mengeling van Quark, hardgekookt ei en beschuit. Dagelijks werden er meelwormen gegeven die over de ganse bodem werden uitgestroois om de hoppen te verplichten op natuurlijke wijze hun voedsel te zoeken want de meelwormen kropen in de grond. Bovendienkregen ze nog nachtvlinders en krekels die in de handel verkrijgbaar zijn. Deze krekels zullen later naast de meelwormen het belangrijkste opfokvoer voor de jongen zijn.
BROEDGEDRAG:
Het wennen aan de volière geschiedde zonder problemen. In de eerste week van april begon het mannetje te roepen terwijl hij zich erg interesseerde in de broedholen. Beide holen werden onderzocht, het houtbetonblok ddor het mannetje en de andere door het popje dat steeds in het hol aan het takken ging. Ter ondersteuning werden nog vermolmde boomstukken in het hol aangebracht die dan door het hakken verkleind werden waarna ze door het vlieggat buiten geworpen werden. Tijdens de laatste dagen van april probeerde het mannetje voor het eerst het popje te voeren met krekels. Dit lukte echter niet zo goed, telkens hij het popje benderde vloog ze weg. Dit veranderde begin mei, nu liet het popje zich voeren zodra het mannetje een zekere rollende en welklinkende voederroep liet horen. Het popje bleef nu ook langer en vaker in één der broedholen. In de tweede week van mei begonnen de kopulaties die meerdere dagen na elkaar te zien waren en voorafgegaan werden door een voederceremonie, daarbij stak het mannetje een krekel of een meelworm in de keel van het popje. Dit deed hij tiental keren na mekaar zonder echter de pop te voeren. Het paren gebeurde meestal op de grond zonder dat het mannetje de kopveren van het popje vastnam in tegenstelling tot andere vogels waar dit wel het geval is. Op 12 mei werd het eerste ei gelegd en weliswaar in het houtbetonnen blok, nu wisten we zeker dat deze blok hun voorkeur had gekregen.
Vanaf het eerste ei bleef het popje voortdurend in de broedholte en ze verliet deze nog allen om zich te ontlasten. In totaal werden 8 eieren gelegd. Vermits het poje vanaf het eerste ei begint te broeden kwamen de jongen dan ook uit met telkens één dag tussenpauze. Het broeden duurde 15 dagen en slechts nadat het laatste jong was uitgekomen begon het popje zelf voedsel te halen. Bij het voederen werd altijd maar één stukje overgebracht, hetzij een krekel of één meelworm. De krekels werden in het begin eerst gedood door ze op de grond te leggen en ze dan te behameren met hun bek, soms werden ook de poten van de krekels verwijderd. Bij de vlinders werden de vleugels steeds verwijderd. Wanneer de hoppen merken dat er nog meelwormen in de grond zaten, werden deze eerst gezocht om te voeren, ook wanneer ze in hun eetbakje nog voldoende meelwormen voorradig waren, ze hebben ze het liefst wanneer ze het voedsel zelf uit de bodem kunnen peuteren.
Wanneer we nu het nestblok openden vloog het popje niet naar buiten maar begaf zich naar de achterkant, de jongen echter klapten de staart omhoog en stelden zich in schietpositie, waarbij ze duidelijk op de indringer mikten, er kwam echter maar een ontlasting wanneer ze werkelijk aangeraakt worden.
Jarenlang dacht men dat de stank die uit het broedhol van een hop komt, te wijten was aan deze bevredigingsstraal. Het was slechts in 1946 dat de Zwitserse onderzoeker Dr Sutter ontdekte dat die ontlastingsstraal reukloos was. De stank is te wijten aan de stuitklier waarvan een druppel wordt afgescheiden maar niet verspreid wordt. Naast het afweren met een straal uitwerpselen of afscheiding van de stuitklier kunnen jonge hoppen ook bliksemsnel de kop naar boven steken en met de bek kloppen. Ze kunnen eveneens sissen en met hun beide vleugels klappen uitdelen. De jongen blijven 23 à 34 dagen in het nest en het is telkensde tweede oudste die eerst uitvliegt. Na het uitvliegen zijn ze snel volledig bekwaam om te vliegen. Na zes dagen begonnen de jongen in de grond te scharrelen om meelwormen te bemachtigen. Als de ouders opgewonden waren hoorde men steeds een gekrijs dat ofwel krachtig en laangdurig was ofwel uit meerdere korte kreten na elkaar bestond. Het kweken met de hop is wel niet zo erg moeilijk, maar tegen de stank moet je wel kunnen. Niet tegenstaande is het wel de moeite om er eens aan te geginnen.
Ook bekend als hoppe, hommel, wilde hop, oppe, wilde, wiensel of hoathoep. Deze plant behoort tot de familie der Cannabaceae. Hop is inheems in grote delen van Noord Europa. Ook in ons land groeit deze plant algemeen in lichte bossen en in struweel. De Hopplant heeft wel enkele vraagtekens achter zijn naam staan in verband met de teelt maar is wel een belanrijke plant voor de bierbrouwers. Het centrum van de hopteelt in België is gelegen in de streek rond Poperingen en omstreken.
Het gewas wordt commercieel geteelt in Europa en Chili. Hop is een tweehuizige plant. Dat betekent dat er vrouwelijke en mannelijke planten zijn. De vrouwelijke bloemen vormen de zogenaamde hopbellen en zijn van belang voor de bierbereiding. Het is niet goed als er zaad in de bellen aanwezig is, omdat dit het bier een ongewenste smaak geeft. Daarom bestaat er in België een wettelijke bepaling die het verbiedt om mannelijke planten te telen. België is nl. één van de belangrijkste hopproducenten . In de 1ste eeuw na Christus gebruikten de Romeinen hop als populaire tuinplant en als groente. De jonge scheuten werden als asperges klaargemaakt. Pas in de 9de eeuw ontstonden er grootschalige hopkwekerijen. Duitse monniken begonnen hiermee. In september worden de hopbellen geoogst. Bij het drogen vallen de gele harsklieren van de bloembekleedsels af. Zij bevatten het hopmeel, dat aan het bier wordt toegevoegd. Als artsenij gewas is hop zo mogelijk nog langer in gebruik dan als culinaire plant. Indianen uit Noord Amerika gebruikten het gewas tegen slapeloosheid en tegen de pijn. In Europa werden hopextracten aanbevolen tegen pijn, huidinfecties en geelzucht. Met name, de bloemen zijn goed tegen slapeloosheid.
Humulus lupulus als hopplant:
Hop is een volledig winterharde klimplant, de plant kan uitgroeien tot hoogtes van 10 meter en meer. Ze hebben slingerende stengels met een ruwe beharing en groeien rond stengels en takken van andere planten zoals de veldesdoorn, liguster en de meidoorn. Zoals reeds gezegd zijn er mannelijke en vrouwelijke planten. De bloeitijd is juli - augustus. Mannelijke hop heeft clusters meeldraden als bloemen, vrouwelijke hop vormt schijnaren van stamperbloemen die die hangende trossen "hopbellen" vormen. De kleine vrouwelijke bloemen ziten namelijk verstopt achter schubachtige blaadjes die een dennenappel achtige schijnaar vormen. De schubben worden perkamentachtig als de vruchten rijp zijn. In de winter sterft de plant bovengronds, volledig af.
OOGST:
Snijd de jonge scheuten in de lente. Pluk jonge bladeren naar behoefte op elk gewenst moment. Pluk mannelijke bloemen naar behoefte en de vrouwelijke liefst in de Herfst. Droog ze maar gebruik ze pas een paar maanden later, de smaak is anders niet goed.
ANDER GEBRUIK:
Van het blad wordt bruine verf gemaakt. Hop groeit snel en vormt een weelde aan bladgroen. De plant kan vrij snel lelijke muren bedekken. Dat is echter een erg tijdelijke oplossing omdat hop in de winter zal afsterven.
WAARSCHUWING:
Wees voorzichtig met het aanraken van hop. Het kan huidirritaties en allergie veroorzaken. Het stuifmeel van de mannelijke bloemen is daar de oorzaak van.
GENEESKRACHTIG:
Hop is een opwekkend kruid, is urinedrijvend en is goed tegen pijn en kramp. Uitwendig wordt hop gebruikt tegen huidinfecties, eczeem, herpes en zweren. Hopthee werkt kalmerend, vooral in combinatie met valeriaan. Dezelfde combinatie is goed voor de behandeling van verkoudheden. De thee werkt ook goed tegen spanning, angst en irritatie. Koude hopthee, een uur voor de maaltijd gedronken, is uitstekend voor de spijsvertering.
Onlangs is wetenschappelijk aangetoond dat hopextract de melkproductie van jonge moeders stimuleert. Van gedroogde hopbellen kunt u slaapkussentjes maken. Sprenkel er wat alcohol over heen en u zinkt onmiddellijk weg in een goede slaaptoestand.
De BLAUWE REIGER is niet alleen de grootste, maar ook veruit de bekendste vertegenwoordiger van de echt talrijke familie der reigerachtigen. In de visserskringen is hij vooral bekend onder de naam "visreiger" en heeft hij van oudsher de reputatie een vissersvijand te zijn, waardoor hij in vroegere tijden onverbiddelijk achtervolgd werd. Nochtans is de Blauwe Reiger een nog niet al te zeldzame watervogel die mede het karakter bepaalt van rivierlandschappen en binnenzeeën van ons land.
Deze vogel, bijna zo groot als een ooievaar, die met zijn lange steltpoten en zijn lange, smalle hals alleszins groter lijkt dan hij in werkelijkheid is, zij wegen netto amper 1,5 kgr. Zijn uiterlijk kan zelfs een leek doen denken aan een ooievaar. Zulke vergissing is vooral in de vlucht niet mogelijk, vermits zijn vliegbeeld totaal anders is dan die van de ooievaar. Terwijl de ooievaar met lange, gestrekte hals over grote streken zonder vleugelslagen zweeft, vliegr de Blauwe Reiger met een tussen de schouders getrokkenS-hals met zware en wijde vleugelslagen zich voort beweegt.
De Blauwe Reiger is een waarlijk prachtige vogel, waarbij de zwarte vleugels schril aftekenen tegen het grijsblauwe gevederte. Enkel de wat fellere voorzijde van de hals en kropstreek sieren de zwarte flankverken, die bij oudere vogels sterker, bij jongere zwakker afgetekend zijn. Langs weerszijden van het hoofd vertrekt aan het oog een brede zwarte streep naar de nek, waar twee of drie lange, maar smalle, eveneens diepzwarte veren een neerhangende kuif vormen. De verhoudingsgewijze lange,dolkachtige snavel is geelgrijs tot beenkleurig, terwijl de lange steltpoten bruinachtig gekleurd zijn.
De verspreiding van de Blauwe Reiger strekt zich uit zover hij in stromen of stilstaand water waarborgen vindt voor zijn voedselvoorzieningen. Hier nestelt hij soms met honderd of meer vogels in zogenaamde reigerkolonies, waar de dikwijls omvangrijke reigerhorsten dicht bij elkaar staan, in de kruinen van hoge bomen. Voor zover deze bomen hoog genoeg zijn, staan in elke boom meestal wel meerdere nesten. Hun nesten gebruiken ze jaar nan jaar opnieuw na een grondige schoonmaakbeurt en wat verbouwingswerkjes. Die verbouwingen zijn echt noodzakelijk, omdat de takken die de horst dragen sterk aangevreten worden door de inbijtende zure uitwerpselen van de reigers, zodoende sterven deze takken snel af. Ook het gras enstruikgewas onder de reigerskolonie sterft af door de zure reigerdrek.
Daar een deel van de reigers in augustus de reis naar het zuiden aanvangt, die ze meestal in Zuidelijke richting naar Noord Afrika voeren en het andere deel, meestal de oudere reigers, in september hun aftocht blazen, liggen de woonplaatsen er in de Herfst er maar verlaten bij. In april komen de eerste mannetjes weer terug in hun vertrouwde broedplaatsen aan. Kort nadien begint de paring, d.w.z. dat ze een huwelijk afsluiten voor één jaar. Hun legsel bestaat uit 3 tot 5 blauwgroene eieren die door beide geslachten, vanaf het eerste ei bebroedt worden. De broedduur bedraagt 25 à 28 dagen. Ook bij het grootbrengen van de jongen helpen beide ouders. De jongen worden aanvankelijk uit de krop gevoerd. Later wordt het voedsel op de nestrand uitgebraakt, waarna de jongen dit zelf tot zich nemen. Omdat bij deze voederwijze vele brokken, vooral vis, op de grond terecht komt en er verrot, verspreiden deze, samen met de uitwerpselen, de typische stank van een reigerkolonie. Na 6 à 7 weken zijn de jongen bekwaam om het nest te verlaten.
Daar de Blauwe Reiger, net als de ooievaar en de kraanvogel, "staande" slapen, bezitten zij een speciaal scharnier in de knie, om het dooreen knikken te voorkomen. Dit scharnier sluit automatisch bij de slaaphouding.
De voeding van de Blauwe Reiger bestaat uit kleine vissen, kikkers en waterinsecten. Dat de reiger zich uitsluitend met vis voert, zoals dikwijls wordt beweerd, is helemaal niet waar omdat slecht de jongenuitsluitend met vis gevoerd worden. Buiten de broedtijd houdt de reiger zich meestal op langs de oevers van stromen, waar zij zich voeden met mollen, veldmuizen, sprinkhanen, kevers en andere insecten. Hieruit komen dan de braakballen zoals bij de uilen omdat stoffen zoals haren en vezels niet te verteren zijn.
De Blauwe Reiger werd niet altijd even genadeloos achtervolgd, in tegendeel, in de middeleeuwen, als aan de vorstenhoven en bij de ridders, toen de valkenjacht een hoge bloei kende, werden zij altijd gespaard en beschermd, d.w.z. ze werden wel bejaagd maar zeker niet gedood. Daar de reigerjacht met de slechtvalken of met de kostbare IJsland- of Giervalken bij de ridders en hun dames als één van de voornaamste, zoniet de verrukkelijkste jachtsoort betrof, temeer daar het luchtgevecht tussen valken en de zich verwerende reigers een opwindend en spannend schouwspel was. Hoe hoog men de reigersjacht toen schatte bewijst het feit dat men de "gevalkte" d.w.z. naar de grond gedwongen reiger, voor zover hij niet ernstig gekwetst was, men hem toen niet doodde en hem terug de vrijheid schonk. Voor hun vrijlating werden ze wel geringd met een wapenring, dit in de hoop om hem nog een tweede keer te kunnen bejagen.
Pas als de valkenjacht niet meer uitgeoefend werd en de kloosters met viskweek en zelfs met vijverhandel begonnen, kreeg de reiger zijn reputatie van visvijand. Toen zijn vele reigerkolonies door het voortdurend afschieten van de jonge reigers vernietigd geworden. Na de nieuwe jachtwet van 1 april 1968 (Duitsland) werd de bekampingsmaatregel zover doorgevoerd, dat noch bij het broeden en grootbrengen, noch de vlugge reigers in hun territorium mochten afgeschoten worden. Hij behoord nu bij ons tot de door de wet beschermde vogels.
De hiena volgende tekst is een creatie van de alom gekende kanariespecialist:
Dhr. Wout van Gilswaarvoor onze dank.
Indien u nog andere vragen hebt over het HOUDEN - KWEKEN en VERZORGENvan uw vogels, ook voor aankondigingen van uw clubactiviteiten, kan u altijd terecht op de web-site van Wout;
Zoals hierboven reeds aangehaald; Geef de Keizer, wat de Keizer toekomt. Hiermee bedoel ik dan, dat ik zeker niet onder de vleugels ga schieten van de man die zich voor 200 % inzet voor de vogelliefhebberij in 't algemeen en de kanariekweek in 't bijzonder. Inderdaad, ik heb het hier over BOU -AOB keurmeester Wout van Gils.
Persoonlijk weet ik maar al te goed hoeveel tijd er aan te pas komt om een degelijk en betrouwbaar artikel te schrijven, een diepgang die door velen niet naar waarde wordt geschat. Behoudens de voorbereidende tijd die sluipt in het opzoekingswerk en de waarheidscontrole die hieraan te pas komt, moet men ook de gave hebben meegekregen om uw bevindingen op een degelijke en ( voor iedereen) verstaanbare manier over te brengen naar de liefhebbers toe. Al deze eigenschappen zijn overvloedig aanwezig in de persoon van Wout van Gils uit Hamont-Achel. Daarom ook zal ik zeker niet overgaan tot een letterlijke overname van zijn artikels, het zou afbreuk doen aan zijn verdiensten en talent.
Ik zal me dus beperken tot een algemeen overzicht voor wat betreft het artikel "Ziekten bij onze vogels". Wens je echter het ganse artikel eens rustig te lezen, dan kan ik u ten stelligste aanraden om eens een bezoekje te brengen aan de web-site van Wout.: http://users.skynet.be/woutvgils/
Al uw vragen krijgen een vakkundige oplossing, zelfs tot in de kleinste details. Ben je uiteindelijk nog niet voldaan, dan kan u nog altijd contact opnemen met Wout, via zijn site. Hij is steeds bereidt om voor eventuele bijkomende vragen, een deskundige uitleg te verschaffen.
SAMENVATTING "ZIEKTEN BIJ ONZE VOGELS"
Wanneer we het hebben over ziektes moeten we steeds in gedachten houden dat PREVENTIE aan de basis moet liggen bij het houden en verzorgen van onze vogels. Krijgen wij toch te maken met ziekteverschijnselen, ga dan zeker nooit ondoordacht te werk met het toedienen van medicatie. Ben je nog leek in het vaststellen van diagnoses en het toedienen van de juiste medicijnen, doe dan zeker een beroep op een erkend dierenarts. Verwaarloos je echter deze raad dan kan dit leiden tot 60 à 70 % sterfgevallen bij uw bestand, erger nog, Al de overlevenden zijn nu wel drager geworden van bewuste ziekte en zullen hun eieren en de eventuele jongen besmetten. Dit kan in vele gevallen de oorzaak zijn van een mislukt kweekseizoen. Denk maar eens aan de BLAUWE STIP, het probleem dat de laatste jaren bij veel liefhebbers de kop opsteekt, dit is haast zeker het gevolg een ondeskundige behandeling. Voor de streek rond Heusden-Zolder kunnen we Dierenarts Pluimers aanbevelen in geval van nood.
PREVENTIE - VOORKOMING van INFECTIEZIEKTEN:
De preventie begint reeds bij de aankoop van nieuwe vogels, en is zeker ook van toepassing bij uw eigen bestand. Een goed vogelliefhebber zal dagelijks zijn vogels goed observeren. Zodoende kan je al heel snel en tijdig ingrijpen indien er wat mis loopt. We zullen er op letten dat de vogel, die op een stok zit, er rustig bij zit, wanneer de vogel bij het ademhalen, de staart gelijktijdig op en neer wipt is dit zeker geen goed voorteken, deze vogel heeft een infectie van de luchtwegen. Blaas deze vogel maar eens op en bekijk de onderbuik maar eens, of hou de vogel eens aan het oor, u kan de schade dan duidelijk horen door het piepen van de ademhaling. Zulke vogels zijn dringend aan een degelijke verzorging toe. Ook de helderheid van de ogen verraden erg veel over de conditie van de vogel. Bij vogels met recessief wit factor zijn tranende ogen en erg blauw geworden hoorndelen een vaag teken aan de wand en een opvallend teken dat de vogel iets mankeert.
Wat doen we met zieke vogels? Zonder de zieke vogel af van de rest of plaats hem in een ziekenkooi.- Leg op de bodem een stuk krantenpapier of een plaatje om de uitwerpselen op te vangen voor controle. Zijn deze normaal? - te groen van kleur - te wit of te waterig, hier kan je al een eerste conclusie uit trekken. Noteer duidelijk alle afwijkingen vooraleer je een veearts of een ervaren liefhebber raadpleegt. Zowel de veearts als uzelf kan er wat uit leren. Doe dezelfde handelingen, zoals hierboven omschreven ook altijd wanneer u een vogel gaat kopen of ruilen.
Enkele grondregels ter voorkoming van zieke vogels: Zoals men steeds zegt: "Voorkomen is beter dan genezen", dit is zeker vantoepassing in de vogelliefhebberij. Hier verwijzen wij in de eerste plaats naar de juiste voeding en de correcte verzorging op hygiënisch vlak, hierover bestaat er een overvloed aan artikels die aangeven hoe het moet. Iedere vogelliefhebber zou toch moeten weten hoe hij hiermee moet omgaan. De eerste problemen ter voorkoming van ziekten zijn hiermee al overwonnen. De voornaamste vogelziekten behoren tot de groep der infectie ziekten. Dit zijn besmettingen door microscopisch kleine diertjes o.a. bacteriën, virussen en eencellige schimmels. Hiertegen gebruikt men in hoofdzaal de zogenaamde antibiotica.
Let op bij aankoop van nieuwe vogelsen plaats de aangekochte vogels altijd enkele weken in de zogenaamde Quarantaine, hou in deze periode de vogel goed in de gaten en let erop of ze alles wel eten en/of drinken. Hou de stand van de ogen in 't oog en de bewegingen van de staart. Na zowat 2 weken kan de vogel bij de rest geplaatst worden, indien alles normaal verloopt natuurlijk. Let vooral ook op vogels die van een tentoonstelling komen, zij zijn nl. onderhevig geweest aan de drukke, de temperatuur, andere voeding, kortom, tijdens deze periode gebeurt er van alles zodat de vogels die nog niet goed in conditie, zijn vrij snel aan stress onderhevig zullen worden. Stress is een Engels woord dat leterlijk vertaald, spanning, druk, en overbelasting betekend. Het is in feite een toestand waarbij fysisch en fysiologisch uiterst veel gevraagd wordt van de vogel en waardoor het natuurlijk afweermechanisme verminderd kan worden en dus sneller infecties kan oplopen.
Ook een gevaarlijke periode is de kweektijd, zowel de broedtijd als de periode dat er jongen zijn, jonge vogels hebben nog niet voldoende weerstandskracht en hebben nog geen immunisaties gevormd tegen verschillende infectieziekten. Het zal ook wel duidelijk zijn dat ook de rui een gevaarlijke periode is voor het oplopen van infecties en/of andere ziekten. Heel wat problemen kunnen voorkomen worden door orde en hygiënische netheid in uw vogelverblijf en hier denken we zeker aan een degelijke en regelmatige ontsmetting.
In een volgende aflevering gaan we het achtereenvolgens hebben over:
Ziekten veroorzaakt door VIRUSSEN, - door BACTERIËN - door PROTOZOA - door SCHIMMELZIEKTEN, en tot slot een korte samenvatting over enkele bestrijdingsmiddelen.
De Zwarte Mees is een fraai 12 cm groot vogeltje. De hoofdkleuren zijn zwart,olijfbruin en vuilwit. Deze kleuren zijn als volgt verdeeld, de onderzijde is witachtig en de flanken zijn meer isabelkleurig. De bovenzijde is olijfbruin tot bruinachtig grijs. In de vleugels bemerken we een dubbele witte vleugelstreep. De wangen zijn vuilwit. Onder het bekje zien we een zwarte bef die uitloopt tot op de bovenborst. De kruin is eveneens zwart en dit zwart loopt uit tot achter de oren. In de nek hebben ze een witte nekvlek. De Zwarte Mees is de enige mees met een witte nekvlek. De geslachten zijn gelijk, alhoewel het mannetje een beetje groter lijkt en we soms de vorm van een minuscuul kuifje kunnen onderscheiden.
Juveniele exemplaren hebben een geelachtige nekvlek, wangen en onderdelen. Op het eerste zicht zijnze te verwarren met de koolmezen (Parus m. major) maar ze zijn veel kleiner (3 cm) en deze laatste hebben geen witte nekvlek en een zwarte overlangse boord over de buik. Ook is de Zwarte Mees veel schuwer dan de Koolmees.
VOORKOMEN:
In België en Nederlandis de Zwarte Mees een vrij talrijke broedvogel. Volgens de Atlas van Lippens en Wille zouden er respectievelijk zo'n 34 en 30.000paren broeden in onze streken. De Zwarte Mees komt zowat in gans Europa voor, er zijnzelfs 7 ondersoorten bekend. Alleen in het uiterste Noorden van Europa ontbreken ze wel. De in België geboren exemplaren zijn gedeeltelijk trekvogels en standvogels. De grootst bekende afstand van een in België geringde mees bedraagt 480 km. De vogel werd in Zuid-West Frankrijk terug bemachtigd. Ook komen "vreemde" exemplaren hier in ons land overwinteren, soms kunnen deze trekbewegingen van buitenlandse Zwarte Mezen een invasieachtig karakter aannemen. Dit gebeurde al eens in de jaren 1957-1958. In het najaar bij ons weggetrokken mezen komen naar ons land terug in april-mei. Deze voorjaarstrek valt weinig of niet op.
BIOTOOP:
Het biotoop van de Zwarte Mezen is vooral in en rond naaldhout gelegen. Dat neemt niet weg dat ze niet in loofbossen kunnen broeden. Men zal ze er eerder aantreffen indien de andere soorten mezen er ontbreken. Ook op trek en tijdens de wintermaanden verwijderen ze zich gewoonlijk verder van naaldhout dan anders het geval is.
GELUID:
De Zwarte Mees laat een heldere ijle "tjie" roep horen. Bij alarm een schellend "Tsji-tsjitsji-tsjij". Verder een hoog "sissississi". De zang is ritmisch een herhaald "sietu-sietu". Hetwordt echter sneller en minder snel dan van de Koolmees voorgedragen.
VOEDSEL:
Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit insecten, hun eieren en hun larven. Ook eten ze zaden van de naaldbomen.
PARINGSGEDRAG:
Men heeft van deze vogels 2 soorten "balts" waargenomen. Een eerste manier bestaat uit een heen en weer paraderen met opgestoken staart, uitgezette veren en hangende vleugels door het mannetje. De tweede manier wordt ook door het mannetje uitgevoerd en gebeurt door met uitgespreide staart en klapperende vleugels voorover te buigen voor het wijfje.
NEST:
Hun nest bouwen de Zwarte Mezen op zeer uiteenlopende plaatsen. Ze bouwen in natuurlijke boomholten, knoestgaten, spechtenholen, muurgaten en rotsspleten, ook wel in muizengangen en konijnenpijpen en natuurlijk ook in de aangebrachtte nestkastjes. Hun Nest bestaat uit een dikke laag mos als onderlaag en daarin maken ze een kuiltje dat verstevigd wordt met spinrag en dierenhaar. Dit kuiltje wordt dan gevoerd met plantenpluis, konijnenwol en veertjes die meestal een donkere kleur hebben. Dit kunstwerk wordt door het wijfje alleen geconstrueerd.
EIEREN en BROEDDUUR:
De eieren van de Zwarte Mees zijn wit met fijne rode tot bruinroodachtige stippeltjes op de gladde glanzende schaal. Deze stippeltjes zijn vaak rond de stompe pool van het ei geconcentreed. De gemiddelde grootte van één ei bedraagt 14,8 X 11,6 mm. Eenvolledig legsel bestaat uit meestal 8 eieren en per jaar zijn er een tweetal legsels. Alleen het wijfje broedt en dit gedurende 14 à 18 dagen. De jongen komen vrijwel naakt uit het ei en zijn dus nestblijvers. De binnenzijde van de bek is geel tot oranjeachtig en de snavelranden zijn lichtgeel. Later krijgen ze grijze dons. Na 7 à 8 dagen gaan de ogen open. Beide ouders verzorgen de jongen die na een periode van 16 à 19 dagen het nest verlaten. Broedende wijfjes kunnen zeer "zitvast" zijn op hun eieren en beginnen te sissen als men in de buurt van het nest of nestkast ter controle komt. Twee weken na het verlaten van het nest zijn de jongen zelfstandig en leiden ze hun eigen leven.
Voortdurend wordt er gesproken en geschreven over grit voor onze vogels. Over 't algemeen bestaan hier echter tal van misverstanden over, alhoewel, 't is te bezien van welk standpunt u het bekijkt.
GRIT:
Grit is al onheuglijk lang in gebruik als aanvulling van de voeding van de vogels, vooral bij graan en zaadetende exemplaren. Dit betreft bv. kippen, duiven, papegaaiachtigen en de kleine zaadetertjes. De rede hiervan is, dat mengsels van de zaden en granen steeds een tekort aan calcium bevatten t.o.s. van fosfor. Calcium en fosfor moeten steeds in de goede verhouding in de voeding aanwezig zijn om vervolgens te worden omgezet en ingebouwd in o.a. de botten en de eieren.Bij een overmaat aan fosfor in de voeding wordt het calcium die in de vogel aanwezig is onttrokken aan de weefsels en ontstaat er een calcium tekort. Grit is de feitelijke benaming van gemalen schelpen die voor een belangrijk deel calcium bevatten. Grit bevat meer calcium dan fosfor en hiermee wordt de voedingsfout van de zaden/granen gecompenseerd. Grit moet altijd apart worden verstrekt zodat de vogels er kunnen van nemen naar eigen behoefte. De laatste jaren wordt dit fenomeen bij wilde vogels waargenomen omdat er, als gevolg van de zure regen een kalk tekort blijkt te ontstaan. Met name in de kweekperiode profiteren de wilde vogels van de schelpenpaden die in de bossen zijn aangelegd. De eikwaliteit is in dergelijke bossenbeter dan in de bossen zonder extra kalkvoorziening Het gaat hierbij ook om de insecteneters die met name in de kweekperiode een aanvulling van calcium nodig hebben.
MAAGKIEZEL:
Naast grit hebben zaad/graanetende vogels scherp maagkiezel nodig.Deze maagkiezel vervult geen rol als aanvulling op de voeding maar is van belang voor het functioneren van de spiermaag.Zaad/graaneters slikken de voeding als geheel door waarbij de zaden/granen in de spiermaag vermalen moeten worden. Essentieel hiervoor is scherp gebroken kiezel. De maag vermaalt hiermee voortdurend de maaginhoud. Door de kiezel wordt de spierwand gestimuleerdd om te male. Soms is het geluid van de malende steentjes te horen en wordt het wel verward met afwijkend ademhalingsgeluid. Bij pluimvee is bekend dat deze scherpe kiezel 2 - 3 weken in de maag blijft en als de kiezel is afgesleten, via de ontlasting naar buiten komt. De scherpe steentjes blijven in de maag achter. Bij een overmaat van scherpe kiezel kunnen scherpe steentjes passeren en darmbeschadigingen veroorzaken en met name ook bloedingen in de cloaca.
Maagkiezel heeft dus verder niets te maken met grit Het is een totaal ander product met een totaal andere functie. Er kan wel gesteld worden dat maagkiezel een hulpmiddel is om grit te vermalen zodat het beter door de vogel kan worden opgenomen. Het is in mijn ogen verbazingwekkend dat er behalve grit en maagkiezel bijna altijd ook andere toevoegingen worden verstrekt. Met name:
De bekende ROODSTEEN en HOUTSKOOL:
Deze elementen zijn in vele hokken terug te vinden Roodsteen is in feite geen steen maar een soort verzamelnaam voor gemalen bakstenen, bloempotten en dakpannen. Roodsteen en zeker de houtskool nemen stoffen in de darm op en deze stoffen verdwijnen vervolgens met de ontlasting naar buiten. Hetzelfde effect als bij Norit dat gebruikt wordt bij darmstoornissen/ diarree. Dat hierbij niet alleen wordt voorkomen dat eventuele schadelijke stoffen, vanuit de darm, door de vogel worden opgenomen ligt voor de hand. Ook belangrijke voedingsstoffen kunnen op deze manier met de ontlasting verdwijnen. Dat roodsteen en houtskool hierdoor een oorzaak kunnen zijn van voedings tekorten is dan ook een voor de hand liggende conclusie. Voor mij is het veelzeggend genoeg dat bij pluimvee over de hele wereld wel wordt geadviseerd om grit en maagkiezel te verstrekken maar dat houtskool en gemalen bakstenen nooit worden aangeraden.Het feit dat vogels in bepaalde periodes veel roodsteen of houtskool opnemen is zeker geen argument dat het dan wel goed voor de vogels zal zijn. Er zijn tal van voorbeelden dat ook vogels ongezonde en zelfs dodelijke zaken opeet.
Tekst van: Dokter J. Hooimeyers, Vogelkliniek - Meppel
Zopas kregen wij de laattijdige mededeling van het overlijden van de echtgenote van de ex-Nationaal voorzitter van KBOF, Dhr Jan Bleyen. 12 Jaar heeft Jan de KBOF in goede banen geleid. Vorig jaar gaf hij de fakkel over aan Jaak Aerts.
De Limburgse clubs stellen zich dan ook terecht de vraag waarom zij niet op de hoogte werden gebracht door het bestuur van de Limburgse KBOFafdeling. Heel wat clubs zijn dan ook verbolgen dat zij dit droeve nieuws hebben moeten vernemen van buitenstaanders en dan nog uit een andere Provincie. Natuurlijk is dit een privéaangelegenheid voor de Familie Bleyen en daar hebben wij alle begrip voor.
Dat KBOF-Limburg de clubs over deze gebeurtenis niet heeft ingelicht, is zoals reeds gezegd niet in goede aarde gevallen. Een kleine moeite zou geweest zijn om iedere club een mailtje te zenden met de mededeling. Velen onder ons hadden Jan en zijn familie een rouwbeklag willen overmaken als blijk van medeleven in het verlies van hun dierbare. De menselijkheid in deze wereld is alweer eens bewezen en is erg ver te zoeken. Waarom mogen de clubs hun medeleven niet betuigen aan hun oud voorzitter en zijn familie.
In naam van vele clubs en liefhebbers wensen wij Jan en zijn familie dan ook, via deze weg, veel sterkte toe in het verwerkingsproces bij het verlies van hun echtgenote en moeder.
Spijtig dat het bestuur van de KBOF-afdeling Limburg hier niet de nodige aandacht heeft aan geschonken. Er zullen wel andere redenen voorrang hebben gekregen zeker. Wij zijn tenslotte toch maar de gewone liefhebbertjes. Dit wil echter nog niet zeggen dat wij minder sociaal voelend zijn dan zij die het voorbeeld ZOUDEN moeten geven.
Ik ben Theunis Julien, en gebruik soms ook wel de schuilnaam TJip.
Ik ben een man en woon in Mijngebied - Beringen (Belgisch Limburg) en mijn beroep is Typograaf - Drukker .
Ik ben geboren op 24/08/1939 en ben nu dus 85 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Ornithologie - Fotografie - Fauna en Flora - Verslaggeving - Interviews - Fotosessies.
Ben vooral bekend om mijn "Scherpe pen" - Sommige artikels laten een wrange nasmaak achter bij nogal wat indi