Daarnet zijn we aangekomen in Karamea aan de Westkust van het Zuidereiland, het eindpunt van de Heaphy Track die we ondernamen in het gezelschap van John, onze gids, en Kiochi, een Japanse toerist. Er zou nog een vierde persoon meegaan, maar die haakte af. We verbleven de nacht voordien in Takaka, de woonplaats van John aan de noordwestkust van het Zuidereiland en vertrokken vandaar met een shuttlebus langs Collingwood naar het beginpunt van de Heaphy Track, bij Browns Hut. Daarvoor moest dit busje langs hobbelige wegen, door verschillende beken waden, om tenslotte op een stofferige parking te eindigen. Daar hesen we elk onze rugzak op onze rug en zetten met frisse moed de tocht in. Je hebt wellicht het programma gelezen op de internetsite die we al hebben opgegeven. Vier nachten hebben we in een hut overnacht, soms samen met andere snurkers, soms enkel met ons gevieren. Voor het eten zorgde gelukkig John. Andere trekkers nemen dat nog zelf mee samen met lichte potjes en pannetjes. Meestal is het wel lichtgewichtkost wat ze dan meenemen : muesli voor `s morgens, gedroogde maaltijden voor `s avonds en crackers en andere snacks voor `s middags. Voor ons was het betere kost dank zij een ingenieus systeem dat John toepaste : aan elke hut had hij een koffer waarin hij voorraad bewaarde. Die doos van pandora ging hij dan `s avonds openen om een maaltijd te bereiden, en om er de toespijs voor het ontbijt en de picknick voor `s middags te gaan uit halen. We moesten enkel ons plastic gerei zelf meedragen en elk een brood, maar dat minderde uiteraard gaandeweg. De Heaphy Track is in totaal een kleine 80 km lang. Het is een pad dat doorheen de bergen van het woud aan de noordkust van het zuidereiland leidt naar het subtropisch regenwoud aan de westkust. De maori, de oorspronkelijke bewoners, trokken langs een qnder trace, dat de kust dichter volgde, maar dat nog lastiger was. Charles Heaphy, een Britse kolonisator, leerde dat pad van hen kennen en de Britten namen het ook in gebruik om van Nelson te trekken naar de goud- en kolenmijnen aan de westkust. Aangezien het pad te lastig was voor paarden, ontwikkelde John Mc Cae, een andere Brit, een ander trace, en dat is genoemd naar een rivier die de naam van zijn voorganger draagt (en die we ook tweemaal dwarsten over een swing bridge). Een van de hutten is wel naar Mc Cae genoemd.
Vanmorgen na ons vertrek uit het motel aan Lewis Pass hadden we nog een drietal uur rijden voor de boeg tot we in Nelson kwamen. Dit is de stad met het meeste zonneuren van heel Nieuw-Zeeland. Vandaag echter niet : in de regen stapten we naar een eetgelegenheid deze middag. Nelson is wel een mooi aangelegde havenbuurt rijk. Omstreeks 1830 en de volgende decennia kwamen hier heel wat Britse emigranten aan, op zoek naar geluk. De havenbuurt herinnert hier nog aan door een mooi monument dat zelfs alle namen van deze inwijkelingen van de eerste generatie vermeldt. We aten in een restaurantje in een houten gebouwtje dat ooit van een scheepswerf was. Lekker, en een mooi uitzicht ondertussen. Nadien brachten we de huurauto naar de verhuurfirma bij de luchthaven. Even later werden we daar opgehaald door John van Kahurangi Walks die ons en een Japanner met zijn minibusje naar de Golden Bay bracht, naar het dorp Takaka, waar hij woont. We moesten over een hoge heuvel, met de langste helling van heel Nieuw-Zeeland : Marble Mount. Hier liggen grote rotsen marmer gezaaid, ombruikbaar echter voor exploitatie wegens de hardheid en de kleur. Nu zijn we in Takaka in een backpackers. Morgenochtend vertrekken we voor een vijfdaagse trektocht te voet langs het Heaphy Track, onder begeleiding van John. Tot donderdag vind je dus geen nieuws meer op onze blog wegens geen internet onderweg. Maar we beloven je nadien een uitgebreid verslag. Wil je ons toch volgen, kijk op Google, en voer daar in Kahurangi Walks ; klik dan op Heaphy Track en je vindt ons programma voor de komende dagen.
In onze `backpackers` aan Lake Tekapo hadden we bij het ontbijt een bevreemdende ontmoeting. Je moet hier zelf voor je ontbijt zorgen en daarvoor is er een gemeenschappelijke keuken. Terwijl wij ons brood belegden, was een moeder voor drie kinderen (tussen 4 en 8 jaar) ontbijtgranen aan het klaar maken. De kinderen keken TV. Toen ze aan tafel kwamen, begon een van hen te wenen : `Ik wil naar school o; mijn tas met mijn spullen`. Vader kwam de keuken binnen en we begonnen een gesprek. Het was een familie uit Christchurch, wiens huis getroffen was door de aardbeving en die in de streek van Tekapo bij een vriend kwamen logeren voor een tijdje. In een door de aarbeving getroffen huis is niet alleen onmogelijk omdat dak en muren beschadigd zijn ; er is ook geen elektriciteit, lopend water, en geen afvoerleiding werkt nog. Moeder slqqgde erin haar dochtertje te troosten met de belofte dat ze zo snel mogelijk naar de school zouden gaan kijken om haar lievelingsspullen. Hoe lang ze daar zouden moesten blijven bij hun vriend, wisten ze zelf echter nog niet, zeiden ze ons. Wat konden we anders dan ze veel moed wensen ? Vrijdag was er, zoals ze in de Tour de France zeggen, een tussenetappe. We moesten immers van in de onderste helft van het zuidereiland in het noorden ervan raken. Toen we rond 9 u vertrokken aan Lake Tekapo, was het wel bewolkt, maar droog. Even verder raakten we in de motregen. We moesten een hele rij heuvels over, maar van het landschap konden we niet zo veel genieten ; het was opgehouden met zachtjes regenen. Je begrijpt het al : een grijs wolkendek en felle regen. Voorbij Geraldine raakten we in de Canterbury plains, de grote vlakte aan de oostkant van het zuidereiland. Ook daar hield het niet op met regenen. Dat gaf echter minder, want landschappelijk heeft deze streek niet zoveel te bieden. Naarmate we Christchurch naderden, werd het verkeer drukker. We moesten een wijde boog rond de stad maken, langs de luchthaven, om de weg naar het noorden te bereiken. We bleven dus zo`n 20 van het door de qqrdbeving zwaar getroffen stadscentrum. Langs de weg waar wij reden, was van schade niets te merken, behalve een tweetal huizen die aan een hoek van het pannendak schade hadden. Het stadscentrum zelf is naar we in de krant lezen, `no go zone` en de avondklok is er om veiligheidsredenen zelfs ingesteld. We kwamen weer voorbij een streek met veel wijngaarden, en de regen hield op. Gelukkig, want nu doken we weer de heuvels en verder de bergen in. De Alps strekken zich werkelijk over heel dit eiland uit. We hadden geboekt in een motel. Niet de eerste keer, dus wisten we wat we mochten verlangen : een ruime kamer met badkamer en alles erop en eraan tot zelfs een terrasje toe. Ook hier noet je voor ontbijt zelf zorgen, maar daarvoor heb je een eigen keukenhoek in je kamer. Prima dus en voor een schappelijke prijs. Dit keer was ons motel echter... op een boerderij. In een houten gebouw waren drie prachtige verblijven ingericht, met een oninneembaar zicht. De vriendelijke boerin stelde ons zelfs van alles ter beschikking zonder een dollar vergoeding te aanvaarden : boter, brood, eieren. Met wat we zelf nog bij ons hadden, maakte Mia een heerlijk avondmaal. Zo hoefden we dat halfuur naar het dichtste dorp niet meer te rijden. De hoeve was gelegen op Lewis Pass, halverwege tussen Christchurch en Nelson. Na ons ontbijt namen we afscheid. Mia heeft al een verrassing voor de gulle gastvrouw in petto : bij Carol en Maurice liggen nog enkele kantwerkjes en daarvan stuurt zij er beslist een op.
Vanmorgen ontbeten we op het balkon van onze kamer, met zicht op wijngaarden en heuvels. We zijn niet elke dag even chique gelogeerd, dus wilden we er wel eens van profiteren. Jammer genoeg was het aan de frisse kant zodat we de laatste koffie binnen uitslurpten. Gaandeweg kwam de zon er vandaag wel weer volledig door, en het werd een warme zomerdag. We profiteerden ervan om vanuit Cromwell eerst langs een langgerekt stuwmeer in een erg mooi dal naar Alexandra te rijden. Die route was ons aanbevolen door de schoonzoon van Carol. Het loonde de moeite, al moesten we langs dezelfde weg terugkeren. Nadien reden we door een alweer vaak wisselend landschap noordwaarts, richting Omarama. Dit was een verlaten streek. Kilometers kon je rijden zonder een spoor van bewoning tegen te komen. Lindis Valley is erg mooi maar woest. Een eerder guur landschap hier. In Omarama begint de streek waar veel merinoschapen worden gekweekt. Via Twizel bereikten we dan Mount Cook, zo`n goede 3.000 m hoog en daarmee de hoogste berg van het land. We zijn hier aan het eind van de zomer en er lag nog een pak sneeuw op de berg, waarvan de naam herinnert aan de bekende Britse zeevaarder en ontdekkingsreiziger. Nu eens stak de spits in een dunne wolkensliert, dan weer in een dikke wolkenmantel ; een zeldzame keer zagen we hem helemaal. Om maar te zeggen dat zelfs het observeren van de wolken hier avontuurlijk is. Onze tocht eindigden we vandaag in Lake Tekapo, een schilderachtig gelegen meer temidden kale heuvels waar schapen worden gekweekt. Aan het meer staat de kapel van de Goede Herder. Achter het altaar zit in de muur van dit kerkje een groot raam, zodat de gelovigen een zicht hebben op meer en heuvels. Vanuit onze kamer geen speciaal zicht dit keer. Je kan niet elke dag voor een prikje even veel geluk hebben. Maar tijdens onze avondwandeling genoten we van het bijzondere licht op de heuvels, die vaak purperachtig glansden.
Daarnet zijn we aangekomen in Cromwell, een stad in de streek Otago, ten oosten van de South Alps die we vandaag dus hebben doorkruist van west naar oost. Vanmorgen scheen de zon, niet altijd sterk genoeg nog om de wolken van rond de bergspitsen te verjagen, mar eens te meer gaf de voortdurend wisselende lucht alles een vreemd en mooi zicht. We reden over de Haast Pass, ongeveer 700 m hoog, door de `gorge` van de Hast-rivier. Voorbij de bergspitsen kwamenwe dan in een streek met enorme meren met helblauw water. Vreemd genoeg is er weinig bewoning rond. We wendden de steven naar Queenstown, een stad waar je allerlei activiteiten kunt doen, van rustig (per boot op het meer varen) tot erg avontuurlijk (parachutesprong, benjisprong, e.d.) We lieten het allemaal aan ons voorbij gaan teneinde onze portemonnee te ontzien want het minste dat je van Queenstown kan zeggen : het is exclusief. Je moet de stad wel bereiken door een enorm mooi en gevarieerd rivierdal, omgeven door hoge heuvels en... wijngaarden. De eerste, maar niet de laatste die we hier zagen.
Vanmorgen zagen we een landschap dat als scene zou kunnen gediend hebben voor de film `In de ban van de ring` : een gletsjerlandschap, temidden mistige heuvels. We gingen immers wandelen naar Franz Josef Gletsjer, bij het gelijknamige dorp in Westland. Gisterenavond en vannacht had het fel geregend en nu waren de heuvels gehuld in wolkenslierten, die eraan herinneren dat de maori`s Nieuw Zeeland `het land van de lange witte wolk` noemden. We wandelden eerst door een regenwoud, waar een wandelpad doorheen was aangelegd, anders is het niet toegankelijk wegens dichte begroeiing en moerasgrond. Daarna kwam een breed dal, ooit gevormd door de gletsjer ; nu stroomt er een wilde rivier doorheen die rotsblokken en stenen meesleurde en van het dal een soort maanlandschap maakte. Uiteindelijk, na 45 min., kwamen we bij de top van de gletsjer. Indrukwekkend, hoewel ook hier de opwarming van de aarde zich laat zien. Aangezien het nadien weer ging regenen, gingen we ons opwarmen in Glacier hot pools in Franz Josef. Ondertussen moet de aardbeving in Christchurch hebben plaatsgevonden. We hoorden ervan rond 14 u. toen we gingen eten. De mensen waren bezorgd want heel wat hebben familie en vrienden daar. Het kan snel dramatisch gaan ; we vertelden zondag nog hoe goed de stad zich had hersteld van de vorige aardbeving in het najaar, en het is alweer zover. Nieuw-Zeeland ligt op een seismische breuk en dat laat zich regelmatig voelen. Blijkbaar rijzen de South Alps, waar we morgen door rijden, nog elke eeuw 2 cm hoger. Vanavond verblijven we in een hut op een camping aan de westkust bij Haast. Ook deze streek is het eind van een gletsjerdal en het is een bijzondere kust, blijkbaar ingeschreven als werelderfgoed.
Vanmorgen reisden we met de TranzAlpine trein van Christchurch naar Greymouth. Deze tocht hoort tot de mooiste treinreizen ter wereld, volgens de boekjes. Dat is ook zo, maar dan wel voor de eerste helft. Eerst doorkruist de trein de Canterbury Plain, lang geleden ontstaan uit sedimenten van de gletsjers uit de Zuideralpen. Dit is nu een vruchtbaar landbouwgebied waar o.a. graan wordt verbouwd. Vervolgens begint de trein zijn klim, de Alpen in, en tot Arthur`s Pass is het schouwspel herhaaldelijk verbluffend. Jammer genoeg lukt fotograferen door de ramen van een druk bezette trein niet te best. Je kan ook gebruik maken van een open wagon in het midden van de trein. Daar is het natuurlijk ook drummen geblazen. En als de beide diesellokomotieven herhaaldelijk de trein door een tunnel trekken, word je omgeven door een verpestende rook. Dus maar verder genieten van het schouwspel zonder fotografie, en proberen, de beelden in je geheugen op te slaan. Na een treinreis van ruim 4 uur kom je aan in Greymouth, aan de westkust van het Zuidereiland. Dit is een ietwat sombere haven- en mijnstad. Vorig jaar deed de grote mijnramp zich in deze buurt voor. In Greymouth konden we in het station onze huurwagen ophalen. Verrassing : hoewel via internet tijdig een auto met handbediende versnellingen was gevraagd, stond er een automaat klaar, een Hyundai Getz ; een alternatief was er niet. Dus vlug even wat rijinstructies gekregen, en op weg, dank zij een klacht van Mia met een gratis wegenatlas. Ten zuiden van Greymouth slingerde de weg zich langs de kust van de Tasmaanse Zee. Er zijn hier bitter weinig gemeenten. Het hele gebied is dun bevolkt. Via verschillende natuurreservaten tussen de Alpen en de kust reden we verder, onderweg verbaasd kijkend naar de exotische plantengroei, erg dicht en gevarieerd. Jammer genoeg is er weinig parking voor fotografen. En automobilisten die graag de maximum toegelaten snelheid van 100 km/u halen, zitten dan in de kofferbak van je auto te duwen. Dit is het gebied van het subtropisch regenwoud. Spoedig deed dit zijn naam alle eer aan, want rond 16 u. openden zich de hemelsluizen. We hielden dus halt in Franz Josef, vlakbij de Mount Cook en zijn gletsjers, maar door de laaghangende wolken is er niet veel van te zien nu.
Vanmorgen zijn we zoals gepland vertrokken bij Carol en Maurice, dankbaar om hun gulle gastvrijheid waarvan we drie dagen lang mochten genieten. Ze stuurden ons zelfs op weg met een invitatie om op het einde van onze rondreis door Nieuw-Zeeland terug langs te komen. Blijkbaar zijn alweer een paar ontmoetingen geregeld. De shuttle bracht ons naar Auckland Airport, waar we de binnenlandse vlucht naar Christchurch namen. Die vertrok met een goed half uur vertraging maar dit werd ruimschoots goed gemaakt door de service die guller was dan gewoonlijk op een binnenlandse vlucht. Bij aankomst op Christchurch Airport twijfelden we even of we een taxi naar het stadscentrum zouden nemen om de 15 km tussen luchthaven en stad te overbruggen. Gelukkig opteerden we voor een shuttle. Niet alleen is die goedkoper, je bagage vindt er een betere behandeling en blijkbaar krijg je er in Christchurch een gratis rondrit met commentaar bij. Van dit laatste konden wij het best genieten van alle medereizigers omdat ons verblijf het laatst werd aangedaan. Ons BBH (bakpackershostel) is iets speciaals, want het is ingericht in een voormalige gevangenis, waarvan het interieur grotendeels is bewaard. We logeren in cel 24. Great fun. Christchurch is de grootste stad op het Zuidereiland en een universiteitsstad waar zelfs heel wat jongeren van het Noordereiland komen studeren, want het blijkt hier goedkoper qua verblijf dan in Auckland en Wellington. We hadden hier een afspraak met Mandy (dochter van Carol) en Tom, wiens dochter Amy hier studeert voor verpleegster. Zij is een goede roeister, en behaalde net met haar achtkoppig team goud op de N-Z kampioenschappen in Christchurch. Hiermee hebben ze alvast een selectie op zak voor internationale wedstrijden. Samen dronken we een glas op een terras. Het is hier zonnig maar door de wind wel een stuk frisser dan op het Noordereiland (16 graden). Nadien trokken we alleen op verkenning door Christchurch. De rivier Avon kronkelt zich door een enorm park vooraleer het stadscentrum aan te doen. Hagley Park is fraai bebloemd ; ook de kathedraal en het voorplein ervan waren mooi bebloemd. Van de schade na de recente aardbeving is maar weinig meer te merken. Eigenlijk zagen we dat alleen nog een vleugel van het stadhuis in de steigers stond om baksteenmetselwerk te repareren. Blijkbaar is de manier van bouwen hier wel op seismische verschijnselen berekend. De stad zelf is gelegen op vlak terrein, een uitloper van de vruchtbare Canterbury Plain. De haven wordt van de stad gescheiden door een heuvelrij en zou in een naar de zee toe geopende krater van een oude vulkaan zijn aangelegd als we onze shuttlechauffeur mogen geloven.
Vanmorgen stelden Carol en Maurice ons voor, samen met ons een bezoek te brengen aan de hoeve van hun schoonzoon Tom en dochter Mandy, in de buurt van Matamata, zo`n 100 km van Katikati, waar zij zelf wonen. Zo gezegd, zo gedaan. Maurice hield er flink de vaart in en zo waren we in ongeveer anderhalf uur ter plaatse. We moesten immers een hoge heuvelrij over. Niemand thuis, maar Maurice kende als vroeger veekoopman voldoende zijn weg en toelichting. In feite gaat het om twee vestigingen, de ene ten zuiden en de andere ten noorden van Matamata, beide zo`n 10 km. van elkaar verwijderd. Het gaat om zuivere veeteeltbedrijven. Er is dus geen akkerbouw, zelfs niet om mais te verbouwen. Extra voeder hebben de melkkoeien hier immers niet nodig. Ze blijven het jaar rond in de wei. Rond de hoeve zijn er tientallen hectare weiden, opgedeeld in vakken. Na elke melkbeurt worden de koeien in een ander vak gelaten. Er wordt gewerkt volgens de wijzers van de klok, zodat op elk weidevak het gras intussen opnieuw kan groeien. Hooguit wordt indien nodig wat hooi bijgevoederd. De melkimstallatie en de omgeving waren ongekend zuiver. Zo moet je kwaliteit leveren... Op de ene hoeve, waar Mandy en Tom met hun gezin wonen, is er een hulp. Hier zijn ongeveer 300 melkkoeien. Vooral Jersey en Holstein worden hier gekweekt en soms gekruist met een of ander ras. Op de andere hoeve, met 500 gelijkaardige koeien, is er een bedrijfsvoerder met twee hulpen. Nadien keerden we door de heuvels terug en stopten even aan McLaren`s Fall, waar in de hitte heel wat jongeren verkoeling zochten en van de rotsen in het water sprongen. Morgen nemen we `s ochtends tijdelijk afscheid van Carol en Maurice. De shuttle komt ons ophalen om ons terug te brengen naar Auckland Airport, waar we de vlucht naar Christchurch op het Zuidereiland nemen.
Vandaag reden onze gastheren ons naar Tauranga, een redelijk grote stad aan de Bay of Plenty. Er is een grote haven, waar onder andere hout wordt verscheept naar Taiwan en Korea. Onderweg zagen we dus heel wat trucks met boomstammen. Vrachtwagens van Europese makelij zie je hier trouwens eerder zelden ; je ontmoet veel meer trucks van Japanse en Amerikaanse merken. Tauranga is echter vooral een toeristische stad, met een grote jachthaven en aan de Stille Oceaan zo`n heerlijk fijn zandstrand. Heel wat surfers trotseerden de golven van de Stille Oceaan. Mount Manganui overheerst het strand, een gigantische heuvel aan het einde van een landtong. We maakten een wandeling met Carol op een rotsige hoogte die in zee uitstak en lunchten in de stad, waar er nu summer sales zijn. De dames bleken resistent. Vanavond is er een barbecue bij Carol en Maurice waar zij enkele vrienden op uitnodigden om ons voor te stellen. Het blijkt een gewoonte te zijn in Nieuw-Zeeland dat elk dan iets meebrengt voor de dis. We zorgden voor de aperitiefhapjes. Mia had al verrassing voor elke gast een zelfgemaakt kantwerkje mee. Succes verzekerd : Belgian Lace.
Vandaag zijn we dan aangekomen in Nieuw-Zeeland na een reis van 38 uur, gerekend van onze voordeur te Veurne tot in Katikati aan de voordeur van Carol en Maurice. Hiervan brachten we 24 uur op een vliegtuig door. We legden in totaal ongeveer 20.000 km. af. Gijs bracht ons naar Rijsel, waar we de TGV tot de luchthaven Charles de Gaulle van Parijs namen. Vandaar vertrok de eerste helft van onze vlucht naar Osaka (Japan). Deze luchthaven is aangelegd op een kunstmatig eiland in de baai van Osaka. Groot, maar niet zo mooi. Ze probeerden er gras tussen de taxi- en landingsbanen te zaaien, maar duidelijk zonder veel succes. Een grote brug verbindt de luchthaven met het vasteland. Hier moesten we een 5-tal uur wachten op onze volgende vlucht, nu naar Auckland. Een shuttlebus zette ons af aan de voordeur van Riverdale, de woning van Carol en Maurice. De chauffeur stelde zich op de luchthaven meteen hartelijk voor als Stan. Typisch Nieuw-Zeelands, naar al bleek ; als ze geld gingen wisselen in de bank, had de bankbediende na de verrichting nog tijd voor een babbeltje. Waar vind je dat nog in Belgie ? Vanmorgen was er al meteen bezoek bij Carol en Maurice en maakten we al kennis met Kevin en Robyn, familie die eventjes ten noorden van Wellington woont en toevallig in de streek voorbijkwam. Ze hielden ons bij het afscheid eraan, dat we zeker bij hen langs moeten. Vanmiddag na de lunch gingen we een lekker ijsje eten en wandelen aan het naburige strand. Een ruim privestrand bijna, zo weinig volk was er ondanks het mooie zeer (23 graden vandaag). Mia stak al even haar voeten in de Stille Oceaan.
Langzamerhand beginnen we allerlei spullen samen te leggen die we niet mogen vergeten. Een pakketje apart is voor de 'tramping' (Nieuw-Zeelands Engels voor trektocht) zowat halverwege onze reis langs het Heaphy Track. Dit pad bevindt zich grotendeels in het Abel Tasman National Park in het Noordwesten van het Zuidereiland. Hierbij een kaart van Nieuw-Zeeland. We landen in Auckland, de belangrijkste stad van Nieuw-Zeeland als internationaal handelscentrum. Vandaar reizen we naar Katikati, waar Carol en Maurice wonen, dicht bij de 'Bay of Plenty'. We blijven er drie dagen. Dan gaan we terug naar Auckland om er een binnenlandse vlucht te nemen naar Christchurch. Vandaar gaan we met de Tranz Alpine Express door het gebergte naar Greymouth aan de westkust. Met een huurauto toeren we dan door het land van bergen, gletsjers en meren op het Zuidereiland, naar Nelson. Daar pikt John ons op voor de wandeltocht. Nadien reizen we per bus naar Picton, waar we de ferry nemen naar Wellington, de hoofdstad van Nieuw-Zeeland. Dan zijn we alweer op het Noordereiland. We reizen langs de Oostkust via Napier en het 'Eastland' (de streek van Gisborne) om opnieuw terecht te komen in Katikati. Onze reis sluiten we immers af waar we begonnen, bij onze vrienden.
Op 15 februari 2011 vertrekken we naar Nieuw-Zeeland. De verste reis die we ooit maakten en wellicht ooit zullen maken.
Je vraagt je wellicht af wat de aanleiding is.
Reeds jaren kennen wij Carol en Maurice, twee sympathieke Britse senioren, die in Poynings (West Sussex) een rustige bed and breakfast hebben op een oude 'manor farm'. Regelmatig gaan wij bij hen logeren, want we zijn verliefd op de mooie South Downs, waar je zo veel verrassende hoekjes vindt, zoveel tuinen, kunstenaarswoningen, ... Ondertussen zijn we vrienden geworden.
Sinds een aantal jaar verblijven Carol en Maurice zes maand per jaar in Poynings en zes maand op het Noordereiland van Nieuw-Zeeland, waar Mandy, dochter van Carol, woont met haar man Tom en hun gezin. Zij nodigden ons al enkele keren uit maar wij vinden dat je voor zo'n verre reis aan twee weken niet genoeg hebt. En dat is precies in de winter het maximum dat Mia weg kon zolang zij les gaf. Nu zij sinds september 2010 op TBS is, kunnen we in de winter wat langer weg. We wachten dus niet langer en reizen naar 'down under'.