Vanmorgen na ons vertrek uit het motel aan Lewis Pass hadden we nog een drietal uur rijden voor de boeg tot we in Nelson kwamen. Dit is de stad met het meeste zonneuren van heel Nieuw-Zeeland. Vandaag echter niet : in de regen stapten we naar een eetgelegenheid deze middag. Nelson is wel een mooi aangelegde havenbuurt rijk. Omstreeks 1830 en de volgende decennia kwamen hier heel wat Britse emigranten aan, op zoek naar geluk. De havenbuurt herinnert hier nog aan door een mooi monument dat zelfs alle namen van deze inwijkelingen van de eerste generatie vermeldt. We aten in een restaurantje in een houten gebouwtje dat ooit van een scheepswerf was. Lekker, en een mooi uitzicht ondertussen. Nadien brachten we de huurauto naar de verhuurfirma bij de luchthaven. Even later werden we daar opgehaald door John van Kahurangi Walks die ons en een Japanner met zijn minibusje naar de Golden Bay bracht, naar het dorp Takaka, waar hij woont. We moesten over een hoge heuvel, met de langste helling van heel Nieuw-Zeeland : Marble Mount. Hier liggen grote rotsen marmer gezaaid, ombruikbaar echter voor exploitatie wegens de hardheid en de kleur. Nu zijn we in Takaka in een backpackers. Morgenochtend vertrekken we voor een vijfdaagse trektocht te voet langs het Heaphy Track, onder begeleiding van John. Tot donderdag vind je dus geen nieuws meer op onze blog wegens geen internet onderweg. Maar we beloven je nadien een uitgebreid verslag. Wil je ons toch volgen, kijk op Google, en voer daar in Kahurangi Walks ; klik dan op Heaphy Track en je vindt ons programma voor de komende dagen.
In onze `backpackers` aan Lake Tekapo hadden we bij het ontbijt een bevreemdende ontmoeting. Je moet hier zelf voor je ontbijt zorgen en daarvoor is er een gemeenschappelijke keuken. Terwijl wij ons brood belegden, was een moeder voor drie kinderen (tussen 4 en 8 jaar) ontbijtgranen aan het klaar maken. De kinderen keken TV. Toen ze aan tafel kwamen, begon een van hen te wenen : `Ik wil naar school o; mijn tas met mijn spullen`. Vader kwam de keuken binnen en we begonnen een gesprek. Het was een familie uit Christchurch, wiens huis getroffen was door de aardbeving en die in de streek van Tekapo bij een vriend kwamen logeren voor een tijdje. In een door de aarbeving getroffen huis is niet alleen onmogelijk omdat dak en muren beschadigd zijn ; er is ook geen elektriciteit, lopend water, en geen afvoerleiding werkt nog. Moeder slqqgde erin haar dochtertje te troosten met de belofte dat ze zo snel mogelijk naar de school zouden gaan kijken om haar lievelingsspullen. Hoe lang ze daar zouden moesten blijven bij hun vriend, wisten ze zelf echter nog niet, zeiden ze ons. Wat konden we anders dan ze veel moed wensen ? Vrijdag was er, zoals ze in de Tour de France zeggen, een tussenetappe. We moesten immers van in de onderste helft van het zuidereiland in het noorden ervan raken. Toen we rond 9 u vertrokken aan Lake Tekapo, was het wel bewolkt, maar droog. Even verder raakten we in de motregen. We moesten een hele rij heuvels over, maar van het landschap konden we niet zo veel genieten ; het was opgehouden met zachtjes regenen. Je begrijpt het al : een grijs wolkendek en felle regen. Voorbij Geraldine raakten we in de Canterbury plains, de grote vlakte aan de oostkant van het zuidereiland. Ook daar hield het niet op met regenen. Dat gaf echter minder, want landschappelijk heeft deze streek niet zoveel te bieden. Naarmate we Christchurch naderden, werd het verkeer drukker. We moesten een wijde boog rond de stad maken, langs de luchthaven, om de weg naar het noorden te bereiken. We bleven dus zo`n 20 van het door de qqrdbeving zwaar getroffen stadscentrum. Langs de weg waar wij reden, was van schade niets te merken, behalve een tweetal huizen die aan een hoek van het pannendak schade hadden. Het stadscentrum zelf is naar we in de krant lezen, `no go zone` en de avondklok is er om veiligheidsredenen zelfs ingesteld. We kwamen weer voorbij een streek met veel wijngaarden, en de regen hield op. Gelukkig, want nu doken we weer de heuvels en verder de bergen in. De Alps strekken zich werkelijk over heel dit eiland uit. We hadden geboekt in een motel. Niet de eerste keer, dus wisten we wat we mochten verlangen : een ruime kamer met badkamer en alles erop en eraan tot zelfs een terrasje toe. Ook hier noet je voor ontbijt zelf zorgen, maar daarvoor heb je een eigen keukenhoek in je kamer. Prima dus en voor een schappelijke prijs. Dit keer was ons motel echter... op een boerderij. In een houten gebouw waren drie prachtige verblijven ingericht, met een oninneembaar zicht. De vriendelijke boerin stelde ons zelfs van alles ter beschikking zonder een dollar vergoeding te aanvaarden : boter, brood, eieren. Met wat we zelf nog bij ons hadden, maakte Mia een heerlijk avondmaal. Zo hoefden we dat halfuur naar het dichtste dorp niet meer te rijden. De hoeve was gelegen op Lewis Pass, halverwege tussen Christchurch en Nelson. Na ons ontbijt namen we afscheid. Mia heeft al een verrassing voor de gulle gastvrouw in petto : bij Carol en Maurice liggen nog enkele kantwerkjes en daarvan stuurt zij er beslist een op.
Vanmorgen ontbeten we op het balkon van onze kamer, met zicht op wijngaarden en heuvels. We zijn niet elke dag even chique gelogeerd, dus wilden we er wel eens van profiteren. Jammer genoeg was het aan de frisse kant zodat we de laatste koffie binnen uitslurpten. Gaandeweg kwam de zon er vandaag wel weer volledig door, en het werd een warme zomerdag. We profiteerden ervan om vanuit Cromwell eerst langs een langgerekt stuwmeer in een erg mooi dal naar Alexandra te rijden. Die route was ons aanbevolen door de schoonzoon van Carol. Het loonde de moeite, al moesten we langs dezelfde weg terugkeren. Nadien reden we door een alweer vaak wisselend landschap noordwaarts, richting Omarama. Dit was een verlaten streek. Kilometers kon je rijden zonder een spoor van bewoning tegen te komen. Lindis Valley is erg mooi maar woest. Een eerder guur landschap hier. In Omarama begint de streek waar veel merinoschapen worden gekweekt. Via Twizel bereikten we dan Mount Cook, zo`n goede 3.000 m hoog en daarmee de hoogste berg van het land. We zijn hier aan het eind van de zomer en er lag nog een pak sneeuw op de berg, waarvan de naam herinnert aan de bekende Britse zeevaarder en ontdekkingsreiziger. Nu eens stak de spits in een dunne wolkensliert, dan weer in een dikke wolkenmantel ; een zeldzame keer zagen we hem helemaal. Om maar te zeggen dat zelfs het observeren van de wolken hier avontuurlijk is. Onze tocht eindigden we vandaag in Lake Tekapo, een schilderachtig gelegen meer temidden kale heuvels waar schapen worden gekweekt. Aan het meer staat de kapel van de Goede Herder. Achter het altaar zit in de muur van dit kerkje een groot raam, zodat de gelovigen een zicht hebben op meer en heuvels. Vanuit onze kamer geen speciaal zicht dit keer. Je kan niet elke dag voor een prikje even veel geluk hebben. Maar tijdens onze avondwandeling genoten we van het bijzondere licht op de heuvels, die vaak purperachtig glansden.
Daarnet zijn we aangekomen in Cromwell, een stad in de streek Otago, ten oosten van de South Alps die we vandaag dus hebben doorkruist van west naar oost. Vanmorgen scheen de zon, niet altijd sterk genoeg nog om de wolken van rond de bergspitsen te verjagen, mar eens te meer gaf de voortdurend wisselende lucht alles een vreemd en mooi zicht. We reden over de Haast Pass, ongeveer 700 m hoog, door de `gorge` van de Hast-rivier. Voorbij de bergspitsen kwamenwe dan in een streek met enorme meren met helblauw water. Vreemd genoeg is er weinig bewoning rond. We wendden de steven naar Queenstown, een stad waar je allerlei activiteiten kunt doen, van rustig (per boot op het meer varen) tot erg avontuurlijk (parachutesprong, benjisprong, e.d.) We lieten het allemaal aan ons voorbij gaan teneinde onze portemonnee te ontzien want het minste dat je van Queenstown kan zeggen : het is exclusief. Je moet de stad wel bereiken door een enorm mooi en gevarieerd rivierdal, omgeven door hoge heuvels en... wijngaarden. De eerste, maar niet de laatste die we hier zagen.
Vanmorgen zagen we een landschap dat als scene zou kunnen gediend hebben voor de film `In de ban van de ring` : een gletsjerlandschap, temidden mistige heuvels. We gingen immers wandelen naar Franz Josef Gletsjer, bij het gelijknamige dorp in Westland. Gisterenavond en vannacht had het fel geregend en nu waren de heuvels gehuld in wolkenslierten, die eraan herinneren dat de maori`s Nieuw Zeeland `het land van de lange witte wolk` noemden. We wandelden eerst door een regenwoud, waar een wandelpad doorheen was aangelegd, anders is het niet toegankelijk wegens dichte begroeiing en moerasgrond. Daarna kwam een breed dal, ooit gevormd door de gletsjer ; nu stroomt er een wilde rivier doorheen die rotsblokken en stenen meesleurde en van het dal een soort maanlandschap maakte. Uiteindelijk, na 45 min., kwamen we bij de top van de gletsjer. Indrukwekkend, hoewel ook hier de opwarming van de aarde zich laat zien. Aangezien het nadien weer ging regenen, gingen we ons opwarmen in Glacier hot pools in Franz Josef. Ondertussen moet de aardbeving in Christchurch hebben plaatsgevonden. We hoorden ervan rond 14 u. toen we gingen eten. De mensen waren bezorgd want heel wat hebben familie en vrienden daar. Het kan snel dramatisch gaan ; we vertelden zondag nog hoe goed de stad zich had hersteld van de vorige aardbeving in het najaar, en het is alweer zover. Nieuw-Zeeland ligt op een seismische breuk en dat laat zich regelmatig voelen. Blijkbaar rijzen de South Alps, waar we morgen door rijden, nog elke eeuw 2 cm hoger. Vanavond verblijven we in een hut op een camping aan de westkust bij Haast. Ook deze streek is het eind van een gletsjerdal en het is een bijzondere kust, blijkbaar ingeschreven als werelderfgoed.
Vanmorgen reisden we met de TranzAlpine trein van Christchurch naar Greymouth. Deze tocht hoort tot de mooiste treinreizen ter wereld, volgens de boekjes. Dat is ook zo, maar dan wel voor de eerste helft. Eerst doorkruist de trein de Canterbury Plain, lang geleden ontstaan uit sedimenten van de gletsjers uit de Zuideralpen. Dit is nu een vruchtbaar landbouwgebied waar o.a. graan wordt verbouwd. Vervolgens begint de trein zijn klim, de Alpen in, en tot Arthur`s Pass is het schouwspel herhaaldelijk verbluffend. Jammer genoeg lukt fotograferen door de ramen van een druk bezette trein niet te best. Je kan ook gebruik maken van een open wagon in het midden van de trein. Daar is het natuurlijk ook drummen geblazen. En als de beide diesellokomotieven herhaaldelijk de trein door een tunnel trekken, word je omgeven door een verpestende rook. Dus maar verder genieten van het schouwspel zonder fotografie, en proberen, de beelden in je geheugen op te slaan. Na een treinreis van ruim 4 uur kom je aan in Greymouth, aan de westkust van het Zuidereiland. Dit is een ietwat sombere haven- en mijnstad. Vorig jaar deed de grote mijnramp zich in deze buurt voor. In Greymouth konden we in het station onze huurwagen ophalen. Verrassing : hoewel via internet tijdig een auto met handbediende versnellingen was gevraagd, stond er een automaat klaar, een Hyundai Getz ; een alternatief was er niet. Dus vlug even wat rijinstructies gekregen, en op weg, dank zij een klacht van Mia met een gratis wegenatlas. Ten zuiden van Greymouth slingerde de weg zich langs de kust van de Tasmaanse Zee. Er zijn hier bitter weinig gemeenten. Het hele gebied is dun bevolkt. Via verschillende natuurreservaten tussen de Alpen en de kust reden we verder, onderweg verbaasd kijkend naar de exotische plantengroei, erg dicht en gevarieerd. Jammer genoeg is er weinig parking voor fotografen. En automobilisten die graag de maximum toegelaten snelheid van 100 km/u halen, zitten dan in de kofferbak van je auto te duwen. Dit is het gebied van het subtropisch regenwoud. Spoedig deed dit zijn naam alle eer aan, want rond 16 u. openden zich de hemelsluizen. We hielden dus halt in Franz Josef, vlakbij de Mount Cook en zijn gletsjers, maar door de laaghangende wolken is er niet veel van te zien nu.