A.F.TH van der
Heijdenxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Als in een korte tekst geen woord te
veel staat, zoals de eis luidt, dan zou dus wat niet geschrapt is, moeten
uitblinken van noodzaak. Nu zou het
uitgerekend de economocraten dienen op te vallen dat er aan literatuur, hoe
zuinig er ook geschreven wordt, niets noodzakelijk
is. Literatuur is een bedrijf dat schittert van overbodigheid maar dan wel
graag met de nadruk op dat schitteren.
(
)
Hoe komt het dan dat ook in deze
nieuwe, ademloos voortjachtende eeuw zoveel mensen blijven teruggrijpen naar de
grote romans van de afgelopen tweehonderd jaar?
De lezer, de echte, heeft een instinct om te verdwalen. Hij wil niet
verdwalen in een woestijn of een regenwoud, maar in een nauwkeurig aangelegd
labyrint. Hij laat zich erin binnenlokken, raakt vol overgave de weg kwijt, en
bestudeert steeds verder verdwalend de ontsnappingsroutes. Hoe uitgestrekter en
complexer de doolhof, des te adembenemender de dwaaltocht.
|