Tot mijn veertigste had ik het erg
moeilijk.Ik vond niet dat ik een plek
op aarde verdiende.De droefenis die ik
heb doorstaan, was enorm.Het
schrijverschap heeft me geholpen, heeft me zelfvertrouwen gegeven.
Ik evoceer een wereld die in tijd en
plaats overlapt met mijn leven, maar ik schrijf niet over mezelf.
( )
Voor mij bevat een goede roman
personages, essayistische passages, memoires, geschiedenis. Onze eigen levens
bestaan toch ook uit flarden van dit en van dat? We lezen, praten, vangen
woorden op. Ik vind mijn aanpak realistischer dan die van schrijvers van
realistische romans.Het echte leven zit
vol gebeurtenissen, maar de plot van een roman zie ik als een theocratisch
vertelstandpunt.De plot is als de
godheid die neerkijkt op de personages en met hun levens speelt.Hij zorgt dat alles klopt.Ik pas voor een dergelijke machinerie.
Jean-Philippe Toussaint over beelden, energie, gevoeligheid
Jean-Philippe
Tousssaint in
gesprek met Marijke Arijs
De vraag is dan ook wat een boek
boeiend maakt. Dat kan humor zijn, of schoonheid en poëzie¸maar wat me de
laatste tijd vooral interesseert, is energie. De lezer moet de energie voelen
die in het boek zit. Daar is beweging voor nodig.Ik probeer energie en tijd te creëren. En
emotie.
( )
Als we dromen, komen er beelden op die
nauw verbonden zijn met onze intimiteit, onze gevoeligheden, onze
herinneringen.De lezer eigent zich de
beelden die ik creëer toe en verrijkt ze met zijn eigen herinneringen en
emoties. Voor mij is een geslaagd boek een blok marmer waarin de lezer al zijn
gevoeligheid, intelligentie en energie kan stoppen. Die mix bepaalt of de roman
geslaagd is.
Je hebt het recht om een lezer te laten schrikken, hem tegen de haren in te strijken, hem aan het denken te zetten of een reactie bij hem uit te lokken; het kan natuurlijk ook zijn dat je hem onverschillig laat, dat je aan hem voorbijgaat, dat je hem niet bereikt of hij jou niet.Maar je moet hem nooit in de war brengen, dat recht heb je niet; het mag inderdaad nooit zo zijn dat hij niet meer weet waar hij aan toe is, op welke weg, zelfs als hij niet weet waar die weg hem heen leidt.
Esther Freud over schrijversgeluk en de kinderblik
Esther Freud in gesprek met
Kathy Mathys
We waren een groep vrouwen die onze
herinneringen beschreven, erg autobiografisch allemaal.Een stukje over het eerste paar schoenen waar
we dol op waren, dat soort dingen. Ik geef nu zelf gelijkaardige workshops en
zie hoe gelukkig mensen zijn tijdens het schrijven.
( )
Mensen zeggen vaak: jij schrijft zo
prachtig over kinderen.Ik verbaas me
daarover.Schrijven vanuit
kindperspectief is niet zo anders voor mij. Wat ik leuk vind aan de kinderblik,
is dat die je toelaat om met verwondering te schrijven.Kinderen vinden alles verrassend, nieuw.
Dat is inderdaad de dynamiek in al mijn romans.De lezer ziet het onheil aankomen, de personages nog niet. Ze zijn altijd onwetender dan de lezer, onschuldiger in zekere zin. Ik denk dat lezers meer geboeid zijn, wanneer ze iets ergs vrezen.
Floortje Zwigtman in Standaard der Letteren van 10 februari 2012
Niet alleen maak je je personage vanaf het embryonale stadium mee- waarin hij nog nauwelijks persoonlijkheid heeft en geen stom woord zegt je hebt ook geen idee waar hij vandaan komt.Wie heeft jou bezwangerd met dit personage?De vraag hoe personages tot leven komen, in het hoofd van de auteur en dat van de lezer, is een van de meest essentiële voor elke schrijver.Zonder een interessante, aantrekkelijke reisleider die je op sleeptocht door het verhaal neemt, blijft geen boek open.
Ik ben de jij-vorm op een intuïtieve
manier gaan gebruiken voor de Skippy-hoofdstukken, ik weet niet goed
waarom.Toen ik in de derde peron over
Skippy schreef, werkte dat niet.Ik vind
het eenheel intieme stem, al wordt die
techniek weinig gebruikt. Skippy heeft het verstikkende gevoel dat hij geen
controle heeft over zijn leven. Het is bijna alsof hij naar zichzelf
kijkt.In noir-films plaatsten
regisseurs de camera soms hoog boven de set om de fatalistische sfeer te
benadrukken.Ik denk dat je door die
jij-stem hetzelfde effect hebt.
J. Bernlef over de onbegrijpelijkheid van de mensen
J. Bernlef in gesprek met
Marjoleine De Vos
Ik geloof niet echt dat mensen goed te
begrijpen zijn.Die geheimzinnigheid wil
ik erin houden.Je krijgt zo snel iets
van de alwetende auteur, maar je kent andere mensen niet.En over mezelf heb ik al helemààl niets te
zeggen.
( )
De lezer moet iets voelen, niet
ik.Je merkt dat ook aan
amateurdichters: dat zijn mensen die hun hart uitstorten in dichtvorm.Dan zit je als een kip naar het onweer te
kijken, want er gebeurt niets.
Zelfonderzoekis in feite niets anders dan het bestuderen van de mensen om je heen.De kunstenaar beschrijft zichzelf door anderen te beschrijven.Misschien is het zelf een uitvinding van psychologen en hebben kunstenaars altijd geweten dat je geen zelf hebt, zoals je een hebbedingetje hebt, maar dat je het opbouwt door om je heen te kijken en daardoor uit te vinden wie je wilt zijn.
Mijn boeken gaan niet over mij, maar
over de wereld van nu.Wat is er
gaande?Hoe kan ik als schrijver
structuur geven aan de chaos die ons omringt?Het is tegenwoordig voor iedereen erg moeilijk om een onderscheid te
maken tussen wat belangrijk is en wat belangrijk lijkt.Ik geloof dat schrijvers een morele
verantwoordelijkheid hebben.Om het met
de woorden van de Italiaanse schrijver Italo Calvino te zeggen: Geef een stem
aan hen die geen stem hebben.
( )
Het creatieve proces stopt niet nadat
de auteur zijn laatste woorden heeft geschreven.De verbeelding van de lezer laat het boek pas
echt tot leven komen.