xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< klik op de foto om te vergroten
Deze foto is van professor Marcel Sebruyns, die een halve eeuw geleden één van mijn leermeesters was: de beste lesgever die ooit aan een universiteit heeft gedoceerd! De foto werd mij in het voorbije weekend toegezonden door Marc Van Hoye, samen met een dozijn andere fotos van vijftig jaar geleden. Marc was een van mijn allerbeste medestudenten, zowel tijdens de lesuren als
daarbuiten. Over Marc en over de nostalgie die mij vanwege de fotos al de hele week in haar greep houdt, wil ik het liever hebben in een volgend cursiefje. Nog even laten bezinken dus
Om Marcel Sebruyns te bejubelen, schieten woorden mij te kort. Ze schoten ook te kort toen ik mijn boek O jerum jerum jerum schreef (zie dit blog op datum van 4 juni 2007). Ziehier niettemin een uittreksel (pagina 56):
De beste lesgever uit de kandidaturen was ongetwijfeld Sebruyns. Hij doceerde celleer in 't eerste jaar en weefselleer in 't derde jaar. Zijn auditorium zat altijd barstensvol. Zelf heb ik bij Sebruyns zo goed als geen enkele les gebrost. Hij doceerde zijn vak, dat in wezen toch saai kon genoemd worden, op zo'n manier dat het een waar genot was voor de zintuigen. Ik genoot van Marcel Sebruyns zoals ik genoot van Toon Hermans. Iedere les was een knap staaltje kleinkunst. Sebruyns ging nooit vervelen, hij wist als geen ander welke snaren hij moest bespelen om zijn studenten te boeien. Neem nu de kliertjes die zich bevinden in de tepelhof bij de vrouw: de kliertjes van Montgommery, kliertjes die je enkel maar van dichtbij kunt zien (bij Mireille van de Wapy waren ze mij nooit opgevallen). Deze kliertjes, zei Sebruyns, noemen we de kliertjes van Montgommery. Ze werden "ontdekt" - dat laatste woord werd met de nodige intonatie uitgesproken en ging gepaard met aangepaste mimiek - door ene Montgommery. En dat was niet dié van El Alamein: déze werkte op een ander terrein
Wie zou op die manier ooit nog de kliertjes van Montgommery hebben kunnen vergeten? Of je moest zo stom zijn als Vic Oosterlynck, die het op 't examen warempel had over "de kliertjes van El Alamein"!
Zelfspot was professor Sebruyns niet vreemd. Hij sprak gaarne over zijn bijverdienste als haardeskundige bij het gerecht. Als hij in die functie de gerechtszaal* binnenkwam wekte dat bij sommigen hoopvolle verwachtingen
die onmiddellijk verzwonden als de professor zijn hoed afzette: zijn hoofd was zo kaal en glimmend als een biljartbal.
Ik bewonderde die briljante man, met zijn kale knikker en zijn vlinderdasje. Als ik ooit zelf professor zou worden, zou ik het ook zo doen. Professor ben ik natuurlijk nooit geworden. Toch heb ik het geluk gehad vijftien jaar lang les te mogen geven aan een paramedische hogeschool, in anatomie. En dat lesgeven, drie uur in de week, heeft mij meer vreugde bezorgd dan al mijn andere beroepsbezigheden* bij elkaar. En ik heb het altijd een beetje à la Sebruyns proberen te doen, zij het dat ik niet het brio van de grootmeester had
|