Ik wil u niet verhelen, beste lezer, dat het boek dat ik ter gelegenheid van Valentijnsdag voor mijn geliefde heb gekocht, ook een beetje voor mijzelf bestemd was. Trou Moet Blycken is een lijvig boek over poëzie, van de grootste hedendaagse dichter uit het Nederlands taalgebied, Gerrit Komrij. Het is een vervolg op het succesrijke boek In Liefde Bloeyende, waarmee de schrijver in 1998 de belangrijke literaire prijs De Gouden Uil heeft gewonnen.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In hoofdstuk III behandelt Komrij o.a. het gedicht Vera Janacopoulos, dat hij bestempelt als het bekendste Nederlandstalig dichtwerk aller tijden. Of hij gelijk heeft? Hij zal er in ieder geval niet ver naast zijn! Voor de goede gang van zaken laat ik het gedicht hier volgen:
VERA JANACOPOULOS
Ambrosia, wat vloeit mij aan?
uw schedelveld is koeler maan
en alle appels blozen
de klankgazelle die ik vond
hoe zoete zoele kindermond
van zeeschuim en van rozen
o muze in het morgenlicht
o minnares en slank gedicht
er is een god verscholen
violen vlagen op het mos
elysium, de vlinders los
en duizendjarig dolen
Komrijs aandacht gaat vooral naar de eerste strofe. Bij de eerste regel Ambrosia, wat vloeit mij aan? beginnen velen te glunderen en laten er, met geheven wijsvinger, uw schedelveld is koeler maan op volgen, de lettergrepen scanderend, of we goed dienen te begrijpen wát hier wordt gezegd. Maar het probleem is, zegt Komrij, dat niémand begrijpt wat hier wordt gezegd, ook al kunnen velen niet nalaten er een betekenis aan toe te schrijven. Het gaat hier om een stuk poëzie dat behoort tot de orde van de lege gedichten, poésie pure, esthetisch en absoluut, in een context zonder ideologie of boodschap. De derde regel komt bij Komrij over als een bevrijding: alle appels blozen. Die regel is tenminste klaar als een klontje!
Dat ik mij niet hoef te schamen over het feit dat ik slechts de eerste drie regels van het gedicht uit het hoofd ken, moge blijken uit de bewering van de grote dichter-recensent dat het overgrote deel van de mensen in hun kennis eveneens beperkt zijn tot die eerste drie regels. Komrij komt overigens tot de constatatie dat die drie regels de kortst mogelijke samenvatting van de bijbel vormen:
In de eerste regel de vraag aan iets hemels naar het hoe en wat. In de tweede en derde regel het antwoord al wat zich bevindt tussen schedelveld en appel, Eva en appel, Eva en Golgotha, zondeval en verlossing.
Terloops merkt Komrij nog op dat een zin als uw vedelheld is zwoeler traan in de plaats van uw schedelveld is koeler maan even goed gepast zou hebben bij de blozende appels.
Maar laten we nu ook een beetje aandacht besteden aan Jan Engelman, de schrijver van het gedicht, en aan Vera Janacopoulos zelf, de vertolkster van de titelrol:
Jan Engelman (1900-1972) is een van de belangrijkste Nederlandse dichters uit de 20e eeuw. Hij had een grote bewondering voor het oude Griekenland en was naast schrijver van gedichten die vooral gebaseerd zijn op klank, ritme en associatieve verbanden ook prozaschrijver en journalist. In 1955 kreeg hij de Constantijn Huyghensprijs voor zijn verzameld werk.
Vera Janacopoulos is een Braziliaanse zangeres van Griekse afkomst die op 15 februari 1926 het hart van Jan Engelman in vuur en vlam moet gezet hebben bij haar eerste optreden in Nederland.
Hebt u, beste lezer en poëzieliefhebber, iets bijgeleerd? Indien ja, Gerrit Komrij en ikzelf zijn de eersten om ons daarover te verheugen
En dan heb ik nog een toemaatje, speciaal voor de tweetalige unitaire Belg. Mijn eigen Franse versie van de drie beroemdste Nederlandstalige versregels aller tijden:
Ambrosie, quest-ce qui mafflue?
ton champ de crâne est pure lune
et toutes les pommes rougissent
Even betekenisvol, even puur, even welluidend als de oorspronkelijke tekst, zo dunkt mij. Als onze Waalse en Brusselse vrienden dat nu ook nog vinden, kan het er met ons Belgenlandje misschien nog wel voor een paar jaar mee door
|