Het
beïnvloeden van de kwaliteit van het dagelijkse bestaan is de hoogste vorm van
kunst. Walden Thorau.
Neigreira
mag dan een grote stad zijn voor de pelgrim of de toerist heeft ze niets te
bieden. En in de vele restaurants kan men pas eten vanaf 20h. Dus zag ik maar
één oplossing fast food met voetbal. In mijn gids staat te lezen dat ik mij
voor de etappe van vandaag goed moet voorzien van eten en drinken. Mijn rugzak
weegt nu extra zwaar, hopelijk is al deze moeite niet voor niets. Als ik na een
half uur het dorp achter mij laat verdwijn ik tussen stoere kastanje bomen om
na enkele honderden meters in een holle weg te belanden, die volgens mijn gids
langzaam stijgt. Dan moet er iets mis zijn met mijn benen, of ik wandel op de
verkeerde weg. Eucalyptus bos wisselt met dennen bos of landbouwgebied. Dorpjes
met namen als camiño Real, Rapote of A Pena waar telkens maar enkele mensen
wonen doen me wegdromen. Maar met dromen moet ik hier toch voorzichtig zijn, ik
word ruw wakker geschud als ik bijna struikel over een losliggende steen. Na
drie uur ononderbroken stappen zie ik in de verte iemand langs de kant van de
weg zitten. Als ik dichterbij kom blijkt het de jonge Duitse vrouw van gisteren
te zijn. Zorgwekkend bekijkt ze haar linkervoet waar het begin van een blaar
zichtbaar wordt. Als ik haar de raad geef om er tandpasta op te doen is het
alsof ze het ik Keulen hoort donderen. Ik probeer haar uit te leggen dat het
voor mij ten alle tijden al een wondermiddel geweest is. Ik wens haar het
allerbeste en zit vijf minuten later in een bar in het gezelschap van een
lekkere koffie. Het is ondertussen 9h en zon hangt als een enorme vuurbal aan
een azuurblauwe hemel. Zonder de minste schaduw gaat het nu verder over smalle
asfalt wegen of veldpaden, mijn watervoorraad slinkt als sneeuw voor de zon. De
zeldzame koeien in de kleine weiden schuilen voor de brandende zon onder een al
even zeldzame boom. Zo ver het oog reikt strekt de hoogvlakte van de Comarca
Xallas zich voor mij uit. Na vij ½ uur wandelen beland ik in Santa Mariña waar
ik nog een bezoek breng aan de enige bar die het dorp rijk is. Het is
ondertussen middag en snikheet. Ik wandel verder over smalle asfaltwegen waar
mijn wandelstokken soms centimeters diep in het zachte asfalt verdwijnen. Geen
schaduw te bespeuren, des te meer zwetende en proestende mede pelgrims. Als ik
uiteindelijk toch enkele bomen zie laat ik mij voorzichtig zakken in hun
schaduw. Ik bevrijd mijn voeten van schoenen en kousen en geniet van brood met
sardines. Na deze tankbeurt gaat het weer, hoe kan het anders, langzaam omhoog
naar de pas vanBon Xesùs, vanaf deze hoogte zie ik in de verte het stuwmeer
Fervenza liggen. Links van mij strekt de hoogste berg van de streek de Monte
Aro met zijn 561 meter zijn rug. Om drie uur kom ik na meer dan acht uur
wandelen en 33km te hebben getrotseerd aan in Olveiroa. Er is geen haar op mijn
hoofd dat er aan denkt om nog verder te gaan. Rusten is ook een werkwoord, en
omdat ik moeilijk stil kan zitten ga ik nu werken.
16 JUNI VAN SANTIAGO DE COMPOSTELA NAAR NEGREIRA 22 KM
Als je je
geluk volgt gaan deuren open die er tevoren niet waren. Joseph campbell
Het
stadspark van Santiago de Compostela heeft gisteren het merendeel van mijn tijd
gekregen. Het is daar lekker verpozen en mensen kijken is ook een mooi tijdverdrijf.
Maar de mooiste tijd was gisteren avond, samen met André en zijn dochter wat
bijpraten over het jacob kerkenpad en zijn vele tochten naar compostela. Op
zulke momenten vergeet men de pijn en de ongemakken van het onderweg zijn, en
beseft men wat een gelukzak men mpet zijn om dit alles te mogen beleven. André
denkt dat hij zijn laatste camino gelopen heeft want zo zegt hij als 76
jarige begin ik toch te voelen dat het niet zo goed meer gaat, alles gaat wat
minder snel, maar .. jeweet maar nooit
morgen denk ik er misschien anders over Ik wens André nog vele caminos toe,
tevreden om elkaar hier ontmoet te hebben gaan we slapen. Mijn ticket voor mijn
terugreis zal nog een tijd in mijn rugzak moeten blijven want ik trek nog
verder naar het einde van de wereld nl. Finisterre en Muxia. Deze morgen om 7h
stond ik klaar om verder te trekken. Wat een contrast met gisteren toen het
krioelde van het volk in de stad. De stad is proper geveegd en buiten een paar
pelgrims is er geen leven te bespeuren. Nog een foto nemen van de kathedraal in
de steigers en dan laat ik de stad achter mij. Langs het parador hotel de gele
pijlen volgend beland ik na ¼ h in een mooi park met oude eiken. Even later na
een paar vervallen huizen begint het feest weeral, ik beland weer in een holle
weg, met een krom gebogen rug trek en ploeter ik mij naar boven, waar ik beloond
word met een prachtige terugblik op Santiago en de kathedraal. Ik ruk me los
neem afscheid en trek verder over smalle boswegen, door overwegend eucalyptus
bos met zijn typische geur, maar vandaag is hij vermengd met de geur van gele
brem en tal van andere bloemen. Fluitende vogels doen mij de oren spitsen,
terwijl ik toch goed poet opletten want het pad ligt bezaaid met losliggende
keien. Nu en dan neem ik een foto van voor mij onbekende bloemen. Op de meeste
plaatsen heeft het eucalyptus bos zich goed hersteld van de bosbranden van 2006
maar hier en daar zie ik nog de tekenen van deze verwoesting. Als ik na twee en
half uur stappen in Alto do Vento boven kom is het tijd om te ontbijten. Na het
ontbijt stap ik verder met een Engelse dame. Achttien jaar geleden kocht zij
een boek over de camino Frances, en nu zovele jaren later nu de kinderen de
mama niet meer voortdurend nodig hebben loopt ze hier rond met een stralende
glimlach. Het overtreft al haar verwachtingen, en om dit alles zo lang mogelijk
vast te houden keert zij terug per boot om niet abrupt weer in het dagelijkse
leven terecht te komen. We lopen samen tot in Ponta Maceira, op de Gotische in
de veertiende eeuw gebouwde brug nemen we afscheid. Ik wandel verder langs de
rivieroever waar een jonge vrouw me vraagt hoe ver het nog is tot in Negreira.
Iedereen begint hier het gesprek in de Engelse taal, maar al snel blijkt dat we
beter Duits kunnen praten. Haar verhaal is eenvoudig en geweldig te gelijker
tijd. Vrijdag zat ze zich thuis te vervelen tot ze een goedkope vlucht naar
Santiago ontdekte, ze boekt een vlucht voor zaterdag, verkend Zondag de stad en
stapt nu van Santiago naar finisterre en misschien als alles goed gaat naar
Muxia. Ze kan het amper geloven dat ze hier rondloopt want ze is helemaal niet
sportief, maar genieten doet ze met volle teugen. Jong en onbezonnen is hier
zeker op zijn plaats, maar de toekomst is voor de jeugd en jongeren zoals deze
dame die komen er wel in het leven. Lachend van de pret komen we uiteindelijk
samen aan in Negreira. Maar ook ongeduld is eigen aan de jeugd, terwijl zij het
eerste pension binnenstapt dat we tegen komen ga ik verder op zoek en nemen we
afscheid. Morgen zien we elkaar misschien weer. Ik neem hier ook afscheid van
jullie.
Als wonderen
niet bestaan. Waarom ben ik dan soms zo verwonderd?
Er stond mij
gisteren inderdaad een verassing te wachten. Bij mijn aankomst in de refuge
ontmoet ik André een oude bekende van het Jacob kerkenpad, we vallen elkaar
letterlijk in de armen. André heeft voor onze ontmoeting een mooi gezegde
Mensen kunnen elkaar overal ontmoeten, alleen bomen ontmoeten elkaar enkel in
de zagerij We hebben elkaar voor het laatst ontmoet in Februari op de
pelgrimszegen in Brugge. Maar omwille van tijdsgebrek hebben wij elkaar daar
nauwelijks gesproken en hier op de plaats der plaatsen ontmoeten wij elkaar
weer. André is met zijn 76 lentes in Porto gestart samen met zijn dochter om zo
een gedeelte van de camino Potugese te lopen. Bij het ontbijt deze morgen
spreken we af om elkaar deze avond terug te zien. Na het ontbijt laat ik André
en zijn dochter achter en vertrek naar de stad. Op zoek naar een tweede Compostela.
Het convent van Sancti Francisci viert dit jaar hun achthonderd jarig bestaan
en om deze reden geven zij éénmalig een compostela uit. Dit unieke document wil
ik dan ook niet mislopen. Tussen 10 en 11h s morgens wordt het uitgereikt
vooraan in de kerk. Ruim voor 10h ben ik in de kerk en wacht geduldig tot de
pater de tijd rijp acht om in actie te komen. Aandachtig bekijkt hij de
stempelboekjes, en voor diegene die enkel de laatste honderd kilometers hebben
gewandeld is hij onverbiddelijk, deze afstand is niet voldoende om dit document
te bemachtigen. Gelukkig bevalt mijn startplaats hem beter en met sierlijke
letters vult hij mijn naam in en kan ik na een donativo met een mooi aandenken
naar buiten stappen. Van hier stap ik naar de kathedraal want ik wil om twaalf
uur de pelgrims mis bijwonen. Het is amper 11h als ik de kathedraal betreed,
met veel moeite vind ik nog een vrije zitplaats. Maar het lange wachten is wel
de moeite waard het is een prachtige dienst waarin ieder land vernoemd wordt dat
hier vandaag vertegenwoordigd is door een pelgrim. En op het einde van de mis
zwaait de botafumeiro door de kerk. Dit zilveren 1m60 hoge en 100kg wegende
wierookvat dat zwevend aan een dik touw van 35 meter lang door de dwarsbeuk
zweeft tot hoog in de gewelven is toch een mooie afsluiter. Het is een prachtig
schouwspel, dat, laten we eerlijk zijn iedere pelgrim wil gezien hebben. Dit
jaar had ik dus meer geluk, want twee jaar geleden had ik zelfs na drie
kerkbezoeken niet het genoegen het wierookvat te zien zweven. Na de kerkdienst
beloof ik mezelf om de rest van de dag als een toerist door te brengen, enkel
aan mijn schoeisel kan men zien dat ik een verdwaalde pelgrim ben. Dwalend door
de stad ontmoet ik toch nog enkele pelgrims van onderweg, maar de mooiste
ontmoeting is die van een Australische vrouw en haar dochter. Alhoewel we
elkaar maar kort gesproken hadden onderweg en het reeds lang geleden is (
Mariette was nog bij mij) herkenden wij elkaar onmiddellijk. Met een buen
camino en een welgemeende knuffel en proficiat nemen we afscheid. Misschien ..
ooit?Je weet maar nooit.
Waarom zou
ik je maar mijn vinger geven, als je met mijn hand zoveel meer kan doen.
In Arzùa, de
plaats waar de camino del norte en de camino frances samenkomen vond ik een bed
aan de kerktoren en recht over een fotograaf. Hierbij waren twee zaken
tegelijker tijd opgelost. Na de dagdagelijkse werkzaamheden en een lekkere
paëlla nestelde ik mij in het stadspark op een bank met een ½ kg kersen en
genoot van het mensen kijken. Deze morgen om 6h30 stond ik onder een min of
meer bewolkte hemel al startensklaar. Eenmaal buiten het dorp begint het feest
al. Ik loop van holle weg naar holle weg holle wegen met zijwanden van 4 a 5
meter hoog begroeid met grillige bomen, varens en bloemen. Fluitende vogels
eisen voortdurend mijn aandacht op. Na twee of drie stappen komt de geur van
spek en eieren mijn neusgaten plagen. Ik kan niet aan de verleiding weerstaan
en wacht in de bar geduldig mijn beurt af. Twee eieren en vijf sneden spek
later moet ik als ik verder stap al mijn zonnehoed boven halen. De zon heeft de
wolken verdrongen, en zal me voor de rest van de dag niet sparen. Als ik niet
door holle wegen stap gaat het over veldwegen van dorpje naar dorpje. Zo beland
ik ergens in een mooi kerkje waar de laatste kaars voor ik Compostela bereik
vuur vat. Mijn plan om in Lavocolla te overnachten laat ik varen. In deze stad
wasten de middeleeuwse pelgrims zich een laatste keer om fris en welriekend aan
St. Jacobus te verschijnen. Ik besluit dus om nog 10 km verder te trekken om
nog vandaag in Santiago aan te komen. Maar eerst doe ik nog boodschappen in de
plaatselijke supermercado, vooral vers fruit, dat ik verorber terwijl ik
zwoegend verder trek bergopwaarts. Het sap druipt van mijn kin, en plots mis
ik iets ..mijn wandelstokken. Verschrikt blijf ik twee seconden als aan de
grond genageld stokstijf staan, om daarna al spurtend de berg af te rennen.
Mijn rugzak herinnert mij eraan dat ik vooral geen domme dingen mag doen, maar
anderzijds moet ik op tijd aan de winkel zijn want het sluitingsuur komt akelig dichtbij.
Een kilometer sprint bergaf met rugzak doet mijn knieën beven, maar het heeft
geloond, ik verschijn aan de winkel als de eigenares buiten komt met in de ene
hand de sleutels om af te sluiten en in de andere hand mijn wandelstokken. We
zijn allebei even blij, en na een welgemeende muchos gracias van mij en een
buen camino van haar halen we allebei opgelucht adem en gaat ieder zijn eigen
weg. Ik begin voor de tweede maal aan dezelfde steile klim terwijl de zon
ongenadig haar stralen op me afvuurt, nergens vind ik schaduw, of toch, in de
verte ontwaar ik enkele bomen. Als ik eindelijk bij de bomen aankom bevind ik mij
op een open hoogvlakte. Ik zet mij onder één van de weinige bomen en doe me te goed
aan sardines in olijfolie en brood, als toetje is er zoals altijd zwarte
chocolade. Sardines in olijfolie eet ik op mijn tochten minimaal drie maal in
de week, om mijn scharnierpunten te voorzien van de nodige smeermiddelen,
misschien zit het zoals zoveel zaken alleen maar in het koppeke, maar laat het
dan zo maar zijn baat het niet het schaadt zeker niet, en alles blijft lekker
scharnieren. De eucalyptus bossen liggen ondertussen achter mij, en twee uur na
mijn stop sta ik op Monte de Gozo. Vroeger, vele jaren geleden zagen de
pelgrims van op deze hoogte in de verte de torens van de kathedraal, dit moet
voor hen een ongelooflijk moment zijn geweest om na zo vele maanden eindelijk
een glimp te kunnen opvangen van hun uiteindelijke doel. Nu zie ik enkel
gebouwen en nog eens gebouwen maar geen torens van de kathedraal. De
uitbreiding van de stad met haar hoogbouw ontneemt ieder zicht op mijn eindbestemming.
Tot mijn spijt moet ik vaststellen dat deze mooie plaats ook langzaam wordt
herleidt tot een vuilnisbelt. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat wij
pelgrims op de plaatsen zoals Cruz Ferro en Monte do Gozo versleten kleding en
andere troep achterlaten. Na een moment van bezinning daal ik langzaam af en
vervolg mijn weg door stedelijk gebied naar santiago de compostela. Ongeveer
1,5 km voor de kathedraal daal ik de vele trappen af naar de refuge Acuario.
Deze heel speciale refuge heeft mijn hart reeds gestolen op mijn vorige tocht.
Vriendelijke jonge mensen met het hart op de juiste plaats, zij steunen ook een
project om Indiase kinderen onderwijs en gezondheidszorg aan te bieden. De
overschot van de euros die mensen me hebben gegeven om kaarsen te branden gaat
naar dit project, en wees gerust, daar boven weten ze dit wel te plaatsen. Aan
wassen en plassen wil ik vandaag geen tijd besteden. Na een verkwikkende douche
die de vermoeidheid graag van mij overneemt, trek ik verder naar de kathedraal
en ga op zoek naar mijn welverdiende Compostela. Hoe gek het ook klinkt
aankomen op de plaats waarnaar ik zo lang naar verlang, geeft me ook deze maal
geen voldoening. Het is net of je tocht niet voleindigd is dat dit niet het
doel was. Maar wat dan wel? De meeste pelgrims waar ik mee praat hebben het
zelfde gevoel. Het is uniek en fantaschtisch om onderweg te zijn, om zoveel te
mogen beleven. Ik begin steeds meer en meer te begrijpen wat men bedoelt met niet
het doel op zich maar de weg er naar toe geeft de meeste bevrediging.
Misschien is het ook daarom dat er een nieuw zaadje is gelegd dat zich langzaam
in mijn hoofd begint te ontkiemen? Ik probeer het nog te verdringen, maar het
zal niet lukken, dat voel ik nu al. Na een bezoek aan de kathedraal en met mijn
stempel op zak, stap ik omstreeks 10 h af naar mijn slaapplaats, en daar staat
een geweldige verrassing op me te wachten. Maar dat vertel ik later
Vertrouw op
het vertrouwen, geloof in het geloven.
Deeprak
chopra.
Nadat ik
gisteren een slaapplaats had gevonden, heb ik enkel nog mijn was gedaan. Daarna
was het tijd om mijn vermoeide ledematen te verzorgen en te rusten. De
hospitalera had in een kamer gelegd met 6 dames. Vier van hen zijn snachts met
en botte zaag het bos ingetrokken. Maar ik was zo vermoeid dat ik er toch
doorheen ben geslapen. Wie mij deze nacht heeft verzorgd, daar heb ik het raden
naar. Maar deze morgen functioneerde alles weer zoals nieuw. De duivels van
gisteren zijn terug tot de orde geroepen, rondde klok van zeven sta ik starters
klaar. De eerste herberg buiten de stad vereer ik met een bezoek om te
ontbijten, een Spaanse moeder (uit Barcelona) met haar twee tiener dochters kan
blijkbaar ook aan de verleiding niet weerstaan en trekt mee naar binnen. Na het
ontbijt trek ik nog verder langs de grote baan, net voor ik links de grote baan
wil verlaten zie ik twee pelgrims in hun slaapzak op een bank liggen, iedereen
heeft zo zijn eigen idee om de nacht door te brengen. Maar of het erg
comfortabel is betwijfel ik toch. Zelf duik ik een mooi onverhard pad in waar
ik verder trek langs oude kastanjebomen waar vreemde vogelgeluiden uit komen.
Hier in dit prachtig kader ben ik de dag van gisteren snel vergeten. Het gaat
overwegend bergaf langs overvolle kikkerpoelen waar een immens gekwaak uit
opstijgt en langs weilanden zonder koeien. Ondertussen is de zon op het toneel
verschenen, om 8h45 zet ik mij neer aan een bar om in de schaduw vocht te
tanken. Koekoek geroep begeleidt me van de morgen tot de avond, soms zou ik
willen dat de pauw eens wou roepen. Er duikt langzaam meer en meer eucalyptus
bos op metbomen die loodrecht naar de
hemel groeien, hun geur doen me dromen van een deugddoende sauna. Nog voor ik
Melide bereik word ik verrast door het interieur van twee prachtige kerkjes in
beiden laat ik een vlammetje achter. Gisteren waren ze er misschien ook, maar
vandaag zie ik ze. Mooie, lachende bloemen die ik welgezind een goede dag wens.
In Melide breng ik enkel een bezoek aan de plaatselijke fruitwinkel om daarna
zo snel mogelijk de stad te verlaten. Als de stad achter me ligt trek ik verder
over golvende veldwegen. In de verte lonken de bergen, maar de wil om ze aan te
vallen ontbreekt me. Ik wandel door idyllische dorpjes en kom zo in Boente
terecht waar in een kerkje een mooi st. Jacobs beeld staat. Na Boente gaat het
met de zon op volle toeren en weinig schaduw flink bergop en bergaf. In het dal
van de Rio Boente wil ik een foto maken van een naar mijn mening buitenaardse
plaats. Maar min camera zegt geheugenkaart opgebruikt de buitenaardse plaats
zal via mij zeker niet wereldkundig gemaakt worden. Het is ondertussen snikheet
geworden, en ik ben weer aan een stop toe, met bier en limoensap probeer ik
mijn dorst te lessen. Ik ga nog door het mooie dorpje Ribadiso da Baixo en
besluit dan om in het volgende dorp (stad) Arzùa op zoek te gaan naar een
slaapplaats en een tarjeta de memoria. Nog 40 km scheiden mij van St.Jacob.
De paradox
van de reis van de held is de opperste synchroniciteit: je vindt iets pas als
je er niet meer naar zoekt.
David Richo.
Het zijn er
inderdaad geen honderd meer, maar ik voel evengoed dat ik er nog lang niet ben.
De inspanningen van de afgelopen dagen om op tijd thuis te zijn voor het
afscheid van onze vriendin, beginnen zich te laten voelen. Na een bezoek aan de
Iglesia de San Nicolas en een babbel met twee Vlaamse fietsende dames ben ik na
het pelgrimsmenu gisteren avond vroeg gaan slapen. Deze morgen leek het erop of
de hel al zijn duivels had ontbonden, het was nog geen vijf uur toen de eerste
zich al begonnen klaar te maken. Zonder het minste respect voor hun
medepelgrims gaan de ritssluitingen voortdurend open en dicht. Nochtans met een
minimum aan voorbereiding kan men zonder iemand te storen vertrekken zo vroeg
men wil. Om 6h30 sta ik buiten in een dichte mist startensklaar. Als de stad
achter me licht verdwijn ik ineen bos waar een steile klim op me ligt te
wachten. Ik ben niet alleen nog moe, maar bovendien begint alles pijn te doen.
Dit belooft een heel zware tocht te worden. Rond 8h verdwijnt langzaam de mist
en tegelijkertijd kom ik boven in een open terrein terecht waar de zon me de
volle laag geeft. De pelgrims die gisteren gestart zijn ( om in Santiago als
wandelaar uw compostela te krijgen moet je de laatste honderd kilometer gewandeld hebben)
lopen mij als jonge veulens voorbij. En dat doet me mentaal geen goed. Maar de
vogels proberen mij op te vrolijken met hun gezang, en vooral eentje. Voor hem
blijf ik menigmaal stilstaan, ik ken zijn melodie niet en krijg hem ook niet te
zien. In Gonzar een klein bergdorp ga ik een bar binnen om te ontbijten, het is
hier een echt zottekot. De pelgrims die enkel de laatste 100 km stappen moeten
via minstens twee stempels per dag bewijzen dat ze de tocht te voet deden. Dus
snel een stempel en verder, te voet of met de bus, want die staat even verder
wel te wachten. Na het ontbijt smeer ik nog wat zalf op mijn pijnlijke knoken
en trek verder. De zon brandt nu ongenadig en van schaduw is er weinig of geen
sprake. Als er al eens een streepje schaduw verschijnt is dat ingenomen door
een pelgrim die stokstijf van geen wijken wil weten. In de verte levert de mist
die nog tegen de bergflanken hangt prachtige vergezichten op. Wandelend van
dorp naar dorp en meestal stijgend maak ik van iedere gelegenheid gebruik om in
een bar wat te rusten en te drinken. Er zijn in deze verzengende hitte weinig
bloemen te bespeuren, maar in de plaats van bloeiende bremstruiken verschijnen
er nu bloeiende brem bomen, en hier en daar een palmboom. Als ik om 1h30 in Palas
de Rei aankom geef ik er de brui aan en
ga een slaapplaats zoeken met de hoop dat het morgen beter zal gaan. Er staan
nog 69,5 km voor de deur.
Iemand die
niets weet, en weet dat hij niets weet, weet meer dan iemand die niets weet en
niet weet dat hij niets weet.
Naar Samos
lopen was een goed idee, in de herberg die ondergebracht is in een oud gedeelte
van het klooster kan men enkel slapen en douchen. Dus geen druk gedoe met koken
afwassen of kleding wassen. Puur relaxen dus, als ik goed en wel geïnstalleerd
ben ontmoet ik aan de ingang een Nederlander die thuis per fiets is vertrokken.
Hij weet nog niet goed of hij hier zal verblijven of verder rijden, maar als
hij de rust erkend die deze plaats uitstraalt is zijn beslissing snel genomen.
Samen brengen we nog een hele fijne avond door, blijkbaar hadden we allebei
nood aan een goed gesprek. Ik wilde hier wel graag de mis bijwonen maar als ik
om 7h30 verneem dat het nog een uur te vroeg is voor de paters besluit ik om na
het ontbijt dat ik trouwens samen met mijn Nederlandse fietsvriend alle eer aan
doe verder te trekken. Ik neem afscheid van Roger en allebei verdwijnen we in
de mist. Als ik na ongeveer 15 min. De mogelijkheid krijg om voor een
alternatieve weg te kiezen laat ik deze mogelijkheid niet aan mij voorbijgaan.
Een smal asfalt pad stuurt mij steil omhoog richting Pascais. Boven verdwijn ik
in een holle weg waar me moeilijke maar mooie afdaling te wachten staat. De
bomen die hier groeien lijken wel uit het sprookjesbos van de Efteling te
komen. Het wordt nog mooier als ik in het eerst volgende dorp een loslopende
ezel zie staan op het kerkhof en rond de kerk. Beiden zijn ommuurd zodat onze
vriend de ezel ongestoord zijn buikje rond kan eten. En niemand van de hier
aanwezigen op het kerkhof deed zijn of haar beklag. Als ik niet over holle
wegen wandel, loop ik over paden die afgebakend zijn met op elkaar gestapelde
stenen, eeuwen lang trotseren deze muren al de tijd, het lijkt of ze
samengehouden worden door mos en varens. Zo wandel ik verder van bergdorp naar
bergdorp als een danser de koeienvlaaien ontwijkend. In één van deze dorpjes
staat een kapel waar ik door de tralies een foto probeer te nemen van het
prachtige interieur. Als ik Sarria, de stad die door koning Alfons IX in de
dertiende eeuw werd gesticht, bereik is het tijd om inkopen te doen en de post
te versturen. Mijn inkopen wegen veel te zwaar, en op de oever van de Rio
Pequeño nog in het centrum van de stad eet ik al een deel op. Het interieur van
de kerken blijft ook hier voor mij verborgen, dus trek ik verder naar Barbadelo
over een prachtig bospad waar oeroude bomen heersen over alles wat de natuur
hier ten toon spreidt. Ik wandel verder door dorpjes die in Bokrijk thuis
horen, maar in ieder dorpje ook al telt het maar drie huizen is wel een bar en
een slaapplaats te vinden. Nog één maal gaat het over een met losliggende keien
bezaaid pad steil omhoog, bijna boven laat ik mij in een bocht aan de rand van
de weg op een stuk rots neerploffen om de rest van mijn inkopen te verorberen.
Ik zie de voorbij zwoegende pelgrims heimelijk naar mijn mooie rustplaats
gluren. De refuges in deze kleine dorpjes lonken verleidelijk, maar na een
drankje in een plaatselijke bar besluit ik om toch verder te trekken naar Porto
Marin. Nog voor ik mijn slaapplaats bereik zie ik een zestal ooievaars spelevaren in de blauwe
lucht. Vader en moeder ooievaar zijn bezig hun kroost te leren hoe ze voordeel
kunnen halen uit de opstijgende warme lucht. Een prachtig schouwspel, ik prijs
me gelukkig dat ik dit mag aanschouwen. Nog enkele mooie vergezichten en dan
begint de veel te steile afdaling naar Porto Marin waar ik een slaapplaats ga
zoeken. Nog minder dan 100 km scheiden mij van Santiago.
Ik weet het
weer, onze pelgrim bedelaar kwam uit Madagascar. Gisteren avond heb ik nog een
kort gesprek gehad met een man uit Californië, alhoewel hij nog enkele jaren
ouder is als ik is hetzijn ultieme
droom om eens naar Jeruzalem te stappen. Ja, welken pelgrim droomt daar nu niet
van, misschien komen we op die weg elkaar nog eens tegen. In dit boerendorp
hoog in de bergen was eten vinden geen enkel probleem, en zeker het uur niet.
Het is dan ook de eerste maal sinds ik in Spanje ben dat ik kan avondeten voor
zeven uur. Daar maak ik dankbaar gebruik van, en om 7H30 lig ik al uitgeteld
onder de wol. Ik heb vannacht weer anatomie les gehad ik weet weer exact ieder
scharnierpunt en iedere spier of pees in mijn benen en voeten liggen. Maar deze
morgen toen de les voorbij was stond ik om 6h30 startensklaar fit en gezond. Ik
verlaat dit boeren bergdorp over een smalle stijgende met stenen bezaaide
smalle weg. Steeds verder stijgend komen er prachtige vergezichten tevoorschijn,
een berglandschap dat terug begroeid is met goudgele bloemen. De ene bergrug
lijkt de andere wel te willen verdringen, of het zou ook kunnen dat ze
geleidelijk en liefdevol in elkaar overgaan. Na ongeveer ¾ uur bereik ik het
laatste bergdorp in de provincie Léon. Koeienvlaaien ontwijkend zoek ik mij een
weg naar de enige bar in dit dorp om me er te goed te doen aan een stevig
ontbijt. Het belooft een zware dag te worden, ook na het ontbijt gaat het
steeds verder in stijgende lijn soms over flinke kuitenbijters richting O Cebreiro.
Dit dorp is een levend museum, de Iglesia Santa Maria la Real is de oudste
bewaard gebleven kerk op de route. Door de gesloten deur kan ik door een klein
gaatje in de verte met veel moeite iets onderscheiden. Enkele pallozas zijn
volledig gerestaureerd, in deze van oorsprong Keltische huizen leefden mens en
dier samen. Tot in de jaren 60 waren deze pallozas nog in gebruik, nu dienen ze
nog als museum. Ik verlaat dit Spaanse Bokrijk nog altijd in stijgende lijn
verder trekkend door een bos waarvan de takken begroeid zijn met Ijslands mos.
Mooie bloemen en vogelgezang doen me de aardse zaken en het klimmen vergeten.
Enorme witte heidestruiken lokken duizenden bijen. Nog voor ik de pashoogte van
San Roque bereik beland ik in een mooi kerkje, waar ik even tijd neem voor
mezelf en een lichtje laat branden voor anderen. Op de hoogte van San Roque
staat een enorm bronzen beeld van een pelgrim die zich schrap zet tegen de
wind. Maar vandaag is er van wind geen spraken, een azuurblauwe hemel en een
deugddoende zonnewarmte vergezellen mij. Na de bronzen pelgrim gaat het verder
over een gemakkelijk begaanbaar golvend pad, vergezeld van de mooiste melodieën
geniet ik van prachtige vergezichten die me meermaals verplichten om halt te
houden. Zo gaat het verder tot in Hospital de Condesa. Daar doemt zonder
overgang de klim naar de Alto do Polo voor me op, het laatste stuk gaat zeer
steil, kromgebogen zwetend en puffend overwin ik deze hindernis. De beloning is
groot, wanneer ik boven rechts van mij een bar zie doe ik mij te goed aan een
boccadillo en een koffie om mijn grommende maag het zwijgen op te leggen. Als
ik even later zie hoe de mannen van de Gardia Civil hier boven arriveren en dat
zonder rugzak ben ik toch een beetje fier op mezelf en mijn niet meer zo jonge
knoken. Na een lange welverdiende pauze stap ik verder met voor en achter mij
de Garda Civil, nooit heeft een pelgrim zich veiliger gevoeld. Het uitzicht
over het Gaicishe berland of over het dal van Triacastela is adembenemend. Het
is net alsof de dorpjes in de verte samen met de koeien aan hun dagelijkse
siesta bezig zijn, nergens is er ook maar enige beweging te zien. Uiteindelijk
beland ik na 26 km in Triacastela in de Iglesia de Santiago. In dit prachtig
kader neem ik nog wat tijd voor mezelf en besluit om naar het 10 km verder
gelegen Samos te trekken. Mijn besluit om naar Samos verder te trekken is niet
zomaar genomen. Ik ga proberen om een slaapplaats te veroveren in één van de
oudste kloosters van de westerse wereld. Het Monastario de Samos werd omstreeks
de 5a6 eeuw gesticht. Na Triacastela waar ik de Garda Civil achter laat loop ik
ongeveer 45 min. Langs de grote baan, maar als ik rechts over een smal pad in
de bossen verdwijn begin ik aan het mooiste deel van mijn tocht van vandaag. Ik
loop bijna altijd in holle wegen waarvan de wanden bezaaid zijn met
verschillende soorten mossen en bloemen, het spel van schaduw en zonlicht geeft
aan dit alles een sprookjesachtig uitzicht. De door iedereen met honderden koeienvlaaien
bezaaide vergeten dorpjes waar aan de ingang luie honden de wacht houden heten
mij in stilte welkom. De Rio Oribio daarentegen gaat links van mij in de diepte
wild te keer. De bomen aan weerszijde van de holle wegen zijn met hun kruinen
in elkaar verstrengeld, zo kom ik goed beschermd tegen de zon omstreeks 16h30
in Samos aan. Waar tot mijn grote vreugde nog een plaatsje vrij is voor mij.
Toen ik
gisteren goed en wel geinstalleerdwas ,
mijn dagboek eten gegeven , en de dagelijkse was en plas gedaan, ben ik terug
gelopen naar het dorp. Waar de Iglesia de Santa Maria nu wel open was. Ze was
prachtig versierd , want ook hier deden de kinderen vandaag hun communie. Bij
het verlaten van de kerk maak ik kennis met een bedelaar pelgrim , die in het
kerkportaal zit, samen met zijn hond. Een schaaltje nodigt uit om wat geld
achter te laten. Hij spreekt mij aan , in het Frans, en we gaan samen iets
drinken, hij komt uit een land waarvan ik de naam nu vergeten ben, maar het was
een exotisch land. Ooit heeft hij nog in Luik gewerkt , vandaar zijn Franse
taal. Ik kom van alles te weten over zijn familie , en zijn redenen om op deze
wijze de camino te lopen. Want buiten slapen met uw hond, en uw hand uitsteken
om aan wat geld te raken, ik zie dat niet zitten? Hij is al voor de 18 maal
onderweg en loopt nu van Santiago naar, hij weet nog niet waar naar toe. Hier
Cacabelos blijft hij nog een paar dagen, want de mensen kennen hem na zovele
jaren en leggen nu en dan wel wat in zijn schaaltje. Als het tijd is om te gaan
eten , nodig ik hem uit om samen te gaan. Maar de mis is om 8u , en dan wil hij
aan het kerkportaal zitten. Zou het dan toch zoveel opbrengen)Ik betaal voor
hem het pelgrimsmenu , en dan kan hij later op de avond terug komen. Weer een
ervaring rijker, keer ik tevreden naar mijn auberge terug. Deze morgen ben ik
om 6u opgestaan, om 6u30 stond ok in de startblokken, om een half uur later in
Picros te gaan genieten van spek met eitjes. Net buiten Picros ga ik de
alternatieve toer op, door een heuvelachtig landschap trek ik door de
wijngaarden, fluitende vogels waaronder een zanglijster maken het wandelen
aangenaam. En als er dan iedere honderd meter een volgeladen kersenlaar langs
de weg staat , kan mijn dag nu al niet meer stuk. Zoals altijd bevind er zich
weinig volk op deze wegen, die nochtans ook voorzien zijn van de nodige
markeringen. Ik beland in Villafranca del Bierzo voor ik er erg in heb. De 3of
4 kerken in deze stad houden hun deuren angstvallig gesloten. Alleen zijnde wil
ik ook deze stad zo snel mogelijk verlaten , en vergeet op het einde de
richting van de alternatieve weg in te slaan. Of werd ik door hier boven de
andere richting ingestuurd ? Mijn vermoeide lichaam vraagt al enkele dagen om
rust, en deze alternatieve wordt niet voor niets de ( camino Duro) genoemd, er
moet 460m geklommen en 380m gedaald worden . Terwijl de weg , die ik word ingestuurd
langzaam stijgt weliswaar langs de grote baan, maar deze maal klaag ik niet.
Onderweg kom ik nog door een bijna verlaten dorpje; maar een bar is er wel. Hier
trakteer ik mij op een tas koffie, voor ik verder trek. In Trahedelo komen de 2
wegen weer samen , en dus is het hier ook wat drukker, en is er ook een winkel
en een geldautomaat. Ik breng aan allebij een bezoek. Nu gaat het verder langs
kleine dorpjes maar niet vooraleer een bezoek te brengen aan de kerk die wel
open is. Van dze gelegenheid maak ik gebruik om nog eens een kaarsje te
branden. In één van deze dorpjes stap ik nog een prachtige kapel binnen,
nergens kan ik een aantekening vinden , waartoe deze kapel ooit behoord heeft.
Het gaat nu verder over smalle totaal kapot gereden asfalt wegen, maar ook door
loofbos. De weg begint flink te stijgen en links van mij komt er weer brem tevoorschijn.
Het is vandaag voor het eerst sinds lang dat ik geen ooievaars zie. De dorpjes
die ik doortrek zien er romantisch uit , en ongewild moet ik aan een liedje
denken , waar ongeveer deze zin in voorkomt (wat leefden ze eenvoudig toen ,
tussen koeien en wat groen) Wel zo is het hier, tot plots mijngele pijl links af gaat, onmiddellijk is het
voorbij met filosoferen op een ongelooflijk mooie maar ook ongelooflijke steile
holle weg , word ik richting La Faba gestuurd . Het zweet stroomt over mijn
lijf, maar als ik boven kom word ik beloond met een slaapplaats. Het was
vandaag tamelijk veel asfalt verteren, maar altijd met het water en een
rotswand in de nabijheid . En mijn vermoeide lijf is wat tot rust kunnen komen.
Ik ben een tevreden mens.
Als je een
groene twijg in je hart bewaart, zal er op een dag een zangvogel je opzoeken.
Uit een 17eeuws
Japans gedicht.
Ik vond
gisteren avond een slaapplaats in een totaal nieuwe auberge (nog maar een maand
open) plaats voor 100personen , onderverdeeld in kamers van 8 personen. Voor
het eerst slaap ik bij een Belg op deze camino. Een jonge man van 33jaar uit
Bonheiden. We hebben dezelfde interesse , en dus is de avond gezellig verlopen.
Dat ook een fietsende pelgrim het leven kan laten op de camino ,bewijst het
gedenk teken van de Duitser Heinrich Kraus, die in 1987 hier verongelukte. Van
El Acebo gaat het langs de asfalt weg naar beneden naar Riego De Ambros. Met steeds
het zicht op de besneeuwde bergtoppen, en valleien begroeid met gele
bremstruiken. Zolang het mogelijk is wil ik van deze pracht genieten , maar
iedere stap voert mij hier onherroepelijk van weg. Na Riego de Ambros gaat het
steil naar beneden over een rotsachtig pad . Daarnet zag het in de valleien nog
geel van de bloeiende brem, aan deze zijde is alleen nog groen te zien, alle
brem is uitgebloeid. Maar aan het einde van het dalende pad , kom ik in een
vlakte waar een kabbelend beekje door stroomt. Deze vlakte is begroeid met
bloeiende rozenbottels, een pracht voor het oog. Velen van de zeer oude
kastanje bomen zijn dood of afgezaagd . Ook in deze vlakte blijven de fluitende
vogels onzichtbaar. Op het einde mond het pad uit op een asfalt weg , waar even
verder een alternatieve route mogelijk is. Enkele pelgrims volgen de asfalt
baan, maar samen met een Spaanse pelgrim neem ik de alternatieve, een rots
achtig pad voert ons langs kleine purperen bloemen, groeiend op een lange
stengel, door heel het dal hangt een geur , neigend naar wierook, maar ik kan
geen enkele bloem bedenken waar deze geur Bij thuis hoort. Tot in Molinaseca
heb ik geen asfalt gezien, terwijl er toch pelgrims zijn , om langs de drukke
baan te lopen. Net voor het dorp staat de Parroquia de San Nicolas de Bari ,
een 17 eeuws e Neoclasistische kerk, de deur bleef op slot, maar door een
klein traliewerk lukte het me toch om van het mooie interieur enkele fotos te maken.
Links voor de ingang van het doep liggen volkstuintjes, die ook al is het
vandaag een feestdag , verzorging nodig hebben. In Molinaseca, ga ik ontbijten.
Waarna ik verder wandel naar Campo, om vandaar over de weg naar Ponferra te lopen.
De klok van de basiliek heet me van harte welkom, ik kan dan ook niet anders dan
in dit heiligdom binnen gaan, waar juist de kerkdienst begint. En zover ik het
begrijp , doen hier vandaag de jongeren hun plechtige communie . Na de
kerkdienst verlaat ik de stad zo spoedig mogelijk. Ik loop langs de Rio Sik
door het stadspark. Om even later in Columbrianos te belanden, waar de mis
juist gedaan is, hiervan profiteer ik om de kerk te bezoeken, de Iglesia de San
Esteban, heeft een mooi 18 eeuws gebeeldhouwd barok altaar. De kerkbewaarder
staat ongeduldig bij de kerkdeur te wachten, maar toch vraag ik haar
vriendelijk om een , even later brandt er een kaarsje meer in de kerk, en vervolg
mijn weg. Over kleine asfalt wegen gaat het nu richting Cacabelos gelukkig
bevind ik me hier in de regio van de kersen teelt, en menige boom staat hier
gewoon langs de kant van de weg. Iedere boom vereer ik met een bezoek, en
zodoende is het lopen over de weg niet hinderlijk. De laatste 2 km naar Cacabelos
gaan licht stijgend over een veld weg, en door de wijnvelden. Zo eindigt deze
dag toch nog met mooie vergezichten. Als ik in de auberge aankom krijg ik het laatste
bed toegewezen, en slaap vandaag weer bij de pelgrim uit Bonheiden, en deze
maal in een kamer met 2 bedden.
7 JUNI VAN SANTA CATALINA DE SOMOZA NAAR EL ACEBO 28 KM
Er komt
nooit een later ,het heden is het later altijd een stapje voor.
Julien
Mijn onderkomen
gisteren avond was een goede keuze , kamers van max 8personen en voldoende
sanitaire ruimtes. Nadat de was en de plas gedaan is ben ik nog even het dorp
gaan verkennen . Veel vergane glorie zie ik hier , en ik kan het allemaal
moeilijk plaatsen, er lopen 3 mooie straten evenwijdig met elkaar door het
dorp. Op vele plaatsen is begonnen met nieuwbouw, maar al deze bouw werven
liggen er onafgewerkt bij. Net alsof iedereen hier ijlings op de vlucht is
geslagen. Of heeft de crisis er iets mee te maken? Ik ontmoet op de kamer een
Zwitserse dame , zij vertelde me dat een paar dagen geleden haar schoenen
gestolen zijn. Deze zeer gelovige vrouw kan dit alles moeilijk plaatsen en
vraagt zich voortdurend af wat dit voor haar te betekenen heeft. We brengen samen
de avond door , pratend over familie , en het zoeken naar het waarom en zoveel
zaken meer. Haar man is 9 jaar geleden naast haar niet meer wakker geworden.
Onmiddellijk moet ik denken aan mijn schoonbroer , die het zelfde heeft
meegemaakt met zijn fietsmaat, ergens in Frankrijk . Deze Zwitserse dame heeft
nog 3 maanden om in Santiago aan te komen , ik moedig haar aan om ondanks haar
tegenslag toch door te zetten, maar dan met kortere etappes van max 10 km. Op
het einde van deze mooie avond is ze er van overtuigd dat ze Santiago zal
halen, en dater achter haar tegenslag
toch nog een boodschap zal zitten. Iedereen in onze kamer blijkt een langslaper
te zijn, om 7 u sta ik voorzichtig als eerste op, en als ik 20 minuten later
vertrek, is er nog geen beweging te merken. Als ik het dorp verlaat met de zon
reeds aan de hemel, bemerk ik links en rechts ommuurde percelen van op elkaar
gestapelde stenen, ongeveer 1 meter hoog, en zelfs voorzien van een poortje.
Verder is er op deze percelen buiten onkruid niets te bemerken. Met het zicht
op de bergen trek ik over een smal pad richting El Ganso, het landschap is
golvend en begroeit met struiken en lage bomen. In El Ganso , een oud vervallen
dorp , vind ik toch een winkeltje waar ik wat brood en kaas aanschaf, en waar
ik ook een tas koffie kan drinken en kan ontbijten. Na het dorp gaat het over
een licht stijgend bospad verder, door loofbos waarvan de stammen volledig
omhuld zijn door mos. Prachtige vergezichten ontvouwen zich voor mijn ogen, ook
de eerste bloeiende heide komt langzaam tevoorschijn, samen met de lavendel.
Maar er is ook iets merkwaardigs dat mijn aandacht trekt. Soms is het net dat
ik in de herfst op wandel ben, stroken bos van soms 100meters lang staan er bij
met verdorde bladeren, zijn deze bomen ziek , of is dit te wijten aan de droogte
? Ik weet het niet. Langzaam nader ik het volgende dorp, Rabanal del Camino,
waar ik een bezoek breng aan de Ermita del Bendito Cristo de la Vero Cruz. De
deur staat wel open maar verder dan het hek kom ik niet. Een paar foto s van
het prachtige interieur neem ik mee naar huis. Rabanal de Camino laat ik achter
mij, voor mij ligt een smal sterk stijgend pad . Waar ik ook kijk , overal ziet
het geel van de brem, terwijl de besneeuwde bergtoppen een gure zuid westen
wind mijn richting uitsturen. Diepe dalen en prachtige bergketens doen me
steeds verwondert halt houden. Geregeld kom ik een gedenkteken tegen van een
overleden pelgrim , zo ook hier , Uberlinde Contes stierf hier in 2008 op haar
tweede tocht. Terwijl witte en gele bloemen om mijn aandacht smeken,
verschijnen er git zwarte wolken, en een ijzige wind doet me verstijven. Het is
onmogelijk om de schoonheid van deze streek te beschrijven, terwijl ik verder trek
over smalle paden , aan beide zijden begroeid met witte brem, komt Foncebadon
langzaam dichter bij. Ik herken dit dorp nauwelijks , twee jaar geleden stonden
hier enkel aftandse huizen , en een auberge waar ik zeker de nacht niet wilde
door brengen. Nu staan er tussen de vele ruines nieuwe of verbouwde huizen.
Hier , aan dit dorp is goed te zien dat dank zij de miljoenen pelgrims veel
mensen een nieuw leven kunnen opbouwen. Na een tas koffie en een koekje
scheiden me nog 45 minuten van Cruz Ferro. Van verre zie ik het kruis tevoorschijn
komen. Maar ik zie ook lawaaierige toeristen boven aan het kruis staan. Ik houd
bewust mijn stappen wat in , en hoop als ik boven kom dat de storm zal over
zijn. Ik ben bijna boven als de massa verdwijnt in twee bussen. Zo heb ik een
moment voor mij alleen , om mijn meegebrachte stenen , die van Mariette en een
kleintje van Emma onze kleindochter achter te laten, aan de voet van het kruis.
Van Cruz Ferro gaat het verder bergafwaarts. Met een rugzak die kilos minder lijkt
te wegen . Nu gaat alles precies beter , dit is een belangrijk punt op de camino
voor de pelgrims, als je tenminste voorbij al de achter gelaten troep kan kijken. Adembenemende vergezichten
op de Sierra Teleno worden mijn deel, gelukkig is het pad breed , en goed
begaan baar , zodat ik ten volle kan genieten. Na Majarin een dorp bestaande
uit 2 huizen wachten me nog 2 uur tot aan het dorp El Acebo. Twee uren om nooit
te vergeten, soms licht stijgend , maar vooral dalend gaat het verder over
smalle met stenen bezaaide paden. Op een hoogte krijg ik een fantastisch zicht
op het dal van de Rio Sil tot aan Ponferada . Elke 50 meter blijf ik staan om
dit moois te laten doordringen. Niet alleen de vergezichten roepen om aandacht
, ook het fel dalend pad met stenen bezaaid , vraagt om aandacht. Een verkeerde
stap en het is afgelopen met de vreugde . Prachtige laag bij de grond groeiende
gele bloemen , smeken om gefotografeerd te worden. Heel ver weg , links van mij
, zie ik een dorp , het lijkt wel op een dorp ergens in Tibet , zoals men wel
eens op tv te zien krijgt. Vele bloem soorten zijn al uitgebloeid , terwijl
andere nog in knop staan. Het overgaan van ravijnen naar bergen is begroeid met
, voornamelijk geel, is een lust voor het oog. Als uiteindelijk El Acebo in
zicht komt , ben ik blij en treurig tegelijk. Blij omdat ik eindelijk kan gaan
rusten , treurig omdat ik tijdens de nacht niet meer kan genieten van al dat
moois. De laatste honderd meters loop ik , door een lavendeltapijt , met een
heerlijk aroma in mijn neus, ga ik op zoek naar een slaapplaats.
6 JUNI VAN HOSPITAL DE ORBIGO NAAR SANTA CATALINA DE SOMOZA 29,5 KM
Onderweg
zijn is ..stil zijn met de sterren, zingen met alle vogels en dansen met alle
kinderen.
Jan
Hendrickx
Toen ik
gisteren over de 20 bogige brug, over de Rio Obrigo de stad binnen wandelde ,
was men volop bezig met de voorbereidingen van de middeleeuwse spelen (Justas
Medievales) ter herinnering aan de Passo Hoaroso, dit gaat gepaard met ridder
tornooien en een middeleeuwse marlt. Maar ja ik ben hier te vroeg, en de spelen
zullen zonder mij ook wel door gaan. De meeste aanwezigen pelgrims koken zelf
hun potje in deze herberg , dus zoek ik mij een restaurantje waar ze een
pelgrims menu aanbieden. Voor 9 euro ga ik met een goed gevulde maag naar bed.
Deze morgen was iedereen muis stil denk ik want ik werd pas wakker om 6u30 . De
zon is me te snel af geweest, toen ik om 7u15 vertrok was ze al volop aan het werk.
Op het einde van het dorp neem ik de variant (señalizazado) en beland even
verder in een veldweg volgens de gids, in werkelijkheid een smalle
geasfalteerde weg. Na een klein uurtje kom ik beland ik in Villares de Orbigo ,
is het tijd om te onbijten . Ik zet me bij een Oostenrijkse dame aan tafel ,
haar aangezicht is één grote blauwe plek, en op haar neus zit een stevige
pleister . Enkele kilometers voor Leon is ze gestruikeld , en dan wordt uw
beste vriend ( de rugzak ) uw grootste vijand. Eerst dwingt hij u op uw knieën
, om u daarna genadeloos met uw gezicht op de grond te duwen. Zo is het ook bij
deze dame gegaan, met gehavende knieën en een gebroken neus doet ze het een
paar dagen of weken kalmer aan. Ze vertelt me dat ze tijd genoeg heeft, haar tocht
wil beëindigen in Santiago. Een sterke dame , even later nemen we met een bon
camino afscheid , waarschijnlijk zien we elkaar niet meer. Bij het verlaten van
het dorp neem ik nu wel een veldweg, en al spoedig verdwijnen de graanvelden en
komt bos , en struik gewas in de plaats. Ik denk dat ik gedaan heb met boeren
en bosbeheerder word. Maar dat is verkeerd gegokt, één maal boven (het is
gedaan met de vlakke paden) verschijnen de graanvelden weer, met links en
rechts een mais veld. In de verte zie ik het volgende dorp. Al enkele dagen zie
ik in de velden enorme water pompen (mobiele) staan, aangedreven door grote
diesel motoren. Als ik hier net buiten het dorp langs een boerderij wandel zie
ik ook hier zulk een pomp staan. Die ieder ogenblik kan ingezet worden om de
velden te voorzien van het nodige vocht. Rond deze boerderij zie ik hier en
daar een schuchtere poging tot wijnbouw. Als ik het dorp achter me laat,zie ik links van mij een bruine loodrechte
wand , met honderden kleine openingen . Voor de wand vliegen evenveel zwaluwen
die in hun vlucht insecten vangen , en die vervolgens tijdens hun vlucht ,
voederen aan hun jongen die met hun bek buiten hangen, dit alles gebeurd in
seconden en gaat onverminderd voort. Ik sta met open mond naar dit schouwspel
te kijken. Ik wandel verder over een met stenen bezaaid pad, eerst de dieperik
in , tussen lavendelstruiken. Met een heerlijk aroma in de neus vang ik de klim
aan, om eenmaal boven een mooi zicht te krijgen op de besneeuwde bergtoppen van
de Montes de Léon en de Sierra de Teleno. Maar ook rijzen er enorme graanvelden
voor me op. Vandaag is het werken geblazen , mijn pad blijft dalen en stijgen ,
met enorm veel losliggende keien, maar ook met een nieuwe bloem, een laag bij
de grond geel bloemetje met een klein zwart hartje. Ik kruip terug uit de
diepte, en in de verte zie dat er nog steeds gezorgd word voor de pelgrim op
deze hoogvlakte. Een kraampje met vers fruit van vijgen , dadels, bananen en
watermeloen, tot ik weet niet nog wat allemaal staat hier op ons te wachten. En
betalen is donativo, twee jonge mensen voorzien hier dagelijks vele pelgrims
van de nodige energie en rust. Als ik even later verder wandel droom ik ervan
om later , als ik helemaal op het einde verander van leven hier naartoe te
komen om ook uit idealisme de pelgrims te helpen. Ik zal toch op het einde niet
zomaar verdwijnen éh ? We zullen toch nog wel een tweede kans krijgen,
niet??Plots op het einde van deze hoogvlakte is het gedaan met dromen, en zie
ik in de verre diepte Astorga liggen. Een gitaar spelende man aan de rand van
de straat eist nog even mijn aandacht op, maar dan zet ik mijn aanval in op de
stad. Ik moet nog voorbij het dorpje San Justo de la Vega komen. Om dan over
een voetgangers brug de trein sporen te bedwingen, op het einde van deze brug
leid een veldweg me naar Astorga. Als ik Astorga binnen kom staat de kerkdeur
open, dus ga ik even binnen. De kathedraal domineerd de stad dan wel ,maar is niet
open. Astorga mag dan een mooie stad zijn, met gebouwen die allemaal een bezoek
waard zijn. Maar zonder Mariette trek ik liever verder . Ik verlaat de stad
zonder al te veel moeilijkheden, en na een half uurtje verschijnt aan mijn
linker zijde de Ermita del ecce Homo , een overblijfsel van een
pelgrimshospitaal uit 15 eeuw. In deze prachtige kapel neem ik nog even tijd om
na te denken over mijn tocht. In het volgende dorp zijn al de bars gesloten en
moet ik mij zonder koffie nog een uur proberen overeind te houden. Als ik op
het einde van het dorp een veldweg op ga , verschijnt er een enorme wildernis
voor mij, zo ver het oog reikt zie ik gele brem en lage bomen, glooiende
vlaktes met uit gebloeide lavendel, en besneeuwde bergtoppen ,die steeds dichterbij
lijken te komen. Er komt een sterke wind opzetten, en er verschijnen donkere
wolken aan de hemel. Voor of achter mij is geen levend wezen te bespeuren,
alleen het fluiten van de wind, die me soms omver wil blazen , herinnerd mij
eraan dat dit geen droom is. Als ik in Santa Catalina de Somoza aankom klop ik
aan bij de eerste auberge die ik tegen kom. Voor 5euro breng ik hier de nacht
door. Het is genoeg geweest voor vandaag.
Mijn hart is
haast te klein om de rijkdom op te bergen , vergaard op mijn camino.
Julien
Ik heb ze
daar boven goed wakker geschud denk ik. Mijn oude bekende van het kerkenpad had
het zo druk , dat er geen tijd dreigde over te schieten voor een babbel. Maar
zijn collega aan de inschrijvings tafel dacht daar anders over , vamos zei hij,
hij moest gezien hebben hoezeer ik aan een babbel toe was. Samen met Henk trok
ik de stad in voor een goed gesprek en koele pint. Mens dat doet deugd . Henk
kon niet de hele avond met me door brengen, maar dat was ook niet de bedoeling.
Na een goed gesprek trok ik alleen de stad in. Zonder stadsplan , zelfs zonder
plan slenter ik door de stad, eerst een bezoek aan dekathedraal , dit immense bouwwerk spreekt
toch tot de verbeelding. Hoe kregen ze dat in godsnaam toch voor elkaar?
Slenterend door de stad sta ik plots in de Basilica de San Isidore, veel
kleiner maar ook heel intiem. De stad is in feeststemming en op een klein
pleintje speelt een traditioneel orkest en een groep danseressen in
traditionele klederdracht, zetten hun beste beentje voor. Tijdens het avondmaal
zit ik met 2 Nederlanders , 2Duitsers en 2 Italiaanse geestelijke aan tafel. De
2Nederlanders zijn hier met de fiets en doen ongeveer elke dag de afstand die
ik wandel, alleen als het flink bergaf is doen ze er een schepje bij, tijd is
het enige wat je nodig hebt op de camino, en dat hebben deze 2 genoeg. Het
wordt nog een leuk ronde tafel gesprek, en iedereen zoekt later met een zalig
gevoel zijn bed op. Vrouwen en mannen liggen hier gescheiden ,bij de nonnen, enkel de echtparen krijgen elk
een stapelbed toegewezen in een aparte kamer . Om 9u30 kwam er een non door de
zaal gewapendmet de boodschap dat er
stilte verlangd werd om 10u , en tussendoor wenste ze iedereen goedenacht. Om
5u beginnen de eerste al zenuwachtig te worden, en tegen 6u loopt de slaapzaal
al langzaam leeg, zelf sta ik om 6u45 klaar om naar ik weet niet waar te
trekken. Leon verlaten is niet moeilijk , maar het duurt wel lang. Pas na 2u
asfalt en lawaai te hebben verdragen , komt er stilaaneen einde aan mijn leiden. In Virgin del
Camino zet ik mij op een terras , en bestel mij een boccadillo en een grote
koffie. Als ik Virgin del Camino even later wil verlaten zie ik dat de kerkdeur
open staat . Deze kerk is heel modern, het is dan ook een grote verassing om
binnen een barokaltaar uit de 18° eeuw aan te treffen, met een Maria afbeelding
uit 16° eeuw. Na dit bezoek en een bedankje naar boven voor de hulp , verlaat
ik het dorp en beland 5 minuten later op een alternatief pad, een stijgende
veldweg voert me door een fassinerende natuur. Een dorre vlakte met lage struiken
en kleine bomen strekt zich voor me uit. Maar in deze vlakte groeien ook laag
bij de grond mooie bloemen. Een ooievaar staat geduldig te wachten want hij
heeft een afspraak met zijn vriend de kikker. De roep van de koekoek herken ik
, maar ik blijf menigmaal stilstaan om verwonderd te luisteren , naar onbekende
vogel geluiden. Op het einde van deze stijgende weg , beland ik in een dorpje
waar een man met een kraampje staat met fruit. Twee bananen en een appelsien
veranderen van eigenaar en betalen is donativo. Na dit dorpje kom ik terug
terecht in een sprookje van duizend en een nacht. Hier spreek ik een koppel aan
natuurlijk in het Engels, zij blijken in Australié te wonen, als ik ,zeg dat ik
in België woon , dan antwoord hij dan spreken we toch gewoon Nederlands. Blijkt
dat hij 25jaar geleden voor zijn werk naar ginder is vertrokken, en terug keren
is geen optie meer. Als ik in Villar de Mazarife aankom , komen de de 2
Nederlanders van gisterenavond rustig aangereden . Ze hebben dezelfde gereden
die ik vandaag gewandeld heb, en geraken maar niet uitgepraat over al dat moois
dat hen vandaag ten voeten is gegooid. Ik heb nu 22km gewandeld , en besluit er
nog 3uurtjes bij te doen. Er ligt een kaarsrechte weg op mij te wachten, met in
de verte besneeuwde bergtoppen, als ik me omdraai zie ik in de verte een
eenzame pelgrim . Ik loop nu door een landbouw gebied waar voornamelijk mais
wordt verbouwd . Ook hier brengen de betonnen kanalen het water tot aan de rand
van de velden. Door middel van sluizen worden de velden s nachts onder water
gezet. Als de vermoeidheid begint toe te slaan beland ik in Villavente waar een
Magnum me er weer bovenop helpt. Nog een uurtje wandelen over een veldweg
begeleid door kikker gezang, en de wind die stilaan weet hoe me op te
vrolijken, lijkt me geen slecht voor uitzicht. Ik zit hier nu in Hospital de
Orbigo , in een refuge van de kerk, en voor 5 euro kan ik hier slapen.
Als ik niet
van wandelen hield, zou ik hier dan zijn? En zo ja, om welke reden?
Julien
Gisteren
avond nog even gepraat met een man uit California. Maar ik had een mentale tik
gekregen ergens onderweg. Ik besloot om op mijn eentje te gaan eten en vroeg te
gaan slapen. Mijn tik was deze morgen nog niet helemaal verwerkt , maar als ik
om 6u30 in een ijskoude wind alle ju zeg tegen mezelf dan is er geen andere
keus dan de ene voet voor de andere te zetten. Ik verliet Burgo Ranero met een
blik op de kerktoren, waar moeder ooievaar al druk bezig was met haar jong.
Rechts van mij kwaken de kikkers er al duchtig op los, niet vermoedend dat
enkele van hen vandaag een lekker hapje zouden worden voor de ooievaar en haar
jong. Een prachtige zonsopgang deed me met volle moed de 14 km aanvangen die me
scheidde van het volgende dorp. Mijn pad loopt langs, en onbruik gemaakte
asfaltweg. De graanvelden hebben plaats gemaakt voor braakliggende akkers, hier
en daar wordt er een poging gedaan om erwten of bonen te telen. Kunstmatige
kanalen brengen het water om de akkers te bevloeien dieper het binnenland in.
Terwijl ik gisteren de bergen door dichte nevelsluier nauwelijks te zien kreeg,
pronken ze nu ver weg met hun besneeuwde toppen. Veel pelgrims zijner nog niet
onderweg , maar ik haal er toch wel enkele in , waaronder 2 Duitsers. En dat
inhalen was voorbestemd , zou later blijken. Als ik na 3u stappen een bar zie
opduiken , ga ik binnen ontbijten rechts vooraan zit een dame met een
omzwachtelde voeten en een nors gezicht in haar koffie te roeren. Als ze mij in
haar taalom inlichtingen vraagt over
het volgende dorp es dat al even kort af. Ik denk dat ze in het Amerikaanse
leger chef is geweest, maar ik verstrek haar toch de nodige informatie. Voor ik
de bar verlaat breng ik eerst een bezoek aan de wc ,waarna ik naar buiten stap.
Hier kom ik tot de ontdekking dat ik mijn portefieulle verloren ben. Als ik
terug de bar inga , ligt alles netjes op de tafel waar ik zonet zat, kleingeld
dat er uit gevallen was lag er allemaal netjes bij. De 2 Duitse mannen hadden
gezien, toen ik naar het toilet , hoe mijn portefieulle op de grond viel. Ze
hadden alles netjes opgeruimd en op tafel gelegd. Na een dikke danke sehr nam
ik afscheid en zette mijn weg verder, richting Mansilla de los Mulas. Ook hier
had ik geluk ,als ik aan de kerk aankwam deed juist de koster de deur open van
deze prachtige kerk. Moederziel alleen zette ik mij op een bank en vroeg aan
ons moe en onze va of ze nog lang van hun rijstpap gingen genieten , of dat ze
nu eindelijk eens wilden helpen want het begon hier en daar wel pijn te doen.
En ja moemoe ik heb vava ook wakker geschud . Het werd tijd dat ze in aktie
schoten. En ja het heeft geholpen. In Puenta Villarente moest ik beslissen wat
ik zou doen, nog 3u verder lopen of stoppen. Niet zeuren zijden ze daar boven ,
kom op ju en wat een geluk als ik het dorp verlaat ,kom ik op een veldweg met
duizende bloemen en bremstruiken, die onmiddellijk mijn neusgaten verwennen.
Vogels die hun beste muziek boven halen, en ik die eens knik en denk, ze zijn
echt wakker. Kwakende kikkers doen er nog een schepje bovenop, dan nog een
smsje van tante Arlette, zouden ze dan echt de rijstpap aan de kant geschoven
hebben denk ik dan. De weg begint terug te stijgen en eenmaal boven kom ik bij
een kerkhof , volledig ommuurd met duizend wilde bloemen en vogels. Wie zou
hier niet willen liggen dek ik maar dan wel helemaal op het einde eh , nu nog
niet. Langzaam aan komt Lion in zicht , en als ik over een brug de grote baan
over steek , zie ik onder mij 2 fietsers waarvan één met een driewieler , alle
bij goed beladen en op weg naar Santiago. Hier heb ik even stil gestaan en mijn
zonnehoed afgenomen, terwijl ik terug dacht aan het Belgische fiets echtpaar
dat het toch zo loodzwaar vond en onder elkaar maar ruzie maakten. Als deze
persoon toch eens van fiets kon ruilen. Uiteindelijkkom ik in Leon op een
plaats terecht waar ik me onmiddellijk thuis voel. En als hospitalero tref ik
een oude bekende van het Jacob kerken pad. Ik kijk eens naar boven, en zeg
merci eet nu maar verder.
3 JUNI VAN SAN NICOLAS DE REAL CAMINO NAAR EL BURGO RANERO 26.6KM
Wanneer je
geen acht slaat op het kloppen van je hart, dan zal het kloppen van het grote
hart je verdoven.
Morja.
Al het
afzien gisteren wedt s avonds ruimschoots vergoed. In de tuin van de auberge
zat ik lekker in het zonnetje met mijn Deense lotgenoten, en een koppel uit
Pensilvenia , en een jonge vrouw uit Canada. Tijdens het avondmaal werd ons
gezelschap nog uitgebreid met 2 jonge mannen uit Amerika en een Engelsman. Bij
het lekkere eten vloeide de wijn rijkelijk en verbeterde mijn Engelse taal heel
snel. (denk ik toch )Onze tafel genoot uit Pensilvenia heeft wel een bewogen
leven achter de rug. Als jonge man is hij tijdens zijn legerdienst naar Vietnam
gestuurd. Hij sleurt dus een hele rugzak met zich mee. Om alles een beetje te
verwerken heeft hij een boek geschreven. Maar ik heb het verzuimt om de titel
van het boek te vragen. Als hij verteld dat hij thuis op beren jaagt schrikken
we allemaal wel een beetje. Maar, zo zegt hij , deze jacht is volkomen legaal,
en beren zijn daar nog genoeg. Zij jagen op de zwarte beer, die is groter dan
de grizly beer. Ieder heeft zijn verhaal , en reden om hier te zijn. De mooie
avond gaat snel voorbij . Maar mijn afgepeigerde lijf verlangd naar rust, veel
rust. Met drie op een kamer is een grote luxe. Tot 6u s morgens heb ik non
stop geslapen om 7u stond ik klaar om te
vertrekken . Vandaag ga ik geen risico meer nemen en neem me voor om op tijd te
stoppen. Ik verlaat het dorp over een veldweg, evenwijdig lopend met de N120
richting Sahugan . Een licht stijgend pad schuift onder mij voorbij, tussen
graanvelden afgewisseld met omgeploegde of bezaaide velden, kom ik na 1u30 aan
in Sahugan, waar ik in een plaatselijke bar ga ontbijten. Als ik verder trek
voel ik de naweeën nog van de zware tocht van gisteren .Hier neem ik de
beslissing om nog maximum 4u verder te gaan. Het hele traject is niet echt
aangenaam. Al dagen kom ik gesloten kerken tegen, maar enkele kilometers voor
mijn halte El Burgo Ranero staat er plotseling in het veld een kapel met open
deuren. Een schitterend interieur nodigt uit om mijn rugzak te laten zakken, en
even tijd te nemen om te bezinnen en een kaarsje te branden . Ik kom aan voor
een nog gesloten auberge, zet me in de rij en wacht samen met de andere
pelgrims tot de deuren open gaan.
2 JUNI VAN VILLERARMENTERO NAAR SAN NICOLAS DEL REAL CAMINO 43KM
Het was
gisteren de enige juiste keuze om op het einde van de wereld te overnachten. Ik
had reeds een paar maal gehoord dat er een Bask met een ezel onderweg was. Wel
ook zij hadden hier allebei onderkomen gevonden. En zo kwam ik ook te weten dat
het geen probleem is om met een ezel op stap te gaan, als je maar in kieine
dorpen gaat slapen. De avond breng ik door met een Spanjaard . Hij wil langzaam
praten, en zo brengen we een gezellige avond door, terwijl hij wat leert over
ons land en ik over Spanje. In die kleine dorpen durven de snurkers niet overnachten
denk ik, ik slaap als een roos, en s morgens is het geen gejaag om als eerste
te vertrekken. En , heel belangrijk de tafel stond gedekt voor ontbijt , en
betalen ? donativo!! Ik neem hartelijk afscheid van mijn Spaanse vriend en ga
op stap. Naar?? In ieder geval is het langs de grote baan, evenwel over een
onverhard pad, maar er lijkt maar geen einde aan te komen. Geen bloemen geen
vogel gefluit enkel de man met de ezel, die altijd met zijn vriend praat. Als
ik eindelijk in Crrion de los Condos beland zie ik mijn Spaanse vriend terug
die op zoek is naar koffie. Ik laat hem alleen verder zoeken, en trek verder,
nu over asfaltwegen. Als ik begin te denken dat er geen einde aan komt word ik
een brede onverharde weg ingestuurd. Kaars recht , en geen enkele boom te
bespeuren. De zon schijnt onverbiddelijk in mijn nek en ik waan me in Nederland
. Het is hier zo vlak als een biljart, en als ik een fietser tegen kom spreek
ik hem aan in het Nederlands. O dat is leukantwoord hij , dus toch Nederland. Zij zijn 4weken geleden met 3 vertrokken
in Nederland , en hebben vandaag de eerste dag de zon gezien. ( 3 weken regen)
Waar je ook kijkt niets anders dan graan zelfs geen bloem of vogel. Als ik na
een uur over deze eenzame weg heb gelopen zie ik in de verte het ijsboerke
staan. Wat een opluchting in deze eenzaamheid, maar hoe ik ook aandring 2
bollen is het maximum, dus zal ik langzaam moeten likken, wil ik genot hebben
van deze onverwachte zaligheid. Na nog een uur komt er een picknick plaats
aangewaaid . Brood , kaas en sardienen staan er op het menu ,maar geen mens die
zin heeft in een gesprek. Als ik na 2 en half uur deze eenzame weg verlaat ,
verschijnt er een mooie auberge voor me . Na even twijfelen het is onder tussen
2u , neem ik de beslissing om naar het volgende dorp te stappen. Als ik
Calzadilla de la Ceveza verlaat lijkt me dat de juiste keuze. Ik word een
smalle weg in gestuurd waar ik tussen enorme bremstruiken mijn krachten voel
toe nemen. Tientallen verschillende geuren dringen mijn neus binnen. Eindelijk
kan ik mijn fototoestel nog eens boven halen. Maar dan begint het , in het
eerst volgende dorp complet señor, vol goede moed naar het volgende dorp
complet señor. Van af dan sla ik de handen in elkaar met een Deens koppel, en
zetten we flink de pas erin, nog eenmaal krijgen we te horen complet en daarna
hebben we geluk, in San Nicolas del real Camino , een god vergeten plaats,
staat er een pracht van een auberge waar ze ons met open armen ontvangen. Na
43km en drie liter water gaat een pint bier best smaken.
1JUNI VAN CASTROJERTZ NAAR VILLARMENTERO DE CAMPOS 34KM
De camino
brengt je daar naar toe waar je van weg loopt.
Mijn
onderkomen gisteren was een schot in de roos . Deze morgen nadat ik had
geslapen van 8u s avonds begon om 6u Gregoriaanse muziek te spelen, terwijl
het licht uit bleef. Een kwartiertje genieten en toen werd het licht. Ik
vermoed dat de schepping ook zo iets moet geweest zijn, echt zalig.Enkele
minuten na 7u stond ik vertrekkens klaar . Een rode loper was er niet , maar
over een mooie geplaveide straat verliet ik het dorp? Met voor mij een prachtig
zicht , op de tafelberg lijkend. Net buiten het dorp op een onverharde weg kom
ik bij een Japanse dame of heer ik kan het echt niet zeggen, ouderdom niet te
schatten en ik durf het ook niet te vragen. We lopen samen verder pratend in
het Engels, over de zin of onzin van ons ronddolen op deze aardbol. Als ik hem
of haar vraag naar de reden om de camino te lopen, krijg ik te horen dat er in
Japan 40 tempels of heiligdommen zijn, nadat die bezocht zijn, is er nog de
ultieme droom om naar Santiago te stappen. De reis is voor een keer niet
georganiseerd en ze stappen op goed geluk(ze zijn met een 4tal) van dorp naar
dorp en dat bevalt hen prima. Ik neem afscheid van de Japanse vrienden en trek
alleen verder tot aan een beek ,en daar hoor ik het wijsje karrekiet kiet kiet
ik zit in het riet enz. Ik schenk deze snoodaard enkele minuten van mijn tijd,
maar krijg hem niet te zien. Maar wat een serenade . Ik vervolg mijn weg naar
de tafelberg de Alto de Mostelares, met links van mij een zicht op honderden
windmolens , en in mijn rug een ijskoude noordenwind. Het is een half uur
klimmen om op de 911m hoge berg te geraken. Maar het loont de moeite. Gratis
voor niks krijg ik vergezichten te zien om van te duizelen. Dorre heuvels met tussenin vruchtbare valleien. Met
moeite laat ik dit moois achter mij, en vervolg mijn weg over een dorre vlakte,
waar een ijskoude wind vrij spel heeft. Maar waar tijdens de beklimming nergens
een spoor was te vinden van een bloem, schitteren ze hier in al hun pracht en
glorie. Op het einde van deze dorre hoog vlakte wacht er een schitterend
vergezicht over de graanvelden. Zover het oog reikt , is er niets dan graan te
zien, maar de afdaling is niet om aan de kat te geven,een breed in beton gegoten pad nodigt niet
uit om aan deze afdaling te beginnen, van links naar rechts zigzaggend neem ik
de uitdaging aan, onder aangekomen draai ik me om en zie een verkeersbord met
de waarschuwing 18%. Door zangvogels begeleid stap ik verder tot ik bij een
dame kom uit Californie . Zij is hier samen met 4 vriendinnen en ze beleven de
tijd van hun leven. Als ik vraag of ze de familie en kleinkinderen niet missen
zo ver van huis, komen ze bijna niet meer bij van het lachen. Deze dames
varieren van 68j tot 74j. ze stappen iedere dag tot ze moe zijn , en zoeken dan
een aardig onder komen voor de nacht, daarvoor hebben ze geen man of kinderen
nodig? En aan tijd hebben ze geengebrek. Als we samen bij een kraampje komen waar een
man fruit en koffie aanbied, aan een donativo prijs , genieten we allemaal van
een paar lekkere bananen en appelsienen. Hier neem ik afscheid van mijn omas en
trek er alleen op uit. Als ik even later de Rio Pisuerga over steek en rechts
af sla , loop ik over een lommerrijk pad naar Baodilla del Camino, waar het
tijd wordt om mijn brood met oude kaas aan te spreken. In de verte hoor ik op
de kerktoeren , het klepperen van tientallen ooievaars. Ik laat het dorp achter
mij en na ongeveer 1u loop ik verder links af langs de (Damse vaart) of beter
gezegd , het canal de Castilio. Over het onverharde jaagpad word ik omringd
door een orkest van onzichtbare watervogels en prachtige bloemen. Langs de
oever zie ik hoe mensen met behulp van van een stok met vork kleine manden uit
het water halen. Hier moet ik het fijne van weten, en met mijn beste Spaans ,
kom ik te weten dat hier gevist wordt op zoetwater kreeften garnaal. De ene
gebruikt een kippenkop de ander zweert bij een goed stuk lamsgebraad. Een
vistol geeft de toelating om zoveel viskorven als men wil in het water te
laten. Ik zie emmers van 10liter boordevol kreeft en garnaal, terwijl andere
ook leeg zijn, het zal wel van het aas afhangen Denk ik. Als ik het kanaal over
de sluis verlaat kom ik in Fromistra terecht.Maar deze stad lijkt me te groot .
Ik zet mijn weg verder naar het 10km verder gelegen dorp Villamentero de Campos
dat met zijn 15 inwoners hopelijk op mij ligt te wachten. Langs een mooie
veldweg waarlangs voor mij tot nu toe onbekende mini rozen bloeien, kom ik na
35km aan op het einde van de wereld. Hier op deze plaats ga ik de nacht door
brengen.
Wie zich de
tijd gunt voor aandachtige beschouwing ontdekt tot zijn verwondering hoe het
geringste alles bevatten kan, een wereld op zich.
Libert vander
Kerken
Ook al was
ik gisteren doodop , ik moest nog op zoek naar iets eetbaars. In de bar trof ik
een Nederlandse met siliconen hieltjes
in haar hand, ook zij had nam al enkele dagen de bus en hoopte met deze
hieltjes haar redding gevonden te hebben. Ik hoop voor haar , maar vrees het
ergste. Mijn onderkomen was heel eenvoudig , maar wonder boven wonder was ik
deze morgen fit genoeg om aan een lastige trip te beginnen . Even na Tardajos
wandel ik over een landweg naar Rabé de las Calzados, waar ik een koffie wou en.
Maar ze zaten helemaal niet op mij te wachten want alles bleef potdicht. Ander
half uur verder lag het dorpje Horrillos del Camino . Voortgestuwd door een
ijzige wind , ga ik door een glooiend landschap, dat niets anders dan
graanvelden laat zien, bloemen lijken hier niet te gedijen , want nergens
groeit of bloeit hier in deze zware grond een bloem. Eindelijk verschijnt Horrillos
del Camino in de verte , en de geur van heerlijke Spaanse koffie lijkt mij sneller
te laten lopen. Maar wat een telleurstelling, iedere deur bleef gesloten. Tot nu toe ging
het steeds in stijgende lijn, door graanvelden en het wordt na dit dorp niet
anders. Honger en dorst beginnen hun kop op te steken en dwingen me om halt te
houden, achter een grote berg stenen die hier met karrevrachten langs de weg
liggen. Telkens als hier de grond bewerkt wordt komen er stenen naar de
oppervlakte die dan langs de kant van de weg gedumpt worden. Beschut tegen de koude wind eet ik wat brood met
sardines. Goed gesterkt en uitgerust ga ik de strijd weer aan en zie in de
verte de Spaanse pelgrim met zijn hond aankomen . Zij stappen een flink stuk
sneller dan ik, maar als hij bij mij komt wil ik toch een praatje maken, en kom
ik te weten dat zijn hond 1jaar en
3maanden is en nog vol energie zit, de hond draagt zoals zijn baasje zijn eigen
eten en matras mee. Ik heb ze al een paar keer bezig gezien , die twee zijn
dikke vrienden. Ook al lonkt de herberg van Sanbol mij met veel reclame van
koffie en ander lekkers, zij is gelegen midden in de velden , en nog eens 800m
van mijn route . En bovendien heeft die kranige tante 2jaar geleden me al eens
bij de neus genomen, door haar deuren gesloten te houden. Nu laat ik me niet meer beet nemen, en zet mijn weg verder
richting Hontanas. Mijn gebeden , hoewel er geen enkele kerk open is zijn
verhoord. Hier is er wel bedrijvigheid in de horeca. Ik laar een broodje met ei
en aardappelen aanrukken vergezeld van een lekkere koffie lijkt dit me voldoende
om de strijd aan te gaan richting
Castrojcritz. Na Montanas veranderd het landschap volledig. Ik wandel verder
over eensmal pad langs de bergwand, rechts van mij is alles dor, op de bergen
waar men bezig is met de aanplanting van nieuwe bomen, links is het echter
helemaal groen. Maar wat belangrijker is , ik wandel weer tussen duizenden
bloemen, en de wind die nu warmer is , stuwt de geur van verschillende kruiden
in mijn neusgaten. In deze kalk rijke grond lijkt dit moois goed te gedijen.
Mijn smal bergpad brengt me uiteindelijk op een rustige asfalt weg, die naar
San Bol leidt . In deze ruine die die twee jaar geleden gerund werd door een
hospitalero die zelf kookte en de avond vulde met zijn gitaarmuziek ,heb ik
toen geslapen. Maar deze man is er niet meer en met hem is ook de charme van
dit onderkomen verdwenen. Ik trek dan maar verder naar Castrojeritz waar ik
morgen vroeg gewekt word door Gregoriaanse muziek. Ik heb zonet getelefoneerd
met een goede vriendin, ze vroeg of ik me a.u.b. wilde haasten zodat ik op tijd
thuis zou zijn om haar naar haar laatste rustplaats te begeleiden. Dan dringt
het tot me door , dat mij hier op deze aarde alleen maar passanten zijn. Lieve
vriendin we zullen ons allebei aan onze afspraak houden. Jij wacht nog even ,
en ik zal wat sneller stappen.
Ik heb een
goede nacht achter de rug , met een matras op de vloer onder het dak, heb ik
heerlijk geslapen. Om 6u15 begin ik met mijn ochtend ritueel. Om 7u wens ik
iedereen een bon camino en ga alleen op pad. Even na Atapuertca wacht er een
stevige klim op een pad bezaaid met schapenkeutels, maar langs de kant bloeien
schitterende bloemen en nu Mariette er niet meer bij is zal ik de namen niet te
weten komen. Het is hier ijzig koud op deze hoogvlakte, maar de vergezichten
zijn fantastisch ,zeker met de zware
donkere wolken. De hoogvlakten van Matragrande op 1081 meter ligt bezaaid met
stenen waartussen gele en witte bloemen groeien. In Orbaneja is het tijd voor
koffie. Als ik daar buiten kom wacht er mij een onaangename verrassing , het is
beginnen te regenen , en boven alles voel ik aan beide grote tenen een blaar opkomen.
Om Burgos te bereiken heb iktwee
mogelijkheden , ofwel dwars door het industrie gebied, of wel de iets langere
maar mooiere weg, ik kies voor de tweede . Maar van zodra ik op de veldweg kom
groei ik 10cm en wegen mijn schoenen 2kg meer door de bruine kleigrond die ik
nu verder meesleur. Mijn honger stil ik ergens langs de weg gezetenop een rotsblok. In de verte zie ik een
fietser die ook voor deze weg heeft gekozen, en een gevecht levert met de
kleverige brij, die zich overal vast zet. Ik speel het klaar om ergens verloren
te lopen en zo beland ik alsnog op het industriegebied, en is het helemaal geen
pretje om in Burgos te geraken. Ik heb besloten om niet in Burgos te
overnachten maar in het 10km verder gelegen Tardajos . Deze laatste 10km zal ik
niet snel vergeten, doodop kom ik aan in Tardajos , en de mooie wegen en
bloemen konden daar niets aan verhelpen. Pijnlijke voeten en een geteisterde
rug verlangen naar rust.
Om te slapen
heb je niet veel nodig, toen ik gisteren aankwam in de auberge , werd er mij
een bed toe gewezen in een kamer met 2 Amerikanen. Zij hadden de kamer omgebouwd
tot een droogkamer, draden gespannen van links naar rechts om toch maar hun
kledij droog te krijgen. Zij verontschuldigen zich voor het ongemak. Maar ik
stelde hen vlug gerust, en vroeg of ik soms gebruik kon maken van hun droog
installatie . Tussen de wasdraden heb ik geslapen als een roosje tot 7u s morgens.
Om 8u stond ik starters klaar onder een bewolkte hemel, bij het verlaten van
het dorp zag ik op de kerk 3 nesten van ooievaars, bevolkt met evenveel
kinderen. Ik had deze morgen de gelegenheid om te ontbijten in de refuge , maar
ben vertrokken met het idee om in het volgende dorp te ontbijten. Over een goed
begaanbaar breed pad met niets anders dan graan om me heen verdwijnen de
kilometers onder mijn voeten. Na een goed uur kom ik in Toscantos waar de enige
bar de deur op slot houd. Geen koffie , geen croisant . Dit kan gebeuren op de
camino, het volgende dorp zal mij wel beter ontvangen. De mooie vergezichten en
fluitende vogels doen mij de knagende maag vergeten. In het volgende dorp lokt
een mooi reclamebord de pelgrims naar een gesloten bar . Gelukkig heb ik van
Mariette geleerd ga nooit op pad zonder zwarte chocolade. In Espinosa del
Camino zet ik mij op een bank en doe mij te goed aan de chocolade. Over een brede
veldweg gaat het nu verder naar het volgende dorp. Stillaan verdwijnen de
graanvelden en maken plaats voor bossen. Steeds verder wandelend kom ik terecht
in Villafromca Montes de Oca, en lokt de koffiegeur me naar de bar. Als ik even
later het dorp verlaat is het onmiddellijk klimmen geblazen, met mooie
vergezichten als beloning, tijdens de beklimming geraak ik in gesprek met een
vrouw uit Montana, zij heeft 14jaar in Spanje gewerkt vroeger, maar is hier op de
camino belandt door de film The way. Voor haar gaat het wat te steil en te snel
, dus trek ik er maar alleen op uit. Even voor het monument voor de in 1936
doodgeschoten republikeinen tijdens de honger oorlog tref ik John een oud
leeraar uit Ierland, met hem trek ik door de bossen verder tot in San Juan de
Ortega waar we op een terras van een lekkere pint genieten. Even later komt ook
Julie de dame uit Montana ons gezelschap houden, en een moeder en dochter uit
Zuid Afrika . Met een Ier kan je beter niet aan een drankfestijn beginnen, dus
ga ik met Julie veder naar Agés terwijl John op het busje wacht dat hem komt
ophalen om naar zijn slaapplaats te brengen. De avond breng ik door met Julie
in de plaatselijke bar, waar het pelgrims menu best lekker is.