Buitenlandse stage
Inhoud blog

  • Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    India 2012
    03-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Zaterdag 03 maart

    Snoep, kleinigheden voor de kinderen van de shelter en post.  Dat brachten de twee afgezanten van het koninkrijk België ons gisteren. 

    ’s Ochtends hadden we een ontmoeting met twee hooggeplaatste medewerkers van twee verschillende NGO’s nl. PECUC en CCWD.  Beide organisaties zijn actief in een dertigtal slums en werken aan doelen gelijkaardig aan die van Ruchika. 

    We arriveerden weliswaar drie kwartier te laat op onze eerste afspraak maar daar tilde onze gastheer niet zwaar aan.  Zo gaat dat nu eenmaal in India.  Tijd is relatief.  Onze blaas echter niet.  Tenzij, relatief klein. 
    Met de benen over elkaar en hard focussend op de vragen en de verkregen antwoorden, hadden we twee zeer boeiende gesprekken.  Verpleegkunde kwam te vervallen en we waanden ons even Reutersjournalisten.   Geblinddoekt zouden we na afloop terug naar ons hotel gebracht worden waar we in een muf kamertje met een uitzicht op de laad- en loshangaars van één of ander louche bedrijf, onder een gevaarlijk losgekomen ventilator onze bevindingen op papier zetten.
    Niets was minder waar.  We kropen terug achter in  de share-auto en hobbelden en bobbelden terug richting kantoor met een frontview op het aankomende verkeer.  We hadden een creatieve chauffeur.    

    We lieten ons onderweg afzetten aan de Lingaraj Temple.  Het uur van rendez-vous met Joyce haar zus Tamara en ‘onkel Gilbert’ was namelijk plots veel dichterbij dan verwacht.  De ochtendlijke vertraging speelde daar een grote rol in.
    Niet veel later kropen ook de twee andere bleekscheten uit een share-auto.  He, bekend volk! 
    Met z’n vieren wandelden we richting “westers” café.  Ons groepje, een blokje fetakaas in een bokaal zwarte olijven.
    Café Coffee Day stond er in het tekstballonachtige uithangbord.  We hadden er een koffie, een koffieverkeerd die meer weg had van een espresso, een gewone zwarte thee zonder melk en een ijskoffie.  Een sandwich en iets anders waarvan de naam verdwenen is uit het geheugen en de beschrijving ervan te moeilijk is.  Daarna een paar ‘cold juices’ en voor één iemand twee bollen vanille ijs!  Heerlijk! 

    Na onze teleportatie naar een ander klimaat stapten we terug het zwaar en plakkerig hete Bhubaneswar in.  We onderhandelden even met een chauffeur en tuften tegen een even goed nog te hoge prijs richting hotel van onze twee bezoekers.  Joyce kreeg haar post.  Super leuke dingen, zoals een afgedrukte versie van het eindwerk.  Ook snoepjes maakten de reis van België naar Orissa.  Haribo, fun mix het ligt hier allemaal.  En ook een deel spulletjes voor de kinderen van de shelter kwamen mee.  Belgische donateurs verzamelden een hele tas vol met parfumstaaltjes, nagellak en crèmes.  De inhoud van de tas maakte een heleboel kinderen dolgelukkig.

    Een kort bezoek aan het hoofdkantoor van Ruchika kon niet ontbreken.  Even kennis maken met het personeel, de kamer bezoeken en uitaard het nieuwe pronkstuk aanschouwen.  Keuze hadden ze niet.  Het nieuwe verdiep moesten ze gezien hebben.  Dus deden we dat maar.  Boven op het dakterras tussen al het werkafval en omsingeld door duizenden muggen dronken we gezellig een kop Indische Chai. 

    Weer de share-auto in.  Met het verse buitenlandse bezoek wanen we ons  plots ervaren inwoners van deze stad.  We kennen de namen, we weten waar afstappen en ook de prijzen zijn ons niet onbekend.  Vooral dat laatste doet ons fier rechtop staan.  Zeker als we een chauffeur hebben kunnen overhalen dat we slecht 30 rupees betalen in plaats van zijn voorgestelde 100.  ‘Ha, kijk eens wat wij hebben kunnen forceren’ valt er van ons gezicht af te lezen.  Ons bezoek is onder de indruk.  Ze weten echter niet dat 30 rupees nog steeds 6 rupees te veel is.  Maar we zwijgen. 

    De share-auto brengt ons tot aan het station.  We banen ons een weg doorheen de mensenzee en wandelen richting grote baan.  De hoek om en het restaurant binnen.  Het Hare Krishna Restaurant.  We zijn de enige gasten.  We eten onder een plafond van meterslange goudstaven eens iets anders.  Een vegetarisch gevulde tomaat, aardappel en paprika en een schotel met champignonnen.  Fried rice and birjani.  Het smaakt ons.
    Gezellig keuvelend gaan de uren voorbij. 
    En dan is het weeral tijd om afscheid te nemen.  Gelukkig is het maar voor even, want volgende week rond deze tijd staan we alweer met beide voeten op Belgische grond.

    Na een enorm benauwde nacht, gevuld met nachtelijk dwalen, stiekem koekjes eten en meppen op irritante met (we zijn er 100% zeker van.  Je ziet het gewoon aan ze.) malaria besmette muggen, verorberen we onze leeg gelopen smoutebollen (puri) en trekken ook vandaag weer met enige vertraging richting Puna Market.  We interviewen er op een noodgedwongen recordtijd een overheidsleerkrachte en trekken verder naar Bhuda Nagar. 
    Dit zal waarschijnlijk de laatste keer zijn dat we deze gemeenschap bezoeken. 
    Op het programma staat een groepssessie onder mannen, een mannenzitting maar dan zonder alcohol, luide muziek en schaarsgeklede dames.  
    Het resultaat: 4 mannen, dan 13 mannen, dan 6 mannen, dan 8 mannen om te eindigen met 2 mannen.  De vrouwen toonden toch meer interesse.  Maar het ging dan ook over eten klaar maken, zorgen voor de kinderen en het onderhouden van het huis.  Allemaal taken waar volgens de aanwezige mannen zij erg  nauw in betrokken waren, maar afleidend uit hun discipline om het uur uit te blijven zitten geen moer van af weten.

    De groepsdiscussie was dan niet zo’n groot succes, ons bezoek aan Bhuda Nagar 2 weer wel.  We verzamelden er dertig inkomenstatussen en ervoeren dat de overheidsleerkrachte die ons enkele dagen eerder zeer zelfzeker meedeelde dat er in haar slum geen ondervoeding was, het niet bij het rechte eind had.   We haalden er twee in één oogopslag uit. 

    Met een werkgerelateerd bezoek aan Bhubaneswars grootste markt sloten we de dag af.  Een boeiende en leerrijke dag die perfect past in de afgelopen week. 

    Nog eentje te gaan…



















    03-03-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    01-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Donderdag 1 maart

    We bezoeken vandaag twee slums.  Bhuda Nagar, de slum die we in onze eerste stageweek ook als eerste bezochten, en vervolgens Bhuda Nagar 2.   Een weinig originele naam voor de slum, en zou het een sequel van een film zijn dan zouden we zeggen ‘de eerste was toch beter’.  Maar dat is hier niet het geval.  Deze slum biedt ons iets nieuws.  We ontdekken hier een toch wel origineel concept.

    De bezoeken staan in het kader van interviews met de overheidsleerkrachten.  Immers de meeste slums beschikken over een schoolgebouwtje waar kinderen zowel van Ruchika-leerkrachten als overheidsleerkrachten les krijgen.  Afhankelijk van de leeftijd komt men respectievelijk bij de Ruchika of overheidsleerkracht terecht. 
    Beide leerkrachten hebben hier echter een veel grotere sociale verantwoordelijkheid dan wij die in België gewend zijn.  Ze zijn veel sterker betrokken in het dagelijkse leven van de slumbewoners. 

    Met onze gesprekken beogen we het verkrijgen van info met betrekking tot een jobbeschrijving, inspanningen geleverd door de overheid, veranderingen die ze gewaar werd over de jaren heen, nog na te streven doelen, infoverstrekking door de leerkrachten aan de families, etc. 

    We praten met een jonge leerkrachte, Nermala, die reeds 12 jaar actief is in de slum. 
    Ons interview slachtoffer is een enthousiaste doch lichtjes zieke leerkrachte.  ‘Gas’ zegt ze.  En daarmee weten we voldoende.  Gelukkig situeert het gasprobleem zich vrij hoog in het spijsverteringsstelsel waardoor het langs boven naar buiten geforceerd wordt. 
    Regelmatig onderbreekt ze luidruchtig boerend haar antwoord.  Ze zet zich recht, houdt haar saree voor haar mond, trekt een zuur gezicht en laat de verkeerdelijk gesitueerde hoeveelheid gas zonder schaamte kennis maken met het slumschooltje.  En het gesprek gaat verder. 
    Onze tolk ziet dit als dé gelegenheid om ook haar met gasgevulde verteringsorgaan te ontlasten. 
    Een vreemde gewaarwording, van op onze twee tuinstoelen, terwijl zij daar zittend op het meer-gat –dan-mat-matje al boerend met elkaar praten .  Toch maar raar, ook al krijgen we hier veel informatie.  Misschien wel teveel…
     
    Nermala vertelt ons dat ze heel wat  positieve veranderingen heeft mogen meemaken.  Zowel op vlak van hygiëne, voeding, educatie als familieplanning en financiën.   Wat ze over dat laatste vertelt is best wel interessant en helemaal nieuw voor ons, en blijkbaar ook onze tolk. 

    De overheid introduceerde een aantal jaren geleden namelijk een spaarsysteem.  Een bijzonder origineel concept in een gemeenschap waar geld een zeer belangrijke rol speelt in het dagelijks overleven. 
    Het is een systeem dat onderhouden wordt door de vrouwen van de slum.  (Mannen besteedden tot op heden hier geen aandacht aan.  Zij verkiezen hun geld uit te geven aan geldvretende ongezonde maar plezieropwekkende middelen.  We nemen ons even de vrijheid om te veralgemenen, hetgeen uiteraard geen juist beeld schept.)   De vrouwen komen maandelijks samen en leggen elk 30 rupees bij elkaar.  De totale som wordt door de overheidsleerkrachte naar de bank gebracht en op een rekening gestort.  Als iemand van de vrouwen in nood zit en financieel hulp nodig heeft, kan zij deze bron aanspreken.  Ze kan, uiteraard onder toezicht van de leerkrachte, een bepaalde som afhalen die haar door het crisismoment heen helpt.  Zodra ze er weer bovenop is, dient ze het bedrag terug te betalen alsook een kleine som intrest.  Dit laatste was in de beginjaren aanzienlijk hoog, maar naarmate er meer interesse in het systeem kwam en er steeds meer vrouwen inbrachten en de som op de rekening enkel maar steeg, daalde de gevraagde intrest op het geleende bedrag.  Bovendien zijn ze momenteel zo talrijk dat de som een dergelijk groot totaal opbrengt dat hen de gelegenheid geeft om met regelmaat eens iets extra’s voor de kinderen te doen. 

    We maken voor het eerst kennis met dit concept in een klein betonnen schooltje aan de rand van een doorgangsweg. 
    Voor de ingang liggen zes pasgeboren puppies.  Eentje van hen waagt het om recht te staan maar staat toch nog wankel op zijn pootjes.  Hij besluit dan maar om terug in de groep te gaan liggen.  Of beter, op de groep. 
    De helft van de ruimte wordt ingenomen door een schrijn.  Het is fel geel geverfd en veel beter onderhouden dan de rest van het klasje.  Achter de twee piepkleine ijzeren hekken, niet hoger dan vijfentwintig centimeter, staat een beeldje van, zoals onze tolk het zo mooi uitdruk, ‘the god with the big nose’, of met andere woorden, Ganesha, de god met het olifantenhoofd.  Er rondom willekeurig verspreidt liggen oranje en gele stinkertjes, aan beide kanten een potje met telkens twee opgebrande wierrookstokjes en een kommetje water aan zijn voeten. 
    Een dik slot op de hekken houdt criminaliteit buiten. 
    Naast het schrijn liggen halters.  Vier kleine, en één grote.  Ze lijken uit gips gemaakt en de gewichten op het uiteinde zijn roos.  Macho’s komen hier duidelijk niet naar de fitness. 
    Aan de andere kant staat een groene emmer die ons doet denken aan de compostbakken van thuis.  Er achter een totaal versleten bankje waar de houtworm zich lustig in heeft laten gaan. 
    Een klein raam aan de zijkant is het enige dat, naast de deur, een beetje zonlicht binnen laat.  Aan het plafond hangt een grote ventilator die helaas niet opstaat.  Het is 39°C en onze interviewruimte vertoont op dat moment verbazend veel gelijkenissen met die ene sauna in Tongeren. 

    Als we na het interview terug op straat staan en bijna neergesabeld worden door genadeloze neerstrijkende zonnestralen, kijken we recht op het dak van het aangrenzende huisje.  Het zwart plastiek zeil wordt op z’n plaats gehouden door schijnbaar zelfgewoven touwen. 
    Daar bovenop:

    -          Een stuk karton

    -          De isimoverpakking van een dvd-speler

    -          Een bamboe stok

    -          Een versleten slipper

    -          Een ex-driewieler

    -          Een haarloze tandenborstel

    -          Een fietsband

    -          Een palmblad

    -          Een vernielde roos met geel speelgoed gsm

    -          De kaft van een boekje

    -          Een plastiek pot

    -          De verpakking van een reeks tabakzakjes

    -          Een wijzerloze wandklok met een gebarsten scherm

    -          Een onthoofde pop

    -          4 plastiek flessen

    -          Een krant, verspreid onder al de rest

    -          Een deel vodden

    -          De pasgedane was











    01-03-2012, 19:07 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    26-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Zondag, 26 februari

    Onze vrije dag opgeofferd aan voorbereidingen voor maandag.  Geen enquêtes meer.  Enkel nog interviews en groepsgesprekken.  En deze dienen voorbereid te worden.  ‘Doe dat morgen maar’ zei Benudhar zaterdagavond. 
    En dus doen we dat dan maar.  Het gaat allemaal erg vlot.  Grotendeels omdat wij deze vragen en de opzet van de gesprekken en interviews reeds in België voorbereidden.  We hebben het allemaal al, enkel de vertaling naar het Engels dient nog te gebeuren.  Maar na weken dag in dag uit tweetalig te moeten zijn, is ook dat geen probleem. 
    We gieten het in een aangename layout, voegen hier en daar wat extra vragen toe en maakten een overzichtelijke onderverdeling in de vragen voor elke doelgroep.  We overlopen welke slums we graag zouden betrekken en welke dokters, verpleegkundige, gezondheidsmedewerkers en overheidspersoneel we willen benaderen.
    Alles netjes gepland.  Alles netjes georganiseerd.  Klaar om maandag direct van start te kunnen gaan.

    Maandag, 27 februari

    Vol werkijver de trappen af, langs de bestofte bureau’s van de supervisors, door het gordijn dat hoofd van ongeschikte scheidt en in Benudhar zijn kantoor. 
    Hij achter zijn bureau, één been onder hem ingetrokken, een pakje koekjes naast het toetsenbord.  Op zijn scherm de hoofding van Ruchika en een halve brief. 
    Wij, op onze sletsen in onze ‘slumkledij’ met onze voorbereidingen in onze handen. 
    Klaar, voorbereid en ready to go!
    ‘Ah, Ivo, Joyce, yes…  Actually, today is not a good day. 
    Today I have not much time.’ 
    Onverwacht, of vergeten, komt er een afgevaardigde van één van de sponsoren langs.  En die zal een hele dag blijven.  En dat blokkeert ons de doorgang.
    Daar staan we dan.  ‘You leave your papers here, you wait upstairs and I come to you when I finished reading them’.  
    Er zit niets anders op.  We druipen teleurgesteld af en keren verslagen terug naar ons vertrek.  
    We hadden het stiekem zien aankomen, maar wilden het niet geloven. 
    We zetten ons op onze knalrode plastiek tuinstoelen aan tafel.  Even is het stil.  Even staren we naar de vlekken op het tafellaken.  Donker paarse cirkels markeren onze slordige omgang met de granaatappel van gisterenavond.   Hmm, wat was die lekker.
    En dan steken we van wal.  Tegen elkaar op stellen we ons vragen over het werkritme, de werkuren, de motivatie.  We klagen over het niet nakomen van afspraken, over het verwaarlozen van werktijden, over de schijnbaar aanvaardde laksheid, het nonchalante, het vanuit ons referentiekader kleine gevoel van eigen fierheid in hun werk.  We luisteren naar elkaar, we verdringen elkaar. 
    Een heen en weer geflits van vragen, bedenkingen, potentiële oplossingen, ontevredenheid en frustratie. 
    Zouden we ons hebben mogen uitdrukken in smileys dan hadden het op dat moment de volgende geweest:   :(    :s   :/   :’(   
    Een uur gaat voorbij en dan houdt het op.  Dit heeft geen zin, al die vragen.  Antwoorden krijgen we toch niet.  Bovendien is het nu eenmaal zo.  We leggen ons er bij neer en aanvaarden het. 
    Maar toch hopen we stilletjes dat hij nog zal langskomen. 

    Een hele dag zitten we op onze kamer.  Kinderen komen in en uit, spelen op het bed, prullen met de snufjes die we meebrachten om de link met weelde toch maar niet te verliezen, en observeren ons. 
    We zitten op het balkon, staren wat voor ons, bakken en verbranden onder de broeierige zon en aanschouwen de twee kleinste die hun kunstjes aan ons komen showen. 
    Terug op onze kamer. 
    Balgopal, de kinesist, komt even langs.  Zijn dagelijkse stop aan onze deur. 
    Hij is naar de film geweest. 
    Ghost Rider 2.  Een leuke film, een ‘action movie, no love story.  But I like lovestories.  Indian people like lovestories.  But this one was good too.’. 
    En dan neemt het gesprek een haarspeldbocht.  Van een brandend skelet op een ronkende Harley naar  trouwen, scheiden, verliefdheid, liefde, gearrangeerde huwelijke en vrouwenmishandeling.  Bruidegomschatten (!!) en kasteverschillen.  Een boeiend gesprek met een bizar intro. 

    Alleen met ons twee.  We surfen het net, zenden emails, chatten met de thuisbasis en verdwalen in gedachten.  We denken aan thuis, school, het eindwerk, pannenkoeken, fietsen, de Adams Family,…

    En dan is het donker, is het avondeten er en is de dag gaat voorbij.  En niemand kwam nog naar boven.  Een verloren dag. 

    Dinsdag, 28 februari

    Half elf.  De deur staat open.  Warme buitenlucht mengt zich met de gekoelde lucht uit onze geventileerde kamer.  De geur van sterke pepers prikkelt de luchtwegen. 
    We zitten op onze rode stoelen aan de tafel met het smerige tafelkleed.  Zaten we hier daarstraks niet ook? 
    Benudhar staat plots in de kamer.  Hij heeft de papieren die we gisteren achterlieten vast.  Hij verontschuldigt zich voor gisteren en wij knikken.  We nemen het hem niet kwalijk.  Of misschien toch een klein beetje. 
    We overlopen de vragen, we plannen onze interviews en uur later zitten we achter in het minuscuul kleine ambulanceje van de Child Line op weg naar de slum Unit One Market.  Eindelijk eens in een ziekenwagen zitten!  Al is dit niets vergeleken met de rijdende ziekenhuizen van thuis. 

    Op het programma: een eerste groepsgesprek.  Onze doelgroep: de moeders uit de slum Unit One Market, de slum met de muzikanten en bamboowevers. 
    Onder een afdak van plastiek en stro, net niet op straat en net niet in de goot, zitten dertien vrouwen, twee tolken en wij op een groot blauw zeil op een keiharde bodem bedekt met scherpe stenen. 
    Hun opkomst is groot. 
    We stellen vragen over gezonde voeding, gezonde eetpatronen, bereidingswijzen en kookmogelijkheden.  Hygiëne, slechte eetgewoontes, ziektes en misbruik van middelen.  We hebben het over de positie van de vrouw in het gezin als het op eten aankomt en over de hulp die ze krijgen van buiten uit.  Hun positie als slumbewoners binnen de maatschappij en hun aanpak van mogelijke voedingsgerelateerde problemen.
    Eén van de vrouwen neemt het voortouw.  De anderen volgen haar doch niet blindelings.  De inbreng vanuit de groep is groot.  De medewerking is enorm. 
    De samenwerking met de tolken verloopt naadloos en informatie stroomt binnen.  Het is een boeiend, leerrijk en openbarend gesprek. 
    We bedanken hen, we geven aan dat we op dit moment niets tastbaars voor hen hebben kunnen betekenen maar dat ons onderzoek en hun medewerking in de toekomst misschien wel zijn vruchten zal afwerpen.  Doch, als afsluiter, en enkel uit persoonlijke interesse, stellen we hen nog één vraag. 
    “Jullie verlieten jullie dorp met het oog op een beter leven.  Met de hoop dat Bhubaneswar jullie een mooiere en betere toekomst zou bieden.  Jullie leven hier nu al een tijd.  Heeft Bhubaneswar jullie dit kunnen bieden?  Is het hier werkelijk beter dan thuis?” 
    De stilte die volgt is slechts kort.  Tien seconden, niet langer.  Maar ze is beklijvend.  Ze gaat door merg en been.  De blik in de ogen van de moeders spreekt boekdelen.
    Het lijkt alsof we plots in een bubbel zitten.  Afgesloten van de wereld.  Het kan toeval zijn, maar geen auto rijdt voorbij, geen kinderen rennen roepend langs, geen share-auto klaxoneert.  Het is stil, muisstil. 
    Het lijkt alsof op die korte tijd deze moeders hun geleefde leven aan hen zien voorbij flitsen.  Alsof ze even, even maar, terug in hun dorp waren.  Even lijkt het erop dat ze spijt hebben.  Spijt van de weg die ze bewandelen…















    26-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    24-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    24 februari

    Hij loopt op zijn blote voeten over het zanderige pad dat aan beide kanten afgegrensd wordt door twee manshoge hekken van hout en stro. Achter de hekken staan een rij bananenbomen op een paar meter van elkaar. Telkens als hij in de schaduw van deze bomen komt lijkt hij even te verdwijnen. Zijn donkere huid vormt een geheel met het zwarte spiegelbeeld van de bomen in het zand.
    Op de plekken waar de zon op de goudgele grond brandt, zien we hoe zijn roosrode doek om zijn heupen gewikkeld is en reikt tot aan zijn knieën.
    Hij heeft een aristocratisch kapsel, een lange grijze snor en een dunne grijze sik. Zijn jukbeenderen glimmen.
    Hij schrijdt gezapig verder en bij elke voet die hij in het zand plant ploft er een wolkje stof op. Hij straalt rust en eenvoud uit. Hij lijkt het allemaal te begrijpen. Voor hem zijn er geen geheimen meer.
    Op z’n hoofd draagt hij een mand, gevuld met rode, gele en paarse bloemen. Erg mooie bloemen.

    Plots slaat hij af en wandelt richting hut. Hij draagt helemaal geen mand op zijn hoofd. De man die achter hem liep daarentegen wel. Het was een optische illusie als was het Escher die hier aan het werk geweest was.
    De man met de mand wandelt onze kant op.
    Hij draagt een sandaal die alleen nog maar rond de enkel vastgegespt kan worden. De voorkant geraakt dan ook nooit van de grond los en laat een slepend spoor achter. Ernaast een heldere afdruk van zijn andere voet.
    De man draagt een lange kaki kostuumsbroek en een flets oranje grijs geruite hemd dat tot halverwege zijn borstkas openhangt. Borsthaar heeft hij niet. Dat hebben bijzonder weinig Indische mannen.
    In zijn hand houdt hij twee showexemplaren van de bloemen in de mand op zijn hoofd. Het zijn helemaal geen echte. ‘Synthatic flowers’ bevestigt onze tolk ons. En zo mooi als dat ze van ver leken, zo afgrijselijk zijn ze van kortbij. Even heb ik een déja-vu. Even waande ik me terug in Hasselt op een vrijdagavond op een terrasje op het Kolonel Dusartplein.

    Maar daar zitten we helemaal niet. We zitten onder een boom op een paar versleten plastiek tuinstoelen aan de rand van het slumplein. Een warme wind ritselt door de bladeren van de bom die twee van ons schaduw biedt. De andere zit ongelukkig net daar waar een afgeknakte tak naar beneden hangt en zon de vrijheid krijgt om rijkelijk te stralen.
    De man met de bloemen wandelt langs en lijkt ons niet eens gezien te hebben. Het zou de eerste zijn…
    In het midden van het woestijnachtige plein een podium van natuursteen. Aan de rand recht tegenover ons, het schooltje. Onder het terrasje aan een balk van het plafond hangt onze weegschaal. Ze beweegt heen en weer op het ritme van de wind. Af en toe verblindt een weerkaatsing van de zon in het glazen venster ons.
    Rondom ons een kring van slumbewoners. Nieuwsgierig en benieuwd naar wat wij doen. Het zijn ‘tribals’ of stammensen. Net iets primitiever dan de andere al merken we daar op het eerste zicht niets van.
    Ze spreken echter geen Hindi noch Oria. Enkel een dialect dat onze tolk helaas niet spreekt.
    Onze interviews zijn een gevecht, een strijd. Niet alleen spreekt hij het dialect niet, ook zijn Engels is maar pover. We krijgen de vreemdste antwoorden op de meest simpele vragen. Soms is het lachwekkend, maar vaak ook erg frustrerend.

    We knokken ons een weg door de interviews en trachten op elke mogelijke manier informatie te ontfutselen van de erg jonge maar erg oud uitziende moeders.

    Tussen de poten van de stoel door kruipt er plots een beige puppietje de cirkel in. Piepklein is het en het draagt een halsketting als halsband. Het heeft een beetje een raar kopje maar daar is het zich niet bewust van. Het snuffelt rustig en verkennend aan ieders tenen, knabbelt op een steentje, likt aan een kartonnen doosje in het zand en waggelt dan weer de cirkel uit. Het gesprek viel even stil.

    Onze chauffeur, die al die tijd op ons heeft zitten wachten, is uit zijn share-auto gekropen en heeft zich bij ons gezet. Het is zijn manier om te zeggen ‘zeg, wordt het niet eens tijd om ermee op te houden?’. Wij horen het niet. Onze tolk wel. Plots is het interviewen voorbij. ‘Morgen komen we terug, dan doen we verder, maar nu eerst lunch’. Onze tolk heeft honger.
    Einde werkdag. Jammer, want zo hadden wij ons hem niet voorgesteld.

    Hij start de motor en geeft een paar keer goed gas. Stof en uitlaatgassen mengen zich achter de auto en lossen op in het niets.
    En ook de groep nieuwsgierige lijkt zich net als de dampen te verspreiden en uiteindelijk op te lossen in de omgeving. Het plein ligt er plots verlaten bij.
    Een grote kalende hond kruipt geschrokken van onder de auto vandaan. Zijn rust werd brutaal verstoord.

    Verdwaast kijkt hij hoe zijn plekje in de schaduw langzaam weg tuft over de geasfalteerde weg. Het is enkel de warmte nog die hem gezelschap houdt.

    25 februari

    Op pad met twee tolken. Het moest vandaag plots allemaal heel snel gaan. Onze kreten voor aanpassing werden eindelijk gehoord. Maar we zijn nu wel door onze voorraad vuurpijlen heen. We hopen dus dat de komende week net zo vlot verloopt als dat het opmaken van de planning verliep.

    Deze ochtend vroeg uit de veren en achterop de brommer richting stadsrand. Terug naar Maytreebihar, de slum waar we gisteren onder de boom zaten.
    Een mooie rit.
    Drukke brede knobbelige banen met chaotisch neergeplante winkeltjes, repairshops en groenten en fruitkraampjes maakten langzaam plaats voor nog bredere maar geasfalteerde autostradeachtige wegen met aan beide kanten hoge hekken en veiligheidspersoneel. Daarachter, chiquere woningen, hotelcomplexen en bedrijven. De bocht om is het plots weer voorbij. De weg is nog maar half zo breed, her en der staan wat shops verspreid en de drukte wordt steeds minder. Gaande weg verdwijnen de betonnen bunkers, huizen genaamd, de shops en groeten en fruitkraampjes, de vele voetgangers, brommers, shareauto’s, bussen en vrachtwagens. Langzaam naderen we de stadsrand.

    Dan is er plots niets meer. Lage struiken, kurkdroge rode grond en een troep zwijnen die de weg over steekt. Lange vuile stijve haren hangen over hun rug. Hun buiken raken net niet de grond.
    Een dikke hoge muur markeert hier officieel het einde van de stad. Olifanten, tijgers, slangen, apen en andere minder geëvolueerde aardbewoners worden hier tevens mee uit de stad geweerd.
    Tegen die muur aan ligt onze werkplaats voor vandaag.

    Ons eerste interviewslachtoffer staat ons graag te woord. Zijn Engels is erg gebrekkig maar staat erop zijn antwoorden eerst in de onbekende taal te formuleren. Onze tolken staan hem bij en zorgen ervoor dat zijn woordenpuzzel verstaanbaar wordt.
    Hij heeft een eigen shop die hij samen met zijn vrouw uitbaat. De shop kunnen we zien liggen vanuit zijn gezellige Zuid-Europees aandoende koertje. Hij is 48, zijn vrouw 38. Hun jongste dochtertje, ons target, is slechts 1,5. Een vrolijk minimensje dat bereidwillig in het netje van de weegschaal hangt, op de rug ligt bij het meten en haar armpje flink voor zich uit steekt als we de MUAC aflezen.
    Haar vader neemt haar voorzichtig op de arm. Zijn geluidjes en zijn bewegingen doen haar lachen. Hij laat haar prullen met de doek die hij om zich heen geslagen heeft. Ze trekt aan het losgekomen draadje en sabbelt op het uiteinde. Ze knijpt hem in zijn wangen en aait over zijn ogen. Hij houdt haar dicht tegen hem aan en lacht tevreden naar ons. Het is zijn prinsesje, dat is duidelijk.

    Op de binnenkoer van zijn landelijke doch lichtjes primitieve stulpje, maar voorzien van een biologisch tuintje (het eerste sinds het begin van ons onderzoek!) verzamelen stilaan de andere moeders met hun kinderen. Van op een met touwen en hout in elkaar geknutseld bed noteren we alle verzamelde gegevens.
    De tijd verstrijkt en de zon komt steeds hoger aan de hemel te staan.
    Ze brandt en de lucht om ons heen voelt warm en drukkend aan. Zweet parelt op het voorhoofd van een van onze tolken. Ook voor hen is het te warm.

    Onze gastheer weet ons te vertellen dat de laatste tien jaren de temperatuur alleen maar steeg en dat de zomers steeds vroeger hun intrede doen. Vroeger kende ze slecht 4 maanden zomer. Tegenwoordig zitten ze al aan zes. Aldus onze gastheer.
    Maar deze man gelooft ook in het Incaverhaal. De doemvoorspelling, de komst van het einde van de wereld, en wel nog dit jaar. 2013, dat halen we niet. Hij niet, zijn slumgenoten niet, India niet en ook wij Europeanen niet. Hij leeft in angst. Elke dag vreest hij het ergste.
    En zijn bewijs: de zomers die steeds maar vroeger komen.
    Als we hem vragen “Maar wat als er helemaal niets gebeurt? Als we 2013 even feestelijk inzetten als 2012? Wat dan?”, antwoordt hij simpel “Dan is dat goed.” en verder niets.

    Hij staat op, neemt een emmer met putwater en een bekertje en verdwijnt achter een meter hoog brikken muurtje. Terwijl wij onze interviews verder zetten neemt hij een douche, daar achter dat het muurtje.
    De grote doek om zijn middel is verdwenen en enkel een klein lapje bedekt de verantwoordelijke voor zijn kroostrijke gezin.
    Met het bekertje smijt hij water tegen zijn lijf en over zijn hoofd. Het water gutst over zijn kin en nek naar beneden om vervolgens aan hoge snelheid de ronding van zijn buik tegemoet te gaan. Als een Noorse schansspringer schiet het water van zijn buik en maakt een vrije val van enkele centimeters tot het op de betonnen vloer minder elegant uit elkaar spat. Hij kwakt een paar inhouden tegen zijn benen en zeept zich in. Met een zelfde brutale kracht spoelt hij beker na beker de zeep van zijn lichaam af. Hij droogt zich af met een vettig doekje en slaat de doek die hij ervoor om had weer om zijn middel. Gedoucht.
    Privacy: nul, comfort: nul, ecologisch: 98%, snel: super, bevrijdend: waarschijnlijk, proper: twijfelachtig. Kortweg, Indian style.


    We interviewen door tot de zon achter de horizon verdwenen is. Het donker omhult ons en het schrijven wordt steeds moeilijker. Terwijl we op een koertje zitten, omsingeld door enthousiaste moeders noteren we hun gegevens. Dit zouden de laatste enquêtes zijn.
    Volgende week, persoonlijk interviews met artsen, vroedvrouwen, verpleegkundigen
    , overheidsmedewerkers en groepsdiscussies.

    De moeders verdwijnen één voor één en plots zijn we alleen. Wij, onze twee tolken en ons gastgezin.
    Maar niet voor lang. Want nu al dat volk weg is, moet dat onzichtbaar venijnig gespuis elders zijn bloed gaan halen. En wie zijn er nu nog betere bronnen van heerlijk zoet en exotisch bloed. Juist, wij, arme schaapjes uit het Westen.
    Door onze broeken en sokken heen voelen we ze prikken. Smerige kleine prikjes. De een na de ander. Rotmuggen!

    Terug de brommer op, naar huis en… douchen! Heerlijk genieten van het sprankelende koude water. Schrobben en schuren. Proper en fris. Dan, ontspannen werken.

    Geen stroom, geen water… Miljaar!

















    24-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    21-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    21 februari

    Het hadden foto’s kunnen zijn, maar het werden woorden op papier.

    Hij is graatmager, heeft lange bruin gele nagels, een rood wit gestreepte doek rond zijn middel en een zilveren horloge aan zijn rechterhand.  Hij lacht en schudt met zijn hoofd van links naar rechts.  Hij wijst naar de kleine deuropening onder het strooien dak.  Zijn manier om te zeggen ‘kom binnen, kom binnen!’.
    Het deurtje is zo klein dat we kruipen even overwegen. 
    Bij een toevallige aanraking met de muur bij het zoeken naar steun brokkelt een groot stuk leem af.  Het spat uit elkaar op de kamervloer.  Kleine zandkleurige stukjes leem liggen verspreid voor de deuropening. 
    We mogen gaan zitten, met de rug tegen het bed, op een matje dat al lang geen bescherming meer biedt tegen de vuile vloer. 
    Hij zet er zich bij en lacht zijn paar tanden bloot.  Zijn ogen stralen.  Hij is fier.  Fier dat hij ons ontvangen mag. 
    Dit is zijn woning.  Dit is zijn thuis. 
    Aan het plafond hangen lange zwarte draden die gelukkig net niet ons haar raken.  Het zijn spinnenwebben, zwartgeblakerd van de rook die opstijgt van onder het kookpotje op het lemen houtvuur in het kamertje ernaast.  De dikke grijze plastiek die onder tegen de binnenkant van het strooien dak ligt, blokkeert een weg naar buiten. 
    Door drie kleine gaatjes in het plafond dringen speelse zonnestralen naar binnen. Op de vaal grijze lakens van de twijfelaar tekenen zich 3 scherp afgelijnde lichtplekjes af.  Vrolijk dansen ze mee met de bewegingen van de wind die zich onder het zeil in zet.  De ware kleur van het linnengoed wordt onthuld. 
    De opening naar het aangrenzende vertrek wordt afgesloten door een al even vaal gordijn als de lakens op het bed.  Het is maar halfdicht getrokken en in de opening tussen deurstijl en gordijn volgt een jonge vrouw stilzwijgend ons gesprek mee.  Het is een opeenvolging van kleuren die elkaars tegengestelden zouden kunnen zijn.  Een afgeleefd gordijn, de felgele saree bedekt met fonkelende spiegeltjes en de duffe oranje grijze muur.  De jonge vrouw ziet dat we haar opmerkten en glipt snel weg de andere kamer in.  Het kleurrijke tafereel wordt plots een saai plaatje van natuurkleuren. 
    De muur aan het voeteinde van het bed wordt opgevrolijkt door een eigen interpretatie van een smiley.  Het zou ook een beer kunnen zijn, maar een smiley lijkt ons meer van toepassing.  Een soort van duwtje in de rug bij elk ontwaken.  Eentje van ‘kom op, vandaag is misschien de dag, de dag dat het allemaal veranderen zal’.  De tekening lijkt er helaas al lang te staan...

    Het huisje ligt op de punt van een V-splitsing.  In kleermakerszit zit een oude vrouw in een hoek naast de deur.  Het enige plekje schaduw. 
    Haar dochter is werken.  Zij let op het kind. 
    Ze heeft haar twijfels bij ons maar met een bedenkelijke blik laat ze ons dan toch binnen. 
    Drie treden hoger en voorafgegaan door een metertje terras ligt de deuropening.  Vanonder een lage dorpel en van boven 3 tegeltjes met goden.  Saraswati, godin van de wijsheid en creativiteit; Laksmi, godin van de rijkdom en zus van Saraswati; en Ganesha, god van de wijsheid en succes en zoon van Shiva, vernietiger van werelden.  Ganesha is de enige die ons bekend in de oren klinkt.  De god met het olifantenhoofd.  Ergens in de fantastische verhalen van hun geloof werd de arme Ganesha  semi per ongeluk onthoofd.  De onthoofder, Shiva, zette zijn fout terug recht door hem weer het leven in te blazen maar dan wel met het hoofd van een olifant.  Of dat ook echt zo wijs was, daar twijfelen we aan.  Een succes was het wel, want de god kreeg een voorname plaats in Shiva’s leger en nu nog steeds miljoenen aanhangers. 
    En of deze goden ook echt dit huis van dat alles voorzien, dat is een raadsel.  Het is maar waar je de wijsheid en de rijkdom zoeken gaat. 
    We zetten ons neer op wat een splinternieuw matje lijkt.  De bedenkelijke blik die we vooreerst kregen heeft plaats gemaakt voor curiositeit en nieuwsgierigheid. 
    Van op onze plaats, vlak aan de deuropening, kijken we recht door de kamer heen, door een deur aan de andere kant van het vertrek, en zien de overbuur.  Hij zit op zijn hurken en kookt rijst in een verbrand potje op een gasvuur. 
    De muren van het vertrek zijn pistachegroen met een brede bordeaux rode boord, een azuur blauwe deur en een roodbruine kast aan de zijkant.
    Aan de muur hangt een ijzeren rekje geheel beslagen met kopergroen.  Aan de hangers tientallen gekleurde en met glitters bedekte armbanden.   Op de plank boven het bed staan twee kitscherige gipsen beeldjes.   Eentje van twee fluogroen en geel geverfde papegaaien.  Ze lijken te zweven.            Een ander, een romantisch moment van een jong papperig koppeltje in een sloep op het water.  Aan hun zijde een afgrijselijk oranje vis. 
    Er naast staat een bestofte getrukeerde trouwfoto.  Vader, moeder en het nieuwe koppel op een sofa, die duidelijk niet bij hun inboedel hoort, midden in het oerwoud.   Geen van allen lachen ze.  Gelukkig getrouwd? 
    Aan de overkant een zwart wit foto van een streng kijkende man met charisma.  Zijn haar strak naar achter, dikke grijze wenkbrauwen en zelfs op de foto is de punt tussen de ogen duidelijk zichtbaar.  Een zelfzekere blik.
    Er omheen hangt een krans van oranje en gele stinkertjes afgewisseld met sappig groene pepers.  Een overleden familielid.  Maar ook nu nog houdt hij een oogje in het zeil.  Ze zijn in goede handen.
    Achter ons hangt een koord.  Het zakt diep door onder het gewicht van de lompen en vodden die er over hangen.  Het is de ‘propere’ kledij. 
    En daar tussen zitten wij, onze tolk en onze gastvrouw.  Ze is grootmoeder en ze lijkt een erg respectabele leeftijd bereikt hebben.  Haar witte nagels steken fel af tegen haar donkere huid die net als haar blauwe saree om haar heen gedrapeerd lijkt te zijn.
    Maar ze gaat vlot door de knieën en zit zonder problemen een volledig gesprek in kleermakerszit.  Terwijl ze op onze vragen antwoordt , speelt ze met het uiteinde van de dikke zwarte vlecht die over haar schouder naar voor valt. 
    Ze heeft een zwaar leven achter de rug.  Eentje dat wij ons onmogelijk kunnen voorstellen.  Ook al krijgen we hier heel even de kans om er een glimp van op te vangen.  Ze gelooft gelukkig dat hetgeen komen zal, beter zal zijn dan nu.  Wij hopen met haar mee.

    In een klaslokaal dat net zo goed een oude middeleeuwse ruïne had kunnen zijn, zitten we in een hoekje onder wat ooit een watertank heeft moeten zijn.  De ruimte ruikt naar urine en andere lichamelijke excreties.  Scherp zonlicht valt door de twee smalle raampjes naar binnen.  De tralies die ondeugd buiten moet houden tekenen zich duidelijk af op de vloer.  Het fijne stof in de ruimte zweeft vrijelijk rond. 
    Een jongetje springt over de schaduw van de tralies heen en weer.  Hij draagt een broek die duidelijk te groot is.  Hij past in één pijp, waardoor het lijkt alsof hij een rokje draagt.  Hij houdt de broek op met een stuk koord.  Zijn bovenlichaampje is grijs van het stof. 
    Een meisje staat naar hem te kijken.  Het springen hoeft niet echt.  Zo is het ook al leuk.  Ze draagt enkel een T-shirt, groot genoeg om als kleedje door te kunnen gaan.  Wat normaal op haar buik had moeten staan kunnen we nu ter hoogte van haar knieën aflezen.  ‘Coco  ‘cc’  Chane’ staat er sprankelend in zilveren letters op geschreven.  De L is verdwenen.  Afgeleefd, afgewassen, los gepruld…  
    Haar haar heeft meer weg van een ragebol, haar lippen lijken droog.  Haar ogen kijken ons aan.  De kinderlijke onschuld ligt er diep in. 
    Een jonge moeder, nog maar net of net niet haar kinderlijke onschuld ontgroeid zit voor ons.  Op haar schoot een tweeling.  Drie jaar zijn twee piepkleine meisjes.  Ze wegen amper 5 kg.  Hun buikjes steken pijnlijk ver naar voor.  Hun naveltjes puilen uit.  Hun beentjes zijn de dun en te zwak om hen te dragen.  Hun lipjes zijn droog, hun oogjes liggen diep.  En toch fonkelen ze bij het horen van het klikken van onze tong.  Hun mondhoeken trekken op en ze toveren een zwakke maar gemeende glimlach te voorschijn. 
    Waren ze gewild of een smerige speling van het lot?  Hun leven, zinloos en uitzichtloos… 
    Plots lijkt het erg duidelijk: het krijgen van kinderen, hier in deze omstandigheden, het is een misdaad.  Maar kunnen ze er iets aan doen?  Kan het hen kwalijk genomen worden? 















    21-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    19-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     “Vreemde vogels, die westerlingen” want…  

    … Ze denken echt dat “de bus zit vol” hetzelfde betekent als “alle stoelen zijn bezet” in plaats van “elke vierkante centimeter is ingenomen”;

    … Ze weten niet dat “eight roupies” een truc is om van hen “eighty roupies” te vragen op het eind van de rit;

    … Ze hebben er geen idee  van dat toeristisch Puri waar ze hun vrije dagen willen spenderen eigenlijk uit twee delen bestaat en laten zich argeloos meelokken naar de kant waar de chauffeur zo zijn connecties heeft, maar waar zij uitgerekend niét terecht wilden komen: die kant waar de hotelkamers weliswaar aangeprijsd worden “met zeezicht”, maar dat alleen maar hebben als je een beetje fantasie gebruikt (en obstakels wegdenkt);

    …  Ze gebruiken wel heel vreemde criteria bij het beoordelen van een hotelkamer: de staat van de badkamer en de reinheid van de lakens (besmeurde lakens zijn ontoelaatbaar?!);

    …  Ze vragen de hoteleigenaar naar ‘the most expensive room’ als geen enkele kamer hun criteria blijkt te doorstaan;

    … Ze slapen die nacht in een hotel dat er naar hun normen ‘wel door kan’, maar blijven dan toch  slechts één nacht en vertrekken de volgende ochtend op een ontiegelijk vroeg uur om onder een onbarmhartig hete zon om op zoek te gaan naar … een ander hotel;

    … Ze zijn zo trots op zichzelf dat ze de zoektocht naar een goed hotel zo lang hebben volgehouden en feliciteren zich haast zelf om hun vondst: een hotel met nette kamers, proper linnen en een mooie omgeving.  Alsof ze met hun ogen open slapen;

    … Ze trappen ongenadig in de val van een sluwe receptionist die hen de kamer aan de helft van de prijs belooft; afdingen doen ze niet en ze denken een goede slag geslaan te hebben.  Dat ze waarschijnlijk nog de helft te veel betaald hebben, beseffen ze pas veel te laat;

    … Ze komen blijkbaar naar de zee om alleen maar op het strand te zitten; met een boek in hun handen en een handdoek op hun hoofd.  Ze verkleuren door de zon: van wit over roze naar kreeftachtig rood.  Maar verkoeling zoeken in de zee? Nee, dat doen ze niet: ze menen dat hun kleren niet dienen om de zee in te gaan;

    … Ze liggen in een deuk als een oude man een aanloop neemt en een salto maakt om in zee te geraken;

    … Ze verzamelen hun afval liever in een rugzak dan het gewoon op straat te droppen;

    … Ze zijn verbaasd als ze een koe op het strand zien; 

    … Ze trekken hun neus op als iemand fluimt;

    … Ze wandelen liever kilometers in een blakende zon dan mee te rijden met een fietsriksja;

    … Ze weten niet wat te bestellen op restaurant en als ze eindelijk een keuze hebben gemaakt weten ze niet eens hoe het op te eten; ze staren eerst vijf minuten naar alles wat er op het bord ligt, kijken elkaar vragend aan en uiteindelijk… eten ze het gewoon op;

    …

    Wat voor ons zo gewoon lijkt, is dat voor Indiërs vaak niet.  Zaken die zij als evident beschouwen, ervaren wij vaak helemaal anders.  Het leidt vaak tot verwarring , verbazing, maar bovenal verwondering.  En wel van beide kanten. 
    Een kleine lezing in het boekje ‘Vreemde vogels die Westerlingen’ (waarvan we hier het hoofdstuk ‘Samen in Puri, de badstad van Orissa’ kopieerden) maakt het weliswaar iets begrijpelijker.  Misschien zijn we inderdaad wel twee vreemde vogels, twee exotische exemplaren die je in je fotocollectie moet hebben zitten…



















    19-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    16-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    16 februari

    Mangala Basti.  Net toen we dachten dat we alles gezien hadden…

    17 februari

    De chefkok des huizes heeft een dagje vrij.  Eén van de drie in de maand.  We misten zijn vrolijke glimlach deze ochtend.  Morgen is hij er weer.  Gelukkig!

    I make you some tea

    Lang, mager en een pekzwarte snor
    Immer, immer goed gezind

    Zijn keuken, zijn thuis
    Wij, zijn gasten

    Gerechten
     geel, rood, oranje en groen
    Zoet, zuur en oh zo vaak pikant

    Immer warm en immer veel

    Soms een blok in de maag
    Soms een prikkeling van de tong
    Soms een gewaarwording voor één dag
    En soms, soms eenvoudig lekker

    Roomservice
    voor hem, echt voor het plezier
    voor ons, echt een plezier

    Hij is het
    Hij is het India waarmee wij ontwaken

    Nanda















    16-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    14-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Dinsdag 14 en woensdag 15 februari

    “Happy Valentine! “ zegt Ratnamala tegen ons en ze geeft ons ieder twee chocolade pralines.  Lindt.  Hmm, lekker!  Het is een traditie en ook wij worden daarin betrokken.  Een fantastisch idee vinden we. 
    Ratnamala zet zich bij ons aan tafel en we babbelen een tijdje over ons werk, de vorderingen, de obstakels en al de rest. 
    Halfweg haar bezoek vertelt ze over haar bezoek aan België.  Een memorabele trip voor haar.  Haar verhaal over de grootste pompoen die ze ook maar ooit zag deed ons schaterlachen.  “It was the biggest pumpkin I have ever seen!  We don’t get pumpkins that big here in India.”.  En Benudhar besloot dan maar om, samen met een originele Belgische baksteen (die trouwens tentoongesteld staat in het schooltje van het dorp waar hij woont), wat zaadjes ervan mee te smokkelen naar zijn dorpje.  Hij plantte ze, wachtte geduldig af en keek verwonderd op van het resultaat.  Hij had gigantische nazaten van de ‘moederpompoen’ verwacht.  Jammer,  “they were only small pumpkins.  Just normal size pumpkins.  Not as big as the one we saw in Belgium.  Not as big at all!”. 

    In schril contrast met ons grappig moment in onze semi propere kamer, gekoeld door twee propellers aan het plafond en voorzien van alle noodzakelijke luxe die wij Westerlingen reeds als basisbehoeften zijn gaan zien, staat ons bezoek aan Reddy Basti.  
    Een verschrikkelijk arme slum.  Niet zo arm als Unit One Market, al is dat zeer moeilijk te zeggen.  We kunnen deze conclusie enkel trekken uit onze contacten met de bewoners en de observaties die we deden tijdens de bezoeken. 
    Maar Reddy Basti onderscheidt zich van de andere slums door haar smalle straatje van amper een halve meter breed, aan beide kanten begrensd met hoge muren, een dorpel die veertig centimeter de lucht insteekt waarop aan bijna elke voordeur een klein lemen stoofje staat en waarop de potten en pannen liggen te drogen.  Het wegdek is kletsnat, en door de kleine geultjes in het beton stroomt drassig water.  De straatjes zijn bedekt met schoenen.  Die doen ze immers steeds uit voordat ze hun kamertjes betreden. 
    Op onze weg naar de slumcrèche passeren we  enkele voordeuren. Ze staan allemaal open.  Vluchtig laten we onze blikken dwalen, en proberen we op een recordsnelheid onze pupillen aan te passen aan het lichtverschil van binnen en buiten.  De huisjes zijn dan wel hoger, groter zijn ze niet.  Meer luxe hebben ze ook niet. 
    Aan een voordeur zit een graatmagere vrouw.  Je zou ze 115 jaar schatten, maar dat gaat ze niet zijn.  Hoe oud ze is, zullen we nooit weten.  Ze zit op haar hurken en staart naar buiten.  Een oranje gebloemde saree, vuil en waarschijnlijk al bijna even oud als zijzelf, bedekt net al haar vrouwelijke eigenschappen.  Verder is ze zo goed als naakt.  Haar huid verraadt een hard verleden in de openlucht.  Ze is donker, ja bijna zwart en droog. 
    Twee gouden schijfjes sieren beide neusvleugels.  Elk met ongekende perfectie gegraveerd. 
    Haar dunne, wilde grijze haar valt tot op haar schouders.  Om haar kleine teen van de ene voet zit een blinkende ring.  De andere staat verwrongen in een onnatuurlijke positie.  De botten van haar benen steken scherp naar voor en haar vel spant er gevaarlijk kwetsbaar omheen. 
    Ze steunt op haar handen waarvan er eentje twee vingers mist.  Haar armen zijn niet breder dan een bezemsteel en het is een wonder dat ze haar recht houden.
    Eén oog is glazig en heeft een witte schijn.  De ander kijkt ons niets begrijpend aan. Haar vraag is duidelijk “Wie zijn jullie, en wat komen jullie hier in godsnaam zoeken?”.  Wie zijn wij, en wat komen wij hier in godsnaam doen… 

    Als we aankomen bij de crèche worden we verwelkomd op de reeds bekende, maar steeds hartverwarmende manier.  De vijfentwintig kinderen die hier op een vierkante meter bij elkaar gepropt zitten vouwen elk de handen en roepen bijna in koor “Namaskar!”  We doen hetzelfde. 
    We stappen het gebouwtje binnen en proberen ons te zetten.  De ruimte is te klein.  Het is wringen en vreutelen om er tussen te passen.  Maar het lukt, zoals hier alles lukt in India.  Je moet het gewoon wat geduld hebben.

    Voor ons zit een groep jongens en meisjes, zich nog niet bewust van wat een ellende er voor hen in het verschiet ligt.  Onbegrensd, vrolijk, genietend van wat hun leven is.  Razendsnel op weg naar een leven van hard labeur, honger en ziekte.  Maar nu, op dit moment, zijn ze zorgeloos, zijn ze kind. 
    Alhoewel, zorgeloos?  Geen enkele uitzondering kunnen we hier vinden.  Alle kinderen zijn verkouden.  Aan elke neus hangt een snottebel.  Bij de ene plaagt ze de bovenlip, bij de andere komt ze bij elke uitademing even piepen.   Een meisje smeerde ze met de rug van haar hand uit over haar wang en haar broertje veegt ze af aan haar blauw en witte communiekleedje dat met een veiligheidsspeld op de rug vastgemaakt is. 
    Wild steken de haren, en vuil zijn de kleren.  Smerig zijn ook de kinderen.  Ze kunnen er niets aan doen.  Hun beentjes zitten onder het stof, en het zand drong diep onder hun vingernagels in.  Hun kleren grijs en grauw waar ze fel rood, kanariegeel of fluogroen hadden moeten zijn.  De vodden hangen aan hun lijf al waaiden ze er net tegen. 
    Hun vaders zijn werken.  En in tegenstelling tot de andere slums die we bezochten, zijn ook een heel groot deel van de moeders buitenshuis aan het werk.  Noodzaak.  Anders is overleven geen optie meer. 
    Daylabor en share-autochauffeurs, daarmee verdient men hier de kost.  Of toch iets dat daar van weg moet hebben.  Ze kopen hun waar, vaak afgedankt van andere markten en vervallen producten,  aan onderkomen kraampjes langs de kant van de weg.  Kraampjes, een mooi synoniem voor krotten, zwart en vettig, omringd met papier, plastiek en rottend afval.  Daartussen, de groenten, fruit en andere etenswaar.
    Het zijn de moeders die de levensmiddelen kopen en het beetje geld dat ze overhouden sparen.  Het zijn de vaders die hun loon verspillen aan tabak en drank. 

    We wegen en meten bijna elk kind en interviewen hun moeders.  Met elk interview leren we de slum een beetje beter kennen.  Met elk interview worden we ons meer en meer bewust van onze luxepositie, van de weelde waarin wij leven.  Van het voorrecht waarvan wij, om de een of ander reden, van mogen genieten. Om te mogen leven in onze maatschappij en gespaard zijn gebleven van omstandigheden als deze. 

    We wandelen de slum terug uit via een andere weg.  Toch weer door smalle straatjes, begrensd door hoge muren versierd met bloemachtige figuren.  De potten en pannen op de dorpel.  Een moeder geeft de borst aan haar kleine die bij haar op de schoot ligt terwijl ze aan de voordeur zit. 
    Drie meisjes met elk twee kommen water aan de centrale kraan.  Ze fluisteren iets tegen elkaar en giechelen.  Verlegen lachen ze naar ons. 
    Een vader die zich scheert met een mesje dat je alleen nog in de cowboyfilmen ziet.  Een jongetje met zijn blote broertje op zijn rug.  Een half kale hond die de zich te pletter krabt.  De was die misschien wel proper hangt te drogen.  Een groepje dat cricket speelt op het pleintje vlak na het laatste huisje.  De grote baan.  Een andere wereld. 

    Wat was dat, een droom?  Een nachtmerrie?    

    (noot: Bhubaneswar telt om en bij de 370 slums die allemaal op overheidsgronden gebouwd werden.  Over de jaren heen werden een aantal slums als ‘aanvaard’ beschreven en konden mensen er een huisje legaal huren of kopen.  Ze werden een deel van de stad.  Een steeds maar groter wordende stad. 
     Een aantal slums werd dit privilege echter niet toegekend waardoor de inwoners ervan illegaal wonen.  De overheid kan op elk moment de gronden opeisen en de afbraak en verwijdering van deze slums eisen.  Zonder pardon kunnen ze dan van de ene dag op de andere nog meer op straat gezet worden.  Met de duizenden tegelijk.  Deze slums zijn in de naam herkenbaar door het tweede deel ervan nl. Basti.  Zoals Reddy Basti
    )

     













    14-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    11-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Zaterdag 11 februari

    ‘Positive thinking’, dat is de titel van de lezing die enkele zusters van Om Shanti zaterdag komen geven.  Na hetgeen we hier al gezien hebben, kunnen we dat wel gebruiken. Bovendien zijn we zijn niet alleen van harte uitgenodigd, de zuster zou haar voordracht ook in het Engels geven.  Perfect dus! We begeven ons richting nieuwe bovenverdieping en het ziet er gezellig uit: de kamer is voor de gelegenheid ingericht met matrassen en iedereen zit in kleermakerszit naast elkaar.  Leuk, denken we, en proberen een onopvallend plekje te bemachtigen, maar dat lukt niet: we belanden op de eerste rij. Naast onszelf zijn trouwens alle medewerkers van Ruchika aanwezig, en ook de kinderen van de shelter, zelfs de allerkleinsten van 4 jaar. Niet verwonderlijk, met positive thinking kan je immers niet vroeg beginnen, zeker hier in India niet…  Dat hadden we al begrepen, maar hoe je dat nu precies moet doen dat dan weer niet: de zuster kan zich immers niet zo goed uitdrukken in het Engels, haar voordracht zal gegeven worden in het Hindi. Maar speciaal voor ons voorziet op het einde van haar lezing nog eventjes tijd voor ons, voor het geval we toch vragen moesten hebben.  Speciaal voor ons? Dat betekent dus ook dat we moeten blijven zitten… Vermoeiend, want we zitten op de eerste rij en we kunnen onze aandacht op niets anders richten dan op de zuster en haar woorden waarvan we niets begrijpen.  En dat in een houding die na een kwartier veel minder comfortabel blijkt te zijn dan ze oorspronkelijk leek.  Potentieel leerrijke uren worden op die manier in de eerste plaats gewone lange uren.  Die vullen we dan maar door in onze eigen gedachten op pad te gaan, stof tot nadenken genoeg! Gelukkig komt aan alles een eind (jaja, positive thinking, daar ging deze lezing over) en voor onze volharding worden we bovendien nog getrakteerd op een klein, bruin, woestijnroosachtig gebakje.  Heel even twijfelen wat we ermee moeten doen (het opeten als een soort van hostie met een bijbehorend gebaar?), maar het gewoon in onze mond steken werkt… het blijkt gewoon een héérlijk koekje te zijn. Dat is ook positief.

     

     

    Zondag 13 februari

    Een bezoek aan de zee, de tempel van Konark en een bezoek aan zijn thuis mét uitgebreide lunch.  Daar trakteert Benudhar blijkbaar elke buitenlandse gast op en dat is vandaag ook ons programma.  
    We hebben afgesproken dat Reddy (de chauffeur) ons, samen met twee andere meisjes van Ruchika, zal meenemen en dat we Benudhar onderweg oppikken op weg naar de tempel in Konark.  Het is ongeveer een uurtje rijden… tijd genoeg dus om te zien waar de mensen zich hier zoal mee bezig houden op zondag.  Maar zo te zien maakt dat geen verschil, zondag of een andere dag.  Ook op zondag wordt er gewerkt: sommigen verkopen fruit, anderen baten hun piepklein winkeltje uit (stalletjes van twee meter breed en ongeveer even hoog, met een deurtje van een halve meter) of rijden rond met hun fiets volgeladen met meterslange ijzeren staven. En iedereen lijkt ook vandaag gehaast; bij de minste vertraging wordt er luid getoeterd en als een zwaarbeladen fiets de weg verspert dan wordt hem gewoon de pas afgesneden… De fietser stopt noodgedwongen, de auto zoeft voorbij en de oude man zet zijn tocht, zonder merkbaar gegrommel, verder. Hij is het blijkbaar gewoon. 

    De tempel van Konark, die was in elk geval de moeite waard. Niet alleen omdat hij uit de twaalfde eeuw stamt, imposant qua afmetingen is, maar ook omwille van al het beeldhouwwerk dat weinig aan de verbeelding overlaat.  Volgens Benudhar is hier een goeie verklaring voor: de artiesten die deze klus hebben moeten klaren zijn te lang van huis geweest (er werd immers twaalf jaar aan de tempel gewerkt) wat hun hoofd op hol heeft doen slaan. Het gevolg: een map op onze computer met de titel ‘licht pornografisch materiaal uit de Oudheid’!

    En dan: lunch bij Benudhar.  Lunch, dat klinkt als licht en snel, maar niets is minder waar. De vrouw des huizes heeft meer dan haar best gedaan: een bord vol chappati’s, rijst, wel drie verschillende sauzen, een curry en een groentegerecht met een heerlijk dessert. En dat maal twee. Voor elk één bord? Neenee, voor elk twee borden.  Het gevolg? Een overvolle maag…  Maar dat kunnen we oplossen door te rusten op de bedjes die onze gastvrouw voor ons heeft gespreid.  Daar bedanken we voor, temeer omdat Benudhar heeft gezegd dat we over een vijftiental minuutjes zouden vertrekken.  Maar tijdsbesef blijkt hier iets heel vreemd: we vertrekken pas na anderhalf uur. Maar voor we naar huis gaan, bezoeken we nog even de plaatselijke school annex museum voor het aanschouwen van de lokale pronkstukken: munten van verschillende landen, een tiental slangen en andere dieren op sterk water, evenals drie foetussen! Een beetje bizar, maar tegelijkertijd ook erg fascinerend. 

    En dan vertrekken we terug richting Bhubaneswar, naar Ruchika.  En het moet gezegd worden; Benudhars keuze voor deze uitstap leek de juiste: het heeft ons goed gedaan, ons bezoek aan Konark en de rust van het dorpje.  We zijn er weer helemaal klaar voor! Onze vertaler morgen hopelijk ook…



















    11-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Vrijdag 10 februari

    Het was een zware dag.  Zo eentje om bij stil te staan.  Waar je je vragen gaat stellen bij je eigen bestaan.  Bij je eigen doelen en je eigen verwachtingen.  Je eigen bekommernissen en eigen problemen.  Bij wat je eigenlijk maar gewoon wil en bij wat je echt zou moeten hebben.  Een dag waar de gekende perspectieven plots een andere dimensie krijgen.  Een dag die plots heel je netjes geordende zelve overhoop gooit.  Je eens goed door elkaar schudt en lijkt te zeggen “zo, probeer het nu nog maar eens opnieuw.”

    We bezochten vandaag weeral een andere slum, Unit One Market.  Ze ligt aan de achterkant van een grote markthal en er wonen slechts 15 gezinnen.  Het ene al groter dan het andere.
    Een slum als deze hebben we nog niet gezien.  Gelukkig maar. 
    Saroj
    , onze tolk voor vandaag, vertelt ons dat de kinderen hier geen slumkinderen zijn.  “Oh?” is onze respons.  “Wel kijk, de slum bestaat slechts uit één rij huizen.  En ze kijken allemaal uit op straat.  Omdat de huisje te klein zijn om ook echt in te kunnen wonen, leven de mensen op straat.  Deze kinderen zijn dan ook geen slumkinderen, maar straatkinderen.”.  Slumkinderen in kwadraat. 

    Armoede is een understatement in deze buurt.  Deze  mensen zijn niet arm.  Zij hebben niets. 
    Het is een gemeenschap waar de vrouwen huishouden doen en bamboe weven.  Ze maken manden en korven.   Veel werk voor weinig geld. 
    Hun mannen zijn muzikant.  Ze spelen bijna allemaal in een band, een brassband.  In elk huisje ligt tussen de potten en pannen, de matjes en het beetje kledij een trommel, een trompet of een tamboerijn.  Helaas levert dit niet veel op en zijn ze gedwongen om daarbij als dagloner aan de slag te gaan. 

    Op vraag van een moeder stappen we een huisje binnen.  We zijn het gewend.  Schoenen uit, de rugzak voor ons, bukken en even aanpassen.  Het is er donker, en het duurt heel even vooraleer onze ogen de ruimte registreren.  Het lijkt hetzelfde maar is toch oh zo verschillend.
    De geur van koeienvlaai en rook overheerst.  Het duurt niet lang of we weten hoe dat  komt. 
    Een meisje zit op haar hurken voor de deur.  In haar hand een zilveren potje met daarin een geel bruinige brei.  Ze schept een dikke klodder uit het potje en smeert het op de grond.  Een met water gemengd en vloeibaar gemaakt koeienvlaai wordt voor de ingang van hun hut uitgesmeerd.  Het houdt de insecten buiten.  Het werkt uitstekend.  Geen vlieg of mug die ons ambeteert.
    En de rook, die komt van bij de buren.  Ze maken middag.  De rook uit het kleine vuurtje onder de ijzeren pot sluipt stiekem tussen de spleten onder het dak naar ons kamertje.  Het blakerde het plafond reeds pekzwart en vult de kleine ruimte.  Zou dit misschien de reden zijn waarom we geen vlieg of mug hier zien? 
    Rechtstaan kunnen we niet.  We zijn te groot. 
    Het huisje, kleiner dan ook maar ooit in deze blog beschreven, is amper een tweepersoon bed groot. 
    In een hoek ligt een onbruikbare bezem, een oude tandenborstel, een halve badmintonracket en een baksteen.
    Daarboven steunt een op bamboo stelten in elkaar geknutselde legger.  Hij zweeft ongeveer anderhalve meter boven de grond.  Slim bedacht, denken we,  want nu kunnen ze én hun materiaal opbergen én eronder slapen.  Die ‘extra’ ruimte kunnen ze heus wel gebruiken.
    Ze wonen hier met vijf.  Waar en hoe die juist in het kamertje passen, dat weten we niet. 

    We komen voor hun zoontje.  Een kindje niet ouder dan 10 maanden.  Een lief en dapper ventje. 
    Een dikke zwarte verfvlek in het midden van zijn hoofdje moet hem beschermen van al hetgeen hem maar schaden wil.  En geloof ons, dat is hier wel heel wat. 
    Hij heeft enkel een vies en vuil onderlijfje aan en zit met zijn blote billetjes op de zanderige vloer.  Hij sabbelt op een lege tube tandpasta.   Zijn nagels zien bruin, zijn armpjes en beentjes hebben een grijzige tint en zijn haar koos ervoor vandaag eens wild te doen. 
    Hij stoort zich niet aan onze komst. 
    Zijn mama laat hem op de weegschaal staan.  Ze buigt zich over hem heen, laat hem even los en kijkt nieuwsgierig naar het schermpje voor de voeten van haar zoontje.  De naald schommelt heen en weer, net als het ventje.  Een bruikbare meting is dit niet. 
    We vragen de moeder om ook eens op de weegschaal te gaan staan.  Iets dat we altijd doen. 
    32 kg lezen we af.  Een p
    luimpje.  En als ze op de catwalk van Milaan de laatste nieuwe zomertrend zou showen, dan zouden we het bijna durven aanvaarden.  Maar deze vrouw, en trouwens nog vele anderen, is te licht, te mager en ja, durven we het wel zeggen, ondervoed.  Legden we hier zonet een ander probleem bloot?  Trokken we net een ongeopende lade in de kast open?  Zo ja, waar beginnen we dan?  Als de moeder al ondervoed is, wat moet er dan met het kind? 

    Terug op kantoor, stellen we de vraag aan Benudhar en wat volgt is een zwaar en misschien wel deprimerend gesprek.  Het treft ons diep, het beroert onze fundamenten. 
    We hebben tijd nodig, we moeten bezinnen. 

    In de sprookjes zou een dag als vandaag begonnen zijn met:

    “er was eens…
    …in een land ver hier vandaan een maatschappij te vreemd, te moeilijk om te verstaan. 
    Er leefden mensen, groot en klein.  Op straat, op een hoek en op het stadsplein.  Er waren keizers en keizerinnen, kooplieden en marchandeurs, bedelaars en share-autochauffeurs. 
    Kijk daar, in het midden van de straat, is dat een koe die daar staat? 
    Kleine voertuigen flitsen voorbij en aanschuiven in de supermarkt, dat doen ze niet in een rij. 
    Zanderige wegen en ook van beton.  
    En daar tussen leeft een jongetje in een huisje, ja wel van karton. 
    Zijn naam is S. Ashok en woont in een huisje niet groter dan ons kippenhok.  Van bamboe zijn de muren en daarover heen kan je even bij de buren binnengluren.  Het dak is van karton en ook een stukje van plastiek.  Wonder boven worden is de kleine Ashok hier nooit ziek. 
    Hij is pas tien, maar heeft eigenlijk al veel te veel gezien. 
    Hij heeft twee grote broers en ook een zus.  Zij bedelt daar, daar waar ze stopt, die rijke toeristenbus.  Zijn vader is metselaar en de kleine Ashok net als zijn zus een bedelaar.  Zijn moeder werkt hier aan huis.  Zij doet net zoals bij ons de was, de plas en de kuis. 
    Zijn broers werken op de trein al is het werk dat ze doen niet echt zo heel erg fijn.  Ze werken hard, ze borstelen en ze vegen en als je ze zo ziet zou je denken dat ze niet meer dan 20 kilo wegen. 
    Het leven is hier geen pretje, ook al heb je een beetje geld en koop je dat chique namaakpetje. 
    Het is een gevecht, een strijd en het is de uitzondering die niet vroegtijdig in het stof bijt. 
    Vandaag een hel en morgen komt keer op keer veel te snel.
    Hij draagt een afgeleefd t-shirt met daarop de vraag… “Ever been hurt?”
    De kleine Ashok staat voor ons op wacht en weet je wat hij doet?... Hij lacht















    10-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    08-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Woensdag 8 februari

    Vandaag een nieuwe afspraak met Hena.  We staan er, stipt om half tien, zoals afgesproken.  De opzichter schuift snel twee stoelen bij, alsof hij weet dat we nog even zullen moeten wachten.  De tijd tikt weg op onze klok, medewerkers komen druppelsgewijs binnengevallen, maar van Hena geen spoor.  Maar da’s geen probleem. Hier zijn onverwachte omstandigheden geen punt: een Chinese vrijwilliger is snel gekozen!  Suchismita is vandaag de uitverkorene.  

    Ze neemt ons mee naar een nieuwe slum: Kalpola Watertank.  Een slum die, zoals de naam al deed vermoeden, rondom een watertank gebouwd is.  En rondom, da’s dan ook weer letterlijk, want de huisjes grenzen er vlak aan.  Maar langs zij kan je er nog juist langs door.  Optimaal gebruik van de beschikbare ruimte, dat in elk geval, maar de veiligheid: da’s wat anders!

    De armoede van deze slum is opvallend, maar minder vriendelijke en behulpzaam zijn de inwoners er daarom niet om.  Ze staan erop dat wij de speciaal bijgehaalde stoelen bekleden of op het matje zitten terwijl zij zelf liever het hele gesprek blijven staan.   Ze vertellen ons over wat, hoeveel en waar ze eten en manen de kinderen die net iets minder enthousiast worden van onze komst flink te zijn.  Niet dat dat altijd nodig is, want een  baby  lijkt het wel comfortabel te vinden in de hangweegschaal die we in deuropening op een meter boven de grond hebben geïnstalleerd.  In totaal meten en wegen we vandaag 12 kinderen en het einde van onze werkdag wordt beklonken met Sprite, de champagne van de slum! Heerlijk, uit zo’n gerecycleerd potje custard… , maar vooral ook erg lief van deze mensen om dit met ons te willen delen…

    Donderdag 9 februari

    Wekkers vroeger gezet en roomservice voor het ontbijt geannuleerd: alle voorbereidingen zijn getroffen om vandaag vroeger van start te gaan.  Acht uur stipt zitten we klaar.  5 na 8, 10 na 8, kwart na acht… Geen Suchismita te bekennen. Half negen, kwart voor negen, kwart na negen. “Ga maar terug naar boven” zegt  een medewerker van Ruchika na wat telefoontjes, “want Suchismata is momenteel bezig met een onverwacht examen”.  Enigszins vreemd (als je je in India aanmeldt voor het een of ander, moet je dan ook onmiddellijk examen doen dan?), maar we proberen  erin te berusten en doden de tijd door het ontbijt dat nog op ons stond te wachten op te eten.   Dat van die annulatie hadden we blijkbaar toch niet zo duidelijk overgebracht.  En da’s ook niet erg; want een heerlijk ontbijt (een wokgerecht dat wij thuis eerder het label ‘avondeten’ zouden toekennen) maakt veel goed, en het maakt Nanda (de kok) blij: als we eten en een teken van ‘heerlijk’ gebaren, dan verschijnt er een glimlach op zijn gezicht. 
    En om iets voor tien is er bovendien nieuws: Debby, een andere medewerker, gaat ons vandaag vergezellen.  Maar nu nog niet “eerst drinken we nog thee terwijl jullie je  voorbereiden”.  “Maar we zijn eigenlijk al twee uur klaar” willen we nog zeggen, maar de boodschapper is al terug naar beneden, thee zetten…

    Maar om half elf bereiken we Kalpola Watertank slum, dezelfde als gisteren, we interviewen andere mensen, maar dezelfde vragen spelen door ons hoofd.  Wat drijft iemand ertoe te kiezen voor dit leven? Is het  überhaupt een keuze, of is het normaal, de gewone gang van zaken om op twintigjarige leeftijd kinderen te krijgen ook al leef je  in een omgeving als deze die weinig perspectieven op een betere toekomst of een uitweg voor je kinderen biedt? 

    Vragen in overvloed die door ons hoofd spoken. Maar in de namiddag hebben we alle tijd om erover na te denken, want er is niemand die met ons op pad kan.  Antwoorden vinden doen we niet, maar we houden ons bezig met andere dingen: met het verwerken van de gegevens, werken voor school en  spelen met de kinderen van de shelter.  En als dat niet volstaat dan kunnen we nog altijd vieren dat het vandaag ‘chocolates-day’ is, zoals het meisje ons aan de kassa van de winkel wist te vertellen.  Chocolates-day, wat een geweldig idee!









    08-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    06-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.week 3
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    6 februari

    -        ’t Is nog vroeg, maar de zon brandt al hard.  De riemen van de rugzakken schuren pijnlijk over onze verbrande huid.  We hadden ons gisteren dan toch moeten insmeren.  Te laat. 

    We genieten nog even van de rust die de straatjes van deze wijk ons gunnen terwijl we over het zanderige wegdek richting grote weg wandelen.

    In de berm liggen een deel miserabele honden te slapen.  Ze missen plukken haar en zijn bedekt met vliegen.  Een graadmager puppietje stoot hard met het hoofdje in de buik van de moeder, opzoek naar melk.  Zijn moeder?

    Een beetje verder op verspert een grote hoop kiezel, een gigantische betonmolen (zo eentje hebben we  nog nooit  gezien) en een man of vijftien de doorgang.  Ze bouwen een huis.  Nog maar eentje.  We banen ons een weg doorheen de smurrie.

    Het einde van de rust is in zicht.  Slechts twintig meter van ons vandaan ligt de grote baan.  We zien de brommers en share-auto’s langs flitsen.  Een waas van stof en uitlaatgassen hangt als een glasgordijn voor het steegje.  Naarmate we dichter komen neemt het lawaai als maar toe.

    En daar is het dan, einde rust, goodmorning Bhubaneswar!

    Kakoli, onze tolk, gidst ons richting nieuwe slum: Jhavana Basti.  Slechts een kwartiertje van het hoofdkantoor ligt deze slum een honderdtal meters van een grote verkeersader verwijderd.   ‘Dit is echt een drukke baan’ zegt Kakoli ‘Hier moet je goed opletten als je oversteekt’.  Bij de andere dan niet, vragen we ons af.

    -        We bezoeken eerst het plaatselijke Ruchikaschooltje.  Buiten op het terras herhalen een tiental kinderen het Engels dat de lerares hen voorzegt. 

    Ze zien ons en spontaan staan ze recht en begroeten ons.  “Namaska!” roepen ze in koor terwijl ze met de handen gevouwen een kleine buiging maken.  “Namaska” antwoorden we. 

    De allerkleinste zitten in de twee klasjes, telkens een twintigtal kinderen.  We worden getrakteerd op een kringdansje.  En daar hoort ook een liedje bij.

                   5 little monkeys, jumping on the bed

                   One felt over, bumping his head

                   Mama called the doctor

                   And the doctor said: ‘no more monkeys jumping on the bed!’

                   4 little monkeys, …

    -        Op aanwijzing van de juffrouw begeven we ons naar een eerste gezin.  Zodra we de slum binnen stappen valt ons de armoede op.  In vergelijking met de andere slums heeft deze enorm enge straatjes die ons verplichten van achter elkaar te lopen.  De daken van stro of golfplaat zijn vervangen door houtenplanken en plastiek zeilen.  Van beton zijn de huisjes niet meer.  Leem lijkt hier het betaalbare product geweest te zijn.  De kamertjes zijn weliswaar nog kleiner.  Hun bezittingen staan tegen de achterste muur tot tegen het plafond opgestapeld.  Elke opening tussen muur en dak wordt benut.  Er steken t-shirts en broeken tussen.  Flessen en potten met poeders en curry’s.  Hier en daar een tijdschrift en wat schoolboeken.

    Diep door de knieën buigend kruipen we als het ware een hutje binnen.  We moeten oppassen met ons hoofd.  De ventilator hangt erg laag en gescalpeerd worden willen we voorlopig nog niet.

    Voor ons zitten een oma en opa op de grond.  Zij poets haar tanden, hij peutert in zijn neus.  Achter hen een berg linnengoed.  De kleuren steken fel af tegen het grijs en grauwe tintje van de muren.

    Rechts in het aangrenzende kamertje ligt een jongetje op een mat op de grond.  Hij slaapt.  Hij heeft hoge koorts en een lelijke hoest. 

    Zijn broertje, met ogen zo groot als knikkers en zo zwart als roet, zit op de arm bij zijn moeder.  Die verwelkomt ons en nodigt ons uit om bij het slapende kind in het kamertje te gaan zitten.  Het is anderhalve meter breed en twee meter lang.  Er staat een kast en een rekje met daarop een kleuren tv.  De enige kleuren die hij heeft zijn roze en grijs.  Tegen het einde van ons interview zullen er 12  personen in het kamertje zitten. 

    We polsen naar de eetgewoonten.  We luisteren naar haar verhaal.  Ze woont hier samen met haar grootouders, een zus en nog enkele familieleden.  Ze heeft geen werk en haar man werkt als dagloner.  Ze is amper 21 en heeft al twee kinderen.  ‘Mijn zus is 18’ zegt ze ‘ en ze wil graag snel trouwen.  Ik heb het haar afgeraden maar ze wil niet luisteren.’  Het meisje, de moeder, betreurt haar levensloop. 

    Ze had graag naar school gegaan, later getrouwd en nog even gewacht met kinderen krijgen.  Ze had iets willen maken van haar leven.  Ze wil deze boodschap graag over brengen aan haar zus en zeker aan haar kinderen zodat deze een betere toekomst tegemoet mogen gaan dan zij. 

    Gaan zij een betere toekomst tegemoet?  Ook al gaan ze naar school? 

    7 februari

    -        We keren terug naar Jhavana Basti.  Vandaag doen we de andere kant van de slum.  Dag en nacht verschil.  Terug betonnen huisjes, daken van stro, kleurrijke muren en bredere straten.  Groter zijn de huisjes helaas niet. 

    Een mindervalide jongen wijst ons de weg.  Hij gidst ons van gezin naar gezin, draagt de weegschaal, helpt met in en uitpakken, legt de matjes klaar waarop we zullen zitten en wil graag op de foto.  Hij kan niet praten en zijn linker arm trekt spastisch naar boven.   Stappen deed hij pas op zijn vijfde en ook nu nog gaat het wandelen niet altijd even gemakkelijk. 

    Maar hij is overal even welkom.  Hij mag overal bij zijn en in elk huis binnen.  Ze kennen hem allemaal.  Hij helpt ons met plezier.  En we gunnen het hem.

    Tegen de middag ronden we de interviews af.  Onze gids is apetrots op haar zelf.  ‘Twintig interviews, en dat op slechts anderhalve dag tijd. Dat is toch goed gewerkt, he.  Heb ik dat niet goed gedaan.’  We knikken ja.  Dat hebben ‘we’ goed gedaan. 





    06-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    05-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Zondag 5 februari

    -          Zondag is onze vrije dag.  Op het programma staat een bezoekje aan de familie van Benudhar (de voorzitter van Ruchika).  Ware het niet dat hij vergeten was dat hij ons had uitgenodigd. Echt erg vinden we dat niet, want familiebezoekjes aan mensen die je helemaal niet kent zijn niet de allerleukste manier om je vrije dag te vullen en er zijn nog wel wat tempels hier in Bhubaneswar die we graag zouden willen zien. Benudhar smeedde in allerijl een plan: een tour door Bhubaneswar met de leukste toeristische bezienswaardigheden. Op het lijstje staan tempels, het staatsmuseum, het planetarium en een wetenschapspark. Klinkt de moeite! En we krijgen er zelfs een gids bij, Sonali, een andere medewerkster van Ruchika. Helaas één klein detail over het hoofd gezien, Sonali moet vandaag werken en er is geen vervanging.   “Geen probleem, we kunnen het wel vinden” is ons antwoord en we vertrekken richting de eerste tempel. 
    Nanda de kok kijkt nog even bezorgd, geeft nog enkele praktische tips mee en besluit dan met de woorden “… and come back”.  Ja, dat is in elk geval ons plan!

    -          Daar gaan we dan.  Ver is het niet, maar de drukte en het lawaai doet de wandeling langer lijken dan eerst gedacht. De toeters zijn alomtegenwoordig en het is niet altijd duidelijk waarop het slaat, maar als die ene luide toeter zo dichtbij is dat hij onuitstaanbaar hard in je oren klinkt dan weet je het wel: tijd om aan de kant te springen!

    -          We bereiken Rajarani  , een tempelcomplex uit de 8ste eeuw, opgebouwd uit drie tempels.  We doen onze schoenen uit, kuieren rond en proberen te begrijpen wat er staat afgebeeld.  Over de echte betekenis van hetgeen we allemaal zien hebben we alleen maar het raden.  Totdat we bij de derde tempel komen, daar wacht een Brahmaan/priester ons op om ons de hele uitleg te geven.  Een jonge kerel (uitgedost met de kleren zoals je je dat voorstelt als je aan een Brahmaan denkt met een waas van spiritualiteit over zich heen)  lijkt erop uit ons de hele religie van het Hinduïsme duidelijk te willen maken. Helemaal lukt dat niet, want onze voorkennis schiet tekort, maar we steken er wel wat van op. 

    Natuurlijk vragen we ons heel even af  wat hier tegenover moet staan en het duurt niet lang en ziedaar, daar is de man met het boekje waarin we onze naam mogen schrijven, evenals het bedrag dat we doneren! We zien duizelingwekkende getallen, maar besluiten zelf om bescheiden te blijven: ’10 roepie’.  We menen heel even een ontgoochelde blik te ontwaren op het gezicht van de Brahmaan, maar dat is niet zo.  “Geld maakt niet uit” zegt hij, “het gaat om vriendschap” en die vriendschap wil hij graag vieren! “Kom, ik neem jullie mee op rondrit op mijn brommer” (jaja, spiritualiteit zoals je je dat voorstelde) “doorheen Bhubaneswar en laat jullie alle andere tempels zien”.  We besluiten het te doen, al was het wel een beetje vreemd: de man, Joyce (die haar op geen andere manier kon vasthouden dan haar armen rond de blote buik van man te slaan) en Ivo tesamen op een brommer die tijdens de eerste minuut al een hond van de weg maaide.  Dat de Brahmaan onderweg besliste om van kleren te wisselen en daarna terugkwam in jeans met hemd en pet deed zijn looks geen goed, plots zag hij er een stuk minder betrouwbaar uit. 
    Maar geen paniek; het kwam allemaal goed.  We kregen nog enkele tempels te zien en ‘mochten’ naar eigen goeddunken op het einde van elk bezoek een vrije bijdrage leveren.  “5 of 10 roepie, dat maakt niet uit” zei onze gids, hoewel de ontvangende partijen (de priesters van de respectievelijke tempels) daar evenwel anders over dachten: ontgoochelde gezichten en een aansporing tot grotere giften als gevolg. Helaas, wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd… en we houden het bij 10 roepie. 
    Als het bijna middag is, verzinnen we een smoes om op een diplomatische manier van onze begeleider af te geraken: ‘onze chauffeur komt ons om 13 uur halen’. Dat is geen probleem, maar eerst nog even verplicht op de foto met onze mooiste lach, wat gegevens doorspelen (voor het geval we toch nog eens zouden willen afspreken) en dan zwaaien we elkaar gedag.  Wanneer we zeker zijn dat hij helemaal uit het zicht verdwenen is, zetten we onze tocht huiswaarts in. 
    De bedoeling die achter onze begeleide tour zat, zullen we waarschijnlijk niet te weten komen.  Misschien vond de Brahmaan het ook wel gewoon leuk om eens met twee blanken op de brommer te zitten.  Ons leverde het in elk geval een rondrit met een bezoek aan de tempels van Bhubaneswar op.  Zoveel is zeker. 









    05-02-2012, 17:05 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    03-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Vrijdag 3 februari

    -          Een nieuwe tolk, een nieuwe slum. 

    Bhuda Nagar, de eerste slum waar we ons onderzoek ook startten, had smalle straatjes, en lage daken, kleine deuropeningen en was midden in het stadcentrum gelegen vlak naast het treinspoor.

    De nieuwe slum, Mohaviz Basti, ligt 50 minuten rijden van het hoofdkantoor, aan de rand van Bhubaneswar.  De slum heeft meer weg van een landelijk dorpje met brede zanderige straten;  kleurrijke maar betonnen huisjes, vaak met een koertje; een dorpspleintje en ook heel wat groen.  Het is er rustiger en de drukte van de stad wordt tegen de muren van de huisjes aan de rand weg gekaatst. 

    Aan een kant loopt de spoorlijn waar met regelmaat de hoorn van een passerende trein de stilte doorbreekt.

    Aan de andere kant, een smalle geasfalteerde baan en daarnaast een muur, een meter vijftig hoog ongeveer, met daarachter: de jungle!  Mowgli, ben jij het?

    De huisjes werden veelal met vier of vijf samen gebouwd, met een gezamenlijk ‘terras’ en gezamenlijke watervoorziening (een put of een pomp). 

    Van privacy is er niet echt sprake.  Alles wat je zegt of doet kan door de buren gehoord worden. 

    We stellen ons de vraag hoe het hier met de, zoals onze tolk het zo mooi verwoordde, speciale relaties in de slaapkamer moet.  Er lopen heel wat kinderen rond.  Bepaalde activiteiten moeten geschied hebben, zoveel is duidelijk.  We proberen, maar kunnen het ons niet voorstellen. 

    Maar dus ook onze ondervraging wordt al snel het nieuws van de dag. 
    In een mum van tijd staat het kleine kamertje, dat tevens ook het enige vertrek van ‘de woning’ is, vol met nieuwsgierigen. 
    Het kamertje, soms niet groter dan vier op vier, functioneert als living, slaapkamer en keuken.  Sommige gezinnen zijn voorzien van een toilet aan huis.  Anderen moeten het stellen met een gezamenlijk toilet.  

    -          De medewerking  in het dorpje is groot. 
    Telkens opnieuw worden we met de glimlach ontvangen en mogen we zonder enige terughoudendheid het huisje betreden.  Telkens opnieuw worden we geconfronteerd met de kloof die zich bevindt tussen de wereld waar wij vandaan komen, en de wereld waar zij in wonen.  ’t Is één planeet, maar niets is hetzelfde.  Het is niet te vergelijken.  Er zijn geen raakpunten.  Er naar opzoek gaan heeft zelfs geen zin. 

    -          Middagpauze. 

    We worden door onze tolk uitgenodigd om bij haar thuis te gaan eten.  ‘My room is nearby’.  We wandelen door straatjes en steegjes die een bijna middeleeuws karakter meedragen. 

    Varkens wroeten in het afval aan de kant van de weg.  Een goed gevoede stier staat parmantig in het midden van de straat, zijn gemalin rust op de stoep.  Verkopers prijzen hun waar aan in hun kleine gehavende kraampjes.  Een slachter staat met hakmes in de hand naar ons te lachen en wijst naar zijn half gevilde geit.  Share-auto’s, brommers, fietsers, auto’s en zelfs een graafmachine banen zich een weg doorheen de drukte. 

    We slaan af, en wandelen een klein paradijs binnen.  Rust...  Nog even en we zijn er.

     Ze huurt een huis met twee vriendinnen.  Tweeëntwintig en vierentwintig zijn ze maar als we de kamer binnen stappen lopen ze al giechelend de keuken in.  Net twee tienermeisjes.  En dat allemaal omdat er twee blanken in hun huis staan.  Of zou het komen doordat er een van ons een man is en dit een ‘girls only’-woning is?    Jazeker, er worden hier kamers en woningen verhuurd die enkel betrokken mogen worden door alleen mannen of alleen vrouwen.  Niet getrouwd, is niet samen wonen.  Zo simpel is dat. 

    We eten er Maggi noodles, chapatti (een soort van pannenkoek) en aardappelen met groenten.  En dat alles onder het alziend oog van de man op het portret aan de muur.  Een paar uitgedroogde stinkertjes, een wierrookhoudertje, een kokosnoot en een glaswater omringen de gelamineerde en bestofte foto in de speciaal daar voor voorziene nis in de muur.  Het is één van de vele goden.  We probeerden zijn naam te onthouden, maar lukte helaas niet. 

    ‘Ready?’ vraagt onze tolk nadat we nog maar net onze laatste hap naar binnen speelden.  ‘Yep, ready’ zeggen we en we springen op van de harde plank die deze nacht haar bed zal zijn.  We pakken onze rugzakken, trekken onze sandalen aan en wachten… tien minuten tot ze haar toilet gedaan heeft.   Wij waren ready, maar zij blijkbaar nog niet.

    -          Terug in de slum interviewen we een viertal moeders en onderwerpen nog een paar kinderen aan onze martelpraktijken zoals het wegen en meten.  Sommige zijn dapper, andere schreeuwen de halve slum bij elkaar.  Maar net zo snel als de tranen er zijn, is de lach er ook weer.  Ze koesteren geen haatgevoelens tegenover ons, dat merken we wel.  We zien er gewoon een beetje raar uit.   

    -          Vandaag sluiten we af.  Morgen komen we terug.  Hopen we, want we moeten nog vijftig minuten hels verkeer doorstaan.  Fingers crossed…

    Zaterdag 4 februari

    -          Als je door India reist, of in India verblijft stel je vragen:

    Waarom zoveel afval?  Stoort het de mensen hier dan helemaal niet?  En waarom stoort het mij dan eigenlijk?  

    Zoveel verkeer?  Is dat echt nodig?  Trams, metro’s en carpooling, zou dat een oplossing zijn? 

    Als iedereen nu eens deftig achter elkaar zou rijden, zou dat geen oplossing zijn voor de chaos die het verkeer is?  En toch gebeuren er bijzonder weinig verkeersongevallen, hoe kan dat? 

    Wat doet een kleine schotelantenne op het betonnen geraamte van een brug in aanleg? 

    Hoe komt het dat mensen met een universitair diploma toch in de slums leven? 

    Wat zou er gebeuren als ik toch eens water dronk uit een glas aan een kraampje aan de rand van de weg?

    Wat denken mensen als ze je zonder schaamte nastaren? 

    Is het wel verstandig om te voet een verkeersknooppunt vergelijkbaar met Lummen in volle ochtendspits over te steken? 

    Waarom willen ze zo graag weten of we een douche namen?  En waarom vinden ze het zo belangrijk om het aan ons mee te delen als zij het wel deden?

    Waarom geven toeristen niet één rupee aan een uitgemergeld bedelaartje maar wel zevenhonderd aan de hoge priester van één of andere tempel ondanks het algemeen bekend is dat deze deel uit maakt van de hoogste kaste en zich over luxe geen zorgen hoeft te maken?

    Men kan systematisch een kwartier te laat op de afspraken komen, waarom niet systematisch op tijd?  De grote verbindingstreinen rijden dan weer ontzettend stipt.  Iets dat we in België niet mogen verwachten. 

    Waarom heet een granaatappel in het Indisch pomegranat?  Werd deze door de Fransen geïmporteerd vanuit het Midden-Oosten tijdens hun kolonisatie? 

    Moet het echt altijd ‘spicy’ zijn? 

    Hoe komt het dat wij zoveel belang hechten aan materiële bezittingen? 

    Ik mis pizza.  Geen vraag, ik weet waarom! 















    03-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    01-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Woensdag 1 februari.

    -          Een nieuwe werkdag, een nieuwe begin. We zijn goed uitgeslapen, hebben ons (net zoals elke andere dag trouwens) gewassen en zijn er helemaal klaar voor.  Onze begeleidster Hena vraagt nochtans ook vandaag of we ons gewassen hebben, maar na een bevestigend antwoord van ons beiden neemt ze ons toch mee op weg naar de slum die we ook gisteren bezochten.  Hier interviewen we nog één moeder en hebben we een gesprek met de overheidsleerkracht over gezonde voeding en de informatie die zij aan de moeders meegeeft.  Belangrijk… want deze persoon bleek in de voorbije enquêtes dé bron van informatie te zijn als het gaat over gezonde voeding.  En we staken heel wat van haar op: wat zij de moeders vertelt over gezonde voeding en de rol van de overheid om kinderen in de slums gezond te laten eten.  De leerkracht zet daarna de wereld eventjes op zijn kop en geeft ons als dank een klein cadeautje: een pen die we kunnen gebruiken om de 180 enquêtes die we nog te gaan hebben mee in te vullen. 

    -          Nadat ons werk hier is afgerond vertrekken we te voet naar een tweede slum.   Ook hier worden moeders en kinderen in het lokale schooltje verzameld.  Dat de lessen daarvoor onderbroken moeten worden blijkt opnieuw helemaal geen probleem te zijn.  Kinderen worden weggestuurd om hun moeders te gaan halen, een andere keer gaat ook de leerkracht mee op zoek.  Onmiddellijk resultaat: amper 5 minuten later meldt de eerste moeder zich aan.  Een kwartier later zit de ruimte vol… een 10-tal kinderen, 5 moeders, 2 leerkrachten, wijzelf en onze begeleidster: het werk kan beginnen.  Kinderen die op de weegschaal kunnen staat, doen dat meestal met plezier. De kleinere kinderen (tot drie jaar) die we al liggend moeten meten en wegen in de hangende weegschaal hebben het duidelijk veel minder naar hun zin: ze zetten hun keel luid open en laten dikke tranen rollen.  Misschien begrijpelijk: weg van mama en twee vreemde (en vooral enge?) mensen aan hun kleine lijfje. 

    -          Maar om twee uur mogen we tevreden zijn: we hebben heel wat kinderen kunnen meten en wegen en al een aantal moeders kunnen interviewen.  Dat kan, volgens Hena, volstaan voor vandaag. Zij moet deze namiddag immers nog gaan shoppen voor de trouw van haar zus. Geen probleem, dan houden wij ons thuis wel bezig met het ingeven van de data…, want dat moét natuurlijk ook gebeuren.  Onze dag sluiten we af met een bezoekje aan de kinderen van de shelter… Een aantal kinderen ligt al te slapen, sommigen kijken tv, en nog twee anderen worden weggeroepen om te poetsen. Morgen staat de inhuldiging van  de bovenverdieping immers op het programma en dat betekent dat alles in orde moet zijn.  Wanneer we terug naar onze kamer gaan zien we dat het hele gebouw al is versierd met kleurrijke lampjes. Dat is alvast in orde… de rest zien we morgen!

    Donderdag 2 februari

    -          We zetten onze wekker zoals elke dag om kwart over acht (ja, ook dit is buitenlandse stage) in de veronderstelling dat we voor de aanvang van de festiviteiten (de inhuldiging van de bovenverdieping om 11 uur) nog even naar de slum kunnen.  Dat leek ons logisch, maar dat bleek het niet te zijn.  Iedereen is immers bezig met de laatste voorbereidingen en het is waar: er is nog wel wat werk.  Stellingen worden afgebroken, bloempotten herschikt, rommel verborgen, kransen van bloemen geregen en opgehangen, en op de vloer worden waarachtige kunstwerken gemaakt met behulp van krijt. Plots herinneren we ons dat de brief die dr. Kuppers ons stuurde nog niet is vertaald.  “Niemand heeft ons gevraagd een toespraak te houden, maar je weet maar nooit” zeggen we en vertalen de brief.  We twijfelen nog even over onze outfit, doen snel onze sokken uit (hier lopen we standaard mét sokken in onze sandalen) en vervoegen ons bij de rij van Ruchika-medewerkers.  Net op tijd, want de eregaste miss Steel (afgevaardigde van de Amerikaanse hulporganisatie EMpower die de bouw van de bovenverdieping bekostigde), de secretaris van Ruchika, een stokoude vrijheidsstrijder en heel wat andere vooraanstaanden zijn gearriveerd. De hoorns worden geblazen en het lint doorgeknipt. Het is officieel: dit gebouw is klaar voor gebruik. Officieel in elk geval wel, want wij zien toch nog wel enkele mogelijkheden tot verdere afwerking. Maar dat is nu niet het belangrijkste.  Op de bovenste verdieping zijn immers  een herdenkingsruimte voor de oprichtster van Ruchika, gastenkamers voorzien, een keuken en leefruimte en een ruime conferentieruimte voorzien. En dat schept natuurlijk mogelijkheden. 
    Maar een inhuldiging is niet compleet zonder speeches en het duurt niet lang of ook wij worden gevraagd een woordje te plaatsen.  Onze speech is weliswaar niet zo indrukwekkend als die van de secretaris (waarin dé drie medewerkers van Ruchika vergeleken worden met Caesar en Ghandi), maar het applaus geeft aan dat het goed was.  Alweer een leerkans benut: spreken in groep. En de brief die we gebruikten, moeten we afgeven: voor in het archief over de Belgische vrienden! Het feestje wordt afgesloten met een heus buffet; lekker en vooral heerlijk om zélf te kiezen hoeveel we eten.  Na afloop spreken we nog met enkele medewerkers van Ruchika en leren daar het een en ander uit; onder meer dat de supermarkt hier slechts één straat verder ligt…   Goed nieuws dus, want werken voor school gaat zoveel beter met een koekje erbij.  En dat doen we dus ook: data ingeven en koekjes eten. Tot middernacht, en dan besluiten we te gaan slapen. Morgen is het immers opnieuw werkdag!



















    01-02-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    30-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Maandag 30-01

    Werkdag.  De arbeid die we zullen leveren vereist geduld en flexibiliteit. 

    We moeten eerst nog enkele documenten afdrukken vooraleer we aan de enquêtes kunnen beginnen.  Even printen.  15 exemplaren, graag, elk tien pagina’s. 

    Jammer, de Windowsversie op hun computer is een beetje ouder dan de onze.  Ons Wordbestand met een overzichtelijke structuur wordt overhoop gegooid.  Het aantal pagina’s neemt toe. 

    We nemen ons voor het enige goede document de volgende dagen dan maar te kopiëren. 

    We zijn ondertussen een half uur later dan gepland. 

    Onze chauffeur brengt ons naar een eerste slum.  Budha Nagar.  Een vrij kleine slum slechts 7 minuten van het Ruchika hoofdkantoor. 

    We stappen uit en zijn meteen het middelpunt van de aandacht.  Iedereen staart, zonder schaamte.  Kinderen rennen naar ons toe.   “allo, allo! Your country, your country?”  roepen ze.  “Belgium” zeggen we terwijl we van elk van hen een hand krijgen.  Met een gigantische smile op hun gezicht spurten ze weer weg. 

    We wandelen door de smalle steegjes naar het slumschooltje.  Het stro van de daken schuurt over onze schouders.  Op de daken liggen wasgoed en plastiek flessen.  Hier en daar ontsnapte er een wolk rook uit de kleine deuropening.  Een jongentje speelt met twee puppy’s en een stuk hout.  Het draagt enkel een afgeleefd T-shirt en sandalen, zijn haar steekt wild in het rond. 

    Een klein oud mannetje zit op de dorpel voor zijn huis.  Hij is blind aan één oog en steunt op een wandelstok.  Als we langs wandelen knikt hij vriendelijk en lacht zijn tanden bloot.  Hij mist er een paar. 

    We komen bij het slumschooltje.  Van waar wij staan lijkt het pikdonker in het schooltje te zijn.  Enkel de juffrouw zien we staan.  Ze begroet ons hartelijk en nodigt ons uit om binnen te komen. 

    Na onze ervaring van afgelopen zaterdag, willen we onze strategie aanpassen.  Geen interviews op straat meer.  Enkel huisbezoeken of op een centrale plaats. 

    Het schooltje, amper vier op vier groot, wordt ons werkstation. 

    De juffrouw geeft ons een lijst van kinderen die aan de leeftijdsvereisten voldoen.  De meeste zijn aanwezig op dat moment.  Eén voor een worden ze gemeten en gewogen. 

    De ouderen stappen stoer op de weegschaal en staan flink recht tegen de muur naast de meter.

    De allerkleinste brullen hun longen uit hun lijfje als ze op de rug gelegd worden tijdens het meten.  Ze trappelen hard als ze in de draagzak van de weegschaal hangen. De tranen rollen over hun wangetjes terwijl een dikke snottebel op hun bovenlip pronkt.  Een mama kan een beetje rust brengen.  Maar ook het kleurrijke armbandje waarmee we de MUAC (Mid-Upper Arm Circumference) meten trekt de aandacht.   Groen, geel, oranje en rood wisselen elkaar af.  De dreumes stopt met snotteren.

    In klerenmakerszit op een stoffig matje op een nog stoffigere vloer, interviewen we vandaag vier mama’s.  Ze willen ons graag te woord staan. 

    De taalbarrière is echter groot en ook onze tolk begrijpt onze vragen niet altijd.  De eerste interviews zijn een worsteling maar we brengen het tot een goed einde.  Met veel gebaren en de simpelste woordenschat ontfutselen we alle informatie die we wilden weten. 

    Rondom ons spelen kinderen en in de deuropening staat er altijd wel een nieuwsgierige ziel. 

    Vier interviews later ronden we af en trekken we terug richting hoofdkantoor. 

    Lunch.  Oh boy!  Onze darmen spelen ons nog steeds parten en beiden zitten we ondertussen opgescheept met het immer bekende Indische potgebonden fenomeen: diarree!  We eten “only little amount”.

    De verzamelde data geven we direct in, om ons de werklast achteraf te besparen. 

    In de late namiddag bezoeken we het Bhubaneswar Tribal Festival. 
    Verschillende stammen uit India bieden hun specialiteiten aan en stellen hun leef- en werkomstandigheden tentoon.  Een leuke kennismaking met subculturen van het Indische continent.

    Wij zijn echter een grotere attractie dan al hetgeen er tentoongesteld wordt.  We worden aangestaard, nagekeken, gefotografeerd.  Allemaal zonder schaamte.  Vooral Joyce is het slachtoffer van dat laatste.  Celebrities lijken we wel, achtervolgd door paparazzi’s. 
    En wij maar denken ‘ik moet hier voorzichtig foto’s maken, want misschien vinden ze dat helemaal niet zo leuk.’

    We lopen braafjes achter onze gids aan naar de auto en keren terug naar het kantoor. 

    De dag zit erop.  We kruipen in onze slaapzak in het midden van de kamer, knippen het licht uit en hopen op een rustige nacht. 

     

    Dinsdag 31 januari

          8u45: roomservice.
    Nanda, onze kok, vindt het waarschijnlijk zelf geen volwaardig ontbijt, maar vandaag biedt hij toast aan. Het enige probleem: de toaster is zoek. Gewone boterhammen dan maar! Nanda kijkt bedenkelijk, maar wij zijn tevreden: boterhammen, heerlijk! Onze tekens van dankbaarheid lijken ook onze kok tevreden te stemmen; hij lacht!

    Iets later staan de twee kleinste meisjes van de shelter voor de deur… ééntje komt binnen en zet zich op bed met een boek op haar schoot…  “Leuk boek Het leven van Pi” lijkt ze bijna te willen zeggen. 

    Bijna half tien: Hena (onze vertaalster) staat aan onze deur. “Ready?” Ze staat erop dat we op tijd buiten staan te wachten… op de chauffeur die nog moet komen.   We weten niet wat ze dacht, maar de vraag “of we ons hebben gewassen” doet ons vermoeden dat het niet al te fris geweest moet zijn… We kijken naar elkaar, maar zien niets bijzonders: zo zien wij er nu eenmaal uit, ’s morgens om half tien.
    In de slum zijn de moeders weer paraat.  We zullen er vandaag een tiental interviewen… Vragen die voor ons voor de hand liggend lijken, zijn dat voor hen niet.  Vooral de vraag ‘of ze ook dieren hebben’ komt nogal lachwekkend over…  Hoewel we met die vraag willen peilen naar de economische toestand van het gezin en dus willen bevragen of zij dieren voor gebruik hebben (denk aan een kip, geit,… ) en antwoordt er één dame dat zij een kat heeft. Nuja, met een kat kan je misschien ook wel wat! 
    Namiddag gaan we de eerste keer op bezoek in enkele slumhuisjes.  Dit hoort ook bij ons onderzoek, we willen immers ook een indruk krijgen van de manier waarop deze mensen leven. Een huisje van 2 bij 2, soms gemetst, soms van leem… daar zitten we dan; wij twee, onze vertaalster, een moeder en twee kinderen.  Een kleine ruimte, propvol met mensen.  En er kan nog meer volk bij.  Een andere moeder wil ook in dit huisje geïnterviewd worden.  Iets later beseffen we dat de eigenares van het huis evenwel verdwenen is… daar zitten we dan:  als twee vreemden in het huis van iemand anders, maar dat blijkt geen probleem! 
    Na ons werk is het tijd om spullen te verzamelen. Waspoeder, afwasproduct en handdoeken hebben we nodig; onze kleren zijn vuil en onze afwas hebben we nog geen enkele keer kunnen doen. En ook koekjes en drank zijn meer dan welkom!  Een supermarkt lijkt ons ideaal! “Jazéker” zegt Hena als we zeggen dat we daar graag naartoe zouden willen gaan, maar we komen uit bij een plek die dat niét is.  Een handdoek gaan zoeken in een klerenwinkel maakt de zoektocht bovendien des te langer.  Maar eind goed al goed.  Op het einde van onze tocht hebben we zelfs cola kunnen kopen… Weliswaar vervallen (net zoals de steriele kompressen die we na veel handgebaar hebben kunnen bemachtigen), maar slechts sinds november 2011. Beter zullen we niet vinden... En oud of niet… het smaakt! 
    Te
    rug thuis.  Plots geklop op de deur.  “Of ze enkele zetels van deze kamer kunnen lenen om het nieuwe gebouw dat overmorgen ingehuldigd wordt van meubilair te voorzien”. “Geen probleem, neem maar mee”, antwoordt Ivo die hier de ideale kans inziet om de kamer grondig te herschikken… En zo gebeurt het: na wat gezeul is de kamer logisch geordend; de bedden staan tegen de muur en de tafel in het midden.  En het moet gezegd: deze ordening komt onze feng shui duidelijk ten goede: we slapen deze nacht voortreffelijk!















    30-01-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
    29-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Foto's week 1
















    29-01-2012, 19:10 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (16 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Week 1

    Beste Blog

    We zitten reeds één week ver in ons India-avontuur.  Het vele reizen en de beperkte internetmogelijkheden weerhielden ons voorlopig van de leegte onder de bovenstaande titel in te vullen.  Maar kijk, we zijn er.

    We gaan proberen van zo frequent mogelijk onze avonturen met u te delen.  Maar omdat de internetconnectie niet dezelfde is als in ons Belgenland, kan het ook wel eens gebeuren dat jullie even niets van ons horen.  Jullie gaan dan in spanning moeten blijven en een dagje langer moeten wachten!

    Er ging reeds een week voorbij zonder bloggen.  We gaan die week dan ook in een notendop voor jullie samenvatten.  Maar wees gerust, het zijn enkel de interessante dingen die we posten!

    Dat als introductie.  Nu de rest. 

    Maandag 23-01

    -          14u08: moeilijk afscheid op perron nummer 7 te Hasselt station. 

    -          14u10: ons avontuur begint, de trein vertrekt richting Zaventem.

    -          Later die dag: we stappen op het vliegtuig voor een korte vlucht richting Frankfurt.  Even overstappen en de reis gaat verder tot in New Delhi en vervolgens naar Chennai.

    Niet iedereen onder ons is een even grote fan van vliegen, maar achteraf gezien, viel het allemaal nog mee.  3 Rustige vluchten gehad. 

    Dinsdag 24-01

    -          Geland in Chennai en opgehaald door de chauffeur van onze Indische vrienden Ashok en Flo(rina).  De drukte is enorm en het geluid van toeters, snorfietsen, share-autos, vrachtwagens en bussen is overweldigend. 

    Ondanks de schemering al plaats maakt voor de nacht, doet slechts een enkeling zijn koplampen aan.  Niet helemaal onbegrijpelijk, je hoort ze immers wel aankomen!

    -          Aangekomen bij Ashok en Flo krijgen we eerst te eten.  “Hmm, daar hebben we naar uitgekeken” denken we, ons nog niet bewust van wat voor een strijd het verorberen van eten de komende dagen nog zal worden. 

    -          00u00: officieel dus eigenlijk 25-01.  Ivo wordt brutaal uit zijn half slaap half wakker zijnde staat gerukt door een schop tegen zijn voeten.  Verward zet hij zich recht op de keiharde matras die op de slaapkamervloer ligt.  Hij kijkt naar Joyce, die halfrecht in bed zit (ook op een keiharde matras).  “Ok, die is ook wakker, dus ik ben niet aan het dromen”.  In de deuropening staan Ashok en Flo met een taart met één kaarsje erop.  Ze zingen Happy Birthday.  Ze waren de eerste. 

    Midden in de nacht eten we met ons vieren, in de slaapkamer, een stuk zoete chocoladecake met iets dat lijkt op aardbeien.  De nacht gaat daarna gewoon verder. 

    Woensdag 25-01

    -          Na een onderbroken nachtrust worden we wakker met het zingen van de vogeltjes en een fris briesje streelt over onze gezichten. 

    Oh, foutje, niet de vogeltjes, geen frisbriesje.  Dit is India.  Rewind…

    We worden wakker met een symfonie van claxons, religieuze gezangen, het kloppen van een hamer en het pruttelen van wat waarschijnlijk een ajuin in de pan is terwijl de ventilator aan het plafond ons bijna een kou op de ogen bezorgt.

    -          De voormiddag biedt ons een ritje door Chennai. 

    ‘s Middags  lunchen we met Ashok in een klein en typisch ‘restaurantje’ op de hoek de straat.  Het eten wordt besteld en nog geen twee minuten later staat de schotel voor ons.  Het een al lekkerder dan het ander.  Het een al pikanter dan het ander.

    -          Ashok, die les geeft op de hogeschool van Chennai, nodigde ons uit om eens een les over geweldloos protest mee te volgen.  Klonk boeiend en dus deden we dat ook. 

    Het was een bijzondere ervaring om met ons tweeën, als enige blanken,  in een groep van ongeveer 30 Indiërs te kijken naar een film waarin de strijd tegen de Apartheid in beeld gebracht wordt. 

    Enorm boeiend, maar ook wel een beetje surrealistisch. 

    -          De avond brengen we door in de auto, wachtend.  Wachten tot Ashok, zijn vader en de timmerman (vandaar het gehamer ’s ochtends) terug komen van hun shoppingmoment op zoek naar de juiste verf voor Ashoks boekenkast. 

    Daar zaten we dan.  In de Jeep, in het midden van Chennai.  Eentje aan de venster, de andere in het midden.  Ook aan de venster gaan zitten was geen optie, want de fles water was omgevallen en dat ene andere stukje  aan het raam was kletsnat. 

    -          22u10: Ashok gaat in discussie met een lokale verkoper in een kraampje op het station.  Deze zou ons drie Roepie teveel hebben aangerekend voor een fles water.  Even later wordt Ashok bijgestaan door twee onbekenden die mee in discussie gaan.  En nog even later slaat de discussie over naar de andere kant van de kraam.  Het ging hem om het principe.  “Ok, het zijn maar drie Roepie, maar waarom moet jij als blanke meer betalen dan wij?  Dit is bedrog, en dat kan niet.”  En dat was een waarheid als een koe.

    -          22u30: de Chennai – Bhubaneswar express verlaat het station.  De rit zal 20u duren.

    Zetel 17 en 18 zijn de onze.  Op onze plaatsen zitten een vrouw en een man zonder ticket.  Ze schuiven op, maar stappen niet uit. 

    Later die avond krijgen ze van de conducteur een uitbrander van jewelste.  Maar een ticket kopen hoeft niet noch worden ze van de trein gesmeten.  Ze rijden mee tot Bhubaneswar.

    Donderdag 26-01

    -          14u15: de eerste symptomen van doorzitwonden beginnen   de kop op te steken.  We weten niet meer hoe we moeten zitten om ook maar enigszins comfortabel te zijn.  Nog vier uur en drie kwartier, dan zijn we er. 

    -          15u40: Rupert, een Oostenrijkse visboer, daalt van zijn ‘top bunk’ neer en laat ons kennis maken met zijn visie op deze wereld.  Hij is boos, hij is misnoegd, hij is verdrietig.  Hij stelt existentialistische vragen waarop ook wij geen antwoord kennen.  Hij zoekt, hij tast af, hij probeert maar het resultaat dat hij hoopt te vinden, komt maar niet.  Hij kruipt terug naar boven en legt zich weer neer op zijn slaapplank. 

    -          17u: we wagen het toch om iets van eten te kopen op de trein.  We zullen wel zien wat het geeft.  Het worden gefrituurde groenten.  Lekker.  En onze medereizigers glimlachen tevreden.  Ze waren immers ongerust dat we te weinig zouden eten.  We zouden eens moeten honger lijden.  “Wij Indiërs eten altijd” zegt het meisje in het geel tegenover mij.  En dat is niet overdreven.  We zullen er snel genoeg achter komen.

    -          17u30: een betoverende zonsondergang op een plek zonder naam.

    -          18u45: aankomst in Bhubaneswar.  Eindelijk.  Wat een rit, wat een dag.  Hena en Reddy van Ruchika staan ons al op te wachten.  In het minibusje van Ruchika rijden we over de hobbelige straten van Bhubaneswar richting kantoor. 

    -          20u30: we kruipen in ons bed.  Hmm, slapen, dat zal goed doen. 

    Vrijdag 27-01

    -          Geen oog dicht gedaan.  De nachtelijke werken op het bovenste verdiep, de ventilator, de keiharde matras en het rumoer in de shelter hielden ons de hele nacht wakker. 

    -          09u45: eerste ontmoeting met Benudhar.  Een planning wordt opgemaakt om op maandag stevig van start te kunnen gaan met ons onderzoek.  Het klinkt allemaal veel belovend.

    De namiddag spenderen we met het mailen naar familie, vrienden en onze begeleiding van school.  Het is een eerste contactmogelijkheid.  Het sms’en loopt niet altijd even vlot. 

    Zaterdag 28-01

    -          Een eerste kennismaking met een slum van Bhubaneswar.  Een eerste poging tot enquêtering.  Een eerste leerrijke ervaring.  Er zal nog veel moeten veranderen tegen maandag, maar dat zal wel lukken. 

    -          ’s Middags spelen we een paar spelletjes met de kinderen uit de shelter.  “Belgian games, Belgian games!”.  Het werd één twee drie piano en telefoontje.  Ze amuseerden zich rot!

    -          De darmen doen maar vreemd.  Het is niet de maag, want langs boven komt er niet terug.  En den dikke darm, die is het ook niet, want dat winderig gevoel kennen we ook.  Het zit daar tussen in ergens.  Een blok, een bewegelijke blok ‘iets’ met sadistische trekjes. 
    Zitten is de enige positie die comfort brengt.  Liggen is geen optie. 

    -          CO²-vergiftiging: rond 12 uur worden we naar een kamertje aan de meisjesvertrekken geroepen.  Als we binnen komen staat het er vol met kinderen en personeel.  Er wordt geroepen en gezongen.  Het ruikt naar wierook en bloemen. 
    We krijgen een handvol kleurrijke blaadjes toegestopt die we vervolgens over de menigte heen richting een rijkelijk versierd beeldje in de hoek van de kamer gooien.  Het is de godin van de studies.  Haar vereren levert goede resultaten op.  Laten we hopen!   

    Even later wordt er een soort van kampvuur aan de voet van het beeldje aangestoken.  De damp verspreidt zich in een mum van tijd door de kamer.  Het wordt mistig, moeilijk om te ademen en stinkt verschrikkelijk.  Maar de menigte zingt door. 

    Als onze buurvrouw merkt op dat we ons niet zo lekker voelen en zegt dat we de kamer gerust mogen verlaten.  We voegen de daad bij haar woord.  De rest van de dag ruiken we naar haardvuur. 

    Zondag 29-01

    -          Zondag is rustdag (voor ons in elk geval), en dus zetten we geen wekker. Ook niet nodig, want stipt om kwart voor negen worden we gewekt door onze immer lachende kok Nanda die zorgt voor noedels en thee.  Met een stevig ontbijt achter de kiezen kunnen we gaan spelen met de kinderen van de shelter; telefoontje bleek gisteren een succesnummer dus dat doen we opnieuw.  Ook het spelletje tok-tok-tok (of koud-warm-warmer-heet zoals wij het thuis spelen) zorgt voor veel plezier.  Daarna terug etenstijd: puri, twee porties groenten, chips, rijst én aardappels… Een feestmaaltijd! Maar niet meer voor onze buik, die protesteert steeds luider!
    Op het namiddag/avondprogramma staat een uitstap met Sahu, een medewerker van Ruchika die ons meeneemt voor een wandeling door het park en een rondrit doorheen de groeiende economie die ook Bhubaneswar is. 
    Onze eindbestemming is een bezoek aan familie van Sahu. Zij ontvangen ons met veel plezier en trakteren ons op een uitgebreide maaltijd, twee desserts inclusief.  Terwijl wij alles opeten, kijken zij graag toe hoe wij dat doen (eerlijk gezegd vinden wij dit zelf ook indrukwekkend). Daarna rijden we terug naar Ruchika: tijd om te rusten, te slapen en morgen écht van start te gaan!

    29-01-2012, 00:00 geschreven door Joyce en Ivo  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (13 Stemmen)
    Archief per week
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs