Onze vrije dag opgeofferd aan voorbereidingen voor maandag.Geen enquêtes meer.Enkel nog interviews en groepsgesprekken.En deze dienen voorbereid te worden.Doe dat morgen maar zei Benudhar zaterdagavond. En dus doen we dat dan maar.Het gaat allemaal erg vlot.Grotendeels omdat wij deze vragen en de opzet van de gesprekken en interviews reeds in België voorbereidden.We hebben het allemaal al, enkel de vertaling naar het Engels dient nog te gebeuren.Maar na weken dag in dag uit tweetalig te moeten zijn, is ook dat geen probleem. We gieten het in een aangename layout, voegen hier en daar wat extra vragen toe en maakten een overzichtelijke onderverdeling in de vragen voor elke doelgroep.We overlopen welke slums we graag zouden betrekken en welke dokters, verpleegkundige, gezondheidsmedewerkers en overheidspersoneel we willen benaderen. Alles netjes gepland.Alles netjes georganiseerd.Klaar om maandag direct van start te kunnen gaan.
Maandag, 27 februari
Vol werkijver de trappen af, langs de bestofte bureaus van de supervisors, door het gordijn dat hoofd van ongeschikte scheidt en in Benudhar zijn kantoor. Hij achter zijn bureau, één been onder hem ingetrokken, een pakje koekjes naast het toetsenbord.Op zijn scherm de hoofding van Ruchika en een halve brief. Wij, op onze sletsen in onze slumkledij met onze voorbereidingen in onze handen. Klaar, voorbereid en ready to go! Ah, Ivo, Joyce, yes Actually, today is not a good day.Today I have not much time. Onverwacht, of vergeten, komt er een afgevaardigde van één van de sponsoren langs. En die zal een hele dag blijven.En dat blokkeert ons de doorgang. Daar staan we dan.You leave your papers here, you wait upstairs and I come to you when I finished reading them. Er zit niets anders op.We druipen teleurgesteld af en keren verslagen terug naar ons vertrek. We hadden het stiekem zien aankomen, maar wilden het niet geloven. We zetten ons op onze knalrode plastiek tuinstoelen aan tafel.Even is het stil.Even staren we naar de vlekken op het tafellaken.Donker paarse cirkels markeren onze slordige omgang met de granaatappel van gisterenavond.Hmm, wat was die lekker. En dan steken we van wal.Tegen elkaar op stellen we ons vragen over het werkritme, de werkuren, de motivatie.We klagen over het niet nakomen van afspraken, over het verwaarlozen van werktijden, over de schijnbaar aanvaardde laksheid, het nonchalante, het vanuit ons referentiekader kleine gevoel van eigen fierheid in hun werk.We luisteren naar elkaar, we verdringen elkaar. Een heen en weer geflits van vragen, bedenkingen, potentiële oplossingen, ontevredenheid en frustratie. Zouden we ons hebben mogen uitdrukken in smileys dan hadden het op dat moment de volgende geweest::(:s:/:( Een uur gaat voorbij en dan houdt het op.Dit heeft geen zin, al die vragen.Antwoorden krijgen we toch niet.Bovendien is het nu eenmaal zo.We leggen ons er bij neer en aanvaarden het. Maar toch hopen we stilletjes dat hij nog zal langskomen.
Een hele dag zitten we op onze kamer.Kinderen komen in en uit, spelen op het bed, prullen met de snufjes die we meebrachten om de link met weelde toch maar niet te verliezen, en observeren ons. We zitten op het balkon, staren wat voor ons, bakken en verbranden onder de broeierige zon en aanschouwen de twee kleinste die hun kunstjes aan ons komen showen. Terug op onze kamer. Balgopal, de kinesist, komt even langs.Zijn dagelijkse stop aan onze deur. Hij is naar de film geweest.Ghost Rider 2.Een leuke film, een action movie, no love story.But I like lovestories.Indian people like lovestories.But this one was good too.. En dan neemt het gesprek een haarspeldbocht.Van een brandend skelet op een ronkende Harley naartrouwen, scheiden, verliefdheid, liefde, gearrangeerde huwelijke en vrouwenmishandeling.Bruidegomschatten (!!) en kasteverschillen.Een boeiend gesprek met een bizar intro.
Alleen met ons twee.We surfen het net, zenden emails, chatten met de thuisbasis en verdwalen in gedachten.We denken aan thuis, school, het eindwerk, pannenkoeken, fietsen, de Adams Family,
En dan is het donker, is het avondeten er en is de dag gaat voorbij.En niemand kwam nog naar boven.Een verloren dag.
Dinsdag, 28 februari
Half elf.De deur staat open.Warme buitenlucht mengt zich met de gekoelde lucht uit onze geventileerde kamer.De geur van sterke pepers prikkelt de luchtwegen. We zitten op onze rode stoelen aan de tafel met het smerige tafelkleed.Zaten we hier daarstraks niet ook? Benudhar staat plots in de kamer.Hij heeft de papieren die we gisteren achterlieten vast.Hij verontschuldigt zich voor gisteren en wij knikken.We nemen het hem niet kwalijk.Of misschien toch een klein beetje. We overlopen de vragen, we plannen onze interviews en uur later zitten we achter in het minuscuul kleine ambulanceje van de Child Line op weg naar de slum Unit One Market.Eindelijk eens in een ziekenwagen zitten!Al is dit niets vergeleken met de rijdende ziekenhuizen van thuis.
Op het programma: een eerste groepsgesprek.Onze doelgroep: de moeders uit de slum Unit One Market, de slum met de muzikanten en bamboowevers. Onder een afdak van plastiek en stro, net niet op straat en net niet in de goot, zitten dertien vrouwen, twee tolken en wij op een groot blauw zeil op een keiharde bodem bedekt met scherpe stenen. Hun opkomst is groot. We stellen vragen over gezonde voeding, gezonde eetpatronen, bereidingswijzen en kookmogelijkheden.Hygiëne, slechte eetgewoontes, ziektes en misbruik van middelen.We hebben het over de positie van de vrouw in het gezin als het op eten aankomt en over de hulp die ze krijgen van buiten uit.Hun positie als slumbewoners binnen de maatschappij en hun aanpak van mogelijke voedingsgerelateerde problemen. Eén van de vrouwen neemt het voortouw.De anderen volgen haar doch niet blindelings.De inbreng vanuit de groep is groot.De medewerking is enorm. De samenwerking met de tolken verloopt naadloos en informatie stroomt binnen.Het is een boeiend, leerrijk en openbarend gesprek. We bedanken hen, we geven aan dat we op dit moment niets tastbaars voor hen hebben kunnen betekenen maar dat ons onderzoek en hun medewerking in de toekomst misschien wel zijn vruchten zal afwerpen.Doch, als afsluiter, en enkel uit persoonlijke interesse, stellen we hen nog één vraag. Jullie verlieten jullie dorp met het oog op een beter leven.Met de hoop dat Bhubaneswar jullie een mooiere en betere toekomst zou bieden.Jullie leven hier nu al een tijd.Heeft Bhubaneswar jullie dit kunnen bieden?Is het hier werkelijk beter dan thuis? De stilte die volgt is slechts kort.Tien seconden, niet langer.Maar ze is beklijvend.Ze gaat door merg en been.De blik in de ogen van de moeders spreekt boekdelen. Het lijkt alsof we plots in een bubbel zitten.Afgesloten van de wereld.Het kan toeval zijn, maar geen auto rijdt voorbij, geen kinderen rennen roepend langs, geen share-auto klaxoneert.Het is stil, muisstil. Het lijkt alsof op die korte tijd deze moeders hun geleefde leven aan hen zien voorbij flitsen.Alsof ze even, even maar, terug in hun dorp waren.Even lijkt het erop dat ze spijt hebben.Spijt van de weg die ze bewandelen
Hij loopt op zijn blote voeten over het zanderige pad dat aan beide kanten afgegrensd wordt door twee manshoge hekken van hout en stro. Achter de hekken staan een rij bananenbomen op een paar meter van elkaar. Telkens als hij in de schaduw van deze bomen komt lijkt hij even te verdwijnen. Zijn donkere huid vormt een geheel met het zwarte spiegelbeeld van de bomen in het zand. Op de plekken waar de zon op de goudgele grond brandt, zien we hoe zijn roosrode doek om zijn heupen gewikkeld is en reikt tot aan zijn knieën. Hij heeft een aristocratisch kapsel, een lange grijze snor en een dunne grijze sik. Zijn jukbeenderen glimmen. Hij schrijdt gezapig verder en bij elke voet die hij in het zand plant ploft er een wolkje stof op. Hij straalt rust en eenvoud uit. Hij lijkt het allemaal te begrijpen. Voor hem zijn er geen geheimen meer. Op zn hoofd draagt hij een mand, gevuld met rode, gele en paarse bloemen. Erg mooie bloemen.
Plots slaat hij af en wandelt richting hut. Hij draagt helemaal geen mand op zijn hoofd. De man die achter hem liep daarentegen wel. Het was een optische illusie als was het Escher die hier aan het werk geweest was. De man met de mand wandelt onze kant op. Hij draagt een sandaal die alleen nog maar rond de enkel vastgegespt kan worden. De voorkant geraakt dan ook nooit van de grond los en laat een slepend spoor achter. Ernaast een heldere afdruk van zijn andere voet. De man draagt een lange kaki kostuumsbroek en een flets oranje grijs geruite hemd dat tot halverwege zijn borstkas openhangt. Borsthaar heeft hij niet. Dat hebben bijzonder weinig Indische mannen. In zijn hand houdt hij twee showexemplaren van de bloemen in de mand op zijn hoofd. Het zijn helemaal geen echte. Synthatic flowers bevestigt onze tolk ons. En zo mooi als dat ze van ver leken, zo afgrijselijk zijn ze van kortbij. Even heb ik een déja-vu. Even waande ik me terug in Hasselt op een vrijdagavond op een terrasje op het Kolonel Dusartplein.
Maar daar zitten we helemaal niet. We zitten onder een boom op een paar versleten plastiek tuinstoelen aan de rand van het slumplein. Een warme wind ritselt door de bladeren van de bom die twee van ons schaduw biedt. De andere zit ongelukkig net daar waar een afgeknakte tak naar beneden hangt en zon de vrijheid krijgt om rijkelijk te stralen. De man met de bloemen wandelt langs en lijkt ons niet eens gezien te hebben. Het zou de eerste zijn In het midden van het woestijnachtige plein een podium van natuursteen. Aan de rand recht tegenover ons, het schooltje. Onder het terrasje aan een balk van het plafond hangt onze weegschaal. Ze beweegt heen en weer op het ritme van de wind. Af en toe verblindt een weerkaatsing van de zon in het glazen venster ons. Rondom ons een kring van slumbewoners. Nieuwsgierig en benieuwd naar wat wij doen. Het zijn tribals of stammensen. Net iets primitiever dan de andere al merken we daar op het eerste zicht niets van. Ze spreken echter geen Hindi noch Oria. Enkel een dialect dat onze tolk helaas niet spreekt. Onze interviews zijn een gevecht, een strijd. Niet alleen spreekt hij het dialect niet, ook zijn Engels is maar pover. We krijgen de vreemdste antwoorden op de meest simpele vragen. Soms is het lachwekkend, maar vaak ook erg frustrerend.
We knokken ons een weg door de interviews en trachten op elke mogelijke manier informatie te ontfutselen van de erg jonge maar erg oud uitziende moeders.
Tussen de poten van de stoel door kruipt er plots een beige puppietje de cirkel in. Piepklein is het en het draagt een halsketting als halsband. Het heeft een beetje een raar kopje maar daar is het zich niet bewust van. Het snuffelt rustig en verkennend aan ieders tenen, knabbelt op een steentje, likt aan een kartonnen doosje in het zand en waggelt dan weer de cirkel uit. Het gesprek viel even stil.
Onze chauffeur, die al die tijd op ons heeft zitten wachten, is uit zijn share-auto gekropen en heeft zich bij ons gezet. Het is zijn manier om te zeggen zeg, wordt het niet eens tijd om ermee op te houden?. Wij horen het niet. Onze tolk wel. Plots is het interviewen voorbij. Morgen komen we terug, dan doen we verder, maar nu eerst lunch. Onze tolk heeft honger. Einde werkdag. Jammer, want zo hadden wij ons hem niet voorgesteld.
Hij start de motor en geeft een paar keer goed gas. Stof en uitlaatgassen mengen zich achter de auto en lossen op in het niets. En ook de groep nieuwsgierige lijkt zich net als de dampen te verspreiden en uiteindelijk op te lossen in de omgeving. Het plein ligt er plots verlaten bij. Een grote kalende hond kruipt geschrokken van onder de auto vandaan. Zijn rust werd brutaal verstoord.
Verdwaast kijkt hij hoe zijn plekje in de schaduw langzaam weg tuft over de geasfalteerde weg. Het is enkel de warmte nog die hem gezelschap houdt.
25 februari
Op pad met twee tolken. Het moest vandaag plots allemaal heel snel gaan. Onze kreten voor aanpassing werden eindelijk gehoord. Maar we zijn nu wel door onze voorraad vuurpijlen heen. We hopen dus dat de komende week net zo vlot verloopt als dat het opmaken van de planning verliep.
Deze ochtend vroeg uit de veren en achterop de brommer richting stadsrand. Terug naar Maytreebihar, de slum waar we gisteren onder de boom zaten. Een mooie rit. Drukke brede knobbelige banen met chaotisch neergeplante winkeltjes, repairshops en groenten en fruitkraampjes maakten langzaam plaats voor nog bredere maar geasfalteerde autostradeachtige wegen met aan beide kanten hoge hekken en veiligheidspersoneel. Daarachter, chiquere woningen, hotelcomplexen en bedrijven. De bocht om is het plots weer voorbij. De weg is nog maar half zo breed, her en der staan wat shops verspreid en de drukte wordt steeds minder. Gaande weg verdwijnen de betonnen bunkers, huizen genaamd, de shops en groeten en fruitkraampjes, de vele voetgangers, brommers, shareautos, bussen en vrachtwagens. Langzaam naderen we de stadsrand.
Dan is er plots niets meer. Lage struiken, kurkdroge rode grond en een troep zwijnen die de weg over steekt. Lange vuile stijve haren hangen over hun rug. Hun buiken raken net niet de grond. Een dikke hoge muur markeert hier officieel het einde van de stad. Olifanten, tijgers, slangen, apen en andere minder geëvolueerde aardbewoners worden hier tevens mee uit de stad geweerd. Tegen die muur aan ligt onze werkplaats voor vandaag.
Ons eerste interviewslachtoffer staat ons graag te woord. Zijn Engels is erg gebrekkig maar staat erop zijn antwoorden eerst in de onbekende taal te formuleren. Onze tolken staan hem bij en zorgen ervoor dat zijn woordenpuzzel verstaanbaar wordt. Hij heeft een eigen shop die hij samen met zijn vrouw uitbaat. De shop kunnen we zien liggen vanuit zijn gezellige Zuid-Europees aandoende koertje. Hij is 48, zijn vrouw 38. Hun jongste dochtertje, ons target, is slechts 1,5. Een vrolijk minimensje dat bereidwillig in het netje van de weegschaal hangt, op de rug ligt bij het meten en haar armpje flink voor zich uit steekt als we de MUAC aflezen. Haar vader neemt haar voorzichtig op de arm. Zijn geluidjes en zijn bewegingen doen haar lachen. Hij laat haar prullen met de doek die hij om zich heen geslagen heeft. Ze trekt aan het losgekomen draadje en sabbelt op het uiteinde. Ze knijpt hem in zijn wangen en aait over zijn ogen. Hij houdt haar dicht tegen hem aan en lacht tevreden naar ons. Het is zijn prinsesje, dat is duidelijk.
Op de binnenkoer van zijn landelijke doch lichtjes primitieve stulpje, maar voorzien van een biologisch tuintje (het eerste sinds het begin van ons onderzoek!) verzamelen stilaan de andere moeders met hun kinderen. Van op een met touwen en hout in elkaar geknutseld bed noteren we alle verzamelde gegevens. De tijd verstrijkt en de zon komt steeds hoger aan de hemel te staan. Ze brandt en de lucht om ons heen voelt warm en drukkend aan. Zweet parelt op het voorhoofd van een van onze tolken. Ook voor hen is het te warm.
Onze gastheer weet ons te vertellen dat de laatste tien jaren de temperatuur alleen maar steeg en dat de zomers steeds vroeger hun intrede doen. Vroeger kende ze slecht 4 maanden zomer. Tegenwoordig zitten ze al aan zes. Aldus onze gastheer. Maar deze man gelooft ook in het Incaverhaal. De doemvoorspelling, de komst van het einde van de wereld, en wel nog dit jaar. 2013, dat halen we niet. Hij niet, zijn slumgenoten niet, India niet en ook wij Europeanen niet. Hij leeft in angst. Elke dag vreest hij het ergste. En zijn bewijs: de zomers die steeds maar vroeger komen. Als we hem vragen Maar wat als er helemaal niets gebeurt? Als we 2013 even feestelijk inzetten als 2012? Wat dan?, antwoordt hij simpel Dan is dat goed. en verder niets.
Hij staat op, neemt een emmer met putwater en een bekertje en verdwijnt achter een meter hoog brikken muurtje. Terwijl wij onze interviews verder zetten neemt hij een douche, daar achter dat het muurtje. De grote doek om zijn middel is verdwenen en enkel een klein lapje bedekt de verantwoordelijke voor zijn kroostrijke gezin. Met het bekertje smijt hij water tegen zijn lijf en over zijn hoofd. Het water gutst over zijn kin en nek naar beneden om vervolgens aan hoge snelheid de ronding van zijn buik tegemoet te gaan. Als een Noorse schansspringer schiet het water van zijn buik en maakt een vrije val van enkele centimeters tot het op de betonnen vloer minder elegant uit elkaar spat. Hij kwakt een paar inhouden tegen zijn benen en zeept zich in. Met een zelfde brutale kracht spoelt hij beker na beker de zeep van zijn lichaam af. Hij droogt zich af met een vettig doekje en slaat de doek die hij ervoor om had weer om zijn middel. Gedoucht. Privacy: nul, comfort: nul, ecologisch: 98%, snel: super, bevrijdend: waarschijnlijk, proper: twijfelachtig. Kortweg, Indian style.
We interviewen door tot de zon achter de horizon verdwenen is. Het donker omhult ons en het schrijven wordt steeds moeilijker. Terwijl we op een koertje zitten, omsingeld door enthousiaste moeders noteren we hun gegevens. Dit zouden de laatste enquêtes zijn. Volgende week, persoonlijk interviews met artsen, vroedvrouwen, verpleegkundigen, overheidsmedewerkers en groepsdiscussies.
De moeders verdwijnen één voor één en plots zijn we alleen. Wij, onze twee tolken en ons gastgezin. Maar niet voor lang. Want nu al dat volk weg is, moet dat onzichtbaar venijnig gespuis elders zijn bloed gaan halen. En wie zijn er nu nog betere bronnen van heerlijk zoet en exotisch bloed. Juist, wij, arme schaapjes uit het Westen. Door onze broeken en sokken heen voelen we ze prikken. Smerige kleine prikjes. De een na de ander. Rotmuggen!
Terug de brommer op, naar huis en douchen! Heerlijk genieten van het sprankelende koude water. Schrobben en schuren. Proper en fris. Dan, ontspannen werken.
Het hadden fotos kunnen zijn, maar het werden woorden op papier.
Hij is graatmager, heeft lange bruin gele nagels, een rood wit gestreepte doek rond zijn middel en een zilveren horloge aan zijn rechterhand.Hij lacht en schudt met zijn hoofd van links naar rechts.Hij wijst naar de kleine deuropening onder het strooien dak.Zijn manier om te zeggen kom binnen, kom binnen!. Het deurtje is zo klein dat we kruipen even overwegen. Bij een toevallige aanraking met de muur bij het zoeken naar steun brokkelt een groot stuk leem af.Het spat uit elkaar op de kamervloer.Kleine zandkleurige stukjes leem liggen verspreid voor de deuropening. We mogen gaan zitten, met de rug tegen het bed, op een matje dat al lang geen bescherming meer biedt tegen de vuile vloer. Hij zet er zich bij en lacht zijn paar tanden bloot.Zijn ogen stralen.Hij is fier.Fier dat hij ons ontvangen mag. Dit is zijn woning.Dit is zijn thuis. Aan het plafond hangen lange zwarte draden die gelukkig net niet ons haar raken.Het zijn spinnenwebben, zwartgeblakerd van de rook die opstijgt van onder het kookpotje op het lemen houtvuur in het kamertje ernaast.De dikke grijze plastiek die onder tegen de binnenkant van het strooien dak ligt, blokkeert een weg naar buiten. Door drie kleine gaatjes in het plafond dringen speelse zonnestralen naar binnen. Op de vaal grijze lakens van de twijfelaar tekenen zich 3 scherp afgelijnde lichtplekjes af.Vrolijk dansen ze mee met de bewegingen van de wind die zich onder het zeil in zet.De ware kleur van het linnengoed wordt onthuld. De opening naar het aangrenzende vertrek wordt afgesloten door een al even vaal gordijn als de lakens op het bed.Het is maar halfdicht getrokken en in de opening tussen deurstijl en gordijn volgt een jonge vrouw stilzwijgend ons gesprek mee.Het is een opeenvolging van kleuren die elkaars tegengestelden zouden kunnen zijn.Een afgeleefd gordijn, de felgele saree bedekt met fonkelende spiegeltjes en de duffe oranje grijze muur.De jonge vrouw ziet dat we haar opmerkten en glipt snel weg de andere kamer in.Het kleurrijke tafereel wordt plots een saai plaatje van natuurkleuren. De muur aan het voeteinde van het bed wordt opgevrolijkt door een eigen interpretatie van een smiley.Het zou ook een beer kunnen zijn, maar een smiley lijkt ons meer van toepassing.Een soort van duwtje in de rug bij elk ontwaken.Eentje van kom op, vandaag is misschien de dag, de dag dat het allemaal veranderen zal.De tekening lijkt er helaas al lang te staan...
Het huisje ligt op de punt van een V-splitsing.In kleermakerszit zit een oude vrouw in een hoek naast de deur.Het enige plekje schaduw. Haar dochter is werken.Zij let op het kind. Ze heeft haar twijfels bij ons maar met een bedenkelijke blik laat ze ons dan toch binnen. Drie treden hoger en voorafgegaan door een metertje terras ligt de deuropening.Vanonder een lage dorpel en van boven 3 tegeltjes met goden.Saraswati, godin van de wijsheid en creativiteit; Laksmi, godin van de rijkdom en zus van Saraswati; en Ganesha, god van de wijsheid en succes en zoon van Shiva, vernietiger van werelden.Ganesha is de enige die ons bekend in de oren klinkt.De god met het olifantenhoofd.Ergens in de fantastische verhalen van hun geloof werd de arme Ganeshasemi per ongeluk onthoofd.De onthoofder, Shiva, zette zijn fout terug recht door hem weer het leven in te blazen maar dan wel met het hoofd van een olifant.Of dat ook echt zo wijs was, daar twijfelen we aan.Een succes was het wel, want de god kreeg een voorname plaats in Shivas leger en nu nog steeds miljoenen aanhangers. En of deze goden ook echt dit huis van dat alles voorzien, dat is een raadsel.Het is maar waar je de wijsheid en de rijkdom zoeken gaat. We zetten ons neer op wat een splinternieuw matje lijkt.De bedenkelijke blik die we vooreerst kregen heeft plaats gemaakt voor curiositeit en nieuwsgierigheid. Van op onze plaats, vlak aan de deuropening, kijken we recht door de kamer heen, door een deur aan de andere kant van het vertrek, en zien de overbuur.Hij zit op zijn hurken en kookt rijst in een verbrand potje op een gasvuur. De muren van het vertrek zijn pistachegroen met een brede bordeaux rode boord, een azuur blauwe deur en een roodbruine kast aan de zijkant. Aan de muur hangt een ijzeren rekje geheel beslagen met kopergroen.Aan de hangers tientallen gekleurde en met glitters bedekte armbanden.Op de plank boven het bed staan twee kitscherige gipsen beeldjes.Eentje van twee fluogroen en geel geverfde papegaaien.Ze lijken te zweven.Een ander, een romantisch moment van een jong papperig koppeltje in een sloep op het water.Aan hun zijde een afgrijselijk oranje vis. Er naast staat een bestofte getrukeerde trouwfoto.Vader, moeder en het nieuwe koppel op een sofa, die duidelijk niet bij hun inboedel hoort, midden in het oerwoud.Geen van allen lachen ze.Gelukkig getrouwd? Aan de overkant een zwart wit foto van een streng kijkende man met charisma.Zijn haar strak naar achter, dikke grijze wenkbrauwen en zelfs op de foto is de punt tussen de ogen duidelijk zichtbaar.Een zelfzekere blik. Er omheen hangt een krans van oranje en gele stinkertjes afgewisseld met sappig groene pepers.Een overleden familielid.Maar ook nu nog houdt hij een oogje in het zeil.Ze zijn in goede handen. Achter ons hangt een koord.Het zakt diep door onder het gewicht van de lompen en vodden die er over hangen.Het is de propere kledij. En daar tussen zitten wij, onze tolk en onze gastvrouw.Ze is grootmoeder en ze lijkt een erg respectabele leeftijd bereikt hebben.Haar witte nagels steken fel af tegen haar donkere huid die net als haar blauwe saree om haar heen gedrapeerd lijkt te zijn. Maar ze gaat vlot door de knieën en zit zonder problemen een volledig gesprek in kleermakerszit.Terwijl ze op onze vragen antwoordt , speelt ze met het uiteinde van de dikke zwarte vlecht die over haar schouder naar voor valt. Ze heeft een zwaar leven achter de rug.Eentje dat wij ons onmogelijk kunnen voorstellen.Ook al krijgen we hier heel even de kans om er een glimp van op te vangen.Ze gelooft gelukkig dat hetgeen komen zal, beter zal zijn dan nu.Wij hopen met haar mee.
In een klaslokaal dat net zo goed een oude middeleeuwse ruïne had kunnen zijn, zitten we in een hoekje onder wat ooit een watertank heeft moeten zijn.De ruimte ruikt naar urine en andere lichamelijke excreties.Scherp zonlicht valt door de twee smalle raampjes naar binnen.De tralies die ondeugd buiten moet houden tekenen zich duidelijk af op de vloer.Het fijne stof in de ruimte zweeft vrijelijk rond. Een jongetje springt over de schaduw van de tralies heen en weer.Hij draagt een broek die duidelijk te groot is.Hij past in één pijp, waardoor het lijkt alsof hij een rokje draagt.Hij houdt de broek op met een stuk koord.Zijn bovenlichaampje is grijs van het stof. Een meisje staat naar hem te kijken.Het springen hoeft niet echt.Zo is het ook al leuk.Ze draagt enkel een T-shirt, groot genoeg om als kleedje door te kunnen gaan.Wat normaal op haar buik had moeten staan kunnen we nu ter hoogte van haar knieën aflezen.CococcChane staat er sprankelend in zilveren letters op geschreven. De L is verdwenen.Afgeleefd, afgewassen, los gepruld Haar haar heeft meer weg van een ragebol, haar lippen lijken droog.Haar ogen kijken ons aan.De kinderlijke onschuld ligt er diep in. Een jonge moeder, nog maar net of net niet haar kinderlijke onschuld ontgroeid zit voor ons.Op haar schoot een tweeling.Drie jaar zijn twee piepkleine meisjes.Ze wegen amper 5 kg.Hun buikjes steken pijnlijk ver naar voor.Hun naveltjes puilen uit.Hun beentjes zijn de dun en te zwak om hen te dragen.Hun lipjes zijn droog, hun oogjes liggen diep.En toch fonkelen ze bij het horen van het klikken van onze tong.Hun mondhoeken trekken op en ze toveren een zwakke maar gemeende glimlach te voorschijn. Waren ze gewild of een smerige speling van het lot?Hun leven, zinloos en uitzichtloos Plots lijkt het erg duidelijk: het krijgen van kinderen, hier in deze omstandigheden, het is een misdaad.Maar kunnen ze er iets aan doen?Kan het hen kwalijk genomen worden?