Ik heb er al heel dikwijls over gefilesofeerd, over de tijd.
Iemand die geen tijd heeft beschikt over slechts 24 uur per dag. Iemand die een zee van tijd leeft mag daarentegen welgeteld zesentachtig duizend vierhonderd seconden per dag zoek maken. Geef mij maar die tweede optie, want zelf heb ik bijna geen tijd: ik verlies zelfs nog vijf tot zes uur per dag met slapen!
Verder filesoferend kom ik dan op de vraag hoelang altijd duurt. Altijd? Ik ben er nog niet aan uit.
"Hij zal altijd een blaaskaak blijven", dit duurt maximum een mensenleven lang. "Er zijn altijd al vogels in de lucht geweest", zou volgens de laatste evolutietheorieën dan weer slechts vanaf enkele duizend jaren na de dinosaurussen waar zijn. En "Je zegt me altijd dat ik dit niet mag doen" komt het overeen met "zo nu en dan". Altijd blijft deze vraag dus door mijn geest spoken, hoelang duurt altijd? En ik raak er niet aan uit.
Maar dat is niet erg, want ondertussen weet ik wel al hoelang "nooit" duurt.
Echt waar, proefondervindelijk bewezen. "Nooit", dat duurt welgeteld vijf minuten, 300 seconden (voor mensen met tijd) of 0,003472222 dagen (voor mensen die geen tijd hebben). Vijf minuten dus. Op de paasfoor geleerd. In de stad. Een unieke ervaring: beseffen dat "nooit" slechts vijf minuten duurt. Heel wat mensen zouden er veel voor over hebben om dat te beseffen, en ik kreeg dat zomaar in mijn schoot geworpen! Vijf minuten, het is niet te geloven.
Dit inzicht kreeg ik toen ik ongeveer vijfentwintig was.
We waren nog jong, stonden op trouwen of waren pas getrouwd, ik weet het niet meer. We waren met een koppel vrienden op stap, op de kermis de Paasfoor in de stad. De gewone sfeer: een grijze hemel, vroeg donker, wat frisjes en niet al te veel volk op baan, het was een avond in de week. Een keer een lotje getrokken om niets te winnen, oliebollen gegeten, wat geschoten, ik denk zelfs dat we even op de botsauto's zaten. Daarna het spookhuis. Dat is natuurlijk één van de obligate dingen, vooral als je nog indruk moet maken op het kersverse liefje of vrouwtje. In een karretje het donker binnenrijden, hier en daar een lichtje, een boe links, een eeeek rechts, wat touwen die in jouw gezicht slingeren, deuren die onverwacht met een harde klap sluiten, kortom: alles wat je nodig hebt om jouw vrouwtje heel dicht bij jou in bescherming te nemen. Je gelooft dit toch niet ? We hebben er niets van gezien, het was donker in dat kot en wij waren jong! De enige reden waarom waarom jonge koppeltjes bang zijn om in het spookhuis te gaan is dat ze nooit met zekerheid kunnen zeggen wanneer het karretje plots weer in het volle publiek zichtbaar zal zijn.
De vliegtuigjes, dat was dan weer iets anders.
Die vliegtuigjes riepen zoete herinneringen op. Ik was zeven jaar oud en veroverde het luchtruim, langs het station in het dorp van mijn jeugd, de stuurknuppel in de hand en steeds weer rondjes vliegend. Hele berglandschappen heb ik toen overvlogen, ik keek van mijlenhoog naar beneden. Het spektakel van John Massis verliep als een klein fait-divers daar diep onder mij. Maar helaas, als je vijfentwintig bent, dan passen die vliegtuigjes niet meer zo goed. En precies daarom hebben ze andere dingen uitgevonden. De rappe rups bijvoorbeeld. Niet die 'oude' rups, dat treintje met het zoenkapje. Zoenkapje? Ja. De rups werd na twee minuten afgedekt door een kap, zodat de buitenwereld jou niet meer zag. Het geheel leek op een snel bewegende rups. En binnenin kon jij het meisje naast jou zoenen.
Niet dat er veel afgezoend werd want meestal zat er geen te zoenen meisje naast je.
In het beste geval was het een vriendinnetje van jouw broer of zus, maar dan nog: die kap maakte geen privé-hokjes van de treinstelletjes: iedereen voor, en iedereen achter jou zat onder dezelfde kap. En die keken dus mee! De rappe rups nu, die heeft geen kap. Het is een marteltuig waarbij het meisje naast jou je eerder lijkt te willen verpletteren dan jou teder te benaderen. Charmant is anders, en het is nog duur betaald ook. Allemaal te danken aan de ontdekking van de fysica. Hadden ze daar de middelpuntvliedende kracht niet uitgevonden dan had het allemaal zo 'n vaart niet gelopen.
Maar het kan nog erger.
Neem nu de octopus. Dat ding gaat op en neer, draait rond zijn as en elk karretje draait dan nog eens rond een aparte as waardoor je de indruk krijgt dat je driehoekjes in een cirkel maakt. Probeer het niet te begrijpen, gewoon even doen, dan zal je direct ervaren wat ik bedoel. Daar kochten we dus jetonnetjes voor en we sprongen in zo 'n bakje. Lekker rondtollen, alle kleine kantjes van de Grote Markt zien en de oliebollen alle hoeken van onze maag voelen verkennen. Voor mij was het heerlijk: voor een keer verpletterde mijn meisje me niet. Of beter gezegd: niet continu, want de octopus veranderde zo dikwijls van richting dat nu eens zij en dan weer ik naar buiten gezogen werd. We proefden dus beurtelings van het genoegen om elkaar te verpletteren, en ik moet toegeven, dat lucht op. 't Is heel wat beter dan die TGV-rups. En toen was het gedaan. Uit de bakjes stappen, even gewoon worden aan het feit dat de Grote Markt niet meer beweegt, wat op adem komen, de oliebollen in de maag herschikken, aan de vrienden vertellen dat het ontzettend tof was en overwegen of een extra rondje er nog bij kan.
"Nooit meer" zei mijn vrouwtje. We hadden nog jetonnetjes. Vijf minuten later zaten we weer in de octopus.
|