Onlangs naar het toneel geweest.
Toneel, dictie en dans, gebracht door de kinderen van mijn dorp en omstreken. Een auditie van de kunstacademie. Auditie, dacht ik, toen ik het zag, nee maar! Toneel van de bovenste plank, dat was het. Gedichten van Paul van Ostayen op ongeëvenaarde wijze gebracht. Een dansspektakel, Anne Teresa de Keersmaeker waardig. Veel beter dan mijn eerste pseudotoneelervaring, in het eerste kleuterklasje, bij juffrouw, hoe heette ze ook weer? Juffrouw Emilienne denk ik. Het spektakeltje was goed voorbereid. Maanden heeft dat geduurd, die voorbereiding. Hoewel
maanden? Voor ons, kleuters, duurde een weekend reeds ontzettend lang. Een week, dat was een eeuwigheid. Achteraf beschouwd lijkt het wel alsof die periode in dat eerste kleuterklasje jaren geduurd heeft en nee, ik heb het niet gebist ! Om maar te vertellen dat het dus lijkt alsof de voorbereiding op ons eerste optreden maanden en maanden en maanden duurde.
Maanden voorbereiding, dat kruipt niet in de koude kleren.
Gedrild werden we, tot en met. Eerst moesten we de instrumenten leren kennen. Iedereen kreeg iets: cimbalen, een triangel, een tamboerijn, een trommel of een ander slaginstrument, klophoutjes, sambaballen, zelfs heuse castagnetten en een stemvorkje om zo'n mooi 'ting'-geluid te maken. Het was een leuk ensemble. En de juf speelde op haar gitaar de perfecte baby-blues, het kon dus niet mislopen. Eerst het ritme aanleren door in de handjes te klappen. Daarna even proberen om allemaal samen, tegelijk, netjes volgens het ritme op ons instrument te rammen. Rammen, beter kan ik het niet beschrijven. Je moet weten dat we net de luiers ontgroeid waren en dat we dus, logisch op die leeftijd, allemaal op die ene mooie trommel wilden kloppen. Dus ramden we op ons slaginstrument als was het een trommel. Behalve dat vriendje met de castagnetten. Die had wat problemen met z'n vingertjes die tussen de twee schelpjes gekneld raakten. Baby bleus met blauwe vingertjes
En de juf maar dapper het ritme aangeven met handgeklap. Geduld dat die had, ongelooflijk.
Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik de kleuterjuffen respecteer.
Na een kleine maand hadden we het onder de knie, zodat het tijd werd voor de volgende stap. Nu moesten wij, net als grote mensen, zelf het ritme bijhouden terwijl de juf het liedje op de gitaar zou spelen. Inderdaad: zou spelen, want dat was wel lichtjes problematisch: tot nu toe had in feite nog niemand het ritme echt beet. We speelden dus allemaal op het gevoel, en net aan dat gevoel scheelde er nog wat. De trom klonk boven alle instrumenten uit. Alle andere kinderen klopten dus sneller dan de trom, zodat je toch zeker hun instrument zou horen. En uit miserie raakten die vingertjes dan toch weer tussen de castagnetten zeker, terwijl het even daarvoor nog zo lekker liep. Dat alles betekende dus weer een maand werk om de zaak vlot en de vingertjes roze te krijgen.
En daarna begon pas het echte werk.
We hadden al zo'n zware tijd achter de rug, maar toen werd het echt serieus. We moesten het ritme ontdubbelen. De stemvorkjes mochten vier keer tikken tegen de trom één keer, de cimbalen mochten één keer om de twee trommen schellen, de triangels om de twee stemvorkjes, de tamboerijnen ook, maar dan wel op het andere stemvorkgetingel dan dat van de triangels, en de castagnetten mochten het basisritme bepalen: acht keer per stemvorkje. Twee blauw gezwollen castagnettenvingertjes later werd dat plan snel afgeblazen. Er werd besloten om het bij het simpele basisritme te houden en de aandacht toe te spitsen op het modegebeuren, de creatie van de kostuums.
Want de première naderde.
We leerden de wondere wereld van karton en crêpepapier kennen, de wereld van schaar en lijmpot, van geluk en mislukking, van mooie gezichtjes met minder mooie hoedjes en van mooie hoedjes op minder mooie gezichtjes. Haute couture op laag niveau, de wieg van menig hoogstaand modemaker. Het bleef zelfs niet bij hoedjes, er werden heuse kostuums gemaakt. Ik kan het me niet goed herinneren, maar ik denk dat de juf stiekem een aantal kostuumpjes afwerkte na haar uren. Het schijnt dat dit nu nog gebeurt in de textiel, en bij de grootste couturiers nog het meest
Na de creatie volgt natuurlijk het defilé.
Dat was pas echt leuk om te leren: stappen als een heuse fanfare, maar dan in het klein. Eerst moesten we in cadans stappen terwijl we tegelijk op onze instrumenten speelden. Dat lukte tamelijk goed, zolang de juf meeliep. Eén en twee en één en twee goed ..zo en een en twee en
Leuk. De volledige klas liep vlotjes in de pas, en joepie, voor één keer zonder blauwe vingertjes. Het bleek nu zelfs gemakkelijker om met een triangel rond te lopen dan met zo'n zware trom. Maar helaas, het mocht niet zijn. Zodra de juf zich neerzette om gitaar te spelen was het ritme eruit. Het werd dus terug naar af.
In z'n definitieve versie werd ons spektakel ingeleid door een modedefilé in soldatenmars, gevolgd door een perfect lineaire opstelling, waarbij iedereen stil bleef staan om het stukje percussie te laten weerklinken. Het was perfect. En toen werd het tijd voor het slotstuk. De administratieve organisatie. Wij kregen allemaal een stukje papier en we waren blij dat we -eindelijk- weer eens iets mochten kleuren. Back to basics. Maar helaas. Het bleek een brief voor onze ouders te zijn, die per kerende post moesten laten weten wie naar het optreden zou komen kijken: peter en meter, opa en oma, mama en papa natuurlijk, zonder twijfel, en misschien ook wat tantes en de nonkels? Groot was mijn ontgoocheling toen ik met mijn brief thuiskwam: ik zou mijn peter en mijn meter, mijn tantes en nonkels wel zien, maar niet op school. Op de dag van het grote optreden moesten we met ons gezinnetje naar de familiereünie bij tante en nonkel in Gent.
Mijn eerste baby blues.