Uit 366 HOORSCHELPEN van Jos lees ik :
Ik stel een paar vragen aan Ing, een jong Cambodjaans
meisje,
gesloten, koppig en lief tegelijk, dat een jaar of
twaalf moet zijn.
In haar ogen een grondeloze wijsheid waarin ik
verdrink.
Ze spreekt goed Frans.
Ik vraag: Wat zou je willen dat ik van je te weten
kom, van je leven?
Ik heet Ing, zegt ze. En ik leef.
Ik stel een vraag aan het meisje naast haar,
jonger of ouder dan zij, wie zal het zeggen:
Waar komt ze vandaan?
Ze noemt de naam van een dorp bij Pnom Penh.
Ik zeg: Is dat ver hiervandaan? Ja, ver.
Vertel me eens hoe ver het is,
of langs welke weg je van je dorp hierheen bent gekomen?
Vertellen? vraagt ze verbaasd. Waarom moet ik dat
doen?
Ik kom daarvandaan en nu ben ik hier:
is dat niet voldoende voor u?
WIESEL ELIE. Woorden zonder
wederwoord.
Gooi en Sticht, Hilversum, 1983, p. 26.
Is het niet wonderbaar hoe een meisje van twaalf zich kan integreren ? Waar zijn wij bang van ???
|