Toen Jezus na zijn
Hemelvaart weer in de hemel aangekomen was, waren de wonden van zijn kruisiging
nog zichtbaar. Zijn handen en voeten vertoonden de sporen van de nagels, zijn
zijde die van de lans en op zijn hoofd zag je waar de doornen binnendrongen.
De hemelbewoners, verstomd om wat
hem op aarde was aangedaan, vielen in aanbidding op hun knieën. Aartsengel
Gabriël, die zich niet meer inhouden kon, opperde: Heer, wat hebt u vreselijk
geleden op aarde. Weten de mensen daar wel wat u voor hen doorstaan hebt en hoe
lief u ze had?
Oh, neen, een handvol mensen in
Palestina weet dat, antwoordde Jezus. Al de anderen hebben nog nooit van mij
gehoord. Ze weten helemaal niet wie ik ben, hoe ik voor hen heb geleden en hoe
lief ik hen heb. Geschokt vroeg Gabriël: Hoe zullen al die anderen uw lijden
en liefde vernemen?
Juist voor ik hen verliet,
vertelde ik Petrus, Jakobus en Johannes en een paar andere vrienden dat zij dit
wereldwijd moesten verkondigen. Zij moeten het aan zoveel mogelijk mensen
meedelen. Deze, op hun beurt, moeten het weer aan anderen kenbaar maken.
Mogelijk zal heel de wereld zo vernemen hoe groot mijn liefde voor alle mensen
was en is. Gabriël, nog meer aangedaan, staarde beduusd naar Jezus en wierp
op: Heer, maar wat als Petrus, Jakobus en Johannes en ook al die anderen
gefrustreerd geraken omdat dat zo traag gaat? Wat als ze u vergeten? Wat als ze
aan u twijfelen? Hield u hier rekening mee? Voorzag u een noodplan?
Met een glimlach stelde Jezus hem
gerust: Met dat alles hield ik rekening, toch stelde ik geen noodscenario op.
Ik ben er zeker van dat Petrus, Jakobus, Johannes en al die anderen aan wie zij
het vertellen mij nooit zullen vergeten.
Van een vriend ontvangen...
|