Ernie Dekens per Fiets naar Santiago de Compostela
Wij zijn aangekomen in Santiago de Compostela op 06/06/2008 om 14 u 15. Een totaal afgelegde weg van 2452 km. Een reis dat wij nooit gaan vergeten. Groetjes Ernie & Gerda.
Via deze weg kan u mijn route volgen te beginnen in Wondelgem doorheen Frankrijk en Noord Spanje tot in Santiago De Compostela.
28-05-2008
Navarrete â Santo Domingo de la Calzada 62 km
Vandaag ben ik terug vertrokken
onder een grauwe hemel. Ik zou er een korte rit van maken maar achteraf bleek
hij nog korter te zijn dan ik vooropgesteld had. Dat kwam omdat ik na 38 km een bord zag waarop een
klooster stond met de naam: Monasterio de Yuso. In mijn boekje kon ik lezen
dat dit klooster op de UNESCO-lijst van Werelderfgoed stond. Ik moest er wel
een kleine omweg voor maken, maar ik was nieuwsgierig. Bij het klooster
aangekomen zag ik dat er regelmatig bussen binnenkwamen en dat het klooster
onder begeleiding kon bezocht worden. Ik belde naar Gerda die 20 km verder stond en we
spraken af dat ze tot aan het klooster zou komen. Een goed half uurtje later
was ze daar en samen konden wij het Monasterio de Yuso bezoeken. Het
Yusoklooster staat in het dorpje San Milàn de la Cogolla, het draagt de
naam van een plaatselijke weldoener die hier leefde van 473 tot 574 en stichter
was van het Susoklooster die een eind verderop ligt. Het Yusoklooster wordt ook
beschouwd als de wieg van de Spaanse taal. Binnen het klooster bevinden zich
dan ook nog heel wat gigantisch grote boeken met geschriften die door de
monniken werden bijgehouden. Spijtig genoeg worden de rondleidingen alleen in
het Spaans gedaan. Na het bezoek aan het klooster werd er in de camper gegeten
en daarna reden we elk apart richting Santo Domingo de la Calzada. Toen ik na iets meer
dan een uur rijden dit stadje naderde werd ik getrakteerd op zon felle
regenbui. Overal stonden pelgrims te schuilen. De riolen konden met moeite het
water opvangen. Gelukkig vond ik Gerda en de camper heel snel. Ik kon me
onmiddellijk omkleden in de camper en enkele minuten later waren we al op
verkenning in het stadje. Wat mij het meest interesseerde waren de echte witte
kip en witte haan die zich in de kerk bevinden. We moesten ze echter van achter
tralies bekijken, en de kerk bezoeken ging ook al niet. Aan de kip en de haan
is wel een legende verbonden en die gaat in het kort als volgt:
Er was eens een jonge pelgrim.
Hij werd in dit stadje opgeknoopt voor een diefstal die hij niet deed. De
jongen werd echter op wonderbaarlijke wijze ondersteund door Domingo de la Calzade, een plaatselijke
heilige, en bleef zo in leven. Men ging het opzienbarend feit vertellen aan de
rechter die de jongen had veroordeeld, terwijl hij net een gebraden kip en
haantje zat te verorberen. De rechter lachte en spotte dat dit verhaal even
waar was als dat het gevogelte dat voor hem lag, levend was. Plotseling kregen
de kip en de haan in het bord terug veren en vlogen ze weg uit zijn bord. De
jonge pelgrim werd uit zijn benarde positie geholpen en leefde nog lang en
gelukkig. En sinds dit voorval zitten er nu in de kerk van Santa Domingo de la Calzada steeds een levende
witte kip en een levende witte haan.
Vanaf Urroz vertrok ik
vandaag terug via de hoofdroute. Ik reed in een wijde boog om Pamplona. Een
eerste stop was voorzien in Puente la Reina.
Samen met Gerda verkenden we dit kleine historische stadje.
We wandelden door de historische hoofdstraat en kwamen zo aan bij de, in de 12e
eeuw, gebouwde St-Jacobskerk. De kerk is binnen nogal veel versierd met
bladgoud en tegen de muur staat een mooi uitgesneden beeld van St-Jacob als
pelgrim met staf. Op het einde van de hoofdstraat: Rua Mayor komt men bij de
beroemde, negenhonderd jaar oude, stenen boog brug over de Rio Agra, die ooit
gebouwd werd om de pelgrims van een natte overtocht over de rivier te besparen.
Het viel ons op dat de 3 kerktorens, die dit stadje rijk is, druk bezocht
werden door ooievaars. Ze waren héél intensief bezig met het schikken van hun
nesten. Daarna reed ik door tot in Estella, waar ik terecht kwam terwijl
iedereen zowat bezig was aan zijn siesta. Ik reed dan maar door tot in Los
Arcos, waar ik samen met Gerda van een lekkere koffie kon genieten. Voor mij
was die zeer welkom en ik kon even uitrusten, want bijna alle dorpjes die ik
onderweg doormoest, werden allemaal op een helling gebouwd. Na 78 km beginnen die serieus
door te wegen. Omdat het nog vroeg was, besliste ik om door te rijden tot in
net buiten Logroño. Toen ik deze stad naderde, moest ik op het grindpad voor
wandelende pelgrims. In de stad zelf maakte ik nog enkele fotos bij de
kathedraal en in het info toerismebureau haalde ik een stempel. Na het
buitenrijden van deze drukke stad moest ik langs een nieuw en rustig park en
langs het stuwmeer La Grajera.
Tussen de wijndranken en de amandelbomen mocht ik mijn zoveelste klim van de
dag doen, tot ik in Navarrete kwam, die ook op een heuvel ligt, en daar Gerda
vond. We wilden ons installeren op de camping, maar hoe we ook zochten en de
wegwijzers volgden met: camping, die zich zowel aan beide zijden en in de
straten van het dorp opgesteld stonden, toch was er geen camping te bespeuren.
We reden dan maar 6 km
verder naar Fuenmayor waar we precies hetzelfde voorhadden. Uiteindelijk reden
we terug naar Navarrete waar we ons bij het plaatselijke sportcomplex
installeerden.
Vandaag namen we de bus tot in Pamplona. Op de
Plaza de las Merindades stapten we af en begonnen we aan onze tocht door de
stad. Eén van de eerste monumenten die we zagen was dit ter ere van de
waaghalzen van de Encierro. Het monument toont hoe mannen met een krant in de
hand door de stad lopen, achterna gezeten door een 6-tal op holgeslagen
stieren. Daarna slenterden we over de Plaza del Castillo een mooi plein met
arcaden, stijlvolle cafés, bankjes, platanen en in het midden een kiosk. De
straten in het oude deel van Pamplona zijn zéér smal, maar je vindt er overal
kleine winkeltjes en gezellige cafés. Ook héél wat restaurants zijn er te
vinden en het eten is er niet duur. We brachten ook een bezoek aan het oudste
park van Pamplona El Parque de la
Taconera. Een rustig park of groene zone in een drukke stad.
Er zitten zelfs een paar dieren in, meestal gevogelte, maar ook enkele reeën en
herten. Iets verder stapten we de Citadelle binnen. Weer zon rustige plaats
waar kunst en groen aan elkaar gekoppeld worden. Daarna brachten we ook een
bezoek aan de Santa-Maria Kathedraal. Deze kathedraal staat op het hoogste punt
van de oude stad en met zijn torens van bijna 50 meter hoog is hij reeds
van ver te bewonderen. De kathedraal en het museum zijn een bezoekje waard.
Maar wie een kaars wil branden komt van een kale reis terug. Vooraan bij het
altaar staat namelijk een bak met elektronische kaarsen. Wie een euro in de
gleuf werpt, ziet dan het lampje van één van de elektronische kaarsen aangaan.
En dan maar hopen dat de elektriciteit niet uitvalt .. Stel je voor dat ze dat
in Lourdes zouden doen.
Niettegenstaande de zware bewolking bleef de
regen toch uit. Dat was maar goed ook want vandaag moesten we de Pyreneeën
over. Om 10 uur begon ik eraan. Een 25 km lange klim die in het begin héél goed
meeviel. Af en toe was er zelfs een platstukje. Bij Arnéguy reed ik voorbij de oude grenspost die er nu verlaten
bijlag. Na 11 km
was het gedaan met de pret en moest er geklommen worden. Ik reed toen het
dorpje Valcarlos binnen. Gerda stond aan de kerk met het fototoestel in de hand
om mijn doortocht voor het nageslacht vast te leggen. Het viel ons op dat de
plaatselijke bevolking druk in de weer was met het opsmukken van de straat.
Gras werd in 3 rijen over de straat gelegd, takken werden tegen de voorgevels
van de huizen gezet, uit de vensters hingen geborduurde stukken stof en af en
toe werd een soort van altaar met bijhorende religieuze foto bij de voordeur
gezet. Van één van de bewoners kwam ik te weten dat er vandaag een processie voorbij
kwam. Ik trok verder bergop. Ik had de goede cadans gevonden en haalde de éne
na de andere pelgrim terug in. Ik ben nu wel geen afgetrainde wielertoerist,
maar onderweg had ik de mening dat veel van die fietspelgrims veel te klein
trapten om boven te geraken. Het was werkelijk een heel mooie klim, met af en
toe van de haarspeldbochten die je toelaten om snel eens een glimp op te vangen
van de andere pelgrims. Na precies 2 uur te hebben geklommen, kwam ik boven bij
de kapel van Punto de Ibaneta, op 1057 meter. Hier staat ook een klein monument
ter nagedachtenis ter Roelandt, de trouwe gezant van Karel De Grote die hier
gesneuveld zou zijn. Gerda stond hierboven terug te wachten om een foto van
haar klauterende man te nemen. Boven had ik 26 km op de teller staan. Ik
deed een vers onderlijfje en koerstruitje aan in de camper en daarna plantte ik
mijn zelfgemaakt kruisje tussen dat van al die pelgrims die mij hier voor
waren. Na de warme soep met boterhammen trok ik dan verder naar Roncevalles,
dat amper 2 km
verder ligt. Ik nam er een paar fotos, slenterde eens rond in de
souvenirwinkel en liet in één van de lokalen van het kloostergebouw een stempel
in mijn credential zetten. Hier werden ook nog duchtig pelgrimspassen verstrekt
voor wie dit nog niet had. Daarna ging het weer verder. De afdaling was van
korte duur omdat het parcours hier terug over een volgend dal trok. Zo moest ik
eerst over de Alto Mezquiriz (922
meter) en nabij Erro volgde nog een klim van 3 km tot op een hoogte van 800 meter. Onderweg in de
dorpen waren de mensen allen bezig met dezelfde rituelen als in Valcarlos. In
één van die dorpen had Gerda haar temperament ook eens aan de Guardia Sivil
laten zien. Toen de man haar de toegang tot het dorp ontzegde voor de
processie, en zij de omweg met het tegenliggend verkeer te smal vond voor de
camper, bleef ze kordaat stilstaan. Alle maneuvers van de brave Guardiaman ten
spijt, maar Gerda bleef staan. Tot hij het tegenkomende verkeer stillegde, de
verkeerskegels netjes aan de kant zette, en als een werknemer op de tarmak van
de vlieghaven netjes de camper en koppige bestuurster door de smalle straat
loodste. De brave Guardia Sivil-man zal s avonds thuis geweten hebben wat te
vertellen. Bij het binnenrijden van Huarte, een voorstadje van Pamplona, trof
ik Gerda op een parking. We reden samen naar de camping, een paar km verder en
werden er in de vooravond nog getrakteerd op een onweer met klank- en
lichtspektakel dat meer dan een uur bleef duren. Morgen 26 mei is het rustdag
en gaan we op verkenning in Pamplona, want we hebben iets te vieren ..
Gisteravond hadden we nog maar
pas een wasje gedaan of de hemelsluizen werden opengedraaid. Dat ging zo de
ganse nacht door. Onze was drogen was dus een groot probleem. Toen ik deze
morgen wou vertrekken, begon het weer te regenen. Zo reed ik van de ene vlaag
in de andere. Tegen de middag kwam ik aan in Mauléon-Licharre. Hier bevinden
wij ons in het departement Pyrenées-Atlantiques. De bergen zijn hier niet zo
hoog meer en sneeuw zie je hier helemaal niet meer. Na het middagmaal bij Gerda
reed ik dan richting St-Jean-Pied-de-Port. Het was ondertussen droog geworden,
maar de wolken bleven wel de hoofdrol vertolken. Ik moest over de Col
dOsquich. Volgens het ene boek 495
m, een ander gaf 648 m en op de Col zelf stond 500 meter. Het kon me in
feite niet schelen. Ik vond hem meer dan hoog en lang genoeg. Ook de wegwijzers
zijn hier tweetalig opgesteld. Soms had ik al moeite met de Franse uitspraak
van die borden en aan de Baskische uitspraak, daar begon ik helemaal niet aan.
In St-Jean-Pied-de-Port aangekomen, was het eerste wat mij opviel, dat alles
hier in het teken staat van de Camino. Overal pelgrims, op de fiets of te voet.
Toen ik Gerda niet direct kon vinden, stapte ik het info toerismebureau binnen
om naar de camping te vragen die ik met Gerda afgesproken had. Ik maakte van de
gelegenheid gebruik om een stempel te vragen, maar ik werd doorverwezen naar
een aanmeldingsplaats voor pelgrims in de Rue de la Citadelle 39. Daar
aangekomen moest ik even aanschuiven om aan mijn stempel te geraken. Ik kreeg
er ook nog wat informatie over traject in het noorden van Spanje. Toen ik daar
wou vertrekken, stond er achter mij een groep Duitse fietspelgrims aan te
schuiven en in het smalle straatje kwam er nog een groep Spaanse
wielertoeristen zich aanmelden. In het bureau hadden ze meteen de handen vol.
Daarna zakte ik door het smalle maar aangename straatje af en liet mij nog door
1 van de Duitsers fotograferen. Dit oud, historisch stadje wist me wel te
bekoren. Het ligt net aan de voet van de Passe van Roncesvalles in het zuiden
van het Baskenland. Van hieruit moet ik dus morgen vertrekken om de
Frans-Spaanse grens over te steken. Volgens mijn boekje wacht mij morgen een
klimpartij van 25 km.
Ik hoop dat ik vannacht een goede nachtrust heb, want ik zal het kunnen
gebruiken. Het weer laat het in ieder geval wel afweten. De ene na de andere
onweersbui trekt hier over de camping. Maar wie weet, misschien rij ik morgen
wel een paar kilometer per uur sneller met al die elektriciteit in de lucht.
Na de rustdag van gisteren en het
bezoek aan Lourdes, trokken we vandaag weer verder. Bij aanvang begon het licht
te regenen, maar na tien minuten was de bui al over. Na 8 km reed ik
Lestelle-Bétharram binnen. Twee dagen daarvoor had ik er al voorbij gereden om
boodschappen te doen. Het was me toen al opgevallen dat hier toch iets te zien
was. Lestelle-Bétharram is een pittoresk dorpje aan de rivier de Gave tussen
Lourdes en Pau. Het is vooral bekend om zijn grotten en als zéér oude
bedevaartplaats. Ik bezocht de Chapelle Notre Dame. Een 17e eeuwse
kerk met een voorgevel in grijs marmer en binnen een prachtig barok interieur
met grote schilderijen aan de muren tot op het plafond. Voor de kerk staat ook
een mooi fonteintje met daarop een beeld van St-Jacques. Dus werd het
fototoestel bovengehaald. Er bleek ook een museum te zijn en aan de ingang
kreeg ik nog een mooie stempel in de vorm van een schelp. Ook werd mij een
klein kaartje met de afbeelding van de Notre Dame du Beau Rameau overhandigd
met de boodschap dat dit mij zou beschermen op mijn verder tocht .. Ik kon dus
met een gerust gemoed terug vertrekken. Na zon 33 km kwam ik bij Gerda in
Louvie-Juzon. We aten iets in de camper en vertrokken toen elk op onze weg naar
Oloron-Ste-Marie. Ik nam de kortste weg door het bos en kon genieten van een
prachtige rit over een bochtrijk traject. Ook het weer was mij gunstig. In de
camper had ik op de middag mijn lange fietsbroek uitgedaan alsook de fietstrui
met lange mouwen werd er vervangen door één met korte mouwen. Toen ik ongeveer
op 6 km
van Oloron-Ste-Marie ontmoette ik een Britse Pelgrim te voet. Hij was deze
morgen uit Oloron-Ste-Marie vertrokken en het scheelde geen haar of hij zou er
vanavond weer aankomen. De man wandelde niet met een stafkaart, maar met een
kaartje die hij ergens in één of ander toerismebureau had gekregen. Ik zette
hem op de goede weg, al vraag ik me nog steeds af wat hij daar deed, ook al was
hij op weg naar Compostela. Bij het binnenrijden van het stadje vond ik dat het
water die de stad doorsnijdt nogal onstuimig is. Later zou ik lezen dat hier
twee zijrivieren in de Oloron uitmonden. Namelijk de Gave dAspe en de Gave
dOssau. Ze scheiden de stad in 3 delen. Ik vond Gerda bij de ingang van de
camping en na eerst nog wat boodschappen gedaan te hebben, lieten we ons daar
inschrijven voor één nacht, want morgen trekken we verder naar het wereldberoemde
stadje in de Pyreneeën. Namelijk St-Jean-Pied-de-Port.
Nadat we rustig hadden
uitgeslapen, ons ontbijt hadden genomen, en alles opgeruimd hadden, werden de
fietsen van de camper genomen. We fietsten de afstand van Peyrouse naar Lourdes
over een lichtgolvende baan. In Lourdes aangekomen hadden we daardoor ook geen
parkeerprobleem. We geraakten zonder problemen tot aan het toerismebureau waar
ik een stadsplan en een stempel kreeg. De hulpvaardige dame stuurde mij ook
naar het info toerismebureau in het heiligdom bij het Sanctuares omdat men daar
een speciale stempel heeft voor mensen die op weg zijn naar Compostela. Wat mij
vooral opviel in Lourdes was niet alleen het feit dat hier veel gebeden wordt,
maar vooral dat dit een plaats is waar veel klinkende euros over de toog gaan.
Lourdes is business!! Laat daar geen twijfel over bestaan. Binnen de poorten
van dit Heiligdom blijft alles heel rustig. Ook al is er veel pracht en praal
mee gemoeid. Ik herinnerde mij de soms zeer sobere kerkjes en kapelletjes die
ik onderweg had gezien en vergeleek ze dan met de pracht die hier ten toon
wordt gesteld. Nee, ook binnen de kerk is niet alles evenredig verdeeld. We
zagen hier ook héél veel militairen. Het ene uniform was al mooier dan het
andere, maar de uniformen uit Kroatië vielen toch wel echt op. Binnen de
poorten van het Heiligdom bezochten we de Basiliek die gebouwd werd op de rots
van de grot van Massabille. Ook de rozenkrans Basiliek met zijn 15 in mozaïek versierde
kapellen bezochten we. Ook in de Crypte namen we een kijkje. De grot zelf
vereerden we ook met ons bezoek, alsook de Heilige Pius X Basiliek die zich
onder de grond bevindt. Deze laatste biedt plaats aan 20.000 bezoekers en is
niet meer dan een arena, gemaakt van staal en beton en opgesmukt met enorme
fotos en afbeeldingen van allerhande heiligen. Na ons bezoek aan één van de
vele winkels in de omgeving en snel nog een foto gemaakt te hebben van het
geboortehuis van Bernadette, keerden we met de fietsen terug naar de camping.
Toen ik op de camping nog eens zat na te denken aan wat ik in Lourdes gezien
had, moest ik terugdenken aan wat de kelner in Périgueux mij had gezegd:
Lourdes cest la commerce!!. En daar kan ik hem alleen maar gelijk in
geven ..
Vandaag reed ik van Air-sur-lAdour,
een stadje in de Landes, naar Peyrouse,op 6 km van Lourdes, gelegen in de
Hautes-Pyrenées. Het begin van de tocht liep over tamelijk vlakke wegen. Maar
toen ik na een 15-tal km richting Lembeye reed, begonnen de hellingen weer
serieuze normen aan te nemen. Zowel in lengte als in hoogte. In Codillon hield
ik nog even halt bij een kunstmatig aangelegd meer en daarna ging het gestaag
naar omhoog. Vandaag moest ik regelmatig het kleinste tandwiel vooraan
gebruiken en kroop ik met een snelheid van 10 km per uur sommige
hellingen op. Ook de zon was weer van de partij en dat liet zich voelen in het
aantal liters dat ik dronk. Na ongeveer 51 km had ik een afspraak met Gerda in het
dorpje Villenave-près-Béarne waar ik mijn boterhammen met soep kon opeten en de
bidons terug kon opvullen. Voor ik vertrok sprak ik met haar af om een tiental
km verder elkaar weer te ontmoeten. Dat zou dan in Gardères zijn. Toen ik
echter Gardères binnenreed deed ik de schrik van mijn leven op. Recht voor mij,
in de verte en tussen de wolken, doemden de hoge besneeuwde toppen van de
Pyreneeën op. Het waren verschrikkelijke hoge toppen. Van het schrikken bleef
ik verstomd langs de baan staan om het plaatje tot mij te laten doordringen.
Het zweet liep al over mijn lichaam en bij het bewonderen van dit natuurschoon,
in gedachten dat ik daarover moest, kreeg ik zon huiveringwekkend gevoel. Een
paar honderd meter verder stond Gerda op mij te wachten met het fototoestel in
de hand. Toen ik bij haar kwam vroeg ik of ze de bergen in de verte al gezien had.
Dat was nog niet het geval, tot ze haar omdraaide en ik de bergen aanwees. Ook
zij was vol bewondering en gedurende de volgende paar km stopten we enkele malen
om toch maar die ene mooie foto van deze bergketen te maken. Daarna volgde nog
een mooie afdaling tot in het stadje: Pontacq. Maar telkens met de mooie, maar
verschrikkelijke bergen voor mij. Vanaf Pontacq ging het over de brede en
dalende D940 richting Lourdes tot in Loubajac waar ik deze weg verliet om
richting Peyrouse te rijden. Meteen moest ik weer naar het kleinste tandwiel
vooraan overschakelen en voelde ik het zweet over de wangen lopen en mijn hart
het bloed door mijn lichaam pompen. Eens de top bereikt, volgde een smalle en
vrij gevaarlijke afdaling tot in het dorp Peyrouse waar Gerda aan de kerk
stond. Het eerste wat mij opviel was het mooie St-Jacques-beeld in de voorgevel
van de kerk. Het werd meteen op de gevoelige, digitale kaart gezet. Van aan de
kerk reden we samen nog een kilometertje verder tot aan de camping waar we
meteen voor 2 nachten boekten. Het was namelijk onze bedoeling om Lourdes de
dag erna en in alle rust te gaan bezoeken. s Avonds werden nog een paar
sms-jes verstuurd en een telefoontje naar de familie. Om hen te laten weten dat
we voorlopig goed en wel Frankrijk van Noordnaar Zuid doorkruist hadden.
Toen ik deze morgen op de fiets sprong en wou
vertrekken, had ik het vermoeden dat het een eentonige dag zou worden. Omdat ik
door een streek moest fietsen genaamd: Forêt des Landes de Gascogne. Toen ik
de laatste huizen van Casteljaloux voorbijreed zat ik al tussen de bomen en het
was ongeveer 40 km
verder toen ik weer min of meer in de bewoonde wereld terechtkwam. In héél mijn
leven heb ik nooit zolang door het bos gereden. Het traject was helemaal niet
lastig en zeker niet eentonig. De kilometers gingen zo aan mij voorbij. Nu en
dan kwam ik al eens 2 of 3 gegroepeerde huizen tegen, of ergens een ruïne van
een kerk, en dat bleken dan de gehuchten te zijn die op mijn kaart vermeld
werden. Ware het niet dat men bij één of meerdere huizen een bordje zette met
daarop de naam van het gehucht, je zou er anders blijven naar zoeken tussen al
die bomen. Na ongeveer 50 km
kwam ik dan terug in de bewoonde wereld met gemeenten zoals: Gabarret die de
hoofdplaats bleek te zijn van de Gabardon. Iets verder kwam ik dan in
Barbotan-Les-Thermes. Dit bleek dan een klein kuuroord te zijn in de
Bas-Armagnac. Het bronwater schijnt hier aangewend te worden tegen reuma en
beenderziekten. Ik had meer nood aan een frisse pint tegen dorst en droge keel.
Nog een paar km verder, bij Le Lac de lUby had ik een afspraak met Gerda. We
aten iets op een terrasje van de camping en reden toen, elk met zijn voertuig,
verder. De laatste 35 km
liepen over aangename, brede wegen via de dorpen: Estang en Le Houga tot in
Air-sur-lAdour, waar we op de camping terechtkwamen. Na het avondeten
wandelden we nog eens door het dorp en het viel mij op dat Le Chemin De
Compostelle hier heel bekend is. Er was hier zelfs een pelgrimsonderkomen. Ik
ontmoette hier zelfs 4 Parisiennes die te voet op weg waren naar Compostela en
één Belgische die ook met de fiets op weg was naar Compostela. Van de
Hospitalero Jean-Michel kreeg ik nog een stempel in mijn credential en na onze
routes aan elkaar te hebben verteld, namen we afscheid. Dit waren niet de enige
pelgrims die ik vandaag ontmoette. Ook in Barboton-Les-Thermes, was ik al
aangesproken geweest door een man afkomstig uit Chambery bij Grenoble die mij
vroeg of ik op weg was naar Compostela. Hijzelf had de route al 2 maal gedaan.
Eén maal met de fiets, en één maal te voet. We hebben zeker een kwartier met
elkaar staan praten langs de baan. Zo zie je maar dat een dag waarvan je niet
veel verwacht, toch nog héél goed kan meevallen. Mensen ontmoeten, dat doe je
op weg naar Compostela.
Vandaag verlieten wij Bergérac. Het
schilderachtig stadje gelegen aan de oevers van de Dordogne. Het bezoek aan
Bergérac zal ons altijd bijblijven. Wat echter niet zo leuk was, is het
wegfietsen uit het dal van de Dordogne. Nog geen 6 km verder stond ik al te
puffen en te zweten. Ik had namelijk net de beklimming gedaan naar het Château
Monbazillac. Een schitterend 16e eeuws kasteel met prachtige
uitzichten over de wijngaarden. Het kasteel is ingericht als wijnmuseum en men
kan er tevens wijn proeven en kopen. Dat laatste zat er voor mij echter niet
in, want anders geraakte ik nooit op mijn eindbestemming. Dus trok ik verder en
kon de hele dag genieten van de heuvels. Na zon 53 km kwam ik bij Gerda aan
in het dorpje St-Barthélemy-dAngenais. Onmiddellijk werd er koffie gemaakt en
met een paar koekjes en een banaan kon ik er terug tegenaan. De lucht begon
stilaan grijs te kleuren ondanks dat de zon al heel goed haar best had gedaan.
Al snel vielen de eerste druppels, maar echt nat werd ik er niet van. De
bordjes langs de weg lieten mij weten dat ik de streek van Lot-et-Garonne
bereikt had. De hellingen begonnen stilaan hun tol te eisen. Na het dorp
Fauquerolles kwam ik op de D6 terecht. Een rechte baan van 21 km. Ook al liep deze voor
een groot deel dwars door het Forêt du Mas d Angenais, het begon toch stilaan
mijn keel uit te hangen. Ik slenterde de ene na de andere helling op. Wanneer
ik de ene helling bijna boven was, zag ik de top van de volgende al op doemen.
Eens je de top van zon helling bereikt hebt, ben je tevreden dat je eens kan
uitbollen. Dat gaat dan zo snel en je haalt snelheden van boven de 40 km per uur, maar amper 1
minuutje later zit je weer aan 12
km per uur te sleuren op de volgende helling. De witte
strepen in het midden van de weg zie je links van je voorbijglijden. Dit gaat
zo de hele tijd door, tot je op de D933 links mag afslaan en merkt dat je op 2 km van je eindpunt zit. Ik
moet zeggen dat dit zeker niet mijn beste dag was en ik héél blij maar ook héél
moe in Casteljalouxvan de fiets ben
gestapt.
Vandaag zou het een rustige dag worden. Voor we
vertrokken naar Chancelade reden we nog eerst naar Château lEveque waar Gerda
een mooi kasteel had gezien. Na dit bezoek reden we naar Chancelade waar ik de
dag ervoor aangekomen was. Toen ik pas vertrokken was, moest ik al snel op de
trappers staan. In Marsac-sur-LIsle kreeg ik al een eerste steile helling te
verwerken en het zou zeker de laatste niet zijn. Telkens ik de ene helling
afreed, zag ik als het ware de volgende al opduiken. Tegen de middag kwam ik
aan in Villamblard, waar de hemel boven mij grijs en grauw kleurde. Ik voelde de
eerste druppels al vallen en gaf nog eens extra door om voor de bui bij Gerda
aan te komen. Ik zat nog maar pas in de camper of daar gingen de hemelsluizen
open. Ik gelukkig natuurlijk. Ze hadden me daarboven niet te grazen kunnen
nemen. De pret was echter van korte duur want na de middagstop was ik amper 10 km weg of het water viel
weer met bakken uit de lucht. Ik schuilde snel onder de grootste boom die ik
vinden kon. Het duurde zeker een kwartier voor ik er weer vanonder durfde te
komen. Toen ik dacht dat de bui voorbij was, stapte ik terug op de fiets en
vertrok ik weer richting Bergérac. Ik was pas 10 minuten verder of daar waren
ze terug met een koude douche. Het kon me echt niets meer maken, ik was toch
doornat en bleef gewoon verder fietsen. Even verder merkte ik onder de bomen
nog 2 fietsers die aan het schuilen waren. Maar ik wilde niet meer stoppen. Een
eind verder was het gedaan met de regen en als bij wonder reed ik het goede
weer binnen. Op 10 km
van Bergérac was de baan zelfs kurkdroog en door de wind die ik maakte begon
ikzelf ook op te drogen. Toen ik bij Gerda in Bergérac aankwam, was ik helemaal
droog en was het lekker warm. Na ons te hebben aangemeld op de camping, nam ik
een douche en vertrokken we te voet naar de stad. We waren nog maar net buiten
de camping of daar had je weer zon brollenmarkt. De zoveelste al. Ik vermoed
dat dit in Frankrijk de nationale hobby is: brol verkopen. We staken de oude
brug van Bergérac over en in de oude stad zag ik weer van die tentjes staan. Ik
dacht: Het is toch niet waar hé! , maar groot was mijn verbazing toen ik
dichter kwam. Prachtige schilderijen, mooi gevlochten smeedijzer, prachtige
keramiek en allerhande kunstwerken, zoals beelden in verschillende soorten
materialen. Een prachtige kunstmarkt en een zeer gezellige sfeer. Op een zeer
mooi binnenplein van het historische Recollectenklooster was er zelfs een
jazz-festival aan de gang met muzikanten die duidelijk in de smaak van het
publiek vielen. Bergérac had dus alles wat ik maar hopen kon. Toen ik de Eglise
St-Jacques voorbij wandelde zag ik dat die zelfs nog open was. Toen ik binnen
ging merkte ik de jonge pastoor op en vroeg hem naar een stempel. De man was
héél vriendelijk en meteen was ik terug een mooie stempel rijker geworden. s
Avonds aten we buiten op een terrasje net naast de Eglise St-Jacques en naast
het standbeeld van Cyrano de Bergérac. In een folder kwam ik te weten dat deze
Cyrano in feite Savinien de Cyrano heette en geboren was in Parijs. Hij diende
daar in het Garde Regiment en werd later letterkundige. Na het avondeten had ik
op de camping nog een gesprek met Henk, een Nederlandse Pelgrim. Hij was in
April vertrokken uit Deventer in Nederland en moederziel alleen op weg naar
Compostela. Hij liet me weten, zelfs al 1 paar schoenen te hebben versleten en
moest daardoor in Périgueux 4 dagen wachten op een paar nieuwe schoenen uit
Nederland. We kwamen van elkaar ook te weten dat we beiden onze ervaringen op
een blog plaatsen en meteen werden de blogadressen uitgewisseld. Wie Henk wil
volgen kan dit via: Henkopstap.web-log.nlZo kwam een er een einde aan een zeer
bewogen, maar uiterst interessante dag in Bergérac.
Na het ontwaken en het ontbijt op de parking in
Angoulême trekken we terug naar de bronnen van de Touvre. De hemel kleurt nog
grijs maar de zon doet haar uiterste best om erdoor te komen. De temperatuur
valt wel goed mee. Nu het niet regent zoals gisteren, waag ik mij tot aan de
bronnen en maak er enkele fotos. Het valt mij op dat dit werkelijk een mooi
stukje natuur is. Daarna wordt de fiets van de camper genomen en ik kan terug vertrekken.
Vandaag heb ik geen tussenstop met Gerda afgesproken. Zij rijdt dus in één stuk
naar het eindpunt in Chancelade bij de abdij. Ikzelf volg de
St-Jacobsfietsroute tot in Ronsenac en verlaat daar de route om de richting
Périgueux te volgen. Het eerste dorp na het verlaten van de route is
Villebois-Lavalette. Het is reeds van héél ver zichtbaar omdat het op een
heuvel ligt. Mijn volgende stopplaats is La Tour Blanche. Er zijn dan zon 40 km gereden. In La Tour Blanche neem ik mijn
middagmaal en neem er ook een paar fotos van het dorpsplein en de overdekte
marktplaats met indrukwekkende houtconstructie. Tot nu toe was het traject
altijd golvend met af en toe een steile helling. Na het middagmaal vond ik dat
het meer dalende stukken waren. Het ging dan ook een stuk vlotter. Op 15 km van Chancelade kreeg ik
echter een helling voorgeschoteld waar maar geen einde leek aan te komen. De
helling was wel niet zo steil maar duurde wel een 5-tal km. De zweetdruppels
rolden van mijn voorhoofd over mijn wangen en ik was echt tevreden toen ik
eindelijk de top bereikte. Eens de top bereikt, liet ik mij als een steen naar
beneden vallen en voor ik het goed en wel wist kwam ik aan bij de abdij van
Chancelade waar Gerda stond. Er werden snel nog enkele fotos genomen en na een
grondige opfrisbeurt in de camper trokken we op stadsbezoek naar Périgueux. s
Avonds aten we in het restaurant Le Bordeaux in Périgueux waar we nog een
gezellig gesprek hadden met Patrick de kelner van het restaurant. Het eerste
wat hij vroeg was of we in België al een regering hadden. Ik kon hem gerust
stellen dat alles in kannen en kruiken was. Toen hij vernam dat ik met de fiets
op weg was naar Santiago de Compostela verklaarde hij me knettergek. Hij kon
ook niet begrijpen dat ik 2 maanden verlof kon nemen. Na het avondeten beloofde
ik hem om, indien ik Compostela zou halen, hem een kaartje te sturen.
Vanaf het moment dat we wakker
werden was het al duidelijk voor mij. Vandaag zou ik voor het eerst in 11 dagen
door de regen moeten. Na het ontbijt en de afwas reden we terug met de camper
tot in Nanteuil-en-Vallée waar ik gisteren stopte. Het regende al toen we daar
aankwamen. De fiets werd van de camper genomen en de regenkledij werd
bovengehaald. Ook de gewone sportschoenen werden vervangen door de waterdichte
wandelschoenen. Ik maakte een eerste afspraak met Gerda aan de bronnen van de
rivier Touvre, nabij Angoulême. Daar zouden we de situatie evalueren. Ik vertrok
met mijn knalgele regenvest alsof ik een kanarievogel op een fiets was. Ik was
dus goed zichtbaar in dit slechte weer. Na 20 km door de gietende regen
stopte ik in het dorpje St-Angeau. Onder een afdak bij de kerk nam ik even de
tijd voor een koekje en een drankje. De mensen die met de auto voorbijkwamen
dachten heel zeker dat ik een verzopen kanarievogel was. Onderweg had ik ook al
enkele fietsreizigers gezien die er net zo belabberd uitzagen als ik. Ik was al
door en door nat, en toen ik na 30
km bij het dorpje Brie aankwam, gingen de sluizen boven
mij pas echt open. Afstappen was niet aan de orde omdat ik toch nat was en dan
misschien kou zou krijgen, dus reed ik door tot aan de bronnen van de Touvre
waar ik heel doorweekt bij de camper aankwam. Er stonden toen 46 km op de teller, en
daarmee was ik tevreden. Ik ontdeed mij onmiddellijk van mijn natte kleren en
waste mij in de camper. Daarna at ik boterhammen en warme soep en we beslisten
om de rest van de namiddag op zoek te gaan naar een wasserij om onze was te
doen en ook onze inkopen te doen in een warenhuis. Daarmee waren de uren in de
namiddag goed opgevuld en was alles weer proper voor de volgende dag. Hopelijk
iets droger dan vandaag.
Wanneer we met tegenzin en na het
optrekken van de mist camping Le Futuriste verlaten, gaan we eerst nog enkele
kastelen bekijken. Het eerste kasteel ligt op amper 500 meter van de camping
en heet: Château de Vayres. Het kasteel is in privé-handen en de toren die
zich achteraan los van het kasteel bevindt is niet minder dan een duiventoren.
Ik vermoed voor duiven van adellijke afkomst .. Het tweede kasteel dat we
willen bezoeken is het Château de Dissay. Dit kasteel is echter ook in
privé-handen en kan pas op zon- en feestdagen bezocht worden. Er zit dus niets
anders op dan enkele fotos maken en terug vertrekken. Nabij St-Georges wordt
ik door Gerda afgezet en via de alternatieve route rond Poitiers ga ik terug
van start. De mist is ondertussen weggetrokken en ondanks wat wind op kop
blijft het toch aangenaam fietsen in een glooiend landschap. Rond het middaguur
kom ik voorbij het zoveelste dorpje. Het luistert naar de naam:
Chéré-les-Bois. Aan het kerkje is geen mens te bespeuren. Een zware bank, gemaakt
van enkele zware rotsblokken, die hier waarschijnlijk nog door de Romeinen zijn
neergeploft, vormen een uitstekende zitplaats om mijn boterhammen op te eten.
Op het moment dat ik mij wil neerzetten schieten de hagedissen zich weg op zoek
naar veiliger oorden. Ik zit er ruim een kwartier en welgeteld 1 boer op een
tractor komt er voorbij. Voor de rest geen levende ziel te bespeuren, zelfs
geen hagedissen. Ik stap op en rij verder tot ik na 68 km in Charroux aankom.
Gerda staat op het marktplein op mij te wachten. Charroux is een historisch
plaatsje. Het heeft een grote, verhoogde aangelegde overdekte markt uit de 16e
eeuw met een indrukwekkende houtconstructie. Er staat ook een héél bijzondere
achthoekige toren die ooit het middelpunt vormde van een enorme abdijkerk. Rondom
de toren kan men nog de funderingen zien van de Benedictijner-abdij van
St-Saveur. Ik heb er dorst van gekregen en we drinken nog iets op een van de
terrasjes rond het marktplein. Later krijg ik ook nog een prachtige stempel van
het bureau de toerisme met de afbeelding van de toren van St-Saveur. Daarna rij
ik weer verder tot in het pittoreske dorpje Nanteuil-Vallée waar Gerda op mij
wacht. De camping gaat pas in juni open en na een bezoekje aan het kerkje, waar
ik nog een prachtige afbeelding vind van St-Jacobus in een gekleurd glasraam,
gaan we samen op zoek naar een rustige slaapplaats voor de nacht.
Poitiers was in de Romeinse tijd
en later vooral in de Karolingische tijd een héél belangrijke stad. Zo staat
het in mijn boekje met de route, dus vond ik het maar heel normaal om deze stad
eens te bezoeken. Poitiers is niet alleen cultuur en historisch interessant, je
vind er ook héél moderne en aangename winkelstraatjes. Er zijn ook een paar
historische wandelroutes aangeduid met kleuren op de grond. Die brachten ons
langs bezienswaardigheden zoals: Eglise Notre-Dame la Grande, Kathédrale
St-Pierre, Eglise Jean-Baptiste, Eglise St-Hilaire, Hotel de Ville, Palais de
Justice, Place de la Liberté,
Hotel Fumé, Préfecture, Gare TGV en Parc de Blossac. Alles bezoeken op 1 dag is
natuurlijk onmogelijk, maar deze stad zomaar links laten liggen zou zeer
onverstandig geweest zijn.
St-Avertin (Tours) â St-Georges-les-Baillargeaux 108 km
Rond 9u30, na het aflaten van het
afvalwater en terug bijvullen van proper water, trekken we terug verder. Gerda
vertrekt als eerste en ik kort daarna ook. Ik rijd door St-Avertin en neem nog
eerst een foto van aanwijzingsborden die de St-Jacobs fiets- en wandelroute
aangeven. Nabij Veigné heb ik nog een kleine helling te verwerken en kom dan
aan de lAindre terecht. Op deze plaats is de lAindre vrij onstuimig en
kayakkers kunnen hier hun sport naar hartelust beoefenen aan de hand van een
parcours die men d.m.v. poortjes boven het water heeft aangelegd. In
St-Mauré-de-Touraine valt mijn oog op een mooi kunstwerkje in de vorm van een
boom met reuze namaakappelen. Er staat een bordje met uitleg, maar mijn
gebrekkige kennis van het Frans speelt mij hier parten. Ik neem wel een foto
van het kunstwerk en de uitleg en besluit het thuis eens te proberen aan de
hand van een Frans woordenboek. Daarna volg ik de D108 in de richting van de
rivier de Vienne. Ik kan kilometers voor mij uitkijken en de weg blijft maar
langzaam dalen. Ik maak nog snel een foto van op een hoger gelegen punt met
schitterend vergezicht en laat me dan uitbollen tot in het dal van de Vienne.
Wanneer ik nabij Marcilly-sur-Vienne de rivier over steek, ben ik vol
bewondering voor deze rivier en stop nog even voor een foto. Daarna rij ik 15 km in zuidelijke richting
tot Dangé-St-Romain waar ik een afspraak heb met Gerda. Even moeten we elkaar
zoeken omdat zij aan een plein staat in de omgeving van de kerk. En omdat ik
aan de andere kant van de rivier zit en ook daar een kerkje staat, moeten we
even naar elkaar zoeken. Wanneer Gerda mij laat weten dat ze vóór de kerk staat
en ook ik voor een kerk op haar wacht, begint het tot mij door te dringen dat
hier 2 kerken in het spel zijn. Vanaf dan steek ik de rivier over en zie
onmiddellijk de andere kerktoren. Na het middagmaal beslissen we om eerst de
boodschappen te doen. Een intermarchée ligt op 5 minuten van het dorp, aldus
een bord. Later zou blijken dat die 5 minuten in feite 9 km waren. Na de boodschappen
komen we terug naar Dangé-St-Romain, en dan spring ik terug op de fiets. Terug
rij ik 15 km
zuidwaarts langs de Vienne tot ik in Châtelleraut aankom. Ik bewonder nog eens
de mooie Pont Henri IV met zijn 9 bogen en trekdan terug verder. Iets buiten Châtelleraut splitst de Vienne zich met de
Clain die ik nu verder moet volgen. Terug komen stilaan enkele pittige
hellingen op het parcours voor. In Dissay, op 5 km van mijn eindbestemming,
sta ik plots voor een schitterend kasteel. Het blijkt een 15e eeuws
Château te zijn dat ooit fungeerde als zomerverblijf van de bisschoppen van
Poitiers. 5 km
verder kom ik op mijn eindbestemming waar Gerda staat te wachten bij camping
Le Futuriste. Een mooiere camping heb ik in héél mijn leven nog niet gezien.
Ook de ligging is formidabel. Je kijkt er zo over het dal met op een boogscheut
Futuroscope, een enorm attractiepark voor liefhebbers van visuele
technologie. En daarbij zijn we op 10 km van Poitiers beland.
Rond 9 uur vertrok ik voor een
korte rit naar Tours. Terug goed weer en een goed humeur want het zou een korte
rit worden. Voor ik echt naar mijn route reed, nam ik nog enkele fotos in het
stadje. Vooral de toren die toegang geeft tot de ruïnes van de oude burcht
interesseerde mij. Op de vesten heeft men er een prachtig zicht op het stadje.
Ik hoopte hier ook aan een stempel te komen, maar buiten enkele poezen die hun
ras probeerden in stand te houden was er niemand te bespeuren. Niettegenstaande
een bericht met de openingsuren vanaf 9 uur, liet niemand zich zien. Er zat dus
niets anders op dan de poezen hun gang te laten gaan en te vertrekken. Na 17 km kwam ik voorbij het
Château de Valmer. Een kasteel uit 1640 met een park en landerijen van 80 ha. Men kan het bezoeken
en achteraf van de wijn proeven. Overigens begonnen zich meer en meer
wijngaarden aan te melden. Er zaten ook al een paar korte, maar nijdige
hellingen tussen. In Château de Valmer kreeg ik wel een stempel maar het was
weer zon ding van een paar euros bij Mister Minit. Ik vraag me soms af of er
nu niemand van die kasteelheren ook maar een deftige stempel zou hebben met
daarop een afbeelding van hun domein of eventueel een familieschild. Bij het
binnenrijden van Tours vond ik ook meer en meer wijnboeren en plaatsen om te
gaan proeven. Ik reed de stad binnen via de fiets- en wandelbrug over de Loire
namelijk: de Pont Suspendu en belandde zo direct in de stad die mij oud en
ongezellig leek. Fietsen is hier geen lachertje, de autos drummen je zo van de
weg. Het duurde dan ook bijna een uur voor ik Gerda vond die zich in het zuiden
van de stad bevond. Na ons ingeschreven te hebben op de camping van St-Avertin,
reden we met onze fietsen nog eens 6
km terug om de stad te bezichtigen. Behalve de
Kathédraal St-Gatien is er echt niet veel te doen in deze stad. Zelfs een lange
straat met restaurants en enkele winkels, lag er net na de middag dood en
verlaten bij. s Avonds vereerden we een pizzarestaurantje in St-Avertin met
ons bezoek. De jongeman die de pizzas voor het oog van zijn klanten
klaarmaakt, mag fier zijn op zijn bakkunst. De pizzas waren niet alleen groot,
ze waren vooral héél lekker.
Na het ontbijt, het aflaten van vuil water en
terug opvullen met proper water voor de camper vertrekken we beiden rond 9 uur.
Gerda begeeft haar naar de N10 en ik ben onmiddellijk op mijn route. Na 8 km kom ik voorbij het dorpje
Loche. Ik moet zon zijriviertje van de Eure over en kom op één van die
plaatsen waar je de rest van je leven wilt slijten. De camera wordt boven
gehaald en het huisje met treurwilg en waterloop worden vereeuwigd. Ik geniet
nog even van het uitzicht en trek dan weer verder. De zon geeft al veel warmte
en de wind zit pal in het voordeel. Dertig per uur halen is een makkie. Ik rijd
terug zorgeloos door de velden. In Bouville, een dorpje van ongeveer 10 huizen
en een kerkje staat het plots vol met autos. Ik zie de mensen met allerhande
spullen onder de arm wandelen en merk bij het naderen van het kerkje dat er
zon ouderwetse brollen markt aan de hand is. Niks aan de hand zou ik zeggen,
ware het niet dat ik er dwars doorheen moet. Ik neem snel een foto van heel het
gebeuren en laat me dan stapvoets meedrijven met de massa. Ik hou mijn fiets
goed vast om te beletten dat ze hem van onder mijn gat verkopen. Op de tafels
die in feite niet meer zijn dan enkele schragen en een plank ligt werkelijk van
alles. Afgesleten schoenen, laarzen die nog van tijdens de oorlog zijn, elpees
waarvan de kaft zo vergeeld is dat je nauwelijks de naam van de zanger kunt
lezen. Van de kleinste prullen tot zaken als een ouderwetse bietenmaler of een
weegschaal waarvan de naald die het gewicht moet aangeven bij de minste bruuske
beweging op het asfalt terecht komt. Aan de houten telefoonpalen langs de weg
hangen speakers die ik van in de jaren 60 niet meer gezien heb. Hier is dit
blijkbaar nog high-technology. Er komt ook een stem uit. Ik vermoed van een man
maar het kan ook een zware vrouwenstem geweest zijn. De enige woorden die
verstaanbaar klonken waren: Saucissen fumées dan wat gebroebel en terug weer
die saucissen fumées. Na een kwartier aan te schuiven tussen het afval en
tien keer de promotiecampagne voor de saucissen fumées kan ik eindelijk mijn
weg vervolgen. Na 40 km
kom ik aan in Bonnevalle, een oud vestingstadje aan de Loir. Ik kom het stadje
binnen over de ringgracht en door de oude stadspoort. Rondom de kerk liggen
héél veel kleine straatjes en ik neem er ruim de tijd voor enkele fotos.
Daarna rij ik door naar Châteaudun waar ik aankom met 55 km op de teller. Ik rij
tot bij het 15e eeuwse Château, werkelijk een prachtig kasteel. Op
de binnenkoer staan 2 mensen in een traditionele klederdracht uit die tijd te
spelen op een soort van fluit en een trommel. Ik neem terug de tijd voor enkele
fotos en vraag dan in het souvenirwinkeltje om een stempel. Spijtig genoeg
moet ik tevreden zijn met een doodgewone platte stempel zonder de minste
historische opmaak. Ik verlaat deze stad doorheen een wirwar van kleine steile,
afdalende straatjes en merk nog eens hoe imposant het kasteel er van beneden
uitziet. Dan rij ik door tot in Montigny-le-Gannelon waar het prachtige Château
du Prince-Duc de Montmorency-Laval (wat een naam) hoog boven op de heuvel
prijkt. Ik maak terug even tijd voor een foto en laat het geheel nog eens van
op de brug tot mij doordringen. Ik rij dan amper 1 km verder tot
Cloyes-sur-Loir waar ik een afspraak heb met Gerda. Ik vind haar héél snel,
rustig zittend op een bank in de zon te midden van een prachtig met bloemen
bezaaid park. Gerda laat weten dat ze al de boodschappen heeft gedaan voor het
avondeten. We nemen rustig de tijd en gaan even uitblazen op een gezellig
terrasje in het dorp. Daarna trek ik terug verder en in Morée, langs de Loir
wip ik nog even binnen voor een stempel in het infokantoor en de bediende van
dienst laat me weten dat het morgen weer mooi weer zal zijn. In La Grapperie vind ik ook
nog een kasteel met aanpalende gebouwen die een foto waard zijn en dan rij ik
Vendôme binnen. Vendôme was tot de Franse Revolutie een bekend bedevaartsoord
en mede daardoor een belangrijke etappeplaats voor Santiago gangers lees ik in
mijn boekje. Ik neem er een foto van de Tour St-Martin en ga nog eens binnen in
de abdijkerk St-Trinité. Ik verlaat Vendôme via de indrukwekkende stadspoort
St-George en de brug over de Loir die ik snel nog op de foto zet. Daarna rij ik
door naar het eerstvolgende dorpje, Chanteloup, waar Gerda op mij wacht en waar
we de nacht zouden doorbrengen. Helaas vinden we dit niet echt de geschikte
plek en omdat het nog maar 16u30 is beslissen we nog verder te trekken tot Château-Renault,
zon30 km verder en voorzien van
een camping. Wanneer ik echter een uurtje later in de omgeving van de camping
door het stadje rijd, bots ik weer op zon brollenmarkt. Gerda heeft
ondertussen laten weten dat ze door die markt niet op de camping geraakt is en
op de parking van de intermarché staat. Dat is amper enkele honderden meters
verder en ik heb haar dan ook snel gevonden. We beslissen dan ook om hier te
overnachten. Het was een mooie en lange, maar zeker geen lastige rit vandaag, ondanks
de 138 km
die op de teller staat. Morgen trekken we verder naar Tours die op een
boogscheut van hier ligt.
Vandaag werd er niet gefietst. We bezochten de
stad Chartres te voet aan de hand van een brochure waar een toeristische
stadswandeling in stond. We maakten heel wat fotos van de vele mooie plekjes
die deze stad rijk is. Een hoogtepunt was het bezoek aan de Kathédraal waar ik
terug een mooie stempel mocht ontvangen. Op de middag aten we op één van de
gezellige pleintjes. Daarna slenterden we verder door de kleine straatjes van
de binnenstad. Rond 18u15 waren we terug op de camping om verder uit te rusten.