Het is een graanwatermolen die
momenteel niet meer in gebruik is.
Hij ligt in de vallei van de Maalbeek, op de grens van Meise, op de
Bosweg (holleweg achter de Plantentuin).
In een acte van 1154, waarbij Walter Van Campenhout zijn erfgoed te Amelgem
schonk aan de abdij van Grimbergen, is er sprake van 2 molens. De nog bestaande is wellicht de Elveriksmolen
vermeld in een geschrift uit 1206 van Adelicia , weduwe van Geraard II Berthout,
waarbij zij haar goederen te Amelgem, die voorheen hadden toebehoord aan
Hendrik Waye van Oppem en zijn kozijn Zeger, die ze hadden verkocht, afstond
aan de abdij van Grimbergen. De andere
molen lag waarschijnlijk aan de vijver die bestond tussen de twee hoeven van
Amelgem.
In de 14de eeuw was hij eigendom van chevalier Jean Van Hamme. Daarna behoorde hij toe aan markies Giselbert
Taey, heer van Wemmel, (acte van 1396),
samen met het nabij gelegen hof,
(Neerhof) dat voor de 16de eeuw thof te Liere noemde.
In 1529 hoorde hij
toe aan de verwanten van Jan van Hamme
Omstreeks 1529 kocht Barend van Orley deze molen. Hij isde beroemde kunstschilder uit Brussel die onder meer de kartons
voor de glasramen van Sint Goedele ontwierp.
.
Hij overleed in 1542. De familie
van Orley stond het goed terug af aan Adrien Taeye, heer van Wemmel in 1574.
De watermolen behoorde ook, heel waarschijnlijk kort nadien, tot het domein van
Boechout . Graaf de Beauffort liet de schuur waarin een halfverheven afbeelding
van O.L.V. met het kindje Jezus op haar schoot en waarvoor een heer in
aanbidding op de knieën zit, aanbouwen in 1835.
Dit kunstwerk komt voort uit een afbraak , wellicht van de bouwvallige
schuur die aan de overkant van de weg stond en die afgebroken werd. Het gebouwencomplex hoorde later toe aan de
staat. Het water werd ten dele nog
aangewend als drijfkracht.
(afbeelding Oppem en Amelgem van Bettesone VII)
Het geheel, het molenhuis, de vijver en de bomen erom heen vormen een mooi
brokje landelijke schoonheid, die nog veel kunstenaars lokt.
De huidige gebouwen dateren van de 19de en 20ste eeuw met
schaarse resten van de vroegere gebouwen.
905 Oppem en Amelgem Achiel Bettesone 5de uitgave
van Schoon Meise Vakantiegenoegens Meise 1999
1. Oppem
: algemeenheden en geschiedenis
2. Oppem
: kerk en pastorij
3. De
hoeven van Oppem
4. Het
schooltje van Oppem
5. De
kapel van Amelgem
6. De
hoeven van Amelgem
7. De
watermolen van Amelgem
8. De
legende van de duivelschuur
9. Beknopt
overzicht van de gebeurtenissen in onze streken tijdens de rumoerige Franse
revolutie en de tragische gebeurtenis van de windmolen van Brussegem
1457 In het leenboek van het leenhof van Bijgaarden
werd vermeld dat Geert van Oppem houdt te leene van den huyse van Bijgaarden
XIIII dachwant lants gelegen t Oppem en de bank van Brussegem op d
Ophemmervelt oft couter geheeten.Item
noch XIIII dachwant lants gelegen in dezelfde prochie op te Moersele.Item noch eenen block groot een half bunder
gelegen in de selve prochie., item daarbij noch een bunder gelegen t Oppem
voorschreven geheeten of Wevelgem.Item
noch eenen berch achter mijn huys t Oppem groot een dachwant.Item noch een
bloxken groet oie een dachwant gelegennop t Cruyswinkel, item noch een half
bunder oie aldaer, item noch een block winnents lants geheeten den
Cruysblockgroot VI dachwant, item noch V dachwant lants gelegen in de prochie
Meysse op ten Wuwe (Wouwer).Item noch XV dachwant onder biempt ende eussel
luttel min oft gelegen t Oppem boven geoempt. Somma XVII bunder II dachwant.
Ende dit sijn die mannen van Gheerde van Oppem van mijnen hove, die ic
overgeven.
Item in den yetersen Agneese tw Hertogen weduwe wijlen Wouter Magnus0hout te
lene XVII dachwant lants in diverse stucken gelegen t Oppem gelden jareliex in
pachte IIII mudde roex Bruesselssche maten dwelck zij hout tot harer tocht.
In 1490 verklaarde Geert van Oppem aan het leenhof van Bijgaarden dezelfde
goederen in leen te houden.
Hij overleed in 1498 tot 1499 en het leen met het leenhof werden op 29 juni
1499 door zijn zoon Michiel van Oppem verheven.
1484 De Amelgembeek werd Cabbeke genoemd.Ook de benaming Cantbeke kwam voor (1487).
Berla nr. 51 Jan vande Eede1496 In de telling van Brussegem
werd het leen vermeld als een volle leengehoudenvan de Vrouw van Ranst of
Bijgaarden.Het betrof het leen
ontvangen van Michel van Oppem, zoon van wijlen Geerts op 29 juni 1499.
1499 Op 29 juni werden het leen en het leenhof door Michiel van Oppem(de oude) aan het leenhof van Bijgaarden
verheven. Michiel verklaarde tot een volle leen te houden van den huyse van
Bijgaarden o.a. de volgende goederen : eenen bereck achter t huys t Oppem,
groot een dachwant, item noch een blocxen groot een dachwant geleghen aan
Svereenstede.Item noch huys ende
hofgront VI dachwant gelehen in de voorschreven banck geheeten t Hoff t
Oppem.Al dese voirgenoemde percelen
houde te leene van den huyse Bijgaarden in oorkonde mijns naeme.Was ondertekend Michiel van Oppem
1258 Aartsdiaken Willem van Brabantliet de bediening door de abdij van
Grimbergen van Oppem toe.
1260 Op 12 december werden de parochianen van Amelgem opgeroepen als getuigen n
een geschil tussen de abdij van Grimbergen enJan en Wouter Van Obbergen,
betreffende een gedeelte van een novaaltiende van Wemmel.Hierbij werd beslist dat het toekwam aan de
abdij.
1270 Bij de verdeling van de goederen in het Land van Grimbergenn was er de
costuyme van toepassing sinds 1270 waarbij de cijns- en leengoederen aan de
jongste zoon moesten toebedeeld worden.Deze had dus te Oppem hetzelfde pregoratief als de oudste zoon elders in
Brabant.
1275 De takken van het geslacht van Grimbergen verleenden een keure aan hun
onderdanen naar het voorbeeld van de hertogen van Brabant.Hiervan genoten dan ook de mensen van Meise
en haar afhankelijkheden zoals Oppem.
1292 Bij de hoofdschepenbanken Asse, Merchtemen Kampenhout (Meise en Oppem)
1298 Willem van Oppem verkocht vier bunder land te Eppegem (is wellicht ook een
zoon van Hanneman van Oppem.
1328 Jan van Oppem (VII), mede ondertekenaar van het Charter van Korenberg, was
amman van Brussel in 1328
1339 Lambrecht van Oppem nam met hertog Jan III deel aan diens strijd tegen
Frankrijk.
1346 Onder de cijnsplichtigen van de hertog van Brabant werden vernoemd :
Josse, zoon van wijlen Godescale van Oppem enerzijds en Jan van Oppem voor de
goederen van Godescale van Oppem anderzijds en verder Gisbrecht van Oppem, zoon
van Jan van Oppem voor de goederen die Adam van Qaelsterghem waren, gelegen
tussen Oppem en Wolvertem.
1356 Adam de Vosschere, reeds overleden voor 1328, werd vernoemd als de eerste
heer van Oppem met die naam.Deze Adam
had drie zonen die alle drie in Oppem en Wolvertem werden vermeld in de lijsten
1346, 1356 en 1386.Verder zijn er
vermeldingen later in de leenboeken van het leenhof van Groot-Bijgaarden en van
leenhof Brabant van waar het leenhof Oppem onrechtstreeks afhankelijk was.
1374 Voor ridder Jan van Oppem, die gevangen genomen werdin gevolge de nederlaag van hertog Wenceslas
te Bäsweiler op 22 augustus 1371, een schadevergoeding betaald van 1550
mottoenen.
1386 Onder de cijnsplichtigen van de hertog van Brabant werden vermeld Gillis,
zoon van Gillis van Oppem voor een weide ook genaamd de Moorsele enerzijds en
Jan van Oppem voor een weide ook genaamd van Moorsele die toebehoord had aan
een andere Jan van Oppem anderzijds.
1446 In een oud tiendenboek van voor 1446 staat de volgende aanduiding :
cijns betaald door de weduwe van Willem vander Eycken voor grond gelegen tussen
de goederen van Renier van Oppem en Lodewijk Nuclaut aan de ene kant en het
huis De Vroente aan de andere kant achter het wegeltje quo itur ad
Castrum.Die heerlijkheid noemde Bowem.
1148 Het Land van Grimbergen, waarbij Meise en Oppem behoorden, werd belast met
nobelgeld om de vesting Antwerpen te onderhouden.
1239 Razo de Oppem verscheen als getuige (cart. Affligem)
1240 Adam van Lint, Godfried, heer van Perwijs en Grimbergen keurden de verkoop
goed van het leengoed te Amelgem van Liedekin (of Lindekens), ridder uit Laken,
aan de kerk van Grimbergen.
1244 Schenkingsbrief van Arnold van Zellaer aan de abdij van Grimbergen, van
gronden en gebouwen in de parochie Amelrenghem (ook nog een schenkingsbrief in
1247)
1245 De abdij is nooit volledig eigenaar geweest van Amelgem.In 1245 vermeldentwee oorkondentussen de
abdij van Grimbergen en het Kapittel van St.-Goedele te Brussel Amelgem als
zelfstandige parochie.Daarin stond
Godfried van Amelrenghem vermeld als beheerder van de hoeve groot Amelgem.Van het hof klein Amelgem was toen absoluut
nog geen sprake.
1247 Amelgem wordt opnieuw vermeld als zelfstandige parochie.
1206 Adelicia, weduwe van Gerard III Berthout, schonk
met de toestemming van haar zonen Gerard en Willem en haar dochter, al haar
goederen gelegen te Amelgem aan de abdij van Grimbergen.Deze schenking bestond uit :
3.3 bunder land
een klein tiend
twee kleine hoeven bij het kerkhof (er was dus een begraafplaats in Amelgem)
een deel van het maalrecht van de molen van Elverik
Deze goederen hadden toebehoord aan Hendrik Wave van Oppem en zijn kozijn
Zeger, die ze hadden verkocht aan Adelicia.Amelgem werd hierdoor aanzienlijk vergroot.Pachter villicus Reinbaldis kon dan met de
broeders die er verbleven de opbrengst opdrijven voor de abdij van
Grimbergen.Is hier sprake van een Groot
Hof ???De Elveriksmolen werd ook nog
vernoemd in een akte van markies Diselbert Taye, heer van Wemmel.
1223 Ook dat jaar stond Arnoldusde
Menza, ridder , zijn uitgestrekte tiende gebied te Meise en te Oppem af aan de
abdij van Grimbergen.
1229 Walter van Wemmel drong aan bij abt Franco van Grimbergenom de som van de
goederen die hij in pand had gegeven te verhogen.Hem werd nog 12 mark toegekend, maar hij
mocht later niet meer nog om een verhoging vragen, anders zou de abt hem
verplichten het derde deel van al zijn goederen in Amelgem gelegen af te staan
aan de kerk van Grimbergen.
Onder abt Franco waren alle grote hoeven onder leiing van een eigen villicus,
met de hulp van eigen broeders en ze waren alle in vlle expansie (Amelgem).
1231 Vanaf dit jaar begon te Grimbergen de abdij met een dodenboek.Hierin werden vooraan ingeschreven :
op 26 januari overleed Oda, begijn te Amelgem
op 24 januari overleed Elisabeth, begijn van Amelgem
103 De oude geslachten van Oppem volgens Eigen Schoon en
de Brabander nr.1 1945
1133 I Gielis van Oppem,
1170 II Willem
1176 III Adam
1233 IVAdam V Jan VI Arnoud
1312 VII Jan
1336 VIII Adam
1371 IX Jan
1399 X Cornelis
1485 XI Geeraert
1489 XII Machiel
1535 XIII Machiel bis Ingelbrecht
1555 XV Philips
1580 XVI Maximiliaan
In het zacht glooiend landschap van Amelgem aan de hoek van de
Amelgem- en de Kaarlijkstraat in de parochie van Oppem staat dichtbij de grens
met Wemmel sinds 1637 een kapel toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw Geboorte. De wat
vergeten kapel in eenvoudige barokstijl gebouwd pronkt er onder een groep
aloude hoge bomen vlakbij een hofstee waar recent een B&B geopend werd.
Reeds vóór 1142 werd dit gebied geschonken aan de pas gestichte
abdij van Grimbergen. Oude oorkonden vermelden dat er in 1155 al een kapel
stond en dat er enkele broeders van de abdij in Amelgem verbleven in een
parochie ondergeschikt aan de kerk van Meise. De kapel was verbonden aan de
Norbertijnenhoeve Hof van Amelgem. In de 13de eeuw werd Amelgem
bij de parochie van Oppem gevoegd en was de kapelaan een Norbertijn van
Grimbergen.
De huidige kapel in witte steen werd onder prelaat Outers in
barokstijl gebouwd in 1637. De voorgevel met een rond venster boven de mooi
omlijste toegangsdeur, loopt uit op een gebogen fronton waarin een steen het
jaar 1637 vermeldt. Helemaal bovenaan is er een klokkentorentje waarvan de klok
ouder is dan de kapel, want men kan er op lezen Jan van den Gheyn heeft mij
gegoten MCCCCCCVII (1607). Deze klokkengieter was gevestigd in Mechelen. De
zijgevels hebben elk twee hoge vensters. De sleutelstenen binnen in het gewelf
tonen de wapens van prelaat Outers en dit van de abdij Grimbergen. Boven het
altaar ziet men het eikenhoutenbeeld van Maria met het Kind Jezus.
Elke week werd er in de kapel een Mis opgedragen door de kapelaan
van Oppem en jaarlijks was er een grote plechtigheid met processie op 8
september, feestdag van O.-L.-Vrouw Geboorte. Tijdens de Eerste Wereldoorlog
werd de kapel als een abominabele verlatenheid een rommelkot. Het eikenhouten
Mariabeeld werd naar de pastorij van Oppem gebracht. Prelaat Outers had in de
kapel gezorgd voor mooie schilderijen, die helaas verloren zijn gegaan.
In een
brochure geschreven door Kan. D. J. Delestré en Dr. Jan Lindemans kan men
volgende mooie evocatie lezen, die we hier dankbaar overnemen.
Denken we
een ogenblik terug aan dat schoon verleden, vol innig eenvoudig maar sterk
geloof. Langs lanen en banen zien we de edele families uit den omtrek komen
aangereden op de brede, kostbare karossen met blinkende paarden bespannen. Over
de veldwegels komen de boerenmensen aangestapt. De hoeven van Amelgem en de
kapel zijn feestelijk uitgedost. Op de brede straat liggen reeds de veldbloemen
in `t mulle zand gestrooid. Op het torentje en op het rustaltaar tussen Amelgem
en Oppem wuiven de wimpels en wapperen de vlaggen. De abt van Grimbergen komt
uit de grote hoeve getreden. Omringd van blanke Norbertuszonen gaat hij naar de
kapel en groet minzaam het volk, dat daar staat in de ronde. Het klokje tampt.
De plechtigheid begint. Ongekunstelde stemmen zingen de heilige gezangen. Onder
de consecratie is alles stil; ook het volk dat moet buiten blijven op het
kerkhof knielt en bidt. Na de Mis komt de stoet in beweging. De trom der Gilde
van den Edelen Handboog van Sint Sebastiaan en van Sint-Gregorius van Meise en
Oppem, de Broederschap van de H. Drievuldigheid stappen op maat vooruit. De
heer Drossaerd van den Lande van Grimbergen en de beide Baanderheren zijn daar
in vollen tooi. De edele familie van Bouchout stapt achter de rijen, vóór den
abt die het Hoogwaardig draagt. De zonne speelt en schittert en flikkert in de
zijden en fluwelen priestergewaden. Helder klinkt het spel der fiffers en
kornemuzen en het volk zingt mee één van de volksliederen ter ere van het H.
Sacrament door de Norbertijn Daniël Bellemans gedicht. En zo gaat het voort
langs heuvel en helling door de groene velden, tot weer alles stil valt aan het
rustaltaar, waar de abt de zegen geeft aan het biddende volk. Dan trekt de
stoet weer kapellewaarts. Nu dondert het geschut der bombarden, en hun donder
sterft weg tezamen met de laatste galmen der liederen. Na de dienst is het
ontvangst in de grote zaal van Amelgems hoeve. De Abt ontvangt er de edellieden
en de boeren van de omtrek, terwijl het volk buiten leute viert.
Zo was het
en ging het er aan toe tot 125 jaar geleden. De oude mensen konden het nog zo
schoon vertellen, gelijk een tachtigjarige het deed aan mijn goede vader: die
grijsaard had het gehoord van zijn vader. En nu ! `t Is alles vergeten,
weggedeemsterd in de nacht van `t verre verleden; nog enkel een herinnering
blijft er voort leven bij sommige oude families.
Het belang
van deze nederige bidplaats is waardig om bewaard te blijven. Ze is een
merkwaardig model uit de 17de eeuw. Te meer daar de kleine gebouwen
in die aard niet weinig bijbrengen tot het schilderachtig uitzicht van onze
landschappen; ze breken de eentonigheid en zijn als bouwkundige bloemen die
niet zonder barbaarsheid uit te rukken zijn uit de grond die ze versieren.
Laat ons
hopen dat deze parel van het Brabants schone land, Amelgem, meer en meer de
belangstelling en de bescherming zal genieten van al wie nog wat voelt voor
onze eigen landelijke schoonheid.
Op zondag 8 september, de feestdag van O.-L.-Vrouw Geboorte, zal
Maria aan haar kapel te Amelgem feestelijk gevierd worden met een
eucharistieviering om 14 u.30. De plechtigheid wordt opgeluisterd door het
Parochiaal Mannenkoor van O.-L.-Vrouw ter Noodt Merchtem. Bij mooi weer is de
viering in openlucht bij de kapel en na de plechtigheid blijven we met een
drankje en hapje gezellig napraten.
14 Zeldzame Middeleeuwse
muurschilderingen ontdekt in Sint Stefanuskerk in Oppem
Reeds in 1987 werd
de principiële beslissing genomen om de kerk van Oppem te restaureren.In de loop 2009 werd het restauratiedossier
ingediend en voor 939.730,15 euro (incl BTW) goedgekeurd door de Vlaamse
overheid dat via het agentschap
Onroerend Erfgoed deze werken voor 80% subsidieert.
Historiek van de restauratie
Johan Grootaers (erfgoedexpert)- Jan Verbeke (conservator muurschilderingen) In de loop van 2014 werd de buitenrestauratie
van de laatmiddeleeuwse beschermde Sint-Stefanuskerk in Oppem (Meise) voltooid.
Ter voorbereiding van deze werken werd met Vlaamse subsidies in 2008 een
bouwhistorisch onderzoek verricht door Johan Grootaers. Toen al werd gewezen op
de aanwezigheid van een oudere 14de eeuwse kerktoren in houten
vakwerktechniek, verscholen binnen de 16de eeuwse bakstenen toren
zoals die nu bekend is. Bovendien werd toen ook melding gemaakt dat in het
kerkinterieur nog het laat middeleeuws pleisterpakket aanwezig was, mogelijks
met wandschilderingen. In de winter van 2012 werden tijdens de restauratiewerken lambriseringen
gedemonteerd waarbij belangrijke fragmenten van muurschilderingen aan het licht
kwamen in het Noorderschip en in het hoogkoor, met voorstellingen van
heiligenfiguren. In 2013 volgde dan de ontdekking van een Sint-Kristoffelfiguur ter hoogte
van het doksaal, wellicht vroeg 16de eeuws van oorsprong. Gezien deze kunsthistorisch belangrijke vondsten werd door de gemeente, op
vraag van het agentschap Onroerend Erfgoed en de restauratie-architect Dirk
Geeroms besloten een deskundig vooronderzoek van het kerkinterieur te gelasten.
Dit onderzoek kostte 66.701,25 euro (incl BTW) en wordt ook voor 80% via het
agentschap Onroerend Erfgoed gesubsidieerd. Het team van conservator muurschilderingen Jan Verbeke uit Gent stootte dit
jaar op een indrukwekkend ensemble laatmiddeleeuwse muurschilderkunst, zeer
goed bewaard en zondermeer zeldzaam voor de streek rond Brussel.
De recent ontdekte muurschilderingen
Er wordt geschat
dat het kerkinterieur ongeveer 30 m² muurschilderingen heeft bewaard uit de
vroege 16de eeuw of vroeger. Zulk totaalconcept is uniek in
Vlaanderen.
De muurschilderingen in dit kerkje hoorden in de late middeleeuwen samen met
een houten plafond in het schip en een houten beschoten spitstongewelf in het
koor.
De
muurschilderingen in deze bakstenen kerk zijn aangebracht op een originele
dunne fijn geborstelde vliesbepleistering. De schilderingen zijn uitgevoerd in
een precieuze kalkseccotechniek, de zogenaamde fresco-secco. Het kleurenpallet
is een waaier van gele en rode okers, groen, zwart enz. De voorgestelde figuren
op de wanden van het schip zijn levensgrote heiligenfiguren uitgedost in
traditionele kledij en voorzien van attributen. De onderzone van de kerk is
onbeschilderd gebleven . In het hoogkoor Noord komen heiligen voor in religieus
habijt en er is ook een boogschutter te zien en een fragment van een
drakenfiguur.
Deze wijk ligt niet op het grondgebied van Meise (van voor de fuzie) maar blijft nauw
verbonden met onze gemeente.
Dichter gelegen bij het centrum van Meise dan bij de dorpskom van de gemeente
Brussegen (nu Merchtem) waartoe ze
behoort (tot de fuzie) , en een betere
verbindingsweg, dragen ertoe bij dat de inwoners gericht blijven op Meise.Deze hebben vaste relaties met de Meisenaren
en zijn meestal aangesloten bij de sociale organisaties van Meise (zoals de K.V.L.V., nu vrouwen met vaart).
de gewoonten uit het verleden houden stand.Is het historische erfelijkheid.Amelgem is tot heden een edel brokje natuurreservaat, typisch Brabants,
glooiend landschap nog ongeschonden ontsnapt aan grondspeculaties, aan de
woelende bulldozers.Het is topografisch
gebleven wat het in vroegere tijden was.
Amelgem de structuur : Kapel met hof enkele boerderijen wat tuinbouw en
smalle wegen totaal landelijk.
De kapel van Amelgem was in 1155 door Niklaas, bisschop van Kamerijk aan de
abdij van Grimbergen toegewezen.
Amelogem was in 1247 nog een zelfstandige parochie met een hofkapel en een
prachtig domein.
Op de hoeve Amelgem verbleven kloosterlingen en lekebroeders van de abdij van
Grimbergen.
Door besluit van bisschop Wilhelmus van Kamerrijk werd Amelgem een ondergeschikte
kerk van Meise en werd ze later bij Ophem gevoegd.
De oude kapel werd in 1636 vervangen door het gebouw dat nog bestaat en prelaat
Outers deed ze versieren met prachtige schilderijen.Deze zijn verdwenen.
8 september O.L.Vrouwgeboorte feestdag van de parochie werd gevierd met een
godsdienstige plechtigheid, hoogmis en processie.
Deze werd bijgewoond door de gilde van de edele handboog van St.-Sebastiaan en
van St.-Gregorius van Meise en Ophem; ook door de drossaard van het land van
Grimbergen en van beide baanderheren alsook de familie boechout.
Welke wegdeze processie volgde kan moeilijk beantwoord worden.Toch weten wij dat het rustaltaar opgericht
was tussen Amelgem en Ophem, waarschijnlijk op de Heirbaan.In dit geval was de baan van de Karelijck
naar Ophem vermoedelijk de processieweg.
Op de Heirbaan heeft men een mooi zicht op de parochie Amelgem en dit was een
geschikt verhoog om huizen en velden te zegenen.
Na de processie had een plechtige ontvangst plaats door de Abt van Grimbergen
in de grote zaal van de hoeve van Groot Amelgem zaal die nog bestaat.Naar alle waarschijnlijkheid was hier ook een
begankenis ter ere van St.-Gilles.Dit
zou verklaren dat nu nog de herberg (ondertussen
gesloten) bestaat die op het uithangbord de naam van de heilige draagt.
Rondopm de kapel woonden begijntjes en het is best mogelijk dat daar een klein
begijnhof bestaan heeft.
Zo, in de XIIde eeuw Elisabeth en Oda die aan de petancie van de abdij van
Grimbergen 20 stuivers schonk.De
begijnhoven ontstonden op het einde van de XIIde eeuw.
Er wordt ook verondersteld dat een perceel grond rondom de kapel bestemd was
tot begraafplaats.
Peeter van Rode op welcke goeden staat de Kapelle van Amelgem met het
kerckhoff daeromme gelegen.
Ik wil jullie hierbij herinneren aan de bijdrage van
mijn goede vriend José Anne de Molina in "Les lignages de Bruxelles"
waar je op pag.152 zijn bijdrage vindt over het Hof te Steene. Onze
betreurde vriend Achiel Jacobs heeft dit artikel op mijn vraag, (oorspronkelijk
in het Frans gemaakt) voor Berla vertaald en dat verscheen in het tijdschrift
(mijn excel - inventaris nr. 236 jg.1996 nr.46 pag. 19). Vergeet ook niet
het ontzettend belangrijk werk van Achiel Bettesone "Oppem en
Amelgem" 5de bijdrage uit Schoon Meise 1999, waarin in III Hoeven van Oppem
een historisch overzicht staat vanaf de XIVde eeuw tot1927 van het Hof te
Steene.
In de "Geschiedenis van de gemeente
Brussegem" van Jan Willems staan eveneens 79 pagina's historische gegevens
over Oppem. Er is ook nog de studiedag geweest over donjons
in onze streek, waar Peter, Michel en ik aan deelnamen. Mijn nota'sz
zsijn momentezel zoek, maar ik denk dat daar ook een en ander in staat.
Rij 1 :Maurice Moens, Frans Moens, Frans Gierts,
René Van den Brande,Marcel Van Hie en Frans De Buyser
Rij 2 : Jef Van eeckhout, Henri Bogemans, Jean Van Hemelrijck, Fil Van
Gijseghem, Jozef De Mars, . Van de Moortel,Staf Van Mileghem
Rij 3 : Jeanne Hermans, , Lucienne Van Malderen, Florence Schampaert, Louise
Bogaerts, , Trinette De Smedt, , Achiel Van Ceulebroeck
Rij 4 : , Rik Van Ossel, Mariette Van den Bossche, Jeanette Robberechts,
Jeane De Winter, Madeleine Van Aken, Jef Potums en Frans Geeroms
Voor een nieuw project voor de Charismatische
beweging kwam koning Boudewijn incognito met Mgr. Suenens en Veronica OBrian
naar Oppem.
Frans Leemans werd in 1940 in de grachten van Maldegem door een
Duits vliegtuig neergeschoten. In de gang van het plaatselijke klooster, waar
de overledenen gebracht werden herkendeeen zuster van dat klooster (oorspronkelijk van Oppem) onmiddellijk de
naam Frans Leemans. Zij heeft de familie op de hoogte gebracht.
Het patrimonium van Oppem.
Het oorspronkelijke patrimonium ging zoals overal in de 10de 11de
eeuw verloren. Van de dos eccesiae is slechts de toponiem Het Kruisveld
overgebleven.Alleen het pastorijgoed
bleef gespaard.
Het tiendendomein ging ook verloren voor de kerk, behalve de derde
priester.De rest ging over in de handen
van de lekenheren, de voorzaten van de ridders van Oppem.Deze hielden een deel in leen van de ridders
van Meise en een ander deel van de graven van Aalst en de kasteleinen van
Bourgourg.
Onder Meise behandelden we reeds de oorkjonden daaromtrent van 1139, 1171,
1176, 1182, 1286, 1211 en 1223.De
herkomst van deze tienden en het vrij ernstig geschil dat er uit voortvloeide
leidde tot de excommunicatie van Adam d Ophem.De betwisting liep ruim 40 jaar.
Het andere deel tiende hielden ze van de milites de Menze, die op hun beurt
leenmannen waren van de kasteleinen van Grimbergen en langs deze de
rechtstreekse tak van de Berthouts.Deze
ingewikkelde feodale toestand blijkt duidelijk uit de oorkonde van 1233.De Berthouts namen de erfenis over van de
beide abdijen Grimbergen en Ninove.Het
is de laatste overdracht in een lange reeks.Voortaan is gans het parochiaal patrimonium weerom in geestelijke handen
en is de nieuwe en definitieve toestand geschapen, die eeuwen zal duren.
Nog tot nu toe draagt de abdij van Grimbergen de zorg voor het zielenheil van
de parochianen van Oppem.
Het kerkgebouw.
Het kerkje van Oppem is een van de meest typische van gans de streek.Met zijn wit torentje en muren vormt het één
geheel met het landschap en wekt nog een beeld uit voegere eeuwen.Nog altijd vormen kerk en hof één geheel,
zoals honderden jaren geleden.Men mag
er gerust de pastorij en het Schooltje van Oppem bij rekenen.
Van het oude kerkje bleef in deze 18de eeuwse bouw niets bewaard.
Momenteel wordt het gerestaureerd, evenals de pastorij.
Amelgem
Het hof en de kapel vormen een eenheid die niet mag gescheiden worden.De kapel is de typische hofkerk van de
streek, die alles dankt aan het kloosterkerkje.
Het is een synthese van het schone Brabantse landschap : vruchtbaar akkerland,
hellend in zachte golvingen naar een kabbelende beek, diepe aardewegen, een
verlaten kapel met mooie barokke silhouet onder hoge bomen, enige hofsteden
daarrond, een landelijke herberg (met de beste kriek van de streek
Heyvaert,nu verdwenen), een oude
watermolen met vijver en twee grote witte hoeven : Groot- en Klein Amelgem,
gescheiden door een glooiende groene weide.
Groot Amelgem was de geboorteplaats van kardinaal Sterckx en bevat de
Duivelschuur.Op klein Amelgem werd de
mens van goede wil van Walschap gefilmd.Daarin en daarrond het hele vreedzame, landelijke bedrijf, het noeste
Brabantse boerenvolk.Rondom : de blauwe
vergezichten met op het voorplan, naast de zware bomenmassa van de Plantentuin,
het kleurige dorp Meise.
Kanunik Delestré en J. Lindemans schreven in 1927
een merkwaardige bijdrage over Amelgem.De ontwikkeling van het Grimbergs domein en uit de oude verdeling van de
pachtvoorwaardenkunnen we afleiden dat
het een zeer typisch voorbeeld is van een oude villa, een domein uit de oude
Middeleeuwen, dat zijn structuur en uitzicht traditioneel heeft behouden.
De abdij van Grimbergen is slechts de trouwe opvolger geweest, gedurende meer
dan zeven eeuwen, van de oude domeinheer.Amelgem is een typisch voorbeeld van de villakerk, de villa
parochie, de eigenkerk.
De frankische stamhouder Amalhari uit de 4de eeuw zou de eerste
bezitter geweest zijn van het goed, dat reeds vroeger in het bezit moet geweest
zijn van een gallo-romeinse villaheer.Volgens de oudste schrijfwijzen, evolueerde de benaming van
Amolringeheim,Amolbriengeheim,
Amelrengheim naar Amelrengehem.
De drieledige verdeling van de velden is van die tijd.De concentratie van Amel namen is
opvallend.
Er was een overeenkomst tussen de abdij van Lobbes en het St.-Goedelekapittel
in zijn geheel en anderzijds Godfried van Amelgem, poorter ook te Brussel.
Er traden twee rechtspersonen op : Godfried, deken, namens het gehele kapittel
en Godfried van Amelgem met zijn zoon Hendriken zijn neef Theoderik.
Het is een erfgoed dat Sint Goedele de allodiaal eigenaar blijft.Als
erkenning van dit allodiaal bezit zal de abdij van Grimbergen jaarlijks met
Kerstmis aan St.-Goedele 20 solidi betalen.Het Sint-Goedelekapittel bezat te Amelhgem dus een voornaam allodium.Grimbergen is dus nooit volledig eigenaar
geweest.
Samenstelling en ligging van het domein Amelgem
Het lag onder drie verschillende jurisdicties : Meise, Oppem, Brussegem en
Ossel, een stuk bos onder Wemmel terzijde gelaten.Er waren dan ook drie verschillende landmaten
in voege : de Oppemse of Meise maat (de kleinste), de Brussegemse maat, de
Osselse maat (de grootste). Het domein overkoepelde deze diversiteit.
Naar gelang de ligging bediende men zich van een dezer maten, soms ten
onrechte!
Men spreekt van :
1. Het hof met landerijen (drie velden)
2. De mansionarii
3. De cijnslieden
De verdeling in drie velden is typisch.Het gaat er nog om de driejaarlijkse wisselbouw, d.i. bij beurt een veld
wintergraan, een veld lentebezaaiïng en een veld braak of dries.Deze toestand heeft geduurd tot in de 17de
eeuw, wanneer nieuwe landbouwmethoden ontstonden door het aanleggen
vanklavervelden, die het driesland uitschakelden.Hierdoor werd de tebewerken oppervlakte te
groot en kwam de splitsing in Groot- en Klein Hof, ook genaamd het Nieuw hof in
1705.
De kapel en parochie.
Op grond van de oorkonden stellen wij vast dat :
In de stichtingsoorkonde van de abdij van Grimbergen (1132) is er geen sprake
van Amelgem; wel van Meise met zijn afhankelijkheden Oppem en Rode.
In de bevestigingsbrief van 1147 door paus Eugenius III evenmin tenzij de gift
van een mansus, te Amelgem gelegen, aan de kerk van Strombeek behorend.
In een bevestigingsbrief door Walterus Berthoud in 1154 van verscheidene
schenkingen aan de abdij komt Amelgem voor het eerst voor.Twee pastoors zouden toen medezeggenschap
gehad hebben te Amelgem, deze van Amelgem zelf en deze van Ossel op wiens
grondgebied een groot deel was gelegen.
In 1155 komt het altare de Amelrengem aan de abdij.Uit deze tekst blijkt dat Amelgem
afzonderlijk werd geschonken, nadat Meise en zijn afhankelijkheden Oppem en
Rode reeds lang aan Grimbergen behoorden en Amelgem aldus een gans
afzonderlijke rechtstoestand had, geheel onafhankelijk van Meise en bepaald
zelfstandig en op gelijke voet met Meise, Wemmel, Amelgem met zijn groot hof en minstens 15
huisgezinnen was in die tijd
even en wellicht belangrijker dan Rode en Oppem.
De bevestigingsbulle van paus Alexander van 1179 maakt opnieuw duidelijk
onderscheid tussen Amelgem en Meise.
In 1244 en 1247 lezen wij in de schenkingsbrief van Arnold van Zellaer zeer
duidelijk parrochia de Amelrengem.
In het privilegium magnum van paus Innocentius III van 25.10.1246 lezen we
voor Meise ecclesia en voor Amelgem capella ville de Amelrenghem.
In 1258 is er van Amelgem geen sprake meer.
In 1260 (12.12) worden de parochianen van Wemmel en Amelgem opgeroepen om te
getuigen i.v.m. een geschil met de abdij.
In 1287 werd Amelgem een afhankelijkheid van Meise.Er was echter nog een eigen kapelaan zoals
ook vermeld in het cijnsboek uit de XIVde eeuw.
In 1622 werden de inkomsten bij Oppem gevoegd, maar de juiste datum van de
samensmelting met Oppem is niet bekend.
Hof en kapel hingen nog steeds samen volgens een stuk van 1662.
Er was een processie op de Kruisdagen van Oppem naar de Amelgemkapel.Een hele tijd stond de kapel er desolaat bij
en de auteru doet dan ook een oproep bij de geestelijkheid om haar nieuw leven
in te blazen.De KVLV houdt nu nog elk
jaar een vierin voor de kapel.