104 vervolg
1258 Aartsdiaken Willem van Brabant liet de bediening door de abdij van
Grimbergen van Oppem toe.
1260 Op 12 december werden de parochianen van Amelgem opgeroepen als getuigen n
een geschil tussen de abdij van Grimbergen enJan en Wouter Van Obbergen,
betreffende een gedeelte van een novaaltiende van Wemmel. Hierbij werd beslist dat het toekwam aan de
abdij.
1270 Bij de verdeling van de goederen in het Land van Grimbergenn was er de
costuyme van toepassing sinds 1270 waarbij de cijns- en leengoederen aan de
jongste zoon moesten toebedeeld worden.
Deze had dus te Oppem hetzelfde pregoratief als de oudste zoon elders in
Brabant.
1275 De takken van het geslacht van Grimbergen verleenden een keure aan hun
onderdanen naar het voorbeeld van de hertogen van Brabant. Hiervan genoten dan ook de mensen van Meise
en haar afhankelijkheden zoals Oppem.
1292 Bij de hoofdschepenbanken Asse, Merchtemen Kampenhout (Meise en Oppem)
1298 Willem van Oppem verkocht vier bunder land te Eppegem (is wellicht ook een
zoon van Hanneman van Oppem.
1328 Jan van Oppem (VII), mede ondertekenaar van het Charter van Korenberg, was
amman van Brussel in 1328
1339 Lambrecht van Oppem nam met hertog Jan III deel aan diens strijd tegen
Frankrijk.
1346 Onder de cijnsplichtigen van de hertog van Brabant werden vernoemd :
Josse, zoon van wijlen Godescale van Oppem enerzijds en Jan van Oppem voor de
goederen van Godescale van Oppem anderzijds en verder Gisbrecht van Oppem, zoon
van Jan van Oppem voor de goederen die Adam van Qaelsterghem waren, gelegen
tussen Oppem en Wolvertem.
1356 Adam de Vosschere, reeds overleden voor 1328, werd vernoemd als de eerste
heer van Oppem met die naam. Deze Adam
had drie zonen die alle drie in Oppem en Wolvertem werden vermeld in de lijsten
1346, 1356 en 1386. Verder zijn er
vermeldingen later in de leenboeken van het leenhof van Groot-Bijgaarden en van
leenhof Brabant van waar het leenhof Oppem onrechtstreeks afhankelijk was.
1374 Voor ridder Jan van Oppem, die gevangen genomen werd in gevolge de nederlaag van hertog Wenceslas
te Bäsweiler op 22 augustus 1371, een schadevergoeding betaald van 1550
mottoenen.
1386 Onder de cijnsplichtigen van de hertog van Brabant werden vermeld Gillis,
zoon van Gillis van Oppem voor een weide ook genaamd de Moorsele enerzijds en
Jan van Oppem voor een weide ook genaamd van Moorsele die toebehoord had aan
een andere Jan van Oppem anderzijds.
1446 In een oud tiendenboek van voor 1446 staat de volgende aanduiding :
cijns betaald door de weduwe van Willem vander Eycken voor grond gelegen tussen
de goederen van Renier van Oppem en Lodewijk Nuclaut aan de ene kant en het
huis De Vroente aan de andere kant achter het wegeltje quo itur ad
Castrum. Die heerlijkheid noemde Bowem.
1148 Het Land van Grimbergen, waarbij Meise en Oppem behoorden, werd belast met
nobelgeld om de vesting Antwerpen te onderhouden.
|