Plotseling zag hij de stad als een uitgestrekt netwerk van gedachten. Gerechtshoven waren plekken waar mensen heen gingen om de wet te bestuderen, niet om recht te spreken. De bibliotheek, waarvan hij eerst dacht dat het om één gebouw ging, maar waarvan later bleek dat vrijwel de hele stad erdoor werd ingenomen, was een plek waar mensen heen gingen om hun gedachten, hun dromen, hun ingevingen, hun denkbeelden, hun herinneringen en hun voorspellingen vast te leggen. Ze kwamen er ook om de wijsheid van hun volk te vergroten. Er werden geen boeken uitgeleend. Er werden boeken geschreven en in bewaring gegeven.
De universiteiten waren instellingen voor volledige zelfontplooiing, voor de hoogst denkbare scholing in het leven. Iedereen gaf les aan iedereen. Iedereen was leraar, iedereen was student. De wijzen luisterden meer dan ze spraken, en als ze spraken, was dat om vragen te stellen die garandeerden dat generatie op generatie zich doorlopend aan diepzinnige ontdekkingen wijdde.
De universiteiten en hogescholen waren ook gelegenheden waar mensen heen gingen om te mediteren en kennis op te doen uit de stilte. Het onderzoek ging altijd door en iedereen wijdde zich aan de wetenschap of aan de toepassing daarvan. Het doel was om de verborgen wetten te ontdekken die alle dingen met elkaar verbonden, om de geest te verdiepen, om de ontvankelijkheid van het individu voor de kosmos groter te maken en om creatiever te worden.
Liefde was het belangrijkste studieobject aan de universiteiten. Hele faculteiten waren gewijd aan de kunst van het leven. De beschaving stond in dienst van een eenvoudig doel: de vervolmaking van de geest en het leren beheersen van het leven.
Uit: Ben Okri./ De onzichtbare Boek 3. Hoofdstuk 7. pp. 72-73)
|