Assepoester


Bambi


Belle en het beest


Jungle book


Lady en de vagebond


Leeuwenkoning


Pinokkio


Peter Pan


Robin Hood


Sneeuwwitje


Tarzan


Alice in Wonderland


Aristokats


De reddertjes


Donald Duck


Minnie Mouse


Mickey Mouse


Pocahontas
.

Daizy Duck


Goofy


Pluto


Doornroosje


Winnie The Pooh


Tweety


Bugs Bunny


Woody Woodpekker


Flinstones


Garfield


Oblix


Smurfen


Dombo


101 Dematiers


Kleine Zeemeermin


Assepoester


Aristokatten


Bambi


Belle en het Beest


Doornroosje


Jungle Book


Klokkenluider


Lady en de Vagebond


Leeuwenkoning


Merlijn de tovenaar


Peter Pan


Pinokkio


Pluto


Pocahontas


Reddertjes


Robin Hood


Roger Rabbit


Sneeuwwitje


Tarzan


Winnie The Pooh


Mickey en Minnie Mouse


Knabbel en Babbel


Diddle
Mijn disney site
Knutselen en lezen met Disney
03-05-2007
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Knuffels














Knuffels

03-05-2007 om 23:06 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koken met Poehbeer.

Pooh hapje

Ingrediënten
Vanillepudding,
Chocoladepudding,
Beschuitjes,
muisjes (donkere hagelslag)

Ga als volgt te werk
Neem een beschuit en maak een Winnie-the-pooh-beergezichtje
met de vannilepudding. Maar mooie ronde oren.
Dan vul je het binnenste van de oren met de chocoladepudding.
Met de muisjes maak je zijn neus, ogen en mond.

Eet smakelijk !

Phoos Rozijnenbrood

Ingrediënten
Voor 1 groot brood:

350 gram zelfrijzend bakmeel
1/2 theelepel zout
85 gram witte basterdsuiker
ongeveer 12 gepelde walnoten [dus 24 halve]
50 gram rozijnen
50 gram boter of margarine
2 eieren [nummer 3]
1/4 liter melk

Voor het glazuur:
1 eetlepel melk
2 eetlepels poedersuiker

Hiervoor heb je nodig: een zeef
en een grote kom met een houte lepel.
Een steelpan [om de boter in te smelten
en om het glazuur in te maken],
een kopje om de eieren in te breken en een kommetje om ze in te roeren.
En verder nog een broodvorm van 1 1/2 liter inhoud die van binnen
goed met een kwastje met boter moet worden ingesmeerd.
Zet ook de oven maar aan op 175 graden Celcius [de gasoven op 3-4],
leg je ovenhandschoenen klaar en een taartrooster. En dan kun je beginnen.

Ga als volgt te werk
1.      Leg de zeef op de grote kom en zeef daarin het bakmeel, het zout en de suiker.
2. Knip de walnoten met een schaar [die moet je nog even pakken]
in niet te kleine stukjes en roer deze met de rozijnen door het mengsel in de kom.
Maak in het midden een kuiltje.

3. Laat de boter in de steelpan op laag vuur smelten.

4. Breek steeds 1 ei in het kopje, kijk of het goed is en doe het dan in het kommetje. Roer ze door elkaar.

5. Giet de eieren in het kuiltje en schenk ook de melk erbij.
Roer nu alles in de kom goed door elkaar tot een glad mengsel
en roer daar dan ook nog de gesmolten boter door.

6. Nu kan het deeg in de vorm worden gedaan.
Strijk de bovenkant van het brood mooi glad en zet de vorm in het midden van de oven.
Het brood moet 1 uur in de oven blijven en dan is het gaar.

7. Om het brood er echt mooi uit te laten zien,
moet je nog een glazuur maken om eroverheen te strijken.
Ongeveer 5 minuten voor je het brood uit de oven haalt,
verwarm je de melk met de poedersuiker in de steelpan op laag vuur tot de suiker is opgelost.
Laat het mengsel zachtjes koken.


8. Neem nu met de ovenhandschoenen aan de vorm uit de oven
en keer hem boven het taartrooster om, zodat het brood eruitglijt.
Smeer tot slot met het kwastje de suikeroplossing over het hele brood
[het gaat dan mooi glimmen] en laat het koud worden.

Dit brood kun je in plakjes snijden en die met boter en honing eten.

Eet Smakelijk !

Honingwentelteefjes

Ingrediënten
1 ei
1 eetlepel honing
1 deciliter melk
1 theelepel kaneel
6 sneetjes witbrood
40 gram boter of margarine

Ook heb je nodig: een ondiepe schaal en verder een vork,
een plankje en een mes om het brood te snijden, een koekenpan en een pannenkoeksmes.
En een schotel om de wentelteefjes op te dienen.

Ga als volgt te werk
1.Breek het ei in de ondiepe schaal en kijk of het goed is.
Doe de honing erbij en klop het goed door elkaar.
Roer dan nu ook de melk en de kaneel erdoor.

2. Snijd de korstjes van de sneetjes brood en snijd elk sneetje doormidden,
je krijgt dan 12 reepjes.

3. Leg de reepjes brood in de schaal met het eiermengsel en keer ze ook om,
de broodjes worden nu helemaal vochtig van het eiermengsel.

4. Zet de koekenpan op het fornuis op halfhoog vuur, l
aat hem even warm worden en smelt dan een stukje boter in de pan.

5. Leg 4 reepjes brood in de keokenpan
en bak ze vlug aan beide kanten goudbruin en knapperig.
Leg ze daarna op de schotel en houd ze warm
(bijvoorbeeld door de schotel op een pan kokend water te zetten, of in de oven).

Bak zo alle reepjes brood knapperig bruin.
Eet de wentelteefjes lekker warm met poedersuiker.

Eet smakelijk !

 

 

 

 

Gekruide honingkoekjes

Ingrediënten

200 gram zelfrijzend bakmeel
2 ½ theelepel koekkruiden of
1 theelepel kaneel
¾ theelepel gemberpoeder
¾ theelepel kardemom
150 gram boter of margarine
30 gram bruine suiker
170 gram honing
2 eieren [nummer 3]

 

Ook heb je nodig: een zeef, een diep bord, een houten lepel, een steelpan,
een mes en een kommetje om de eieren in te breken.
En verder nog een breinaald of een houten satéstokje om te controleren of de koek gaar is,
je ovenhandschoenen, een taartrooster.
Zet ook de cakevorm [van 1 liter inhoud] vast klaar
en besmeer de binnenkant goed aan alle kanten met een kwastje met boter.
Strooi er dan ook een beetje bloem in, zodat de binnenkant mooi wit is.
Zet de vorm omgekeerd neer, dan kan de losse bloem eruit vallen.

Ga als volgt te werk
1. Eerst ga je het bakmeel met de kruiden zeven.
Leg de zeef maar op het diepe bord en doe het bakmeel
en de kruiden erin. Wrijf alles met de houten lepel door de zeef.
Zet het bord dan even opzij.

2. Nu doe je 1 eetlepel water in de steelpan met de boter,
de suiker en de honing en zet je de pan op laag vuur.
Roer met de houten lepel tot de boter is gesmolten. Pas op,
het mag niet koken! Laat het mengsel 10 minuten afkoelen.

3. Leg nu eerst je ovenhandschoenen klaar en zet de oven op 180 graden Celcius
[de gasoven op 3-4]. Schuif het rooster op de onderste richel van de oven.

4. Breek eerst 1 ei in het kommetje, kijk of het goed is
en klop het dan met de houten lepel door het boter-honingmengsel.
Doe hetzelfde met het andere ei.

5. Nu kan het bakmeelmengsel door het botermengsel worden geschept.
Roer eerst goed met de houten lepel en klop het dan nog even
tot het een luchtig beslag is geworden.

6. Schenk het beslag in de cakevorm, strijk de bovenkant met de achterkant van de lepel glad
en zet de vorm in de oven.
Het duurt 30-35 minuten voor de koek is gerezen en een mooie bruine kleur heeft.
Prik nu maar even in de bovenkant met de breinaald of het satéstokje in de koek,
als dit er droog uit komt, is de koek gaar.

7. Trek je ovenhandschoenen aan en haal de vorm uit de oven.
Ga even met de achterkant van het mes tussen de koek
en de vorm voor zodat de koek goed los komt te zitten.
Keer de vorm om zodat de cake eruit glijdt.

Laat hem minstens een half uur afkoelen.
Snijd de koek in plakjes en geef die bij de thee

Eet smakelijk !

Chocoladebrood

Ingrediënten
100 gram boter
1 1/4 kopje suiker
1 theelepel vanillepoeder
2 eieren
1 kopje ongezoetecacaopoeder
1 kopje gewone yoghurt
1 1/2 theelepel bakpoeder
1/4 theelepel zout
1 3/4 kopje bakmeel
120 gram chocoladeschilfers

Ga als volgt te werk
Verwarme de oven voor op 175 graden.
Vermeng de boter, de suiker en de vanille tot een licht en luchtigmengsel.
Voeg snel kloppend een voor een de eieren toe.
Meng er voorzichtig de cacao, de yoghurt, het bakpoeder en het zout doorheen.
Daarna het meel erdoorheen mengen tot een glad beslag ontstaat.
Doe de chocoladeschilfers erbij.
Schenk het in een ingevette broodvorm van 22,5 x 12,5 x 7,5 cm. 1 uur bakken.
Prik met een tandenstoker in de bovenkant.
Als hij schoon blijft is het brood gaar.
In de vorm onder een theedoek laten drogen.


Eet smakelijk !



 
Bananensplit met honing

Ingrediënten
4 bananen
50gr.boter
75 gr. gemengde noten (zonder zout)
12 bolletjes vanille roomijs
10 eetlepels vloeibare honing
4 eetlepels slagroom
4 wafeltjes

 

Ga als volgt te werk
Smelt de boter in een pannetje, maar laat het niet bruin worden.
Hak driekwart van de nootjes fijn. Snijd de bananen in de lengte door,
en leg op ieder bord een halve banaan.
Voeg de honing aan de gesmolten boter toe en gooi de fijngehakte nootjes erbij.
Voeg de slagroom toe en roer dit alles gedurende enkele minuutjes goed door.

Schep op de halve bananen drie bolletjes vanille roomijs
en leg vervolgens de andere helft van de banaan er weer op.
Schenk de warme slagroom-honingsaus over de banaan.
Leg de nootjes die nog heel zijn er deels naast en deels op.
Prik een wafeltje in de banaan en... klaar!


Eet smakelijk!




03-05-2007 om 22:16 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sinterklaas komt op bezoek bij Pooh en zijn vriendjes

Het is nacht in het paleis van Sinterklaas. De Sint en alle Pieten slapen. Ook het paard van de Sint slaapt. Alles is rustig. Je kan een speld horen vallen.

In het grote speelgoedmagazijn, waar het overdag een drukte van belang is, is het nu rustig. En donker. Heel donker. Wie goed luistert, hoort af en toe een zacht geritsel. Maar dat is vast een nieuwsgierig muisje, op zoek naar wat lekkers. Of toch niet?
Een van de Pieten ligt in een hoekje. Vanavond kan Piet  niet goed in slaap komen. Hij draait en keert, gaat rechtop zitten en gaat dan toch maar weer liggen. Na een hele tijd valt Piet dan langzaam in slaap. En net voordat zijn ogen dichtvallen hoort hij geritsel.

Piet springt verschrikt overeind en kijkt behoedzaam om zich heen. En ook al is het nacht, toch kan Piet goed zien wat er allemaal in het magazijn ligt. Want ondertussen schijnt de maan door de ramen.

Er beweegt niets. Nou, dan ga ik maar weer liggen, denkt Piet gerustgesteld. Even later hoort hij echter weer iets ritselen. Deze keer springt Piet niet overeind, maar kijkt hij behoedzaam om zich heen. Weer gebeurd er niets. Ik heb vast gedroomd, denkt hij. En weer gaat hij liggen.

Wanneer hij voor de derde keer geritsel hoort, beweegt hij zich niet en gluurt hij voorzichtig door zijn wimpers. Eerst ziet hij niets vreemds. Maar na een tijdje.....Ja ! Daar beweegt iets in de zak van Sinterklaas. Piet verroert zich niet. Zou het misschien een muisje zijn? Hij durft amper adem te halen. Even later beweegt de hele zak.
Oh jee, denkt Piet. Wat gebeurd er nu ?

Het speelgoed dat in de zak van Sinterklaas zit, komt tot leven ! Pooh loopt vrolijk naar een berg snoepgoed en begint ervan te smullen. Teigetje springt met grote sprongen door het magazijn. Een speelgoedauto rijdt door het magazijn, zonder ergens tegenop te botsen. En Knorretje klapt vrolijk in zijn handen. "Goed zo, Jongens", roept hij blij. "Vanavond maken we nog een keer plezier met z'n allen. Morgen moeten we afscheid nemen van elkaar, want dan deelt de Sint ons uit. En we komen vast niet in dezelfde huizen terecht. Het wordt vast fijn bij de kinderen waar we gaan wonen. Maar vanavond is onze afscheidsavond. Vanavond vieren we feest !"

Zo gezegd, zo gedaan. Pooh en Teigetje komen aangerend met allerlei lekkers. En de speelgoedauto stopt met piepende remmen, zijn kofferbak zit vol met allerlei muziek instrumenten. Knorretje neemt zijn trommeltje, Pooh pakt een trompet en Teigetje zet een liedje in op de speelgoedpiano. Samen zingen ze het hoogste lied.

Ondertussen ligt Piet roerloos naar het tafereel te kijken. Hij durft zich niet te bewegen. Hij heeft al een paar keer met zijn ogen geknipperd en zich voorzichtig in zijn arm geknepen. Nee hoor, hij droomt niet. Wat hij hier ziet gebeurd is echt.

Even later wordt het weer stil in het speelgoedmagazijn. Knorretje, Pooh, Teigetje en de speelgoedauto zijn weer in de zak gekropen.
De maan is ondertussen achter een wolk verdwenen en het is weer donker. je kan een speld horen vallen. De volgende ochtend als Piet wakker wordt, is het al licht. De zak van Sinterklaas staat nog steeds naast zijn bed. er beweegt niets. Zou Piet dan toch gedroomd hebben vannacht????

03-05-2007 om 20:16 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poeh heeft zin in honing

 Op een ochtend heeft Pooh zin in honing.
Hij stapt uit bed en loopt naar de voorraadkast.
Maar zijn honingpot staat er niet !

"Waar is die pot nou gebleven?" zegt Pooh.
Hij kijkt in het aanrechtkastje.

Om goed te kunnen zoeken kuipt hij erin.

Knorretje komt binnen.
"Dag billen van Pooh," zegt hij, want dat is het enige stukje van Pooh dat hij ziet.

 

Pooh wil uit het kastje kruipen.
Maar het lukt niet.
"Ik zit vast!" roept hij.
Knorretje pakt Poohs poten en trekt,
zo hard hij kan...

 

Plop! Pooh schiet uit de kast en valt
achterover, boven op Knorretje.
"Dag Pooh! fijn dat je er weer helemaal bent!" zegt Knorretje.

"Ik ben mijn pot honing kwijt," zegt Pooh sip.
Knorretje helpt zoeken.
Ze doorzoeken de hele keuken.
Maar ze vinden de pot niet.

"En mij arme buik heeft steeds meer zin in honing," kreunt Pooh.
"Waar is die pot nou toch?"
zoem zoem... Er vliegt een bij naar binnen.

Zoem zoem! De bij vliegt naar Poohs slaapkamer en dan...naar de pot honing!
De pot stond gewoon naast Poohs bed.
"Hoera!" roept Pooh.

"Ik weet het weer!" zegt Pooh met volle mond.
"Ik had de pot mee naar bed genomen voor als ik honger kreeg!"
"Wat knap dat de bij dat wist!" zegt Knorretje.

 

Pooh smeert wat honing op de vensterbank.
"Dat is voor jouw bijtje!" zegt hij.
En even later zitten Pooh, Knorretje en de bij lekker te smullen.

03-05-2007 om 19:52 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wie zijn Pooh en zijn vriendjes

Winnie the Pooh is Janneman Robinson's beste vriend. Ze groeten elkaar altijd. Pooh is een kleine beer met een groot verstand. Hij beleeft elke keer weer nieuwe avonturen. Winnie the pooh heeft veel vrienden zoals Knorretje, Teigetje en Konijn. Zijn grootste zorg is honing. Op een gegeven moment valt hij uit een boom.

Knorretje is, van de dieren in het bos, Pooh's beste vriend. Hij is een klein, bangerig varkentje. Hij woont in de boom waar zijn grootvader nog gewoond heeft, maar in een van de verhalen moet hij verhuizen, omdat hij zijn huis weggeeft aan Uil. Hij gaat dan samen met Pooh wonen. Zijn grootste vijanden zijn de Woezels. Als hij denkt dat er een in de buurt is dan kruipt hij weg onder een deken.

Eeyore is de somberste dier in het bos. Hij denkt altijd pessimistisch. Hij is  een trouwe vriend van Pooh en denkt altijd aan iedereen.Hij heeft vaak het gevoel dat niemand om hem geeft.Zijn grootste zorg is zijn staart. Zijn staart zit met een punaise vast en die verliest hij dan ook vaak.

Teigetje is als een van de laatste dieren in het bos gekomen. Hij kwam op een nacht bij Winnie de Poeh binnenstormen. Hij springt altijd tot grote ergernis van andere dieren in het bos. Vooral Konijn ergert zich regelmatig aan de springerige Teigetje. Teigetje speelt graag met Roo. Alleen soms kunnen er dan nare dingen gebeuren, zoals de keer dat ze in een boom terecht kwamen en Teigetje er niet meer uit durfde te gaan.

Janneman Robinson is zeg maar de stichter van het Honderd Bundersbos. Zijn vader heeft het bos bedacht. De dieren in het bos zijn Janneman Robinson's knuffeldieren, die in het bos een eigen bestaan krijgen. Ook Janneman Robinson hoort in die wereld thuis. Hij is een beetje een vaderfiguur voor de dieren, degene die alles kan oplossen. Als Poeh op een gegeven moment honing wilt dan helpt hij de bijen te laten geloven dat Poeh een regenwolk is. Aan het einde van het boek, moet Janneman Robinson naar school en moet hij het bos dus verlaten.

Roo is het jongste diertje in het bos. Kanga is zijn moeder. Kanga is altijg erg bezorgd over haar kleine Roo. Zij zijn als laatste in het bos terecht gekomen. Roo speelt het liefste met Teigetje. Ze gaan dan bijvoorbeeld door het bos springen of schaatsen. Ze houden ook van hetzelfde eten. Kanga is het enige vrouwelijke dier in het bos. Toen ze net in het bos kwamen, toen waren alle dieren een beetje bang voor ze. Ze probeerden ze weer weg te jagen door Roo te ontvoeren en haar in te ruilen voor Knorretje. Dit werkte niet helemaal, want Roo vond het wel leuk en Kanga kwam er niet achter dat Roo weg was. Vervolgens moesten ze Knorretje gaan bevrijden. Uiteindelijk horen ze gewoon bij de andere dieren in het bos en is niemand meer bang voor ze.

Konijn is een van de bezorgdste dier van de dieren uit het bos. Hij is vooral bezorgd over zijn tuin. Daar verbouwt hij allerlei soorten groenten in. Zijn grootste zorg is Teigetje die zo af en toe door zijn tuin heen springt en niet veel van zijn tuin over laat. Konijn heeft veel vrienden en kennissen in het bos. Tijdens een expotitie raken een aantal van zijn kennissen kwijt, want ze zijn nogal klein en dus moeilijk te zien.

Uil wordt wel als de wijze dier uit het bos gezien. Hij kan lezen en weet altijd alles. Hij gebruikt ook altijd erg moeilijke woorden, die niemand anders begrijpt. Hij woont hoog in een boom. Op een dag waait het heel hard. Dan komen Winnie the Pooh en Knorretje langs. Hij nodigt ze uit om binnen te komen. Terwijl Uil een verhaal begint te vertellen waait de wind zijn huis omver. Hij vraagt of Winnie The Pooh dat heeft gedaan, maar die weet van niets. Iejoor belooft Uil een nieuw huis te zullen zoeken. Hij vind echter het huis van Knorretje. Uil vertelt altijd over zijn familie die heel veel heeft meegemaakt. Niet iedereen vind het altijd even interessant om naar zijn lange verhalen te luisteren. Soms vallen ze zelfs in slaap.

 

03-05-2007 om 19:36 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zoek de negen verschillen

Zoek de 9 verschillen !

 

03-05-2007 om 19:15 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Weet iemand onze namen?
Ik heet .................................
Mijn naam is.......................................                
En ik ben .......................................
Ik moet op mijn voorraad letten en ik heet............                   
Hallo, hoe heet ik?...................      
 

Ik zit in de buidel van mijn moeder en ik heet.....

 

Tja, ik ben zéér wijs. Ik heet .............         

03-05-2007 om 19:09 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kaartje 2

Pooh's Seasons

Een mooi kaartje om aan je vriendjes te geven.

Print af op dik papier.

03-05-2007 om 18:44 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kaartje

 



Een mooi kaartje om aan je vriendjes te geven.

Print af op dik papier.

03-05-2007 om 18:43 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boekenleggers 3


Knip deze 2 keer mooi uit, plak ze met de achterkanten aan elkaar en je heb een mooie boekenlegger.

03-05-2007 om 18:41 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.


Knip deze 2 keer mooi uit, plak ze met de achterkanten aan elkaar en je heb een mooie boekenlegger.

03-05-2007 om 18:40 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boekenleggers 2



Knip deze mooi uit, plak ze met de achterkanten aan elkaar en je heb een mooie boekelegger.

03-05-2007 om 18:39 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boekenleggers 1

 

Knip deze mooi uit, plak ze met de achterkanten aan elkaar en je heb een mooie boekelegger.

03-05-2007 om 18:38 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eijoor en de ballonboom

Het is lente in het het Onderd Bunderbos. De zon schijnt, de bijen zoemen in de lucht, en Winnie de Poeh zoemt op de grond. Hij wandelt door het bos en neuriet ‘zoem zoem’. En hij denkt: wat fijn om een beer in de lente te zijn. 

Verderop, bij een meertje, staat Iejoor. Hij probeert te glimlachen. Maar het lukt niet. 1 mondhoek kan hij optrekken. Maar als hij zijn andere mondhoek ook optrekt, zakt die ene mondhoek weer. Iejoor staart naar zijn spiegelbeeld. Opeens ziet hij een glimlach. Die is van Winnie de Poeh. “Hoe doe je dat?”, vraagt Iejoor. “Tja,” zegt Poeh. “Eerst doe je … eh, om te beginnen…”Poeh denkt na en vraagt dan: “Hoe doe ik wat, Iejoor?” “Oh… niks,” zucht Iejoor. “Niks”, zegt Poeh. “Niks doen is makkelijk! Je hebt alleen een pot honing nodig. Of niet? Over honing gesproken, ik moet je iets vertellen.” “Zeker iets droevigs?” vraagt Iejoor. “Ik geloof iets fijns,” zegt Poeh. “Wat was het ook alweer? Oh, ja! Janneman geeft een picknick, omdat het lente is. Kom je ook?” “Ik hoef dan toch niet te glimlachen, he?” vraagt Iejoor. Poeh denkt even na. “Alleen als je dat graag wilt,” zegt hij dan. “Nou, vooruit dan maar,” zegt Iejoor. “Ik kom.” Hij slokt achter Poeh aan.

Al gauw komen ze bij de wei. Teigetje, Uil, Konijn, Knorretje, Roe en Janneman zijn er al. “Fijn dat jullie ook gekomen zijn,” zegt Janneman tegen Poeh en Iejoor. “Er is voor iedereen iets lekkers. Voor jou, Poeh heb ik honing.” “Dat is ook toevallig,” zegt Poeh. “Ik heb net zin in honing! De wandeling was honingloos, zie je. Voor Iejoor is er een mandje met distels. “Dacht ik het niet,” zegt Iejoor. “Dan moet ik nu zeker glimlachen?” “Nee hoor,” zegt Janneman Robinson. Hij geeft Iejoor een distel. “Je hoeft alleen maar lekker te eten.” Even later zijn allen hapjes op, ook de distels. “En nu heb ik een verrassing!” zegt Janneman. Hij voelt in de picknickmand. “Kijk eens wat ik hier heb?” “Gekleurde flubberdingen,” zegt Iejoor. “Is dat nou de verrassing?” “Domoor,” roept Konijn. “Dat zijn ballonnen!” “Hoe kan dat nou?” zegt Iejoor. “Ballonnen zijn toch niet flubberig? Ballonnen zijn rond.” “Aha… wacht maar,” zegt Janneman geheimzinnig. Hij pakt een geel flubberding en blaast erin… net zolang tot het een ronde ballon is! Janneman bindt er een touwtje aan en geeft de ballon aan Knorretje. Daarna blaast Janneman ook voor de anderen ballonnen op. Poeh rent met zijn ballon door de wei en Knorretje mag op Konijns ballon zitten. “En deze ballon is voor jou, Iejoor,” zegt Janneman. Hij geeft Iejoor een mooie rode. Iejoor glimlacht bijna.

Na een picknick neemt iedereen zijn ballon mee naar huis. Iejoor houdt het touw stevg vast. Ineens klinkt boven hem een geluid: PANG! Iejoor kijkt omhoog. Daar, aan een boomtak, hangt een rood flubberding, dat zonet nog een ballon was. Iejoors ballon is geknapt. “Nou ja,”zegt Iejoor. “Nou hoef ik in ieder geval niet meer te glimlachen.”Dan wordt Iejoor zo verdrietig, dat hij een droevig lied zingt. 

Hiep hoera,  ’t is lente. Iedereen is blij. Al mijn vrienden dansen en stuiteren voorbij.

Hiep Hoera, 't is lente. Wat hebben we geluk. Ieder lacht,  behalve ik.  Want mijn ballon is stuk.

Iejoor neemt de kapotte ballon mee naar huis. Telkens als er iemand langskomt, zingt hij het liedje van de kapotte ballon. Als Poeh het hoort, wordt hij ook een beetje droevig. Hij gaat meteen naar Uil. “Ik wil iets voor Iejoor doen,” zegt Poeh. “Maar ik weet niet wat,” “Tja, wat?” zegt Uil. “Mijn betachterneef Joris, die had altijd wat….” 

Terwijl Uil verder vertelt wat zijn achterneef Joris allemaal had, krijgt Poeh steeds meer zin in een wandelingetje. En dat is eigenlijk een heel goed idee!”Bedankt, Uil” roept Poeh. Hij holt naar Iejoor om te vragen of die meegaat. Even later wandelen ze samen door het bos. Iedereen die ze tegen komen, is iets aan het planten. “Wij planten klimop,” zeggen Kanga en Roe. “Ik plant eikeltjes,” zegt Knorretje. “Ik plant wortels!” zegt Konijn. Poeh loopt al een tijdje met een vraag in zijn hoofd. Nu stelt hij hem: “Zeg Konijn, wat is planten?” “Dat zal ik je laten zien,” zegt Konijn. “Om te beginnen heb je zaadjes nodig.” “Zaadjes?, vraagt Poeh. “Een zaadje is een stuk van een plant,” legt Konijn uit. “Je stopt de zaadjes in de grond. Je geeft ze water. Je zorgt dat Teigetje er niet op gaat stuiteren. Onkruid wied je weg. En dan gaan de zaadjes groeien. Ze groeien en groeien, tot de planten zijn die je wilt hebben. Worteltjes bijvoorbeeld!” Dan krijgt Iejoor een prachtig idee. “Neem me niet kwalijk,” zegt hij. “Maar ik krijg net een Prachtig Idee. En nu moet ik naar huis om iets te doen.” Iejoor gaat er op een drafje vandoor. Bij zijn huisje graaft hij een gat. Hij pakt zijn kapotte ballon, legt hem in het gat, en gooit het gat weer dicht. “Ziezo!” zegt hij tevreden. “Ik heb een ballonboom geplant.”

Elke ochtend geeft Iejoor de ballonboom water. Ook wiedt hij al het onkruid weg, precies zoals Konijn gezegd heeft. En dan droomt hij van de dag waarop zijn ballonboom groot zal zijn, met gekleurde ballonnen aan alle takken. Na een paar weken komen Knorretjes eikels uit. Kanga’s klimop groeit omhoog langs het raamkozijn. En Konijns wortels piepen boven de grond uit. Alles groeit -  hoewel…. Alles?

Iejoors ballonboom groeit niet. De hele dag tuurt Iejoor naar de grond. Maar er komt geen boom tevoorschijn, zelfs geen takje. “Hallo,Iejoor,” zegt Poeh, als hij op een dag langskomt. “Waar kijk je naar?” “Naar mijn ballonboom,” zegt Iejoor. “Wat vind je ervan?” “Heel leuk,” zegt Poeh. “Maar hij is niet zo ballonig ……. En ook niet zo bomig, maar misschien zie ik dat niet goed.” “Je ziet het heel goed,” antwoordt Iejoor somber. “Er is niks te zien.” Dan vertelt Iejoor Poeh over zijn Prachtig Idee. Hoe hij de ballon heeft geplant, en hoe hij hem water heeft gegeven en hoe hij onkruid heeft gewied. En dat er toch nog steeds geen ballonboom groeit. “Arme Iejoor,” zegt Poeh. Maar omdat hij een beer met weinig hersens is, weet hij niet wat hij verder moet doen. En daarom holt hij gauw naar Janneman.

De volgende ag slokt Iejoor weer met zijn gietertje naar de wei. En wat ziet hij daar? Een ballonboom. Een prachtige, bloeiende ballonboom, met gekleurde ballonnen aan de takken: gele ballonnen, rode, blauwe ballonnen en nog allemaal andere kleuren.

Terwijl Iejoor de boom bewondert, stapt Winnie de Poeh uit de struiken, samen met Janneman. Achter hen komen Kanga, Konijn, Teigetje en Roe. “Wat vinden jullie van mijn ballonboom?” vraagt Iejoor trots. “Iejoor,” zegt Janneman. “Dit is geen echte ballonboom. Maar het is wel een bijzondere boom. Je vrienden hebben hem voor jou geplant en versierd met ballonnen. “Dacht ik het niet,” zegt Iejoor sip. “Ik kan niet eens een ballonboom laten groeien.” “Maar je kunt wel voor deze boom zorgen,” zegt Janneman. “Het is een vriendschapsboom. Hij bloeit elk jaar. En weet je waarom?” “Nee?” zegt Iejoor. “Hij bloeit om je te herinneren aan al je vrienden die van je houden,” zegt Poeh.

Dan voelt Iejoor iets geks. Zijn ene mondhoek gaat omhoog. En dan ook zijn andere mondhoek, omhoog en omhoog, alsof een ballon hem de lucht in trekt. En als hij zijn beide mondhoeken opgetrokken heeft……..

03-05-2007 om 18:35 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Doornroosje
 

Lang geleden woonden er ergens een koning en een koningin
die heel graag een kindje wilden.
Toen dat kindje eindelijk kwam,
waren ze zo blij dat ze een groot feest vierden.
Ze nodigden hun familie en hun vrienden uit,
maar ook twaalf feeken die goede dingen konden wensen
voor hun kleine meisje.
Eigenlijk waren er dertien feeken,
maar de koning en de koningin hadden maar twaalf gouden borden.
Daarom moest de dertiende fee thuisblijven.
Het werd een prachtig feest en de feeken wensten voor het
kindje alles wat er maar te wensen was.
Om de beurt.
Maar toen kwam opeens de dertiende fee binnen.
Ze was heel boos dat ze niet was uitgenodigd. Ze kwam zich wreken.
Ze riep:" Dit prinsesje zal zich, als ze vijftien jaar is,
aan een spinnewiel verwonden en doodgaan!"
Daarna liep de boze fee weer weg. Iedereen was vreselijk geschrokken.
De twaalfde fee, die nog niet klaar was met wensen, zei:
"Ik kan de vloek niet ongedaan maken,
maar wel een beetje veranderen. Ze zal niet doodgaan, maar honderd jaar slapen."
En de koning gebood dat alle spinnewielen in het hele rijk
moesten worden verbrand.

Doornroosje groeide op tot een mooi meisje en de dag kwam dat ze vijftien jaar werd.
En net op die dag dwaalde ze door het kasteel en kwam ze bij de oude toren.
Ze klom de trap op en opende een deur van een vergeten zolder.
Daar zat een oude vrouw vlas te spinnen op een spinnewiel.
"Wat is dat voor een ding?" vroeg de prinses." Zoiets heb ik nog nooit gezien."
Even raakte ze het spinnewiel aan en meteen viel ze in een diepe slaap.
En de slaap trok door het hele kasteel. Alles en iedereen viel stil.
Rond het kasteel groeide een doornenhaag,
die zo hoog werd dat het kasteel niet meer te zien was.
Iedereen in het land kende het verhaal van de mooie slapende Doornroosje.
Vaak kwamen er prinsen die het kasteel wilden binnendringen.
Maar dan greep de doornenhaag hen vast en konden ze niet meer loskomen.
Ze stierven jammerlijk.
Op een dag kwam er weer een prins naar het kasteel.
Net op die dag waren de honderd jaar verstreken.
De haag bloeide met prachtige bloemen en opende zich toen de prins er aankwam.
Achter zijn rug vormde zich weer een dichte doornenhaag.
De prins liep door het kasteel waar alles nog stilstond.
Op de vergeten zolder vond hij Doornroosje.
Hij gaf haar een kus.
Doornroosje deed haar ogen open en kon ze al meteen niet geloven.
Wat een prachtige prins zag ze daar.
Samen liepen ze weer naar beneden.
Iedereen was inmiddels wakker geworden.
Natuurlijk trouwde Doornroosje met de prins en natuurlijk


leefden ze nog lang en gelukkig.


 

03-05-2007 om 18:19 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het meisje met de zwavelstokjes

Op een hele koude winteravond,
liep er een meisje rond met lang blond besneeuwd haar.
Ze liep op blote voetjes die rood en paars waren van de kou.
Het was oudejaaravond en ze was zwavelstokjes aan het verkopen.
Ze had nog helemaal niks verkocht. Het was heel erg koud,
maar ze durfde niet naar huis,
ze had namelijk nog helemaal niks verkocht en haar vader zou haar gaan slaan.
Ze had geen moeder meer, die was jaren geleden overleden.
Ook al ging ze naar haar huis, i
n haar huis was het niet veel warmer dan hier buiten.

Ze ging tussen twee huizen helemaal in elkaar gedoken zitten
en merkte dat haar handen ook heel erg koud waren.
Ze twijfelde, zal ze een zwavelstokje aansteken?
Ze had het echt heel koud.
Ze dacht even na en deed het uiteindelijk toch.

Ze pakte een zwavelstokje en stak hem aan.
Wat een warmte kwam daar van af!
Ze wou hem nog even bij haar voeten houden,
maar toen ging het vlammetje uit.
Ze was teleurgesteld, het vlammetje brandde minder lang
dan ze verwacht had.
Ze stak nog een tweede stokje aan.
Ze zag een schijnsel en waar net de muur zat,
was nu een witte waas.
Ze zag een tafel vol met lekker eten.
Toen ging het zwavelstokje uit
en was de dikke vochtige muur terug.

Ze streek nog een stokje af aan de muur.
Nu zag ze een kerstboom vol met versiering
en heel veel lichtjes.
Toen het zwavelstokje doofde
vlogen alle kaarsjes die in de kerstboom zaten naar boven,
als sterren.
Ze stak een vierde stokje aan.
Dit keer zag ze haar moeder,
breed lachend als een engel. Ze vroeg:
'Neem me mee naar boven, naar de hemel,
ik weet dat je weggaat als het zwavelstokje uit gaat,
maar ik wil bij je blijven.'
Uit paniek stak ze de hele bos aan
en er kwam een licht, dat nog lichter was
dan wanneer de zon scheen overdag.
En haar moeder tilde het meisje op en nam haar mee,
mee naar de hemel.

De volgende dag zagen de mensen een meisje tegen de muur zitten
met een brede grijns, doodgevroren.
Maar niemand wist, niemand,
dat ze met haar moeder was meegegaan.
En bij haar moeder had ze het fijn. Heel fijn.
     

03-05-2007 om 17:08 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Winnie en de honingboom

Op een dag kijkt Winnie de Poeh in de spiegel.
Hij ziet een bolle beer.
"Wat een dikzak!" zegt hij.
"Ik hoop niet dat IK zo dik word!"
Hij buigt en raakt met zijn voorpoten de grond aan.
Janneman heeft gezegd dat je daar dun van blijft.

Terwijl Poeh daar zo staat, met zijn poten op de grond,
krijgt hij ontzettende zin in honing.
Poeh pakt een honingpot en zet hem aan zijn mond.
Er komt bijna geen honing uit. Maar één heel klein druppeltje.
De pot is leeg.

Bzzzz daar zoemt een bij voorbij.
"Aha!" zegt Poeh.
 Eén bij vliegt vaak naar andere bijen.
En waar meer bijen zijn, is vaak honing! Poeh wandelt achter de bij aan.

Bzzz! De bij vliegt naar een holle boom.
Rond het gat in de boom zoemen nog meer bijen. Bzzz!

"Aha! Zie je wel! Daar wonen de bijen!"
zegt Poeh. Dan klimt hij in de boom.

Kijk! De boom zit vol honing!

Als Poeh een hapje wil nemen,
komt een hele zwerm bijen boos naar buiten zoemen.
BZZZ! BZZZ! Van schrik valt Poeh uit de boom.

Hij komt met zijn kop op de grond. Arme Poeh! 

Als Poeh overeind krabbelt, hoort hij een stem.
Het is Janneman Robinson.
"Malle ouwe beer," zegt Janneman.
"Vind je mijn ballon mooi?"
"Prachtig!" roept Poeh.
"Een ballon is precies wat ik nodig heb!"
Poeh heeft al een ander plan.
Eerst rolt hij door een modderplas.
Hij wordt helemaal zwart.
Dan pakt Poeh de ballon van Janneman.
Die tilt hem zo de lucht in.

"Wat doe je nou?" roept Janneman.
"Ik doe een kleine regenwolk na," zegt Poeh.
"Als de bijen me zien, zeggen ze
'dag kleine regenwolk' en dan doen ze me niks!"

Poeh zweeft naar het gat in de boom.
"Dag, bijtjes," zegt Poeh.
"Ik ben een kleine regenwolk hoor."
Gauw neemt hij een hap honing,
voordat ze zien dat hij eigenlijk Poeh is.

"Pssj!" klinkt het opeens.
De ballon is niet goed dichtgeknoopt.
Er loopt lucht uit.
De ballon schiet door de lucht, op en neer en heen en weer!

"Hola!" roept Poeh. Hij vliegt óók op en neer en heen en weer.

Als de ballon eindelijk leeg is, valt hij naar beneden.
Poeh valt ook. Bovenop Janneman Robinson!
"Hallo!" zegt Poeh.
"Ha,die Poeh!" zegt Janneman.

Later, als Janneman naar huis is,
zit Poeh te denken. Eerst denkt hij weer aan honing.
En dan denkt hij aan de voorraadkast van konijn.
Die staat vol honing!
Poeh wandelt naar Konijn. Konijn doet open.
"Het is zo'n beetje tijd voor het middageten,
" zegt Poeh. "Mag ik binnenkomen?"
"Vooruit maar," zucht Konijn.

"Het liefst eet ik brood met honing," zegt Poeh.
"Maar dan zonder brood."

"Dat dacht ik al," zegt Konijn. Hij kijkt een beetje boos.

Poeh neemt een hapje honing zonder brood,
en nog een hapje, en dan nog een heleboel hapjes.
Het duurt niet lang of er liggen allemaal lege honingpotten op de grond.
"Poeh!" roept Konijn.
"Je hebt al mijn honing opgegeten!"
"Is alles op?" zegt Poeh.
"Wat jammer! Ik lust nog wel een hapje!"

Konijn kijkt sip naar Poehs buik.
Die is een stuk dikker dan daarstraks.
"Bedankt, Konijn," zegt Poeh. "Ik ga maar weer."
Poeh klimt naar buiten. Maar dan blijft hij steken.
Hij kan niet vooruit en niet achteruit.

"Ik dacht dat je wegging!" zegt Konijn.
"Dat dacht ik ook," zegt Poeh. "Maar ik zit klem.
Het gat is te klein."
"Het gat is helemaal niet te klein!" roept Konijn.
"Jouw buik is te dik! Dat komt van dat gesnoep!"

Konijn holt door de achterdeur naar buiten.
Hij trekt aan Poehs armen. Poeh beweegt niet.
Hij zit muur- en muurvast.
"Ik haal Janneman Robinson!" zegt Konijn.
"Die weet vast wel raad."

Als Konijn weg is, herinnert Poeh zich de ballon.
Toen de lucht eruit liep, werd de ballon kleiner.
Poeh wil ook wel kleiner worden,
want dan komt hij los!
Hij begint te blazen. Pff! Fff!

Daar komt Uil aanvliegen.
"Wat doe je daar Poeh?" vraagt hij.
"Ik probeer kleiner te worden," legt Poeh uit.
"Ik zit vast."
Poeh blaast nog eens. PFF! Maar het helpt niet.
Hij zit nog steeds klem.

Daar is Govert ook.
"Poeh zit vast," legt Uil uit. "Hij is te dik."
"Nee hoor," zegt Poeh. "Het gat is te klein."

"Ik kan dat konijnenholletje wel laten ontploffen,
" zegt Govert. "Dan kom je wel los."
"Niet doen!" roept Konijn vanuit de verte.
Hij komt aangelopen met Janneman Robinson.
"Mijn hol mag niet ontploffen!"
"Dan niet," zegt Govert. "Roep me maar als je je bedenkt!"

"Malle ouwe beer," zegt Janneman Robinson.
"Eens zien of we je los kunnen krijgen."
Janneman pakt Poehs arm. Konijn pakt Jannemans trui.
"Trekken maar!" roept Uil.
Janneman en Konijn trekken zo hard ze kunnen.
Maar Poeh beweegt niet. Hij zit nog net zo klem als hij al zat.
"Dan zul je moeten wachten," zegt Janneman.
"Na een tijdje word je vanzelf dun."

"Ik wil best wachten," zegt Poeh.
"Maar zou ik dan wel een hapje van het een of ander kunnen krijgen?
Ik heb trek."
"Niks ervan," zegt Janneman. "Als je gaat eten, word je niet dun!
Ik zal je voorlezen, dan denk je niet aan eten."

Janneman leest Poeh voor. Daarna geeft Uil hem rekenles.
Kanga en Roe brengen Poeh een sjaal.
"Voor als het koud wordt!" zegt Kanga.
Zelfs Iejoor doet zijn best om Poeh op te vrolijken!
Maar het lukt niet erg. Poeh denkt steeds aan eten.
Hij heeft trek. En een beer die trek heeft, wordt niet snel vrolijk.

Binnen hangt Konijn een mooie lijst om Poehs achterkant.
Dan tekent hij een gezicht op Poeh, en versiert hem met takken.
Zo lijkt Poeh net een schilderij van een rendier!

Tot slot legt Konijn een plank over Poehs poten.
Daar kan hij mooi dingen opzetten.
"Bedankt, Poeh!" roept Konijn. "Blijf nog een tijdje zitten.
Je bent reuze handig!"

"Ha... hatsjoe!" Poeh niest. Hij schudt ervan.
De lijst, de takken, de plank en de dingen erop, alles valt op de grond.

Govert komt een praatje maken. Ondertussen eet hij zijn avondeten.
"Mag ik ook een hapje?" vraagt Poeh.
"Van één hapje word ik vast niet dik. Eén hapje is zo weinig.
Misschien word ik van één hapje zelfs wel dun."

"Ho! Stop!" roept Konijn. Hij komt aanhollen.
"Het is verboden de beer te voeren!"
"Waarom?" vraagt Govert.
"Omdat dat op dit bordje staat!" zegt Konijn.
"Kijk: 'verboden de beer te voeren'. Ik heb het zelf geschreven.
Knap hè?"

Poeh krijgt dus niks. Zelfs niet één hapje.
Dan, op een ochtend,
als Poeh zeker weet dat hij nooit een dunne beer zal worden,
leunt Konijn tegen Poeh. En Poeh beweegt een beetje!

Konijn haalt meteen al zijn vrienden.
"Poeh wordt al dunner!" roept Konijn.
"Nu kunnen we hem vast wel loskrijgen!"
Janneman, Kanga, Iejoor en Roe trekken buiten aan Poehs voorkant.
En binnen duwt Konijn tegen Poehs achterkant.
Konijn neemt een aanloop...

... en duwt verschrikkelijk hard. Plop!
Poeh schiet los en vliegt de lucht in, hoog over iedereen heen.
Hoera! denkt Poeh. Ik ben een dunne beer!

Maar Poeh landt met zijn hoofd in de holle boom!
Nu zit hij weer klem!
De bijen zijn erg geschrokken en vliegen hard weg.

"Poeh," roept Janneman. "Zullen we je lostrekken?"
"Strakjes!" roept Poeh.

De boom zit vol honing.
En een beer die zo dun is als Poeh,
die heeft wel een hapje verdiend!

 

03-05-2007 om 17:01 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De molenaarsdochter

 Aan de oever van een brede Russische rivier lag een groot dorp.
Groene weiden en weelderige akkers met vette,
zwarte aarde strekten zich uit tot aan de horizon.
Het was goed wonen in dit rijke dorp
en in ieder huis hield men wel een pot vol blinkende munten verborgen.
Maar de rijkste van allen was de molenaar.
Hij bezat een mooie molen en een nog mooiere dochter!

Iedere boerenzoon in de wijde omtrek was verliefd geweest
op de schone Wassilisa en had gedroomd van haar
gouden vlechten en haar ogen, zo blauw als korenbloemen.
Maar de rijke molenaar was trots en vond niemand goed genoeg voor zijn dochter.
Hij wist echter niet dat het meisje haar hart allang had weggeschonken.
Aan wie? Wel, aan de mooiste jongen van het dorp.

Hij was de dorpsherder, een wees zonder huis of geld,
maar met ogen die straalden als sterren en een glimlach,
warmer dan een zonnestraal.
Och, hij zou ieder meisje kunnen krijgen,
als hij maar wat geld bezat.
En sommigen zouden hem zelfs zonder dat geld hebben getrouwd.
Maar hij had alleen aandacht voor het molenaarsdochtertje en zij voor hem.

Elke avond ontmoetten zij elkaar op de andere roever van de rievier.
 waar het bos zijn hoge bomen in het heldere water spiegelde.
Maar zij zagen de toekomst donker in,
want nooit zou Wassilisa kunnen trouwen zonder de ouderlijke zegen.
En voordat die gegeven werd, zou er wel een wonder moeten gebeuren,
dachten ze. Ontelbare kaarsen hadden zij ontstoken
voor de strenge ogen van de iconen in de dorpskerk,
maar zonder resultaat.

Zoals alle Russen hielden de bewoners van dit rijke dorp
veel van feestvieren. En van de oude gebruiken,
die zij nog van hun voorouders kenden.
Zo was het de gewoonte op de avond van de vierentwintigste juni,
Sint-Jan, allen samen op de weide buiten het dorp de
Sint-Jansvuren te ontsteken.
De ouderen namen lekkers en kwas mee
(een zoetzure drank van gegist brood).
De meisjes droegen zelfgevlochten bloemenkransjes
en de jongens hun rode zondagse hemden.
En natuurlijk hadden ze hun balalaika’s en trekharmonica’s.
Knetterend joegen de vlammen van de vreugdevuren omhoog
en de hele weide was vervuld van dansmuziek, liedjes, gejuich en gelach.

Aan één kant stroomde de rivier en de meisjes
wierpen tersluiks haar bloemenkransjes in het water.
Want als dat vlug door de stroom werd meegenomen,
zou er spoedig bruiloft zijn.
Maar bleef het ergens steken of,
wat nog erger was, als het zonk...!

Onvermoeid dansten de meisjes en de jongens hun rondedans
om de vuren en verliefde paartjes sprongen hand in hand,
met ware heldenmoed, over de vlammen.
Maar eindelijk werden ze toch vermoeid
en streken neer bij de oude blinde bedelaar.
Onverwacht was hij op het feest verschenen
en niemand wist waar vandaan.
Een zwerver kent vaak wonderlijke verhalen.
En in de ban van het geheimzinnige zomerfeest drongen ze om hem heen.
Toe oudje, vertel ons een sprookje!.

De oude hief zijn gezicht naar de donkere hemel,
waar de eerste sterren verschenen waren en zei:
"Nee, vanavond vertel ik jullie geen sprookje,
maar iets dat werkelijk gebeurd is. Luister maar:

Vandaag is het Sint-Jansdag en oude,
wijze mensen beweren dat er dan in de nacht iets wonderlijks gebeurt.
In het dichtste gedeelte van de wouden,
daar waar de reuzenvarens groeien,
bloeit in deze nacht driemaal de Vuurbloem.
Hij verspreidt een licht dat zelfs door de aarde heen dringt!
Ergens ligt, onder de wortels van de varens, een schat verborgen.
Goud, zilver en fonkelende edelstenen,
zo groot als nooit een mens bezeten heeft.
In het licht van de Vuurbloem wordt de schat zichtbaar
en de dappere die de bloem durft te plukken,
zal de schat kunnen bemachtigen en voor zijn hele verdere leven rijk zijn.
Maar ach, hoe groot zijn de gevaren!"

De oude bedelaar zweeg en staarde met zijn oude ogen stil voor zich uit.
Ook de mensen en kinderen die om hem heen zaten zwegen.
Plotseling lachte iemand. Het was de gierige molenaar.
Scherp klonk zijn stem in de gewijde stilte:
"Zo jongens, dat is een mooie kans voor de dappersten onder jullie.
Ik weet dat velen dromen van een huwelijk met mijn dochter.
Welnu, wie met deze schat bij mij komt, wordt mijn schoonzoon!"

Twee jonge mannen sprongen op. Een rijke boerenzoon, brutaal en ijdel,
wiens huwelijksaanzoek door Wassilisa herhaaldelijk was afgeslagen
en Iwan, de jonge, blonde herder. "Ik ga die schat halen,
" riep de boerenzoon overmoedig, "God noch duivel kan mij weerhouden!
" Iwan zweeg, maar keek alleen naar het blonde gezicht van zijn meisje.
De zwerver schudde zijn grijze hoof d en mompelde:
God zij met ons. Hij sloeg een kruis en velen deden het hem na.
Maar niet de rijke boerenzoon.
Het was bekend dat hij s zondags liever in de kroeg zat dan in de kerk.

De nacht viel.
De vuren waren bijna uitgebrand en langzaam gingen de mensen naar huis.
Hun liederen en de muziek van de harmonica klonken nog lang over de weide...
Tenslotte waren er alleen de twee jongens en,
verscholen achter een dikke eik, Wassilisa.

De boerenzoon keek de herder honend aan en siste:
"Brutale vlegel, durf jij naar mijn bruid te kijken?
Mijn knechten ranselen je nog eens dood!
" Met grote stappen liep hij naar de rivier.
Hij zou die schat halen en de trotse Wassilisa tot de zijne maken.
Als die ouwe maar de waarheid had gesproken...

Op de weide stonden nu alleen nog de herder en het meisje.
Wassilisa omhelsde hem en smeekte hem dringend
niet naar het donkere bos te gaan.
Op de een of andere wijze zou God hen wel helpen.
Maar hij schudde lachend zijn hoofd.
Dit was immers een prachtige kans om haar te veroveren!
"Bid voor mij, liefje," zei hij, "dan zal God mij beschermen."

Ondertussen was het volslagen donker geworden.
De dunne maansikkel was achter zwarte wolken verdwenen
en een krachtige wind joeg de smeulende as van het Sint-Jansvuur over de weide.
De jongen bracht zijn meisje naar de grote molen en vroeg haar nog een keer:
"Bid voor mij!"
Daarna sprang hij in zijn boot en roeide naar de overkant van de rivier.
De storm bedaarde even plotseling als hij was opgestoken
en het meisje tuurde hem na in het zwakke maanlicht tot hij aan land stapte.
Toen liep ze snel naar baar kamertje en knielde neer voor haar eigen,
kleine Mariabeeld.
In de geurige olie brandde dag en nacht de pit en verspreidde
door het glaasje een zachtroze licht.
Dit glaasje hing aan een gouden kettinkje voor het gezicht
van de icoon en de rustige ogen in het strenge gezicht
van de heilige keken stil neer op het biddende meisje…

Intussen was de boerenzoon de rivier overgestoken en het bos ingegaan.
Het was heel stil tussen de hoge bomen en het dichte struikgewas.
Alleen een flauwe lichtschijn van de nieuwe maan op de rottende blaren
en soms klonk geritsel tussen het gras.
Dan greep de jongen vlug naar het mes in zijn gordel.
Maar hij zag niets en liep weer verder.
Op een kleine open plek dansten honderden vuurvliegjes.
Ze kropen in zijn kleren en over zijn haar... rot beesten!
Geërgerd probeerde hij ze af te schudden, maar het lukte niet.
Vloekend sloeg hij erop los en ineens vlogen ze allemaal weg.
Het werd nog donkerder en nog stiller in het bos.
Een uil riep driemaal...

De boerenzoon was nu diep in de wildernis doorgedrongen
en hij zag het moeras waar de grote varens groeiden.
Weer schreeuwde de uil en het werd hem bang te moede.
Een licht flitste achter de bomen, donkere schaduwen gleden boven zijn hoofd.
Maar het bleef griezelig stil. Een benauwde,
vochtige warmte steeg uit het moeras.
"Hier moet ik wachten," mompelde de jongen.
Hij was bang en tegelijkertijd ergerde hem die onbegrijpelijke angst.

"Oudewijvenpraat van die zwerver," gromde hij en ging in het gras zitten.
Doch haastig sprong hij op toen een dikke groene slang langs hem heen gleed.
Verbijsterd staarde hij naar de vreselijk rode ogen
en de horens op haar platte kop.
Zij verdween, maar nu lichtten weer andere ogen op,
vlammend groen en fel geel...
Hij was omringd door onzichtbare wezens en durfde zich niet te verroeren.
Het zweet brak hem uit. Ergens in de verte gierde de wind,
maar in het bos was het doodstil. Plotseling kraaide een haan.
Een licht verscheen in het hart van een reuzenvaren
en groeide en vormde een kelk.
De Vuurbloem, een bloem van vlammende tongen!

Als betoverd stond de jongen te kijken.
"Het is toch waar," fluisterde hij bevreemd.
Hij waagde een stap naar de planten op hetzelfde ogenblik
schoot een brullende windstoot door het donkere bos,
bomen vielen krakend om,
afgerukte takken sloegen om zijn oren en vanachter de struiken kropen
roetzwarte duivels naar hem toe.
Ze huilden als hongerige wolven en hun afschuwelijke rode tongen spuwden…
Donderslagen rolden over het kreunende bos en groene vleermuizen
zwaaiden uit de bomen en grepen naar het haar van de boerenzoon.
Een gemene kromme heks viel, op haar bezem,
als een zware kat op zijn schouders en ranselde hem met een zweep van slangen.

Half gek van angst probeerde de eens zo overmoedige jongen te bidden,
of alleen maar het kruisteken te maken.
Maar zijn hand balde zich tot een vuist
en over zijn lippen kwamen alleen vloeken...
Wanhopig probeerde hij zich een weg te banen naar de schitterende bloem.
Het lukte, maar tekens ontweek de brandende kelk hem.
Hij vervloekte God en alle heiligen en stortte zich boven op de bloem.
Zijn voeten gleden uit en als een bezetene trapte hij van zich af.
Zo viel hij in het moeras.
Op hetzelfde ogenblik verdwenen de geesten en ook de Vuurbloem.
Het werd heel stil.
Het licht van de dunne maansikkel brak tussen de zwarte wolken
door en gleed sidderend over een mensenhand,
die nog eenmaal krampachtig in de lucht groep...

Na enige tijd klonken er stappen. Het was de jonge herder.
Nadat hij de rivier had overgestoken was hij het bos ingegaan.
Rustig liep hij voort onder de hoge bomen.
Deze streek kende hij goed,
omdat hij er dikwijls verdwaald vee had gezocht.
Roerloos rezen de stammen naast hem op.
Toen hij op de open plek kwam,
dansten honderden vuurvliegjes hun zomerdans.
Ze vlogen om zijn hoofd en streken neer in zijn haar.
"Oh, wat mooi," mompelde de jongen en nam er voorzichtig een in zijn hand.
"Jij schepseltje Gods," zei hij zacht tegen het glinsterende beestje,
"jij bent zelf een vuurtje, wijs mij eens de weg naar de wonderbare Vuurbloem."

En zie, de insecten vormden een lange rij
en vlogen als een lichtend snoer voor hem uit.
Dat is een goed teken, dacht hij blij en volgde welgemoed.
Zo kwam hij aan de oever van het moeras,
dat omgeven was door het dichtste woud dat hij ooit gezien had.
Hij keek op in het bleke maanlicht en hoorde plots een haan kraaien.
Op hetzelfde ogenblik begon er in de grootste der varens iets te gloeien.
En langzaam opende zich een lichtende kelk: de Vuurbloem.

Ontzag en bewondering vervulden de jongen.
Hij keek en keek... tot hij het gevoel had opgenomen te zijn
in de gouden glans.
Maar dan herinnerde hij zich de schat en deed een aarzelende stap naar de bloem.
Een ratelende donderslag deed hem verschrikt terugspringen.
Bliksemflitsen doorkliefden de duistere lucht.
De storm stortte zich razend op de hoge stammen
en grote takken vlogen om het hoofd van de angstig bevende herdersjongen.
Ontzet keek hij om zich heen
en zag van alle kanten afschuwelijke gestalten op zich afkomen.
Roetzwarte duivels met vuurrode tongen en staarten als slangen.
Wanstaltige beesten, half varken, half dwerg.
Dunne slijmerige armen doken op uit het moeras en grepen hem vast.
Heksen in de bomen huilden als wolven en krijsten:
"Die bloem is van ons, van ons, van ons!"

De jongen voelde zich onweerstaanbaar naar het moeras trekken
en in een laatste krachtsinspanning hief hij zijn armen naar de hemel
en riep in vertwijfeling: "O grote God, sta mij bij!"
En ver van hem, geknield voor de heilige icoon, bad Wassilisa:
"Lieve God. sta hem bij!"

Als bij toverslag bedaarde de storm en verdwenen de duivelse gestalten.
De verraderlijke armen weken van het lichaam van de herder en bevrijd richtte hij zich op.
En daar fonkelde de Vuurbloem en overstraalde de hele omgeving
met haar gouden licht.
Aandachtig maakte Iwan het teken van het heilige kruis
en plukte de wonderbloem.
Het geruis in de bomen klonk als verre muziek.
Het was alsof zijn ogen en oren voor het eerst geopend werden.
Zijn blik drong diep in de aarde en deze openbaarde hem haar geheimen.
Hij hoorde het gras groeien en begreep de taal van de vogels.
"Johannes," fluisterde hij, "de Sint-Jansvuren hebben gebrand,
dit is de nacht van Johannes."
Toen zag hij onder de grootste varen een fonkelende schat begraven liggen.
Hij greep de meegebrachte spade,
opende de aarde en trok de grote pot te voorschijn,
die gevuld was met goud, zilver en glinsterende edelstenen.

De bloem in zijn banden was als een kaars gedoofd,
maar de jongen had het gevoel
of alle warmte en licht naar zijn hart waren gevloeid.
Hij nam de schat in zijn armen en liep, God dankend, naar huis.
De eerste zonnestralen begeleidden hem en hoog in de lucht jubelden de leeuweriken…

Nooit heeft men in het rijke dorp zo vrolijk feestgevierd
als op de trouwdag van de blonde herdersjongen en het
molenaarsdochtertje Wassilisa.

03-05-2007 om 17:00 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Winnie en de waaiendag

Het stormt. De wind giert door het Honderd Bunderbos.
Poeh zit op een boomstam en luistert naar de wind.
WOEOEH! WOEOESJ!
Ineens steekt Govert zijn kop uit een molshoop.
"Hallo Poeh!" Govert is een mol en woont onder de grond.
"Brr! Wat waait het hard vandaag!" zegt Govert.
"Ik kruip gauw weer onder de grond. Wat ga jij doen?"
"Ik ga mijn vrienden opzoeken," zegt Poeh.
"En dan wens ik ze een fijne dag! Nee, een fijne WAAIDAG!
Dat klinkt leuk!"

Onderweg vliegt Knorretje voorbij.
"Fijne waaidag, Knorretje!" zegt Poeh. "Waar ga je heen?"
"Dat w-weet ik niet," piept Knorretje met een bibberstemmetje.
"Vraag het maar aan de wind. Die is vandaag de baas!"
"Ik houd je wel vast," zegt Poeh.
Hij pakt Knorretjes sjaal.
Maar de sjaal rafelt uit en verandert in een heel lange draad!
Poeh houdt het ene eind vast.
en aan het andere eind zweeft Knorretje.

De wind blaast Knorretje verder.
En Poeh wordt meegetrokken!
Daar glijdt hij langs het huis van Kanga en Roe.
"Wat een mooie vlieger heb jij!" zegt Roe.
"Mag ik ook even vliegeren?"
Poeh kan nog net 'Fijne waaidag'
roepen en dan is hij Kanga's huisje al voorbij.

Even verderop heeft Iejoor net een huis gebouwd.
 "Ziezo", zegt hij. "Mijn huisje staat!"
Maar daar komt Poeh!
Met een klap botst hij tegen Iejoors huisje. En weg is het huis.
"Fijne waaidag, Iejoor!" roept Poeh.
"Bedankt voor je bezoek!" roept Iejoor hem na. "Leuk dat je er was"!

Konijn is aan het werk in zijn tuintje.
Hij trekt wortels uit de grond.
Dat is veel werk, want er groeien veel wortels in zijn tuin.
"Fijne waaidag, Konijn!" klinkt het ineens.
Daar komen Poeh en Knorretje aan!
Poeh sleept met zijn poten dwars door Konijns tuin.
En kijk! De wortels vliegen uit de grond de lucht in!
Konijn vangt ze op in zijn kruiwagen.
"Dank je wel, Poeh!" roept hij.
"Dat scheelt me een heleboel werk!"

Dan blaast de wind ook Poeh de lucht in!
Poeh en Knorretje vliegen recht op Uils boomhuis af.
Uil doet net een dutje in zijn schommelstoel.
BONK! Uil schrikt wakker. Wat was dat voor geluid?
Dan ziet hij het.
"Nee maar!" roept Uil uit.
"Iemand heeft Poeh en Knorretje tegen mijn raam geplakt!"

Uil doet meteen het raam open.
"Kom erin," zegt hij.
De wind blaast Poeh en Knorretje naar binnen.
Ze vliegen door de kamer,
botsen tegen een muur en vallen allebei op een stoel.

"Hee! Kunnen jullie ook vliegen?"
vraagt Uil. "N-nee," zegt Knorretje.
"H-het waait!" Hij is nog steeds een beetje geschrokken.
"Fijne waaidag, Uil," zegt Poeh.

"Ah, waaien! Vroeger waaide het ook vaak,
wisten jullie dat?" zegt Uil.
"Ik herinner me nog goed
dat ik op een dag buitenkwam en dat het toen waaide.
Niet zo hard als nu, maar toch..."
Poeh luistert niet zo goed.
Hij kijkt naar de honingpot op tafel en vraagt:
"Mag ik een hapje honing?"
Op dat moment blaast de wind zo hard,
dat Uils boomhuis begint te wiebelen.
Alle spullen en Knorretje wiebelen mee!
De honingpot vliegt in Poehs armen.
"Mmm," zegt Poeh tevreden.

Hij wil net een hapje nemen,
als Knorretje tegen hem opvliegt.
Dan wordt het stil. De wind gaat liggen.
Poeh, Knorretje en Uil kijken nieuwsgierig naar buiten.
"Iemand heeft mijn boom omgeduwd," zegt Uil verbaasd.
"Heb jij dat gedaan, Poeh?"
"Ikke niet," zegt Poeh. "Was jij het, Knorretje?"
"Ik ook niet," zegt Knor.
"Ik denk dat de wind Uils huis omver heeft geblazen."

Na de waaidag komt een heel stille nacht.
Poeh ligt in bed. Maar hij slaapt niet.
Er klinkt een vreemd geluid. Tik. Tik. Tikketikketik.
"Ben jij dat, Knorretje?" roept Poeh.
Er komt geen antwoord.
Poeh gaat toch maar even kijken.
Er staat niemand voor de deur.
Tikketikketik! klinkt het weer.
Misschien doen woezels wel 'tikketik',
denkt Poeh. Misschien komen ze mijn honing stelen!
Poeh pakt gauw zijn proppenschieter.
Hij hoopt dat woezels daar bang voor zijn.
Wat woezels zijn, weet Poeh niet precies.
Maar hij denkt dat ze heel eng zijn.

Poeh wandelt langs zijn honingpotten.
Van lopen wordt hij moe, dus gaat hij even zitten.
Van het zitten wordt Poeh nog slaperiger.
En zo doezelt de beer toch in slaap.
Hij droomt over woezels en lolliefanten
en andere enge dieren die hij zelf verzint.
Ze eten al zijn honing op! En als ze alles hebben opgepeuzeld,
spuiten ze Poeh ook nog nat.

Dan wordt Poeh wakker. Er drijven twee honingpotten voorbij.
De woezels en lolliefanten zijn weg. Maar Poeh is wel echt nat!

Het heeft de hele nacht geregend. Tikketikketik! deed de regen.
Dat was het geluid dat Poeh hoorde.
Het heeft zo lang geregend, dat het hele Honderd Bunderbos onder water staat.

Ook Knorretjes huisje is overstroomd. En het regent nog steeds!
Knorretjes bed staat niet meer op de grond.
Het drijft! Knorretje wordt er wakker van.
Geschrokken kijkt hij om zich heen.
"Een overstroming!" roept hij.
"En ik ben een klein diertje dat gauw bang is...
Wat moet ik doen? Help!"

Knorretje klimt op een dobberende stoel. Ik moet hozen!
denkt hij. Met een grote lepel schept hij water in een pannetje.
Maar het helpt niet. Zijn huisje staat nog steeds onder water.

Dan peddelt Knorretje naar een vel papier en schrijft: '
Help! Knorretje (ik)'. Knorretje doet het briefje in een fles.
De fles drijft door het raam naar buiten.
Nu maar hopen dat iemand het briefje leest, denkt Knorretje.

Poeh zit hoog in een boom. Daar zit hij lekker droog.
Poeh heeft al zijn honingpotten meegenomen.

Wat nu? denkt Poeh. Hij weet het meteen.
Nu gaat hij zijn honing opeten! Poeh kijkt in een van de potten.
Mmm, daar zit lekker veel honing in!
Poeh tilt de pot naar zijn mond en begint te eten.
Maar het is niet makkelijk om honing te eten op een tak.
Poeh glijdt uit en plonst in het water! Daar dobbert hij weg,
met zijn hoofd in de honingpot.

Het huis van Janneman ligt hoger dan de andere huizen.
Het is het enige huis dat niet onder water staat!
Daarom komen de dieren naar Janneman toe:
Konijn, Teigetje, Iejoor, Uil, Kanga en Roe.

"Kijk eens wat ik gevonden heb!" roept Roe. "Een briefje in een fles!"
Janneman leest het briefje voor: "Help! Knorretje (ik)".
"We moeten Knorretje redden," zegt Janneman. "Uil, ga jij hem zoeken?"

Uil vliegt over het overstroomde bos. Hij ziet water en nog meer water.
En dan ziet hij Poeh en Knorretje. Knorretje dobbert rond op zijn stoel.
En Poeh likt net het laatste likje honing onder uit de honingpot.

"Dag, Knor," zegt Uil. "Ik kom je vertellen dat..."
Uil denkt na. Wat komt hij eigenlijk vertellen?
Dat heeft Janneman niet gezegd.
"Help!" piept Knorretje. Zijn stoel drijft op een waterval af.
Zo meteen storten hij en Poeh naar beneden!
Uil heeft niets in de gaten. Hij bedenkt iets om te zeggen.
"Ik kom je vertellen dat we je komen redden!" zegt hij dan.

Te laat! Knor en Poeh storten over de rand van de waterval naar beneden.
Woesj! Ze verdwijnen onder water en...
Konijn en de anderen kijken geschrokken toe.
Ze zien alles gebeuren, want de waterval is vlak bij Jannemans huis!
Daar komt Poeh weer boven water. Hij zit op Knorretjes stoel.

En daar drijft Poehs honingpot. Maar waar is Knorretje?
Knorretje steekt zijn hoofd uit de honingpot. "H-hallo!"
"Dappere Poeh!" roept Janneman. "Je hebt Knorretje gered!"
"Ik?" vraagt Poeh.
"Met je honingpot," zegt Janneman. "Dat moeten we vieren!"

Als het water is gezakt, houden de vrienden een feest.
Ze vieren dat Poeh Knorretje heeft gered.
"Eh... ik weet nog iets om te vieren," zegt Iejoor.
"Wat dan?" vragen de anderen.
"Uils huis was omgevallen, toch?" zegt Iejoor.
"Ik heb een nieuw huis voor hem gevonden!"
"Echt waar?" roept Uil. "Kom, laten we gaan kijken!"
"Volg mij maar," zegt Iejoor.


Iedereen loopt achter Iejoor aan.
Hij staat stil bij het huis van Knorretje.
"Dit is Uils nieuwe huis," zegt Iejoor.
"Wat?" roept Knorretje. "M-maar..."
"Kijk maar op het bord," zegt Iejoor.
"Ik heb het zelf geschreven."
En dat klopt.
"Maar dat is Knorretjes huis," fluistert Konijn tegen Poeh.
"Niet waar," zegt Knorretje. "Mijn huis is nu van Uil.
Dat staat op het bord."
"Maar waar ga jij dan wonen?" vraagt Kanga.
"Ik weet het wel," zegt Poeh. "Bij mij natuurlijk!"

Die middag trekken alle vrienden in een feeststoet door het Honderd Bunderbos.
Er is zoveel te vieren!
Ze vieren dat Knorretje zo aardig is en dat Uil een nieuw huis heeft.
Ze vieren dat Janneman een mooie trommel heeft
en dat Knorretje op Poehs hoofd zit en...
Zo vieren de vrienden het grootste feest
dat ooit in het Honderd Bunderbos is gehouden

 

03-05-2007 om 16:59 geschreven door Tina  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Alladin

In het verre Arabië woonde eens,
heel lang geleden een jongen, die Alladin heette.
Zijn vader was al jaren dood
en de jongen woonde met zijn moeder in een klein huisje
aan de rand van de stad.
Ze hadden het erg arm en het kwam zelfs vaak voor,
dat er geen hap eten in huis was.
Alladin was nog te jong om ergens als knecht in dienst te gaan.
Maar lui was hij niet.
Want bij deed steeds zijn best hier of daar kleine karweitjes te verrichten
om op die manier wat geld te verdienen.
Op zekere morgen ging bij weer op stap,
in de hoop dat bij ergens in een winkel de vloer zou mogen aanvegen
of tapijten zou mogen kloppen.
Maar nauwelijks had hij twintig meter afgelegd,
of er kwam een onbekende man op hem toe.
De man pakte hem bij de arm,
omhelsde hem hartelijk en riep opgewonden uit:

 


"Alladin! Jij bent toch Alladin,
de zoon van mijn overleden broer?
Eindelijk dan toch heb ik mijn neef gevonden.
Mijn neef en mijn enige erfgenaam.
Want dat ben jij, Alladin.
Ik heb vrouw noch kinderen en je moeder
en jij zijn dus mijn enige familieleden.
0, wat ben ik dankbaar dat ik dit nog mag beleven!
" De jongen wist niet wat hij er van denken moest.
Hij had zijn moeder nog nooit over de broer
van zijn overleden vader horen spreken.
Maar de vreemdeling zag er zò betrouwbaar
en vriendelijk uit, dat bij niet aan zijn woorden twijfelde.
Het was wel een heerlijke gedachte zo ineens
maar een nieuw familielid erbij te hebben.
En toen de man vroeg of Alladin hem naar zijn moeder wilde brengen,
was de jongen meteen bereid dit te doen.
Thuis aangekomen,
vertelde de vreemdeling zoveel bijzonderheden uit de jeugd
van haar gestorven man,
dat de weduwe ten slotte wet moest aannemen
dat de onbekende de oom van Alladin was.
Ze wist dat haar man inderdaad een broer had gehad,
die vele jaren geleden op reis was gegaan.
Hij had nooit meer iets van zich laten horen
en iedereen had aangenomen,
dat hij gestorven was.
De weduwe kon het onbekende familielid niets te eten aanbieden,
want ze had niets eetbaars in huis.
Maar Alladins oom zei,
dat hij daarvoor ook niet was gekomen.
Hij was alleen gekomen om haar zoon te halen,
omdat zijn erfenis geregeld moest worden.
De man vertelde dat hij erg rijk was
en al zijn bezittingen aan zijn neef wilde vermaken.
Maar daarvoor moest de jongen met hem meegaan.
Niet voor goed, maar totdat alle formaliteiten in orde waren gemaakt.
Hij gaf de weduwe een goudstuk om wat kleren voor haar zoon te kopen.
Tegen de avond zou hij dan terugkomen om de jongen te halen.
De moeder vond het natuurlijk helemaal niet prettig
dat ze afscheid van haar zoon zou moeten nemen.
Ook al was dat maar voor tijdélijk.
De onbekende verzekerde haar echter
met zoveel nadruk, dat de jongen schatrijk zou worden
en dat hij goed voor hem zou zorgen, dat ze er maar vrede mee nam.
Dit armoedige bestaan in het kleine huisje
was ten slotte ook geen leven voor de jongen.
Op die manier zou ze haar zoon
geen goede toekomst kunnen bieden,
dacht de weduwe.
De vreemdeling vertrok en Alladins moeder
ging gauw wat kleren voor hem kopen.
Ze hield nog een behoorlijk bedrag over van het goudstuk.
Dat kwam net goed uit,
want nu was ze meteen even uit haar geldnood.
Zoals de onbekende had gezegd,
kwam hij tegen de avond terug.
Hij stond er op dat Alladin zou meegaan. 
En omdat zijn moeder ervan overtuigd was,
dat de onbekende oom het beste met haar zoon voor had,
namen de moeder en de jongen zonder tranen afscheid van elkaar.
Wel smeekte de weduwe Allah's zegen over hem af.
Want Allah is de God van de mohammedanen.
De nieuwe oom verliet met neef Alladin de stad.
Weldra liepen ze door prachtige tuinen met overal heerlijk
ruikende bloemen en honderden vruchtenbomen.
De jongen wilde wel even gaan zitten om
volop te kunnen genieten van al die ongekende heerlijkheden.
Maar zijn oom schudde lachend zijn hoofd.
Hij zei dat ze nog wat verder moesten lopen.
"Als je precies doet wat ik zeg,
zul je later eigenaar worden van nog veel mooiere tuinen
en parken dan deze hier," voegde hij er aan toe.
Er bleef Alladin niets anders over dan te doen wat zijn oom zei.
Toen ze nog een heel eind waren doorgelopen,
kwamen ze bij een kale berg.
Die moesten ze beklimmen, zei de man.
En toen ze bovenop de berg stonden,
moest Aladdin hout gaan sprokkelen en
daarvan een stapel maken. Toen dat was gebeurd,
stak de man het hout in brand.
Daarna strooide hij een paar korrels wierook in de vlammen,
terwijl hij de vreemdste gebaren maakte.
De jongen voelde zich niet erg op zijn gemak.
Maar hij zou waarschijnlijk van angst zijn gestorven
als hij had geweten, dat die onbekende oom niemand anders
 dan een Afrikaanse tovenaar was.
Een tovenaar die helemaal geen broer van zijn vader was.
Een man dus, die kwade bedoelingen had.
Hij was alleen maar naar een bepaalde stad
in het verre Arabië gereisd om naar een schat te zoeken.
Volgens de gegevens uit zijn toverhoek
kon een zekere Alladin hem daarbij helpen.
Daarom had hij vele maanden gezocht naar een jongen
die de naam Alladin droeg en in de bepaalde stad,
die in het toverboek werd vermeld woonde.
Toen was hij ook te weten gekomen dat de oom van die jongen
al tientallen jaren geleden op reis was gegaan
en nooit meer iets van zich had laten horen.
Daarop had hij zich voor die verdwenen oom uitgegeven.
Anders had de weduwe haar zoon nooit met hem mee laten gaan,
dat begreep hij maar al te goed.
Op een gegeven moment stak de tovenaar zijn handen omhoog.
Meteen begon het te bliksemen en te donderen.
Door een felle bliksemstraal ontstond er
een grote scheur in de grond, vlak voor de voeten van Alladin.
De jongen begon te beven als een rietje,
maar de man, die hij op dat ogenblik nog voor zijn oom hield,
schreeuwde hem toe:
"Doe niet zo kinderachtig!
Je hoeft nergens bang voor te zijn.
Het is allemaal voor je eigen bestwil.
Maar dan moet je wel precies doen wat ik zeg."
Na deze woorden pakte de man de jongen beet
en duwde hem zo dicht mogelijk naar de plaats toe,
waar de scheur in de grond was gekomen.
Hij wees naar beneden.
Daar zag Alladin een grote platte steen met een ijzeren ring er aan.
"Opgepast," zei de tovenaar bevelend.
"Laat je in dat gat zakken en til die steen op."
Alladin was ervan overtuigd geweest,
dat dit hem nooit zou lukken.
Maar nadat hij zich voorzichtig
en met angstig kloppend hart had laten zakken,
zoals de man hem had bevolen,
pakte bij de ring beet en trok er aan.
Ofschoon de jongen niet bijzonder sterk was
en de steen er erg zwaar uitzag,
bleek hij tot grote verbazing van Alladin zo licht als een veertje te zijn.
En toen hij hem had opgetild zag hij,
dat er onder de plek waar de steen had gelegen
een wenteltrap naar beneden liep.
"Let nu goed op wat ik je ga zeggen,
" zei de tovenaar kortaf. "Langs die trap ga je naar beneden.
Je komt in een gang en daarna in een kamer vol zilveren vazen.
Kom daar niet aan en loop door dat vertrek heen zonder op of om te kijken.
Dan kom je in een tweede kamer, waar gouden vazen staan.
Ook die loop je door, zonder ook maar iets aan te raken.
Daarna kom je in een derde kamer.
Voordat je die binnen gaat, moet je je ogen dichtdoen.
Want het vertrek staat vol gouden vazen,
die met diamanten zijn bezet. Kijk je ernaar,
dan word je blind. Met gesloten ogen loop je rechtdoor
de vierde kamer in. Daar moet je zijn.
Want daar hangt een lamp, die er helemaal niet kostbaar uitziet,
maar die jij voor mij moet halen.
Want ik wil hem hebben, begrepen?"
Daar was niet veel aan te begrijpen.
Maar Alladin vond het toch wel een griezelige gedachte
dat hij helemaal alleen die ondergrondse schatkamer binnen moest gaan.
Hij durfde echter niet tegen te spartelen.
Voordat hij naar beneden ging,
boog de tovenaar zich zover mogelijk in het gat.
Hij zei dat de jongen zijn wijsvinger moest uitsteken.
En aan die vinger schoof de man een grote ring.
"Die hoefje maar één keer rond te draaien
als je in gevaar mocht komen.
Dan komt de geest van de ring je terstond te hulp," zei hij.
Alladin knikte en daalde de wenteltrap af.
Zoals de man hem had voorspeld,
vond hij in de vierde kamer een olielamp.
Een gewoon koperen ding, dat aan een haak aan de zoldering hing.
Toen hij op zijn tenen ging staan,
kon hij het lampje zò pakken.
Daarna aanvaardde hij de terugtocht. In de derde kamer aangekomen,
deed hij zijn ogen weer stijf dicht.
Maar omdat hij zijn nieuwsgierigheid niet helemaal kon bedwingen,
liep hij naar een hoek van het vertrek toe,
deed een greep en pakte een gouden vaas beet,
die versierd was met diamanten zo groot als duiveneieren.
Terwijl hij, nog steeds met dichte ogen zijn hand over de vaas liet gaan,
voelde hij dat er een edelsteen losliet.
Hij stopte het waardevolle sieraad gauw onder zijn hemd,
waar hij ook de olielamp verborgen had
om beide handen vrij te hebben tijdens de terugtocht.
Hij besloot niet langer in die griezelige ondergrondse ruimte te blijven,
doorliep vlug de andere kamers
en stond even later weer onderaan de wenteltrap.
De tovenaar, die steeds ongeduldiger was geworden,
lag op zijn buik op de grond. Met zijn hoofd boven het gat.
Toen bij Alladin onderaan de wenteltrap zag verschijnen,
brulde hij hem woedend toe:
"Waar heb je zo lang gezeten?
Wat heb je daar beneden allemaal uitgevoerd?
Schiet op, geef hier die lamp!"
Toen de jongen het van kwaadheid vertrokken gezicht
en de gevaarlijk flikkerende ogen van de man zag,
kon hij geen voet meer verzetten.
Toen hij bleef staan, werd de tovenaar nòg woedender.
Hij slingerde Alladin de lelijkste verwensingen naar het hoofd
en dreigde hem met gevoelige straffen
als hij niet vliegensvlug naar boven zou komen.
Zelf kon hij niet naar de jongen toegaan.
Want in zijn toverboek had hij duidelijk gelezen,
dat hij de trap die naar de ondergrondse kamers leidde niet mocht aanraken.
Als hij de lamp zelf had kunnen halen,
zou bij Alladin ook niet nodig gehad hebben.
Toen de jongen geen aanstalten maakte
om de wenteltrap op te lopen,
begon de tovenaar met zijn vriendelijkste stem
 alles wat bij maar wilde hebben te beloven.
Toen dat ook niet hielp,
begon hij weer te dreigen,
te smeken en te scheiden.
Ten slotte verloor de man zijn geduid
en riep een verschikkelijke verwensing naar beneden.
Op dat zelfde ogenblik sloot de grond zich met een daverende klap
boven het hoofd van Alladin.
Die schrok daar zò erg van,
dat hij eerst in snikken uitbarstte
en daarna zijn oom begon te smeken
hem uit zijn onderaardse kerker te verlossen.
Maar de man hoorde hem niet eens meer.
Want hij was alweer op weg naar zijn vaderland,
het verre Afrika. Hij was er zeker van,
dat hij die lamp toch nooit te pakken zou krijgen.
Hij was ook bang dat de jongen aan de ring zou gaan draaien
omdat hij in gevaar verkeerde.
En dat wilde de tovenaar onder deze omstandigheden beslist vermijden.
Misschien kwam er nog wel eens een andere gelegenheid
om in het bezit van die olielamp te komen.
Het was natuurlijk geen gewone lamp,
maar een toverlamp. Wie hem in zijn bezit had,
was heer en meester over alle tovenaars.
Terwijl Alladin handenwringend vol wanhoop om genade
en medelijden stond te roepen, draaide hij zonder erg aan de ring,
die de man hem had gegeven.
En plotseling stond er een spookachtige gestalte
zo groot als een reus voor hem.
"Ik ben de slaaf van de eigenaar van die ring.
Zeg me wat ge van me wilt, edele heer.
Ik zal alles doen wat ge me beveelt."
Alladin was zo in de war,
dat hij zich nergens meer over verbaasde
en de spookachtige reus hem ook niet extra bang maakte.
Hij zei alleen maar zo gauw bij kon,
dat hij uit de onderaardse kerker bevrijd wilde worden.
En nauwelijks had hij die woorden geuit,
of hij zat alweer bovenop de berg.
Verbaasd keek hij om zich heen.
Zijn oom was in geen velden of wegen meer te zien
en ook kon hij nergens de plaats ontdekken,
waar de aarde was gescheurd na die felle bliksemstraal.
Zonder zich nog lang te bedenken, rende hij naar huis terug.
Toen hij aan zijn moeder had verteld wat er allemaal was gebeurd,
begreep zij wel, dat die onbekende een tovenaar geweest moest zijn.
Eerst had de vrouw nog even moeite alles te geloven wat haar zoon vertelde.
Maar toen Alladin haar de diamant zo groot als een duivenei
liet zien en ook de oude lamp onder zijn hemd vandaan haalde,
moest ze hem wel geloven. De diamant was zo waardevol,
dat ze er beslist geld genoeg voor zouden kunnen krijgen
om hun hele leven uit de zorgen te zijn.
De jongen gooide de lamp in een hoek van de schuur.
Maar zijn moeder raapte het onooglijke ding weer op.
Zij was te zuinig om iets weg te gooien.
Ze besloot de lamp op te poetsen; dan zou hij best nog te gebruiken zijn.
Maar nauwelijks had zij er driemaal overheen gestreken,
of daar stond plotseling een spookachtige gestalte
 zo groot als een reus voor haar.
De man moest gebukt staan,
anders had hij met zijn grote hoofd misschien wel een gat
 in het rieten dak gestoten.
'Ik ben de slaaf van de eigenaar van de lamp,
" zei hij met bulderende stem, maar toch niet onvriendelijk.
"Zeg maar wat ik voor u kan doen."
De weduwe kon van schrik geen woord uiten.
Maar Alladin was er al een beetje aan gewend met geesten om te gaan.
Hij pakte de lamp van zijn moeder af en zei tegen de geest:
"Misschien wilt u eerst een voedzame maaltijd voor ons maken.
We hebben honger."
Nauwelijks had hij deze woorden gesproken,
of de geest was al verdwenen.
In enkele seconden, vlugger dan je het kunt vertellen,
zette hij een tafel van echt zilver in de eenvoudige woonkamer,
maakte een bezwerend gebaar
en op dat zelfde ogenblik stonden er twaalf zilveren schalen op de tafel.
elke schaal was gevuld met een heerlijk gerecht.
Er hadden wel tien gasten kunnen mee eten,
zoveel spijzen waren er opgediend.
De weduwe en haar zoon waren het erover eens,
dat ze nog nooit zo heerlijk hadden gegeten.
Er was nog genoeg overgebleven voor de komende drie dagen.
Maar toen Alladin op de dag daarna de geest weer wilde oproepen,
was zijn moeder daar tegen.
"Ik houd niet van die toverkunsten," zei ze.
"Verkoop maar een van die mooie zilveren schalen.
Daar krijg je zoveel geld voor,
dat we voorlopig uit de zorgen zijn en zelf eten kunnen kopen."
Dat deed Alladin. Hij vond op de markt meteen een koper.
De schaal bracht een goudstuk op
en daar konden ze een poos van leven.
Een tijdje later verkocht de jongen de tweede schaal,
toen de derde en
op dezelfde manier kwamen niet alleen alle twaalf schalen,
maar ook de zilveren tafel op de markt terecht.
De weduwe en haar zoon konden nu echt onbezorgd leven.
Alladin droeg nu mooie kleren.
Hij kwam met veel andere mensen in contact
en kon al gauw overal over meepraten.
Op zekere dag liep hij langs het paleis van de koning,
toen hij een heraut, een hoge bediende
van Zijne Majesteit hoorde roepen,
dat iedereen moest maken dat hij weg kwam uit de buurt van het paleis.
De prinses zou zich naar de badinrichting begeven,
en wie ook maar één blik op haar zou werpen,
zou deze onbescheidenheid met de dood moeten bekopen.
Alladin had wel eens gehoord dat de prinses
het mooiste meisje van het hele land moest zijn
en hij wilde haar wet eens zien.
Zo vlug hij maar kon liep hij naar de badinrichting toe,
waar hij zich achter een deur verschoot.
Niet lang daarna kwam de prinses daar met haar gevolg aan.
Toen ze op de drempel haar sluier terugsloeg
en Alladin zag hoe ongelooflijk mooi dat meisje was,
kon hij maar nauwelijks een kreet van opwinding bedwingen.
En vanaf dat ogenblik was hij bezeten van de gedachte,
dat hij met de prinses wilde trouwen.
Toen hij dat aan zijn moeder vertelde,
schrok de goede vrouw daar niet weinig van.
Ze vreesde even dat haar zoon zijn verstand had verloren.
Maar toen Alladin dag in dag uit zijn grootste wens bleef herhalen,
ging ze op verzoek van haar zoon naar het paleis om te vragen
of de sultan het goed vond, dat de prinses met Alladin trouwde.
Als cadeau had haar zoon haar de diamant
zo groot als een duivenei voor de prinses meegegeven.
Nadat de weduwe heel lang in een van de zalen van het paleis had gewacht,
omdat er zoveel mensen waren die iets kwamen vragen,
was zij eindelijk aan de beurt.
Op de vraag wat ze kwam doen,
zei ze onomwonden dat haar zoon graag met de prinses wilde trouwen.
Gelukkig was de sultan geen bullebak.

 Even dacht hij dat het vrouwtje niet goed bij haar verstand was.
En bij wilde haar al met een kluitje in het riet sturen,
toen de weduwe de diamant uit haar zakdoek haalde
die Alladin haar had meegegeven.
De edelsteen straalde zoveel licht uit,
dat alle aanwezigen met hun ogen knipperden.
Toch vertrouwde de sultan de zaak niet helemaal.
Wel nam hij het cadeau voor zijn dochter aan,
maar hij zei tegen de weduwe,
dat haar zoon binnen drie maanden antwoord zou krijgen.
Ze bedankte hem en nam afscheid met
een onderdanige buiging.
Maar thuis aangekomen ontdekte ze al gauw,
dat het antwoord van de sultan
een grote teleurstelling voor haar zoon was.
Er was echter niets aan te veranderen,
want de wil van de sultan werd in het hele land
door iedereen geëerbiedigd.
Dus Alladin moest er zich ook wel aan houden.
Precies op de dag dat de drie maanden voorbij waren,
ging de weduwe weer naar het paleis
om de beslissing van de sultan te vernemen.
De vorst was de hele zaak eigenlijk al vergeten.
Maar toen hij het vrouwtje zag,
herinnerde hij zich de belofte die hij had gedaan.
En hij was van mening dat je een belofte moest houden.
Hij liet haar dus naar voren komen en zei,
dat ze terstond antwoord van hem zou krijgen op haar vraag,
als ze hem veertig gouden schalen vol diamanten zou brengen.
Het mochten geen gewone diamanten zijn,
maar net zulke edelstenen
waarvan ze er de eerste keer één had meegebracht.
Ziezo, dat was mooi opgelost, dacht de sultan.
Hij meende nu wel van het vrouwtje
en haar dwaze zoon verlost te zijn.
Want wie zou een dergelijk vermogen te voorschijn kunnen toveren?
Ja, toveren.
Dat was de enige manier om aan de wens van de sultan te voldoen.
Toen Aladdin dan ook van zijn moeder hoorde
welke eis de vorst had gesteld,
haalde hij meteen de oude olielamp uit een kast te voorschijn.
Hij wreef er driemaal overheen en op dat zelfde
moment dook de slaaf voor hem op.



"Ik ben de slaaf van de eigenaar van de lamp,
" hoorde Aladdin hem zeggen.
"Vertel me maar wat ik voor u kan doen."
"Zorg voor veertig slavinnen,
die elk een gouden schaal bij zich hebben,
die tot de rand gevuld is met diamanten
nog groter en mooier dan ik in de ondergrondse schatkamer heb gevonden."
Nauwelijks had Alladin deze woorden gesproken,
of zijn wens was al vervuld.
Veertig kostbaar geklede slavinnen met ieder
 een gouden schaal vol diamanten op het hoofd,
verdrongen zich voor het huis van Alladin
om de wensen van hun meester te vervullen.
Hij liet hen, met zijn moeder aan het hoofd van de stoet,
naar het paleis gaan. En toen de sultan de edelstenen zag,
moest hij zijn ogen sluiten voor de schittering.
Zonder enige aarzeling zei hij tegen de moeder van Alladin:
"Ga naar huis en zeg tegen uw zoon dat hij de prinses tot vrouw kan krijgen.
Ik verzoek hem zo gauw mogelijk bij mij te komen."
De enige zorg van de sultan
was nog of de prinses met Alladin zou willen trouwen.
Zelf was hij van mening,
dat er in het hele land geen rijkere schoonzoon te vinden zou zijn.
Toen Alladin de goede tijding hoorde,
was hij buiten zichzelf van blijdschap.
Hij riep terstond de geest van de lamp weer op.
Hij beval hem voor kleren te zorgen,
mooier dan ooit een prins tevoren had gedragen.
Verder verlangde bij een paard,
veertig ruiters in gouden wapenrusting en 30 slavinnen voor zijn moeder.
Nauwelijks was de geest verdwenen,
of de paarden stonden al voor de deur te trappelen.
Ook voor al het andere dat Alladin had besteld, was gezorgd.
Hij beklom het mooiste en vurigste ros dat iemand ooit had gezien,
terwijl zijn moeder plaatsnam in een met juwelen bezette draagstoel.
Toen de stoet het paleis had bereikt,
kwam de sultan zelf naar buiten om zijn gasten te verwelkomen.
Hij liet meteen de prinses roepen en daar Alladin een knappe jongeman was,
werd het meisje op het eerste gezicht verliefd op hem.


 Een dag later
zou de bruiloft reeds plaatsvinden.
Toen de sultan voorstelde,
dat het jonge paar zijn intrek in het koninklijk paleis zou nemen,
zei Alladin dat zijn bruid een mooier paleis waard was
en dat hij haar morgen na de bruiloft zou meenemen
naar het mooiste paleis van de hele wereld.
Daarna nam hij afscheid.
Thuis aangekomen riep hij de geest van de lamp weer op.
Hij gaf hem bevel nog die zelfde nacht een paleis te laten bouwen
zoals er geen tweede op de wereld bestond.
En toen het de volgende morgen licht werd,
was niet alleen de hele bevolking van de stad in rep en roer,
maar was ook de sultan met stomheid geslagen.
Vlak tegenover zijn paleis stond op een heuvel een kasteel,
dat tienmaal mooier dan zijn eigen paleis.
Nog die zelfde dag werd de bruiloft gevierd.
Het was een huwelijksdag om nooit te vergeten.
Alladin had het gevoel dat hij volmaakt gelukkig was
en de prinses vond dat er voor haar ook niets meer te wensen overbleef.
Omdat de echtgenoot van de prinses zelf armoede had gekend,
was hij goed voor de arme mensen.
Met de rijken stond hij vanzelf al op goede voet,
omdat ze allemaal naar zijn gunst dongen.
Verder liet hij met hulp van de geest van de lamp
alle oude huizen en krotten afbreken en door moderne woningen vervangen.
Hij reisde het hele land door,
maakte een einde aan wantoestanden en verleende hulp waar hulp nodig was.
In korte tijd was hij dan ook zeer bemind bij het volk.
Vijanden had hij niet en omringd door vrienden,
met zijn knappe lieve vrouw aan zijn zijde,
was bij ervan overtuigd dat er geen gelukkiger mens op de wereld bestond dan hij.
Maar in Afrika was de tovenaar, 


die zich als oom van Alladin had uitgegeven ter ore gekomen,
wat er allemaal met zijn "neef" was gebeurd.
Hij was ook te weten gekomen dat de jongeman zijn voorspoed,
rijkdom en geluk te danken had aan de geest van de oude olielamp.
Na diep nagedacht te hebben,
besloot hij naar Arabië te reizen en een poging te doen
om de olielamp in handen te krijgen.
In de stad waar Alladin woonde aangekomen,
verkleedde hij zich als koopman en liet een twaalftal nieuwe olielampen maken.
Daarmee trok hij door de straten,
terwijl hij steeds maar riep dat bij oude lampen tegen nieuwe wilde inruilen.
De mensen lachten hem uit,
maar daar trok de man zich niets van aan.
Voor het paleis van Alladin aangekomen,
bleef hij staan, terwijl hij weer zo hard hij maar kon riep:
"Ik ruil oude lampen tegen nieuwe!
Ik ruil oude lampen tegen nieuwe!"
De prinses stond juist voor het raam
en lachte toen ze hoorde wat de koopman riep.
Ze zei tegen haar slavinnen dat de man de mensen voor de gek hield.
Maar een der slavinnen verklaarde daarop,
dat ze de koopman gemakkelijk op de proef zouden kunnen stellen.
In een hoekje van de kamer van hun heer,
Aladdin, stond een oude olielamp, zei ze.
Ze wilde best eens proberen of de koopman
die voor een nieuwe zou ruilen.
Dan wisten ze meteen of bij een bedrieger was of niet.
Dat vond de prinses goed.
De oude lamp werd gehaald en
de slavin ging ermee naar de koopman.


 Even later kwam ze met een prachtige nieuwe lamp terug.
Toen de prinses de koopman wilde vragen
hoe hij dat kon doen en waarom bij het deed,
was de man nergens meer te vinden.
Niemand wist dat de Afrikaanse tovenaar
als een dief de stad was uitgevlucht.
Hij had zelfs de paar nieuwe lampen die hij nog niet had omgeruild
zo maar ergens tussen de struiken gegooid.
Maar de volgende morgen haalde hij de lamp,
die bij van de slavin van de prinses had gekregen voor de dag.
Hij wreef er driemaal overheen
 en meteen stond de geest van de lamp al voor hem.
"Ik ben de slaaf van de eigenaar van de lamp,
" zei de spookverschijning.
"Vertel maar wat ik voor u kan doen."
"Verplaats terstond het nieuwe paleis
met alles wat het bevat naar Afrika,"
beval de tovenaar kortaf.
 En dat was een paar seconden later al gebeurd.
De volgende morgen werd de sultan wakker
door een akelig geschreeuw en gegil.
En toen bij naar buiten keek,
ontdekte hij dat het paleis van Aladdin was verdwenen.
Alladin was zelf die nacht op jacht geweest.
Hij werd door een ijlbode gewaarschuwd,
dat hij terstond terug moest komen,
omdat er verschrikkelijke dingen waren gebeurd.
Toen hij bij zijn thuiskomst zag, dat het paleis was verdwenen,
werd hij lijkbleek van schrik.
Want mèt het paleis waren ook de prinses en de wonderlamp weg.
De sultan liet zijn schoonzoon aanklagen wegens tovenarij.
Hij werd terstond in de kerker geworpen
en zou de volgende dag reeds onthoofd worden.
Maar dat nam het volk niet.
Alladin had zich zo geliefd gemaakt,
dat ze dreigden het paleis te bestormen
als hun grote vriend ook maar één haar zou worden gekrenkt.
Er bleef de sultan niets anders over dan Alladin
 maar weer vrij te laten. Als bedelaar verliet bij het paleis.
De kleren die hij droeg waren de enige bezittingen
die waren overgebleven van zijn grote rijkdom.
Hij wist niet wat hij beginnen moest.
Somber gestemd verliet hij de stad
want volgens hem bleef hem niets anders over
dan in de woestijn te gaan ronddwalen,
totdat honger en uitputting een einde aan zijn leven zouden maken.
Maar terwijl hij handenwringend voortstapte,
draaide hij heel toevallig aan de toverring,
die de Afrikaanse tovenaar hem had gegeven
voordat hij via de wenteltrap naar de ondergrondse schatkamers afdaalde.
Op hetzelfde ogenblik stond de spookachtige reus weer voor hem,
die zei:
"Ik ben de slaaf van de eigenaar van de ring.
Zeg me wat ge wilt, edele heer.
Ik zal alles doen wat ge me beveelt."
Even schrok Alladin van de geest.
Hij was helemaal vergeten dat die ring toverkracht bezat.
Maar nu herinnerde hij zich alles weer.
Meteen kreeg hij een goed plannetje.
Hij beval de geest het paleis met de prinses,
de olielamp en alles wat er zich verder nog in het paleis bevond
op de heuvel terug te toveren.
Maar tot zijn grote teleurstelling kreeg hij ten antwoord,
dat de geest van de ring zich niet mocht bemoeien
met dingen die de geest van de olielamp had geregeld.
Toen vroeg Alladin of de geest van de ring
hem dan naar zijn paleis in Afrika kon brengen.
Op dat zelfde moment was dat al gebeurd.
Hij bevond zich in de kamer waar de prinses was opgesloten.
Snikkend had ze haar hoofd in de kussens verborgen.
Ze was haast ziek van verlangen naar haar man.
Toen Alladin haar naam uitsprak,
durfde ze eerst niet te geloven dat hij werkelijk hier bij haar was.


 Ze meende dat het een nieuwe plagerij van de Afrikaanse tovenaar was.
Maar toen ze Alladin in levenden lijve voor zich zag staan,
vloog ze op hem toe en viel hem juichend om de hals.
Nu moest hij haar wel vertellen hoe alles in het werk was gegaan.
Hij legde haar precies uit hoe hij aan zijn rijkdommen was gekomen
en hoe de Afrikaanse tovenaar er in was geslaagd
de olielamp weer in zijn bezit te krijgen.
Samen bespraken ze nu de toestand,
totdat de prinses op een goede gedachte kwam.
Alladin was het helemaal met haar plannetje eens.
Hij draaide aan zijn ring
en vroeg de geest hem naar het kreupelhout te brengen,
dat langs de oever van de rivier groeide,
de rivier die langs het paleis stroomde.
De tovenaar was erg verbaasd
toen de prinses hem 's avonds zei,
dat ze graag samen met hem wilde eten.
Dat had ze tot nu toe nog niet gedaan,
omdat ze wist dat de tovenaar met haar wilde trouwen.
En zij wilde niets van hem weten.
Maar toen ze aan tafel zaten
en de heerlijkste spijzen werden opgediend,
nam de prinses er geen hapje van.
Toen de tovenaar vroeg waarom ze niet wilde eten,
zei ze, dat het haar niet zou smaken
voordat ze een paar hapjes had geproefd
van het gerecht dat haar vader op dit moment zat te eten.
"Dat komt in orde," zei de Afrikaanse tovenaar glimlachend.
Meteen haalde bij de wonderlamp onder zijn mantel vandaan.
Hij wreef er driemaal over en daar stond de geest van de lamp al voor ben.
De tovenaar gaf hem bevel het gerecht te halen
dat de sultan op dit ogenblik voor zich had.
Meteen lag er een perzik op het bord van de prinses.
Maar ze was nog niet tevreden.
Ze wist alleen nu heel zeker,
dat je met de wonderlamp kon toveren.
Ze wachtte even een moment af dat de tovenaar niet oplette.
Toen greep ze met een onverwachte, vlugge beweging de lamp beet.
En voordat de tovenaar wist wat er gebeurd was,
had ze al driemaal over de lamp gewreven.
Meteen stond de geest voor haar.


"Breng die bandiet naar een plaats waar bij nooit meer vandaan kan komen!
" riep de prinses dreigend,
terwijl ze op de tovenaar wees.
En hopsa, de man was verdwenen.
Voor de tweede keer wreef de jonge vrouw over de lamp.
Nu gaf ze de geest bevel Alladin bij haar te brengen.
Ook dit bevel werd terstond uitgevoerd,
en enkele seconden later lag het jonge paar dol gelukkig in elkaars armen.
Maar zoals wel duidelijk zal zijn werd de geest voor de derde keer opgeroepen.
Nu moest bij het paleis
en alles wat daar bijbehoorde weer op de heuvel,
tegenover het paleis van de sultan neerzetten.
De sultan liep juist naar het raam van de kamer toe
waarin hij zich bevond. Toen hij naar de heuvel keek,
wreef hij zijn ogen uit, omdat hij dacht dat hij droomde.
Want daar stond het prachtige paleis van zijn schoonzoon,
alsof het bouwwerk nooit weg was geweest.
Terwijl de sultan nog met verbaasde ogen stond te kijken,
zag hij dat Alladin en de prinses hun kasteel hadden verlaten.
Ze liepen hand in hand en straalden van geluk.
Het was duidelijk dat ze op weg waren naar het koninklijk paleis.
De sultan liep gauw naar buiten om het tweetal te verwelkomen.
Hij zag dat zijn schoonzoon zich niet helemaal op zijn gemak voelde.
En toen ze in een van de als woonvertrek ingerichte zalen
van het paleis bijeen zaten, bekende Alladin zijn schoonvader,
hoe bij aan zijn rijkdommen was gekomen.
Hij vertelde hem alles over de Afrikaanse tovenaar,
de wonderbare ring en de toverlamp.
Hij vroeg vergeving omdat hij de sultan niet eerder alles eerlijk had verteld.
Toen hij zweeg, sloeg de sultan zijn armen om zijn schoonzoon heen en zei :
"Ik moet jou om vergeving vragen,
omdat ik je in de kerker heb laten gooien.
Maar ik was ook helemaal in de war
omdat ik meende dat ik door jou mijn enig kind had verloren."
"Daar had ik begrip voor," zei Alladin.
"Ik had die narigheid allemaal kunnen voorkomen
door u bij onze eerste kennismaking meteen het grote geheim te verklappen.
Maar ik was bang dat u mij dan de prinses niet als vrouw zou hebben gegeven."
Met dat al heerste er nu weer geluk in de sultans familie.
En de bewoners van het land waren ook dol van vreugde,
omdat ze hun prinses weer veilig en wel terug hadden.
En omdat haar geliefde echtgenoot Alladin zich
weer zou gaan wijden aan het welzijn van de bevolking.
De sultan liet bekendmaken,
dat er tien dagen achtereen feest zou worden gevierd.
Tevens benoemde hij Alladin tot troonopvolger.
En toen bij een paar jaar later stierf,
was het volk verdrietig omdat het een goede sultan had verloren.
Maar de mensen waren tevens blij
omdat een nieuwe rechtvaardige vorst de hoge plaats had ingenomen.
Aladdin heerste met zijn lieve vrouw
nog vele jaren als geliefde sultan over een tevreden volk.
Van de Afrikaanse tovenaar hebben ze nooit meer iets gehoord.
Die was door de geest van de wonderlamp
voor goed uit de weg geruimd

En ze leefde nog lang en gelukkig.

 

03-05-2007 om 16:58 geschreven door Tina  




Gastenboek
  • Barbour Ariel Track Quilted Jacket Black
  • Barbour Aberford Quilted Jacket Navy
  • Barbour Alderley Quilted Jacket Olive
  • Barbour Ariel Polarquilt Jacket Navy
  • Girls

    Wat vinden jullie van mijn verhaaltjes? Laat gerust maar een berichtje achter he!


    Inhoud blog
  • Dag en nacht lijnen
  • Allemaal beestjes lijnen
  • Knuffels
  • Koken met Poehbeer.
  • Sinterklaas komt op bezoek bij Pooh en zijn vriendjes
  • Poeh heeft zin in honing
  • Wie zijn Pooh en zijn vriendjes
  • Zoek de negen verschillen
  • Weet iemand onze namen?
  • Kaartje 2
  • Kaartje
  • Boekenleggers 3
  • Boekenleggers 2
  • Boekenleggers 1
  • Eijoor en de ballonboom
  • Doornroosje
  • Het meisje met de zwavelstokjes
  • Winnie en de honingboom
  • De molenaarsdochter
  • Winnie en de waaiendag
  • Alladin
  • Blauwbaard
  • Het lelijke jonge eendje
  • Ezeltje strek je
  • Een ongelukkig meisje
  • Duimelijntje
  • Eénoogje
  • Ezelsgedaante
  • Arme visser
  • Twee koningszonen
  • Zonnenstraal
  • De spaarpot
  • Gelukkige Hans
  • Snijdertje
  • De gemene kabouter
  • Winnie the pooh en een stelletje bijen
  • Winnie The Pooh ontmoet Tijgetje
  • Poeh als lief klein wolkje
  • Knorretje vangt een wiezel
  • De engel
  • De kleermaker in de hemel
  • De gauwdief en zijn meester
  • De Molenaar
  • De rode schoentjes
  • Winnie The Pooh en tijgetje
  • Kikkerkoning
  • Een man met zen ezel
  • De houthakker
  • De prinses op de erwt
  • De wolf en de zeven geitjes
  • De nieuwe kleren van de keizer
  • Het kippenhok
  • Het doodskleedje
  • Assepoester
  • Lady en de Vagebond
  • Belle en het Beest
  • Pinokkio
  • Roodkapje
  • Repelsteeltje
  • Klein Duimpje
  • De kleine zeemeermin
  • Hans en Grietje
  • Sneeuwwitje en de zeven dwergen






    Laatste commentaren

    Rondvraag / Poll
    Wie hoort er niet bij de vriendjes van Winnie The Pooh
    Tijgetje
    Uil
    Knorretje
    Iejoor
    Konijn
    Diddle
    Kanga
    Kleine Roe
    Janneman Robinson
    Bekijk resultaat



    Blog als favoriet !

    Het alfabet van Winnie The Pooh




























    Tellen met Winnie The Pooh











    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs