doelen
De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine
Kunnen deelnemen aan vormen van samenwerking
Het kunnen samenwerken met anderen biedt een onvervangbare kans om van anderen te leren.
inleiding
Tijdens het lied: 'we maken een kringetje' (zie bijlage) vormen de kinderen een kring
spelvorm 1
De kinderen staan in een cirkel en geven elkaar handen. Ze mogen de handen tijdens het spel niet loslaten.
Tussen twee kinderen wordt een hoepel rond de armen gehangen.
Het is de bedoeling dat de hele groep doorheen de hoepel geraakt en dat de hoepel van kind tot kind verder gaat... (zie foto 1)
Tijdens deze activiteit kan het vrolijk liedje (in bijlage) worden opgezet.
spelvorm 2
Er worden 4 à 5 hoepels op de grond gelegd. Iedere hoepel is op één plaats voorzien van gekleurde tape.
Tijdens het lied 'We maken een kringetje' verdelen de kinderen zich over de verschillende hoepels
Het is de bedoeling dat de hoepels gedragen worden op de wijsvingers.
Als het vrolijk melodietje (zie bijlage) wordt opgezet, worden de wijsvingers bewogen zodat de gekleurde tape een toertje doet (zie foto 2)
spelvorm 3
De hoepels liggen verspreid over de ruimte. De kinderenlopen vrij rond zolang er muziek is (zie bijlage: vrolijk melodietje). Op het moment dat de muziek stopt, moeten de kinderen zo snel mogelijk in een hoepel gaan staan. Er wordt telkens één hoepel weggehaald. De kinderen moeten met zijn allen proberen om in de overblijvende hoepels te staan. Op het einde zouden alle kinderen in één grote hoepel moeten staan.
|