doelen
eigenschappen van personen en dieren benoemen
informatie geven over zichzelf
verwoorden tot wie ze zich richten
zich bekwamen in het samenspel met anderen
samenwerken om een bepaald doel te bereiken
inleiding: memory spinnen
De kinderen zitten in de kring. De leerkracht heeft een doos met afbeeldingen van spinnen (zie bijlage)
De kinderen mogen om de beurt een spinnetje uit de doos nemen.
We staan allemaal recht en gaan op zoek naar een klasgenoot met dezelfde spin.
Hebben ze elkaar gevonden, dan gaan ze naast elkaar zitten in de kring.
Hoe gaan de leerlingen hierbij te werk: gaan ze lukraak of systematisch naar elkaar op zoek?
Worden er afspraken gemaakt, gecommuniceerd?
spinnenweb: net hetzelfde
materiaal: bol wol
We hebben dezelfde spinnen gezocht en gevonden.
Misschien zijn er bij onszelf ook gelijkenissen?
Geef enkele voorbeelden: dezelfde kleur ogen, een jeansbroek, een bril,...
De kinderen zitten in een kring op de grond.
De leerkracht noemt een overeenkomstig kenmerk van zichzelf en een ander kind: "Ik heb een bril op, Joris heeft ook een bril"
De leerkracht houdt het uiteinde van de bol wol vast, terwijl ze de bol naar Joris werpt. Nu is Joris aan de beurt om een overeenkomst te zoeken:
"ik heb ... en ... heeft dat ook".
De bol wol gaat verder. Zo ontstaat gaandeweg een spinnenweb.
Vinden de kinderen gemeenschappelijke eigenschappen bij elkaar?
verwerking: samenwerkingsspel
materiaal: dikke spin = ballon met woldraad poten
De kinderen staan recht. Ze houden het 'spinnenweb' stevig vast zodat het niet stuk gaat.
De leerkracht legt de dikke spin op het web.
Door het web samen op en neer te bewegen, kunnen we de spin laten dansen.
Pas op! De spin mag niet van haar web vallen.
Beleven de kinderen zichtbaar plezier aan deze activiteit?
Worden er afspraken gemaakt?
Kunnen de leerlingen samenwerken om de activiteit te doen lukken?
|