Voor elk klein stukje tekst dat ik publiceer op mijn blog, schrijf ik er wel 3,4. Het is met literatuur als met muziek, als met elke kunstvorm: "Alle dingen die goed zijn, komen van God; en wat slecht is, komt van de duivel. " (Moroni 7,12) Jezus Christus leert ons weliswaar om niet te oordelen: "Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt, want met het oordeel dat gij velt, zult gij geoordeeld worden en de maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken. " (Matteüs 7,1-2) Het is inderdaad zo dat de mensen in veel gevallen beter niet zouden oordelen, omdat ze verkeerd oordelen. Brede lagen van de bevolking proberen immers elk geschil op te lossen met gevoel. Dat is immens populair, bij de mensen, maar bij God bestaat dat niet. Maar een ander citaat zegt: "Een geestelijk mens kan alles beoordelen. " (De eerste Brief aan de Korintiërs 2,15)
In het Boek van Mormon schrijft de profeet Mormon: "Welnu, ziet toe, mijn geliefde broeders, dat gij hetgeen slecht is niet aan God toeschrijft, noch hetgeen goed is en van God, aan de duivel.
Want zie, mijn broeders, het is u gegeven te oordelen, zodat gij goed van kwaad kunt onderscheiden; en opdat gij het met volmaakte kennis zult weten, is de wijze van oordelen even duidelijk als het verschil tussen het daglicht en de donkere nacht.
Want zie, de Geest van Christus wordt aan ieder mens gegeven, opdat hij goed van kwaad zal kunnen onderscheiden; welnu, ik toon u de wijze van oordelen; want alles wat uitnodigt om goed te doen en overreedt om in Christus te geloven, wordt door de macht en gave van Christus uitgezonden; daarom kunt gij met volmaakte kennis weten dat het van God is.
Maar alles wat de mens overreedt om kwaad te doen en niet in Christus te geloven en Hem te verloochenen en God niet te dienen, daarvan kunt gij met volmaakte kennis weten dat het van de duivel is; want op die wijze gaat de duivel te werk, want hij overreedt geen enkel mens om goed te doen, neen, niet één; en zijn engelen evenmin; en evenmin zij die zich aan hem onderwerpen.
En nu, broeders, aangezien gij het licht kent waarmee gij kunt oordelen, welk licht het licht van Christus is, ziet toe dat gij niet verkeerd oordeelt; want met datzelfde oordeel waarmee gij oordeelt, zult ook gij geoordeeld worden.
Daarom smeek ik u, broeders, zorgvuldig onderzoek te doen in het licht van Christus, opdat gij goed van kwaad kunt onderscheiden; en wanneer gij al het goede aangrijpt en het niet veroordeelt, zult gij zeker een kind van Christus zijn. " (Moroni 7,14-19)
't is toch simpel hè; goed en kwaad. Maar jammer genoeg, blijkbaar niet voor iedereen. Menig mens heeft de naam van Christus vanaf zijn wederopstanding, en tot op de dag van vandaag met klem ontkend, en wanneer zijn naam ten volle zal geopenbaard worden, zullen veel mensen verlangen een aandeel te hebben in zijn naam, en ze zullen tot de bittere vaststelling komen dat ze geen aandeel hebben in zijn naam; daarom, herinner u de goede tijden die u samen met Christus beleefd hebt, want als u dat vergeet, dan zal u dat zuur opbreken. Vaak stuit u in het u herinneren daarvan op een hindernis, die de naam "ego" draagt.
Wie zijn ego niet kan afleggen voor de mensen zonder te verpinken, die wandelt in ijdelheid. Want wie voor u zijn ego aflegt; gij zijt niet bereid hem zijn deel van de koek te laten, noch zijt gij bereid u met uw deel van de koek tevreden te stellen. Het kan u niet schelen alleen boven de rest achter te blijven, erger nog, iemand alleen onder de rest achter te laten. Maar al eindigt u nog boven al de rest, ja, boven gans de wereld, God zal de wereld op zijn kop zetten en al wie onder u staat zal boven u komen te staan. Want het is God die de kaarten van het leven uitdeelt, en wie God niet erkent is als een waterskiër zonder motorboot om hem voort te trekken. Hij mag nog de mooiste uitrusting hebben, om te vertrekken zal hij een radicale koerswijziging moeten maken. Wie zonder geloof is, is niemand anders dan iemand die in hoogmoed wandelt, maar uit zichzelf uiterst zwak is, en in een (gedachten-)wereld vertoeft waarin de realiteit afwezig is. Wie zonder geloof is, brengt zichzelf aan het dwalen door zijn eigen bezwaren, irritaties en scrupules. Maar wie inziet dat het God is, die de kaarten uitdeelt, wat God van hem verlangt, die zal deelnemen aan een spel dat groter uitvalt dan hij zelf had durven dromen. Wie bescheiden is kan zich toch beter openstellen, om zich door Jezus te laten dienen? Ik lees in het evangelie volgens Matteüs (20,28): "Zoals ook de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen." En als God nu de gave van de gave heeft, welke zin heeft het dan om zich voorbarig te verhogen? En daarbij, als een eerste persoon dubbel zoveel bewerkstelligt als een tweede persoon, uitgerekend op het gebied waarover die zich verijdelde, maar de eerste, daarentegen, verijdelt er zich niet over, dan maakt de tweede zich toch belachelijk? Want vroeg of laat valt die door de mand. Ja, als die eerste persoon niet bestaat.
De rechtvaardiging van zijn doen en laten staat los van de beleving op zich, het leven zelf. Het organische leven is alles wat het meest grillig, onzeker en wisselvallig is. Zich gerechtvaardigd voelen staat boven zich - voor zichzelf - moeten rechtvaardigen. Soms gebruiken de mensen een afgebakende structuur van dogma's - criteria en principes - om hun gedrag te kunnen rechtvaardigen. Maar dat lukt niet zo goed hè. Schuld is een manier om zichzelf niet te veel bloot te stellen aan de vrijheid, om zijn leven kleiner te maken. Maar de bedoeling moet juist zijn om het leven gróter te maken. God rechtvaardigt uw daden, of niet. En naargelang God meer of minder van uw daden rechtvaardigt, kan je meer of minder doen. Maar wat God rechtvaardigt is slecht in de ogen van de mensen. En God rechtvaardigt zo veel van mijn daden, dat ik zo veel kan doen, dus ja, dan moet je jezelf maar eens afvragen hoe slecht ik wel niet ben hè.
Beschouwen we even het kwaad als onbestaand. Dan zou je kunnen zeggen: het kwaad is waar de mensen zich onderling van betichten. Het kan mij niet schelen, al de machten, waarden, dogma's, criteria en principes die valse beschuldigingen rechtvaardigen. Ik bedoel, ik heb het er wel altijd over, maar ik blijf gewoon mijzelf, want ze zijn allemaal slecht. Ik heb ze ook niet nodig, ik heb genoeg aan de geest van God. Ik heb ze niet nodig om mij te troosten, daar heb ik wel de heilige Geest voor, de Trooster. De mensen weten niet wat het is; kwaad. En dan ben ik het die van goed en kwaad geen notie zou hebben. Maar ik weet wel dat je tegenwoordig de toestemming van Satan nodig hebt om je kwaad te maken. En dat je op zijn commando kwaad móet worden.
Overal waar je komt is er een soort gemeenschap, een onderlinge verstandhouding, zoals de Vlaamse gemeenschap, of welke dan ook, en ik hoor daar niet bij, bij zo een gemeenschap. Zo een gemeenschap bestaat uit een rangorde van klassen. En dan moet je bij de persoon of het gezag dat hoger in rang staat dan jou slijmen om zelf hoger in rang te komen, maar als je aan het gezag niet gehoorzaamt, dan daal je in rang. Het is een onrechtvaardige gemeenschap want de schuld, de principe's, de waarden en het gezag zijn allemaal kwaad. Een kwade manier om beschuldigingen te rechtvaardigen. Het is allemaal één grote soep, maar uiteindelijk komt het allemaal samen in één groot simpel eenvoudig ding.
Mensen houden ervan anderen ter verantwoording te kunnen roepen. Daarom doen ze het nog niet, maar de wetenschap dat ze het zouden kúnnen, dat kunnen ze niet laten. Neen, onderdanigheid is een kunst die ze niet machtig zijn. Mensen zouden zich niks moeten aantrekken van het oordeel van een mens over hoe zuiver hij is in zijn daden, zelfs niet als dat het oordeel is van een hele hoop mensen. God zal wel bepalen of de mensen al dan niet zuiver zijn in hart en ziel. De wereld denkt: "Zeg wat wij willen en we spreken u vrij. " Maar de wereld kan u niet vrijspreken. Ze bezit die macht niet. U bent vrijgesproken op basis van uw geloof. "Een geestelijk mens kan alles beoordelen, maar niemand oordeelt over hém. " (De eerste Brief aan de Korintiërs 2,15) Als gij maar een eigen houding ten opzichte van ieder mens afzonderlijk had i.p.v. zo verwerpelijk te zijn u aan te sluiten bij het oordeel dat de wereld over de mensen velt. "Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met het oordeel dat gij velt, zult gij geoordeeld worden en de maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken. " (Het evangelie volgens Matteüs 7,1-2) Hiervoor zult u uw loon ontvangen.
Maar als de duisternis zal vallen, en de liefde tussen de mensen zal afkoelen, die binding tussen de mensen, die maakt dat ze denken: "wij zijn de goei, " en waarmee ze elkaar wederzijds bevestigen, als die binding wegvalt, is hun einde aangebroken. Ze zijn als vlinders die het juiste seizoen om te ontpoppen niet afgewacht hebben, en hebben in hun verblinding, en de zwelling van hun hoogmoed, de wijze, en geduldige, en verdraagzame, ja deemoedige rupsen het nakijken gegeven met veel "tralala". Ze hebben hun pijlen verspeeld, en zijn niet meer dan een flets afkooksel van wat ze ooit waren, en gaan ten onder. Voor de enen is de winter aangebroken, maar voor de anderen de zomer. Ze ontpoppen en dragen het waarachtige licht van waarheid, rechtvaardigheid en openheid met een goddelijke evidentie waar geen oog ter wereld zich kan aan onttrekken. En wie heeft dan nog van de onrechtvaardige gehoord? Zijn naam wordt verzwegen. Zijn naam zwijgt.
"En alles wat in de wereld is, hetzij door mensen verordonneerd of door tronen of prinsdommen of machten of zaken van naam, wat die ook mogen zijn, wat niet uit Mij of uit mijn woord is, zegt de Heer, zal worden neergeworpen en zal niet blijven bestaan nadat de mensen dood zijn, in noch na de opstanding, zegt de Heer, uw God. " (Leer en Verbonden 132,13)
|