Ze was in verwachting van een dertiende kind.
blz.1 Stiekem hoopte ze dat het weer een jongen was. Dan had ze helemaal geen concurrentie in een huis vol met mannen! 's Avonds aan de eettafel hadden ze het over het kindje dat op komst was. De koning zei tegen zijn vrouw: 'Ik hoop dat het kind een meisje is. Het liefst zal ik mijn erfenis geven aan een dochter. Als het kind een meisje is, zal ik al onze zonen doden. Zodat de dochter het hele koninkrijk zal erven.' De koningin schrok, maar wat kon ze eraan doen. Ze was tenslotte maar de vrouw van de koning en die hadden helemaal niets te zeggen.
In de komende weken liet de koning alvast twaalf doodskisten maken. Natuurlijk verstopte hij ze en liet niks merken aan de zonen. Hij liet ze wel zien aan zijn vrouw. In de kelder van het paleis stonden twaalf zwarte doodskisten. De koningin schrok toen ze de doodskisten zag!
De jongste zoon van de koning en koningin had al snel door dat zijn moeder zo bedroefd was. Toen hij haar aan het helpen was met de was strijken, zei hij tegen haar: 'Wat is er toch moeder, je bent zo stil en droef.' Toen begon de koningin te huilen. Ze kon het niet meer aan. 'Dit mag je niet doorvertellen' zei ze tegen haar jongste zoon. 'Vader hoopt dat het kind een meisje wordt. Als dat zo is, zal hij jullie allemaal doden, zodat het nieuwe kind alles kan erven.' De zoon, Benjamin, zei: 'Moeder dat is niet waar, zoiets zal vader nooit doen!
Benjamin dacht duidelijk dat zijn moeder gek geworden was. blz.2 Toen nam de koningin de jongen op de arm en droeg hem naar de donkere kelders. Daar liet ze hem de kisten zien. 'Twaalf doodskisten Benjamin, voor jou en je broers. ' Nu moest hij haar wel geloven. Hoewel hij erg geschrokken was en vreesde voor zijn leven, was hij wel een beetje blij dat zijn moeder niet gek was geworden. 'Moeder, wat moeten we doen?' vroeg Benjamin. 'Ik heb er lang over nagedacht en denk dat ik een oplossing heb. Het is geen fijne oplossing, maar wel de beste die ik bedenken kan', antwoordde zijn moeder.
's Avonds was de koning gaan bridgen in de stad waar hij de baas over was. De koningin riep alle zonen bij elkaar en zei het volgende: 'Jullie vader wil jullie gaan vermoorden, als het nieuwe kind een meisje is. De kisten staan al klaar in de kelder. ' De jongens waren geschrokken, maar ze vertelde verder: 'Jullie moeten je gaan verstoppen in het bos. Als ik dan mijn kind gekregen heb zal ik een vlag uit de toren hangen. Als het een jongen is, een witte vlag. Dan kunnen jullie terugkomen. Als het een meisje is, zal ik een rode vlag uithangen. Als jullie in het bos zijn, moet er altijd één de wacht houden. In de hoogste boom moet hij zitten en wachten op een vlag. Ga nu, lieve jongens, de koning komt zo terug!' En de jongens deden wat hun moeder zei.
Ze vluchtten het bos in. Ze vonden in het diepe woud een klein betoverd hutje. Daar gingen ze wonen. Als de jongens eten gingen zoeken in het bos, of de was stiekem naar moeder brachten, was er altijd één die op de uitkijk bleef. Na een aantal weken hing er een vlag. Het was de rode.
'Nu moeten we altijd hier blijven!' zei één van de jongens. blz.3 En een ander zei: 'we moeten afspreken, als bewijs van broederschap, dat we het eerste meisje dat we zullen zien doden. Dat zal onze wraak zijn! ' En dat spraken de jongens af.
Vele jaren gingen voorbij. Het meisje op het paleis was groot geworden. Toen ze een keer haar moeder hielp bij het wassen, zag ze twaalf jongens hemden. 'Mamma', vroeg ze, 'Waar komen die vandaan. Die zijn toch niet allemaal van vader? Dat kan helemaal niet, want ze zijn niet allemaal even groot!' En toen vertelde haar moeder dat ze nog twaalf broers had, diep in het woud. 'Dus zij moesten dood, zodat ik alles kon erven!' riep het meisje ontzet nadat ze het hele verhaal gehoord had. Ze verachtte haar vader en besloot haar dappere broers op te zoeken en bij hun te gaan wonen.
Toen ze in het bos kwam vond ze het huisje. Alleen Benjamin was thuis, want de rest was eten zoeken. Hij moest op het huisje passen. 'Wie ben je en wat doe je hier', vroeg hij. 'Ben jij één van de twaalf broers, die zich hier verstoppen voor hun vader?' vroeg het meisje. 'Hoe weet je dat?' 'Ik ben je zuster' zei ze. Benjamin kon zijn ogen niet geloven. Ze omhelsden elkaar en het meisje vroeg of zij bij hun kon komen wonen. Natuurlijk mocht dat, maar er was een probleem. 'Mijn broers en ik hebben afgesproken het eerste meisje dat we zien te zullen doden. Maar laat mijn broers aan mij over. Verstop je en ik zorg ervoor dat ze je niks zullen doen. ' Ze verstopte zich en even later kwamen de elf andere jongens thuis.
'Hebben jullie net zulke leuke en spannende dingen beleefd als ik?' blz.4 vroeg benjamin zijn broers. 'Wat kun jij nou hebben beleefd, je was hier helemaal alleen!' lachte zijn oudste broer hem uit. 'Als jullie me beloven niet het eerste meisje dat we zien te doden, zal ik het jullie vertellen.' De broers keken wat raar, maar waren toch heel nieuwsgierig geworden. 'Oké, natuurlijk, vertel het nou!' riepen ze tegelijk. Toen haalde Benjamin hun zus tevoorschijn. 'Dit is jullie zuster' zei hij. Alle broers waren verrast en reuze blij. Vanaf nu woonde het meisje ook in het betoverde huis.
Op een dag wilde het meisje het huis wat opfleuren met wat bloemen. In het betoverde tuintje dat bij het huis hoorde, zag ze twaalf witte lelies en ze plukte ze. Toen ze ze alle twaalf geplukt had veranderden plots haar broers in raven en vlogen weg het bos in. Ook was ineens het huis verdwenen. Ze schrok ontzettend. Ineens sprak er iemand tegen haar: 'Waarom moest je nu ook die lelies plukken! Dat waren je broers dom meisje! ' Toen ze zich omdraaide zag ze een oude vrouw. 'Wat moet ik doen?', snikte het meisje bedroeft. 'De enige manier waarop je je broers kunt redden is zeven lange jaren niet meer praten. Je mag niks zeggen en niet lachen. Alleen dan zal de vloek verbroken worden. Een enkel woord of een glimlach en je broers zullen sterven!' zei de oude vrouw. Het meisje wilde alles doen om haar broers te redden en zweeg vanaf toen. Ze maakte een huisje van takken en bladeren en daar ging ze wonen.
Op een dag reed er een jonge koning door het bos. Hij zag het huisje en het beeldschone meisje, slot dat eens een prinsesje was. Hij vroeg haar of ze met hem mee wilde gaan en of ze met hem wilde trouwen. Het meisje knikt alleen. De koning tilde haar op zijn paard en samen reden ze naar zijn koninkrijk.
Er was een mooie grote bruiloft. Er was feest er werd gelachen en gegeten. Alleen het meisje, dat nu koningin was, zei niets. De moeder van de koning was slecht en gemeen. Nadat het meisje een aantal jaren nog steeds niks had gezegd, ging ze haar zoon tegen het meisje opsteken. 'Ze moet wel slecht zijn.' Sprak ze tot hem. 'Er zijn mensen die niet kunnen praten. Maar jouw vrouw lacht niet eens. Iemand die nooit lacht moet wel slecht zijn, zoon.' Eerst wilde de koning het niet horen, maar toen zijn moeder maar niet ophield, ging hij haar geloven. Hij besloot zijn vrouw ter dood te veroordelen.
Enkele dagen later stond ze op de brandstapel. De koning keek vanuit het raam met tranen in zijn ogen. Hij hield nog steeds van haar. Net toen het vuur werd aangestoken, kwamen er twaalf zwarte raven aanvliegen. Toen ze neerstreken veranderden de raven in twaalf volwassen mannen. Het waren de broers van het meisje. De zeven jaren waren om en de vloek was verbroken. De broers haalden hun zuster uit het vuur en omhelsden haar. Eindelijk kon ze weer spreken. Ze legde uit aan de koning, haar man, waarom ze niet gelachen en gesproken had. Wat was de koning blij dat zijn vrouw helemaal niet slecht was!
En wat was hij kwaad op zijn moeder. Na een lange tijd denken was hij erover uit. Hij zou haar veroordelen tot een leven lang in de kerkers van het kasteel. Dat was nog erger dan de dood. Terug naar de vorige pagina
|