Lukske.
Ik heb Lukske leren kennen in ´t jaar 1985. We waren toen pas verhuisd naar de Lange Zwingelstraat in R, een middelgrote provinciestad. Schuin tegenover mij, op de hoek met
de Korte Zwingelstraat, woonde Lukske samen met zijn moeder. Hij moet toen een jaar of veertig geweest zijn. Dat er iets mis was met Lukske was voor iedereen overduidelijk: hij liep voorovergebogen, met kleine snelle pasjes,
altijd gejaagd, overdreven zwaaiend met de armen en meestal in zichzelf pratend. Hij beschikte over een autootje dat hij met overdreven zorg behandelde. Na ieder ritje liep hij twee toertjes rond het wagentje en hij praatte
er tegen, hij veegde de koplampen af met een doek en controleerde twee keer of alle deurklinken veilig gesloten waren. Na de dood van zijn oude moeder werden de rituelen talrijker en heftiger. Nooit betrad hij nog zijn woning,
ook als ´t pijpenstelen regende, zonder eerst een kruisteken te maken en een korte litanie te prevelen, alvorens de sleutel in het sleutelgat te steken. Eenmaal de deur geopend deed hij een stap achteruit, maakte weer
een kruisteken en haastte zich naar binnen. De dagen dat vóór het studentenhuis, wat verderop, de vuilnisbakken - altijd ten getale van drie - buitenstonden, liet hij nooit na ze eerst op hun inhoud te controleren
alvorens ze netjes op een rij te zetten met behulp van een lange rechte maatstok. En evenmin liet hij na, om een diepe buiging te maken telkens hij voorbij het huis van de gepensioneerde vrederechter passeerde. Dat was hij
de bejaarde man wel verschuldigd, want hij was het die er mede voor gezorgd had dat Lukske over een fatsoenlijk vervangingsinkomen kon beschikken. Eén keer zou Lukske gewerkt hebben. ´t Was in een
bierhandel, maar na enkele maanden werd hij er ontslagen en daarna heeft niemend hem nog ooit in dienst willen nemen. Dat had natuurlijk te maken met zijn gedragsstoornis. Hij leed aan een obsessieve dwangneurose.
Dat is tenminste wat de vrederechter mij verteld heeft. De sympathie die de vrederechter in ´t begin voelde voor die arme sukkelaar was in later jaren overigens fel bekoeld. Ziehier hoe dat was gekomen... Enkele dagen
vóór Kerstmis had Lukske hem gevraagd hoe hij van plan was Kerstavond door te brengen. De vrederechter had geantwoord dat hij rustig thuis zou blijven met zijn vrouw, een stukje reebok eten, gebracht door traiteur
G, gezellig aan de haard zitten met een glaasje wijn, genietend van een kerstconcert op de TV. Daarop zou Lukske zich smalend uitgelaten hebben over die armzalige manier van Kerstavond vieren, en dan nog met zijn eigen
vrouw. Het was niet de eerste keer dat Lukske had laten verstaan dat hij de vrouw van de vrederechter niet moeders mooiste vond. Als ik zo rijk was als gij, ´k zou Kerstavond wel anders vieren
had Lukske nog gezegd. Wat doet gíj dan wel op Kerstavond?, had de rechter nog gevraagd. Ik ga naar H, naar de Pijp, feestvieren tot vijf uur in de morgen. Ja, in de Pijp had menigeen Lukske
al gezien, tussen vrouwen van lichte zeden, die hem vertroetelden, zijn onfrisse lichaamsgeur ten spijt, tot ze ál zijn geld afgetroggeld hadden...
´s Anderendaags ging Lukske dan bedelen bij de buren, of ze geen boterham hadden voor hem, liefst een paar boterhammen, zo mogelijk met choco, en dan liefst geen choco van
een goedkoop merk. Gaan schooien om eten deed hij meestal in de avond met het excuus dat op het late uur de voedingswinkels gesloten waren. Bokaaltjes confituur, pakjes beschuit, blikjes sardienen, waarvan de uiterste gebruiksdatum,
al was het maar met één dag, overschreden was, werden geweigerd. Aan diefstal - het dient gezegd - heeft Lukske zich nooit schuldig gemaakt, behalve die ene keer, toen hij in de kapel van de heilige Eduardus
de offerblok had geplunderd. De buit was mager en de daad werd bedekt met de mantel der liefde.
Op een vrijdagavond kwam er beeld nog klank uit zijn TV. Lukste kwam aan mijn deur bellen: of ik dringend Belgacom wilde opbellen - hijzelf had geen telefoon - want over een uur
was er Bonanza op de TV. Ik belde dus Belgacom. Zij zouden langskomen, na het weekend. Lukske begon te daveren over heel zijn lijf: Wat? Na het weekend!? En over een uur Bonanza op TV! Laat mij eens met die mannen spreken.
Ik draaide nogmaals het nummer van Belgacom en gaf de hoorn aan Lukske. En wat denkt u, beste lezer? Een kwartier later stonden ze daar, de mannen van Belgacom. Ik zou in ´t vervolg, zo nam ik mij voor, beroep doen op
Lukske als ik ook eens een dringende depannage nodig zou hebben...
Eén keer heb ik mijn obsessief neurotische buurman gepolst naar de reden van zijn vreemd gedrag. Er zat een muis in zijn hoofd, zei hij. Ik probeerde hem af te brengen
van dat waanidee. Ik deed mijn uiterste best om hem aan ´t verstand te brengen dat er onmogelijk een muis in zijn hoofd kon binnengedrongen zijn. Hij sprak mij niet tegen, hij begreep mijn redenering wel, maar dat nam
niet weg dat de muis er wel zát...
Een jaar of vijf geleden ben ik weggegaan uit de Lange Zwingelstraat. Van Lukske was ik verlost en d9aar was ik niet rouwig om.
Gisteren heb ik vernomen dat Lukske al een paar maand overleden is. Het doet mij wat...
|