Foto
Blog als favoriet !

O jerum jerum jerum…

Mijn memoires

(2006, 206 p., 17,95 €)

Te bestellen via mail:

kvansteenbrugge@gmail.com

(geen verzendkosten)

Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden. 
Foto

Voor véél meer interessante verhalen: www.bloggen.be/kris

Voor talloze verhalen uit de Griekse mythologie:
www.bloggen.be/dzeus

Het toneelstuk "DE TWISTAPPEL" is een dolle klucht die gaat over de oorsprong van de Trojaanse oorlog. Voor inlichtingen: www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=855455  of mail kris.vansteenbrugge@skynet.be .

Inhoud blog
  • Blauwblomme
  • Gelukwensen aan Joe Biden
  • Kom op tegen teelbalkanker
  • Waarde lezer van mijn blog...
  • Speechen en rode wijn
  • Jerco, B.B. en politiek
  • Nieuwjaar 2024
  • Toneel
  • In memoriam: Roger Tack
  • Lieve Astrid
  • Jumbo
  • Ontdopen.
  • Nostalgie
  • Luchtgitaar
  • Jeroentje
  • Grensoverschrijdend.
  • Kwaliteitskrant
  • De geitenbok van Firmin.
  • Culturele normen.
  • LGBTQIA+
  • Nieuwe mensen.
  • Kop op, Herman!
  • Lange wachttijden
  • Vlaanderens mooiste.
  • Hond kijkt koers.
  • Pief-paf-poef in Amerika.
  • Graaicultuur?
  • Pat, godverdomme.
  • Voor het vaderland...
  • Vermenigvuldigen.
  • Nieuwjaarswens
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel 1)
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel 2)
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel3)
  • Een sesquizygotische tweeling
  • Het jaar van Herakles
  • Daar zijn we weer!
  • Oude liefde roest niet, zegt men...
  • Ode aan Johan
  • Ode aan aan mijn broer
  • Hoera!
  • Met de trein naar Anne en Patershol.
  • Verzuurd
  • Een mnemotechnisch middel.
  • De zaak Sanda
  • Oekraïne, Njora, nostalgie
  • Astrid Joosten
  • Drie procent voor Oekraïne.
  • Een ongeluk komt nooit alleen...
  • Trombose of bloeding?
  • De Anquetil-kamer
  • Quox
  • Delen door zeven voor een bak triple.
  • De vorderingen van de wetenschap.
  • De prijs van het boek
  • Een nieuw boek
  • Een kutjaar.
  • Bij de start van het nieuwe jaar
  • Het plotje
  • De Bobet-kamer
  • Het blauw oog
  • Schaakgrootmeesters
  • Lukske
  • Een somber verhaal.
  • Waarde lezer
  • De Robic-kamer
  • Schaalverstorend
  • Bed en breakfast
  • Middenoorbeluchting.
  • Taalvereenvoudiging
  • Kawakaki en de Overpoort
  • Lezersreacties
  • Acumen
  • Acht frontstrepen.
  • Lodewijk Thuysbaert
  • Actuele kunst en witwas
  • Germaine
  • Fierheid
  • Un raciste qui s'ignore.
  • Discriminerende uitspraak.
  • Een gek idee.
  • Panta rhei
  • Een formidabel tussendoortje
  • Knee Active Plus
  • Songfestival
  • Wij, Heeren van Elsegem...
  • Is er leven na de dood?
  • Taalvernieuwing
  • De oude man.
  • Octavia (2)
  • Octavia (1)
  • Gesprek met P.V. over het geval K.K.
  • Hersenkronkels
  • Goede buren.
  • De Nieuwe Lente
  • Brief aan Firmin over poëzie (3)
  • Brief aan Firmin over poëzie (2)
  • Brief aan Firmin over poëzie (1)
  • Limerick !
  • Ter gelegenheid van de jaarwisseling...
  • Een vloek of een zegen?
  • Rosa Mores overleden.
  • Brief aan Karel over de economie
  • Togenbirger en het virus, P = p.f
  • Vervolg...
  • Hallucinatie.
  • De bezorgdheid van Firmin.
  • Joseph-Louis.
  • Het doemscenario.
  • Rik Vansteenbergen.
  • Eindelijk erkenning voor Kompany
  • Muggenneukerij en mierenzifterij.
  • De doodsmak
  • O tempora!...
  • Waarop kunnen wij hopen?
  • Vaarwel aan de politiek (brief aan Karel)
  • Een medicijn tegen covid-19?
  • Richtlijn
  • Filosofen!...
  • Staat er echt onheil voor de deur?
  • Welbedankt Firmin
  • De wereld in verandering
  • Coronompany.
  • Symphorosa van Puyvelde de Merlevede
  • Doemdenken.
  • De peerdepaternoster
  • Kunst in coronatijd.
  • M. en corona.
  • Anne-Mieke Vandamme.
  • De strijd tegen SARS-CoV-2.
  • Filosofen over corona
  • Creativiteit in coronatijden
  • Coronagesprek met F. Lepoint
  • Het coronavirus.
  • Gelukkig Nieuwjaar!
  • Van oud naar nieuw.
  • Plastische chirurgie.
  • 3 OV's
  • Een groot schrijver is heengegaan.
  • Le coeur a ses raisons...
  • Met een OV op stap (5)
  • Er is geen god...
  • Met een OV op stap (4)
  • Gierigheid bedriegt de wijsheid.
  • Met een OV op stap (3)
  • In de Lunch Garden.
  • Met een OV op stap (2)
  • Professor Paul Vanhoutte
  • Met een OV op stap (1).
  • Onderbroeken.
  • Artikels die beklijven.
  • Pi
  • Addendum
  • Cremco.
  • Het Wiskundeboek
  • Daar is de Tour.
  • Michiel Leenknegt.
  • Na de verkiezingen.
  • Kompany, Day 9 en blauwe maan
  • De verkiezingen van 26 mei.
  • Fiere Margriet
  • De wetenschap staat niet stil
  • Vandaag in 't Nieuwsblad
  • Vondelingen
  • Hashimoto.
  • Staken voor koopkracht.
  • Iljo Keisse.
  • Vermeersch
  • Geen standaardtaal.
  • Q-ratio
  • 2019: wensen en illusies.
  • Politieperikelen.
  • Jozefientje.
  • Over quizzen, mondharpen en trompetviolen.
  • Aspirine
  • Panacee en placebo.
  • De nieuwe krant.
  • Optimalisatie.
  • Het (laatste) Laatste Nieuws: est modus in rebus...
  • Het loopt de spuigaten uit.
  • Toen waren ze met negen.
  • Verkiezingen deel 4: samen één.
  • Verkiezingen deel 3: Verantwoord Vlaams
  • Verkiezingen deel 2: Amandine.
  • Gemeenteraadsverkiezing 2018 (deel 1).
  • Emeriti 2018
  • Vakantieuitstap naar de Gironde.
  • Kallie
  • Gentse Fieste, Rik De Saedeleer en de veiligheidsgordel.
  • Picasso
  • Kunst en filosofie.
  • Over penissen en zo...
  • Dietjes en datjes en Buffalo's.
  • Pasen
  • Kostschool: nostalgie.
  • Twee maten en evenveel gewichten.
  • De drie dilemma's.
  • De laatste loodjes ( V )
  • Deus ex machina ( I V )
  • Verder zoeken op Campo Santo ( I I I )
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    ZEVERARIJ

    FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
    29-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verkiezingen deel 3: Verantwoord Vlaams

    Op de folder van de NVA-lijst prijkt een foto van de lijsttrekker Koen Tack in het gezelschap van niemand minder dan Bart Dewever, met voorsprong Vlaanderens grootste politieke leider. Twee dikke vrienden dus, allebei in een schitterend blauw pak, Bart met een gele das, Koen zonder. Vanzelfsprekend dingt Koen naar de burgemeesterssjerp en dat zou voor Anzegem geen kwalijke zaak zijn: een burgemeester die intieme relaties heeft in de hoogste kringen!

    Koen Tack is 56 jaar. Op het internet vind ik dat hij de zoon is van Pol Tack (Pierre). Of die vader Pol heet(te) met Pierre als roepnaam, of omgekeerd valt door mij niet uit te maken. Koen is de zevende van tien kinderen en zelf heeft hij vier zonen, van dewelke de oudste, Ludo, eveneens figureert op de NVA-lijst. Hij blijkt fiscaal deskundige te zijn, wat betekent: deskundig in het optimaliseren van belastingaangiften. Zijn naam staat voor “een politieker voor wie het belang van de mensen op de eerste plaats komt”. Mooi toch? Ik heb dit voorgelegd aan een kandidaat van een andere partij. Het belang van de mensen op de eerste plaats, zei hij, bij ons is dat nét zo. Zeg dat dan, zei ik, anders weten de mensen dat toch niet.

    Op de foto maakt onze lijsttrekker een ernstige, nogal strenge indruk. Zonder glimlach, kordaat, misschien wel een beetje kortaf zoals zijn naam – Tack! – zou laten vermoeden. Maar een naam is maar een naam en het zou mij niet verwonderen als er binnenin een lieve zachte inborst schuilt en dat hij die geërfd heeft van zijn moeder… Tinneke Wellekens. Op ’t internet lees ik verder over Koen Tack: “Een bezige bij die graag het heft in eigen handen neemt, ook in de talrijke verenigingen waar hij verantwoordelijkheid opneemt”. Een man dus, die op vele putten vis heeft, een multitasker.

    En dan de slogan op de folder onder de foto van het duo: Veilig Verantwoord Vlaams. Wellicht wordt hiermee gedoeld op onze Vlaamse tale, die wonderzoet is, voor zover men haar geen geweld aandoet (* G.Gezelle). Mogen wij (beleefdheidsmeervoud) bij deze reeds een hand uitsteken naar de NVA-Anzegem om samen met hen te werken aan een Verantwoord Vlaams, waar woorden die de Hollanders niet begrijpen (zoals “camion” en “lochting”) of die zij alleen als schuttingtaal gebruiken (zoals “kakken” en “pissen”) een volwaardige verantwoorde plaats krijgen. Ik heb warempel “goesting” om er “seffens”, ja zelfs “subiet” aan te beginnen. Dit weze tevens een oproep naar hen die (en niet “zij die”, hoe vaak moet ik dat nog herhalen, verdomme?) het goed menen met de Vlaamse tale en haar geen geweld willen aandoen door bijvoorbeeld “terug” te gebruiken waar “opnieuw” bedoeld wordt, of “slagen” als het “slaan” moet zijn. Óp dus naar een verantwoord Vlaams met Tack en de NVA.

    29-09-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verkiezingen deel 2: Amandine.

    Gal Gadot, Emily Ratajkowski, Rihanna Fenty, Bella Hadid, Adèle Exarchopoulos: vijf namen die u, beste lezer, wellicht niet al te veel zeggen. Het zijn nochtans de namen van de vijf mooiste vrouwen ter wereld, althans volgens het gerenommeerd ranking bureau Godzilist. Men is daar schromelijk voorbijgegaan aan Amandine, de lijsttrekster op de CDampersantV/Eendracht-lijst, 33 jaar, boerin en de allermooiste vrouw die onze aardbol heeft voortgebracht sedert Helena, koningin van Sparta die geschaakt werd door Paris, prins van Troje – en dat is meer dan drieduizend jaar geleden. Er zijn er zelfs die twijfelen of Helena ooit bestaan heeft. Amandine daarentegen is écht en actueel. Haar achternaam is Delezie-Eeckhaut of wellicht slechts één van beide, Delezie óf Eeckhaut. Negen kansen op tien dat haar naam Eeckhaut is, en Delezie die van haar echtgenoot. Die echtgenoot erbij sleuren, het hoeft écht niet, Amandine, en tactisch ware het wellicht beter geweest alleen de jouwe te gebruiken. Al zal het toch maar weinig uitmaken, denk ik: de man die op zondag 14 oktober niet op Amandine stemt, daar is iets mis mee. Zoek haar op ’t internet, beste kiezer – ik richt mij nu even in de eerste plaats niet tot mijn vrouwelijke lezers – en bekijk haar foto, sluit de ogen, prevel zachtjes haar naam in ’t Engels en stel u zich haar voor terwijl ze de koeien melkt, terwijl ze de gemeenteraad voorzit, terwijl ze door de koning omhangen wordt met het erelint van “mooiste burgemeesteresse ter wereld”.

    Er staan nog andere klinkende namen op de lijst. De meesten zijn, naar ik vermoed, van CDampersantV-strekking, de anderen komen van de partij Eendracht. Bij de vorige verkiezing kwam Eendracht alléén op, maar in die partij is de eendracht blijkbaar een beetje zoek geraakt…  Een naam die in ’t oog springt is die van Johan Furnière. Zoals iedereen die zich heden ten dage een beetje respecteert heeft deze man een universitair diploma - in zijn geval “master politieke wetenschappen" - en hij oefent het beroep uit van café-baas. Ongetwijfeld een zware en zenuwslopende job. Toch heeft hij er nog een tweede job bij, namelijk die van kabinetsmedewerker van eregedeputeerde Marleen Titeca, en uiteindelijk zelfs nog een derde job: OCMW-raadslid. Zijn bijnaam is dan ook “Job”, al heeft ie die van zijn vader Georges. De bijnaam van Georges Furnière, waaronder iedereen in de streek hem kende was immers Job of Jobke. Niemand schijnt evenwel te weten waar die bijnaam vandaan kwam. Georges was een degelijke en populaire wielrenner, winnaar van menige koers, maar vooral bekend door zijn overwinning in het Belgisch kampioenschap veldrijden in 1957. Ik was een fervente fan van Jobke Furnière en ik ben het nu ook van Jobke junior. Hij staat op nummer zeven.

    Bram Colman is iemand die houdt van het leven. Niet alleen is hij leerkracht in een school waarvan de naam luidt “Leefschool Groene Poortje” maar ook zijn belofte aan de kiezer is niet mis te verstaan, “van Anzegem een leefbaar dorp maken voor jong en oud”, en daarin is ongetwijfeld ook de middelbare leeftijd begrepen. Denk eens aan, een leefbaar dorp! Om van te dromen. Allen voor Bram dus. Plaats negentien.

    Op de laatste plaats: Stephan Titeca, dokter. Gestraft? Omdat hij bij de vorige verkiezing met nochtans het grootste aantal voorkeurstemmen de burgemeesterssjerp aan zich heeft laten voorbijgaan?

    27-09-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gemeenteraadsverkiezing 2018 (deel 1).

    Niet dat ik “ja” zou gezegd hebben, maar toch steekt het dat geen enkele partij  mij gevraagd heeft om op hun lijst te figureren, niet in Anzegem, niet in Wortegem-Petegem. Ach, daar zit wel enige logica in, hoor. Luister maar…

    Ik zag weliswaar het levenslicht in Anzegem, in 1940 tijdens de woelige oorlogsjaren, maar één dag later trok mijn moeder – vader zat in de oorlog – met mij de grens over (de grens tussen West- en Oostvlaanderen) naar Elsegem, nu deelgemeente van Wortegem-Petegem. Die grens loopt in ’t midden van onze straat: de ene kant van de straat is Anzegem (West-Vlaanderen), de andere kant Elsegem (Oost-Vlaanderen), nu een deelgemeente van Wortegem-Petegem. En ofschoon ik, buiten die ene dag tijdens de Blitzkrieg, nooit meer in Anzegem gewoond heb, ben ik mij toch altijd Anzegemnaar blijven voelen. Dat het mij geen windeieren gelegd heeft moge blijken uit een extract uit mijn boek “O jerum jerum jerum…” uit 2006, p. 150-51:

    In zijn laatste jaar als professor nam Heymans (*prof. Corneel Heymans, nobelprijs geneeskunde 1938) geen examen meer af. Die taak liet hij over aan professor Devleeschouwer die ook farmacodynamie onderwees, maar dan bij de apothekers. Van Devleeschouwer, een West-Vlaming uit Poperinge, was bekend dat hij een boontje had voor West-Vlaamse studenten. En dat is dan nog zacht uitgedrukt: hij trok de West-Vlamingen flagrant voor en hij stak dat niet eens onder stoelen of banken.

    Ik woonde in de Broekstraat in het Oost-Vlaamse Elsegem. De overkant van de straat is Kaster, nu groot-Anzegem en dat is West-Vlaanderen. Toen Devleeschouwer mij op 't examen vroeg waar ik woonde zei ik dus "Anzegem". Hij vroeg mijn studentenkaart*, waarop inderdaad Anzegem stond omdat ik daar geboren ben, in dokter Rommens' privé-kliniekje, drie bedden groot. Eén dag na de bevalling ging moeder met mij reeds naar huis…

    Een geluk dat de studentenkaart* enkel de geboorteplaats vermeldde. Een échte leugen was het niet. De vier scholen die ik had bezocht lagen alle in West-Vlaanderen. Zowel mijn eerste als mijn plechtige communie had ik in West-Vlaanderen gedaan. En de zondag ging ik naar de mis in Grijsloke, wat eveneens in West-Vlaanderen ligt. De helft van mijn kinderjaren* had ik doorgebracht in Anzegem, bij tante Irma en tante Jenna.

    Devleeschouwer vroeg in welke provincie Anzegem lag. Toen ik "West-Vlaanderen" zei, fronste hij de wenkbrauwen, ging dat snel even nachecken in een boekje en glimlachte toen: "nog net". Hij verklaarde eerst nog hoe goed de West-Vlaamse studenten wel waren en dat het examen voor mij dus maar een fluitje van een cent zou zijn.

    Toch vond ik de vragen die hij stelde moeilijk en de antwoorden kwamen niet vlot.

    - Je kent de stof, dat voel ik wel, zei professor Devleeschouwer. Alle West-Vlamingen kennen trouwens de stof. Maar je bent nerveus, nietwaar? Véél te nerveus.

    Ik knikte en ik mocht gaan. Ik weet zeker dat ik daar nog een vrij goed cijfer gekregen heb.

    In mijn woonplaats Elsegem (later Wortegem-Petegem) heeft nooit iemand mij een plaats op een politieke lijst aangeboden. In Anzegem óók niet, omdat ik daar niet gedomicilieerd was natuurlijk, maar menig keer kreeg ik te horen…  “als ge aan de andere kant van de straat hadt gewoond, kondt ge stante pede een verkiesbare plaats krijgen bij onze partij”. Ik zou het aanbod geweigerd hebben, maar dat zei ik niet en ik voelde mij telkens erg gevleid met dat “onmogelijk aanbod”. En nu ter zake…

    In een vorig cursiefje heb ik laten verstaan dat ik mij niet meer zou wagen aan politieke schrijvelarij, maar, zoals ik al meermaals gezegd en geschreven heb, het bloed zal wel weer kruipen waar het niet gaan kan, zeker? En, net wat tante Irma altijd placht te zeggen, een mens moet doen wat hij niet laten kan. En de partijen die opkomen voor de gemeenteraadsverkiezingen in mijn geboortedorp Anzegem aan u voorstellen, lieve lezer, laat dat nu zijn hetgeen ik niet laten kan. O jerum, jerum, jerum…

    Maar laten we al dat gejeremieer even aan de kant en laten wij dit betoog een aanvang nemen met de partij van Jeremie Vaneeckhout. De andere kandidaat-partijen voor de gemeenteraadsverkiezing, drie in getal, komen later deze week aan bod. De partij heet INZET en de slogans zijn: gedreven en onafhankelijk, de toekomst begint nu, groen is van doen, voluit van onderuit, warme levendige buurten, en nog vele andere. Misschien nog eentje, voor de deelgemeente Kaster: “inzetten op een verkeersveilig centrum in Kaster”. Eindelijk! Het verkeer in het centrum van Kaster is er namelijk zo druk, dat niemand er uit zijn huis durft komen. Op het Kerkplein en in de Dorpsstraat zie je nooit een mens op straat. Jeremie is een groene, iemand die het op zijn jeugdige leeftijd al ver geschopt heeft in de nationale politiek. Voor de gelegenheid profileert hij zich als “onafhankelijk” en dat hij een goede burgemeester zou zijn, iemand waarmee Anzegem kan naar buiten komen, ik twijfel er niet aan. Een burgemeester heeft evenwel nood aan een degelijke ploeg. En laat ik nu maar met de deur in huis vallen en u meteen vertellen wie naar mijn gevoel de meest geschikte INZET-kandidaten zijn, ’t is te zeggen het meest geschikt zijn om een rood bolletje naast hun naam te krijgen: Yannick Ducatteeuw (nr4), Marijke Denie (nr11), Jean-Marie Vandenheede (nr12), Wouter Deconinck (nr16) en Martin Vandeghinste (nr17). Het toeval wil dat deze vijf nu allen lid zijn van Loopclub Grijsloke, net als Jeremie overigens. Drie onder hen hebben zelfs een bestuursfunctie in de club en één heeft al méér dan vijftig marathons op zijn palmares. Als dat geen referenties zijn om mee naar de kiezer te gaan!

    25-09-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Emeriti 2018

    Met geen andere bedoeling dan de viering van de professoren emeriti (faculteit geneeskunde), ben ik gisteren naar Gent getogen. Een ongekend aantal zijn het er dit jaar die tot het emeritaat worden toegelaten, zeg maar “die ontslagen worden vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd”. De voorbije jaren waren het er nooit meer dan tien; dit jaar zijn het er zestien. Niet te verwonderen eigenlijk, gezien de exponentiële stijging van het aantal professoren in de laatste decennia. Een werker aan de universiteit die het heden ten dage niet tot professor brengt, daar moet iets mis mee zijn, zou men haast gaan geloven.  Zestig jaar geleden zal het aantal professoren, faculteit geneeskunde, allicht niet veel méér dan zestien bedragen hebben. Toen werden de professoren ook nog niet tot het emeritaat gedwongen op vijfenzestig jaar. Daar oordeelden zij zelf over en als het dementiespook hun oordeelkundig vermogen dermate had aangetast, bleven ze wel eens professor tot magere Hein het welletjes vond, en zo was dan de eretitel “emeritus” aan hun neus voorbijgegaan.

    De viering ging door om 17 uur in de auditoria C en D van het UZ. In twéé auditoria dus en dát was een primeur. Vanwege het groot aantal feestvarkens natuurlijk. Ik was er al op het middaguur. Nog ruim de tijd dus om een wandeling te doen naar het stadscentrum. Via de Zwijnaardse steenweg, richting Heuvelpoort. Halverwege tussen de spoorweg en de Heuvelpoort staat de Sint-Coletakerk in een straat die de Zwijnaardse met de Ottergemse steenweg verbindt. Ik wil de kerk eens van dichtbij bekijken. Ze is niet toegankelijk, maar een plaatje, naast de kerkdeur schenkt mij ruimschoots voldoening: hier is het zalig pastoortje Wardje Poppe nog onderpastoor geweest.


    In de Overpoort is alles peis en vree. De normaalste zaak van de wereld: op dit uur van de dag en het academisch jaar nog niet gestart zijnde. Over een paar weken is de studentenweelde hier niet te overzien. De deur van de apotheek van Nicolas Creus staat open. Nicolas is de zoon van mijn beste vriend Raymond Creus zaliger. Er zijn op ‘t ogenblik geen klanten in de apotheek. Nicolas heeft mij direct herkend en dat verheugt mij. We babbelen wat, over zijn vader en zijn moeder en over zijn broer die de dokterspraktijk van vader Raymond heeft overgenomen. Er komt een klant binnen en ik neem afscheid: en vergeet niet de groeten te doen aan mama Jo! Raymond en Jo, ik zie ze nog als jong koppel, toen ze nog niet getrouwd waren en Raymond en ik stage liepen in het academisch ziekenhuis. O jerum… hoe ongenadig knaagt de tijd aan ons geluk!

    Aan het eind van de Overpoort, naast het frietkot, staat een groot bord waarop twintig pakjes frieten staan afgebeeld. Het is bedoeld om het wildplassen te ontraden. De zestig euro boete voor wildplassen kan beter besteed worden, wil het bord duidelijk maken: twintig pakjes frieten. Uiteindelijk vind ik die boete nog meevallen als ik denk aan de boete die ik een paar maanden geleden gevangen heb voor het niet dragen van de gordel. Ik had mijn auto gestart en had al enkele tientallen meters gereden toen ik de gordel omdeed. Fout! En een boete van veertig pakjes friet! Ach, misschien wel goed zo: die veertig pakjes zouden mijn gezondheid geschaad hebben. Ik denk er plots aan dat het al een tijd geleden is dat ik nog naar mijn geliefde frituur geweest ben op de hoek van de Van Hulthemstraat en de Sint-Kwintensberg. Wat mij daar ooit te beurt is gevallen is een unicum en ik vergeet het nooit: ik mócht er niet betalen van de baas voor mijn friet-stoverij annex pintje, vanwege de aangename babbel waarop ik hem vergast had. Maar helaas, de frituur is vandaag gesloten. Dan maar via de Rozier, richting Sint-Pietersnieuwstraat. In de Rozier zijn nog steeds grote renovatiewerken aan de universiteitsgebouwen aan de gang. Ik beland er in een fuik. Geen doorkomen aan. Een dametje en haar zoontje van een jaar of twaalf zitten met mij in de fuik. Hier raken we nooit door, zegt ze. Als we daarginds over dat muurtje klimmen, komen we er misschien wel, zeg ik. Maar zij wil dat niet riskeren en ze vreest dat we dan misschien wel een steenblok op ons hoofd kunnen krijgen. We keren terug en we vinden een smalle voetgangersdoorgang naar de Sint-Pietersnieuwstraat. Zij is een Zuid-Koreaanse en haar zoontje is maar half Koreaans. Hij heeft dezelfde Oosterse ooglidplooi als zijn moeder in de middenste ooghoeken. Zijn vader is een Vlaming en dus, zo concludeer ik, is het Oosterse ooglidtype dominant.  Da’s toch niet erg, zegt het jongetje, als om zichzelf te troosten. Het spijt me dat ik daarover begonnen ben. Nee, natuurlijk niet, zeg ik, ik vind het juist mooi, ik wou dat ik óók zulke ogen had. Ik geloof u niet, zegt de moeder, de uwe zijn veel mooier, rond en… blauw. Ze vraagt of ik in Gent woon en of ik kennissen heb in Gent. Ze is namelijk op zoek naar een huisje of een appartementje in de stad, eentje met twee slaapkamers, één voor haarzelf en één voor het zoontje – zij is wellicht gescheiden. De huurprijs mag niet meer dan 600 euro bedragen. Ik kan haar niet helpen, maar ik beloof haar dat ik nog eens navraag zal doen bij een paar kennissen. Ze geeft mij haar e-mailadres. Ze wil mijn geboortedatum kennen en aan de hand daarvan – ik ben geboren in het jaar van de draak – omschrijft ze zeer gedetailleerd mijn persoonlijkheid. Aan mij is alles positief, ik ben multigetalenteerd. Of er dan niets negatiefs is aan mij? Want dat moet er toch ook zijn. Waarom zegt ze dat dan niet? Omdat het zaken zijn die ik allicht van mijzelf zal weten, zegt ze. Zij noemt zichzelf zeer intelligent want ze spreekt zes talen, maar van rekenen heeft zij geen kaas gegeten. Als het zoontje niet aangedrongen had om het gesprek te beëindigen had het beslist nog veel langer geduurd...


    In de Sint-Pietersnieuwstraat gaat mijn aandacht telkens uit naar het huis van Raymond Creus. Overleden in 2014 en toen al zeker tien jaar met pensioen, en toch hangt zijn koperen plaat er nog (RAYMOND CREUS huisarts) met eronder de plaat van zijn zoon (PATRICK CREUS huisarts) die nu het huis bewoont. Goddank dat de plaat van Raymond er nog hangt. Zolang die plaat er hangt leeft mijn vriend toch nog een beetje voort. Laten ze die alstublieft nooit wegnemen…

    Ik kom voorbij het studentenhuis annex restaurant DE BRUG. Ik heb er meerdere keren het middagmaal gebruikt toen ik student was, een eeuwigheid geleden. Al vele jaren ben ik lid van de alumni-vereniging van de universiteit en op mijn lidkaart staat vermeld dat die recht geeft op allerlei voordelen, waarvan ik wellicht nooit gebruik heb gemaakt. Is eten in de Brug tegen studententarief er één van? Ik ga het vragen en dat blijkt inderdaad het geval te zijn. Alleen: alumni betalen dertig cent (sic!) méér. ’t Is nu al over tweeën en de keuken is dicht; vanaf 17.30 uur gaat ze weer open. In en rond het groot gebouw, tussen de Brug en het rectoraat, heerst een gezellige drukte. Ik denk dat het te maken heeft met de nakende start van het nieuw academisch jaar en misschien is er ook een of andere plechtigheid met bijhorende receptie aan de gang. In de Vooruit wip ik even binnen omdat ik van op de weg een graffiti-achtig schilderij zie dat één van de muren in de hal versiert. Om het even te bewonderen en een fotootje te nemen. 


    We zijn hier slechts een paar honderd meter verwijderd van DE KROOK, de prachtige stadsbibliotheek. Eindelijk kan Gent zich “op bibliotheekgebied” meten met de grootste wereldsteden. Het is deze maand de beurt aan onze Vlaamse schrijver Tom Lanoye om in het zonnetje gezet te worden. Het is duidelijk dat de mensen de weg naar de bibliotheek gevonden hebben. Wie zei daar dat de bibliotheek geen toekomst meer heeft?

    ’t Is over half vier, tijd om de terugreis naar het UZ aan te vangen. Ik neem de bus op het Woodrow Wilsonplein. ‘t Is een steenworp ver. Een van top tot teen in zwarte sluiers gehuld vrouwtje vraagt mij of ze hier de bus kan nemen naar de Watersportbaan. Ja, hier is het. Ze is van Irakese afkomst en ze werkt hier als “verzorgster”. Dit vrouwtje is iets minder zelfzeker en ze praat ook iets minder vlot dan de Koreaanse van daarnet, maar we begrijpen elkaar. Ze heeft last van oorsuizen en af en toe duizeligheid. Ze is al uitgebreid onderzocht door allerlei doktoren en de medische wereld heeft aan haar ongetwijfeld al veel verdiend. Het is mij al snel duidelijk dat haar klachten het gevolg zijn van haar vorig werk in lawaaierige fabrieken, van in haar kinderjaren. Ik raad haar wat lichaamsoefeningen aan als therapie voor haar duizeligheid. Ze is mij heel dankbaar. En daar is mijn bus al.

    In de frituur tegenover de oude UZ-ingang  aan de De Pintelaan, doe ik mij te goed aan een friet-met-stoverijsaus en een pintje, als plots mijn oog valt op een onooglijk klein kaartje op het tafeltje naast het mijne. Er staat een foto op van ene Abdil Tapmaz, kandidaat voor de provincieraadsverkiezing van oktober. Waar heb ik die naam nog gezien? Het duurt even, maar dan weet ik het plots heel zeker: bij de gemeenteraadsverkiezingen van twaalf jaar geleden. Ik ben toen – ’t was eveneens de tweede helft van september –  naar Gent getogen met de bedoeling een voorverslag te schrijven over de gemeenteraadsverkiezingen, iets waarin ik, al zeg ik het zelf, wonderwel meen geslaagd te zijn. Mijn glasheldere analyse van de toenmalige Gentse politiek is nog steeds te lezen op mijn blog, gespreid over drie verhalen:

    www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=119

    www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=125

    www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=127

    Het laatste verhaal is dat met de Tapmaz. In 2006 was politieke verslaggeving nog een plezier. Op tal van plaatsen hingen affiches met de verkiezingslijsten en foto’s van de kandidaten en t’allenkante lagen verkiezingsfolders. Nu enkel dit armzalig kaartje, niet eens ter grootte van een speelkaart, met een foto van Abdil Tapmaz, kandidaat nummer 7 op de lijst voor de provincieraad. En ik wist niet eens dat de provincieraad nog bestaat, laat staan dat ze d’r nu verkiezing voor houden, gekoppeld aan de gemeenteraadsverkiezing. Er is toch sprake van geweest dat ze de provincieraden zouden afschaffen, of heb ik dat gedroomd? Maar goed, deze Tapmaz ziet er OK uit. Het is niet de Tapmaz van 2006. Die heette Resul met zijn voornaam en deze Abdil, die amper twintig jaar oud is, zou wel eens zijn zoon kunnen zijn. Abdil is een gedreven jongeman en komt ongetwijfeld uit een gedegen politieke familie en dat zijn niet de enige redenen waarom ik nog even, bij wijze van uitzondering, een politieke suggestie wil doen: gedenk Abdil Tapmaz in het stemhokje. Het is vooral de slogan op de achterzijde van zijn kaartje die mij over de streep trekt: Start met cultuur en respect op school en maak van ieder van ons een beter persoon. “Ieder van ons”, hebt u dat goed verstaan, beste lezer? Allen voor Tapmaz dus. Met Tapmaz wordt het leven in onze provincie nóg mooier: leven dat het een lieve lust is. En wie is die onverlaat ook weer die het in zijn hoofd durft halen om de provincieraden af te schaffen?

    Kwart vóór vijf sta ik in de hal tussen auditorium C en auditorium D. Pedel André verwelkomt mij hartelijk. Hij vraagt hoe het met mij gaat. Of ik nog werk vraagt hij niet meer, want dat weet hij ondertussen wel. Al jaren ben ik een trouwe bezoeker van de symposia voor oud-studenten geneeskunde aan de Gentse univ. André is zelf al ruim de zeventig voorbij. Hoe het met hem gaat hoef ik nauwelijks te vragen: hij blaakt van gezondheid. En dat hijzelf nog steeds werkt? Wie anders zou dit werk doen? zegt hij. Pedellen zullen wellicht niet erg dik gezaaid zijn. Knelpuntberoep. Vandaar.

    Van de zestien professoren die op de lijst staan om vandaag bevorderd te worden tot emeritus zijn er maar elf aanwezig, zegt André. Foei, zeg ik, voor die vijf die zomaar hun kat sturen naar de plechtige viering van wat ongetwijfeld hun laatste promotie zal zijn, hun laatste eretitel. De elf aanwezige nieuwbakken emeriti houden een lezing, hun “laatste les”, in één van de beide auditoria: vier in auditorium C, vijf in auditorium D. Er dient een keuze gemaakt te worden. Ik kies voor C omdat daar prof. dr. Guido Van Nooten (vanaf morgen dus prof. em. dr. G. Van Nooten) een voordracht geeft over keraunopathy. Professor Van Nooten is wellicht de meest befaamde hartchirurg van het land. Wordt nu zomaar van de ene dag op de andere wandelen gestuurd om de simpele reden dat hij de leeftijdslimiet van de vijfenzestig heeft bereikt. Maar vooral: ik wil zo graag weten wat keraunopathy te betekenen heeft. Nu weet ik het dus… Het heeft te maken met de gevolgen van de rechtstreekse blikseminslag op het menselijk lichaam. En wat zo bijzonder is: de professor heeft het zelf aan den lijve ondervonden. Ervaringsdeskundige, zoals men zegt. Blijkbaar heeft hij er geen zware blijvende letsels aan overgehouden. Hij ziet er overigens nog jong uit, en dat geldt ook voor alle andere collega’s emeriti. Ze zíjn immers nog jong, zaten nog in de lagere school toen ikzelf al het diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde (sic!) op zak had. En jong zijn ze gebleven, nog in de volle kracht van het leven. Of lijkt het alleen maar zo? Zie ik dat door een andere bril, de bril van een achtenzeventigjarige? En dan wil ik het hier enkel nog hebben over de voordracht van een andere emerita, prof. dr. Martine Devos, over de ontwikkelingen in de gastro-enterologie. Professor Martine zou met haar figuur op geen enkele catwalk misstaan. Haar voordracht was pico bello, maar meer nog dan mijn oren heb ik mijn ogen de kost gegeven. Dat zo’n knappe jonge dame tot het emeritaat gedwongen wordt (officieel heet dat “tot het emeritaat toegelaten wordt”) gaat mijn bevattingsvermogen te boven.


    Over de andere emeriti wens ik niet verder uit te weiden en evenmin over de openluchtreceptie achteraf. ’t Zou té langdradig worden. [dat is het nu al]

    21-09-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vakantieuitstap naar de Gironde.

    De vakantieuitstap, een autoreis naar de Gironde, werd dit jaar in twee etappes afgelegd. Er werd halt gehouden  in Saint-Vaury, een dorp van ongeveer achttienhonderd inwoners in het departement van de Creuze. Wie die heilige Vaury is of was is mij tot op heden niet duidelijk. Misschien wordt Valère bedoeld, want de inwoners noemen zich hier “valériens” in plaats van het voor de hand liggende “vauriens”, al is dat nu ook weer niet zo verwonderlijk als men weet dat “vaurien” niets anders betekent dan “nietsnut” ofte “deugniet”. Onze gids Karel heeft overigens, denk ik, een zwaar vermoeden dat Vaury een vrouwelijke heilige moet geweest zijn, want hij heeft het alsmaar over “Sainte-Vaury”. Ik vergat te zeggen dat de hele reis weer eens tot stand gekomen is door mijn zwager. Karel dus. Honderd procent zijn verdienste: organisator, reisleider, gids, chauffeur, sjouwer met koffers… Wij: Mantequila, Desdemona en ikzelf.

    In het “Domaine de la Jarrige”, een boerderij uit 1674, hebben we drie dagen lang genoten van slaapgelegenheid en ontbijt. Bed and breakfast, zoals dat luidt in ’t Engels, en bij uitbreiding in de hele Westerse wereld. Het domaine wordt uitgebaat door Yolande en Marc. Vooral door Yolande. Over de service hadden we niet te klagen. Een voorbeeld? Toen we al weer thuis waren van de reis kreeg Karel een mail met de melding dat hij wellicht zijn zonnebril had achtergelaten op de kamer. Of Yolande de bril wilde opsturen naar zijn adres in België? Certainement, avec plaisir, verzendingskosten twintig euro, over te schrijven op haar girorekening. Na ontvangst van de overschrijving zal ze de bril opsturen, avec plaisir.

    Dat er op het domaine een en ander te beleven valt was mij niet onbekend. In de eerste plaats omdat ik er, een vijftal jaar geleden ook al eens gelogeerd had en omdat zoiets ook al gebleken is uit hetgeen er op de site te lezen staat – ik citeer letterlijk - : “Kom naar de ontdekking van bijzondere voorwerpen en los te laten al je dromen loop je door de tuin en bloemen”. In de tuin staan inderdaad tal van bijzondere voorwerpen, zoals afgedankte meubelen in metaal en fietsen, zwaar aangetast door weer en wind en de tand des tijds, maar juist daarom zo bijzonder. Mijn interesse ging vooral uit naar de fiets waarmee Briek Schotte in 1948 ei zo na de Tour de France won, en die er ook al stond vijf jaar geleden. Op www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=3108450 ziet u een foto van die fiets. Mocht een domoor zo vermetel zijn om te vragen of ik kan bewijzen dat dit wel degelijk de fiets van onze IJzeren Briek is, dan zal ik niet aarzelen te antwoorden met een wedervraag: dat hij maar eens bewijze dat het niét die fiets is! En dan zijn hier nog de drie ezeltjes. Ook zij waren er al, vijf jaar geleden. Ik heb de indruk dat ze mij nog herkennen, van toen. Maar wellicht is dat inderdaad maar een indruk.

    Saint-Vaury was maar een tussenlanding. Eindbestemming ligt in de Gironde, de streek van de Bordeaux-wijn. Wij logeren daar in een dorp, Saint-Laurent d’Arce, in een gîte, een vakantiehuis ofte een bed zónder breakfast. Er staan drie punten op het programma die coûte que coûte moeten afgewerkt worden: een bezoek aan de stad Bordeaux, een bezoek aan een wijndorp – Karel stelt Saint-Emilion voor – en een bezoek aan een “château”.

    De eerste dag doen we nog niet veel. Eerst nog wat acclimatiseren: ’t is hier snikheet, achtendertig graden in de schaduw. Een beetje luieren onder een boom en knuffelen met de drie… pony’s die de gîte rijk is. Hun aaibaarheidsfactor is warempel nog groter dan die van de drie ezels van Saint-Vaury. Ik heb ze al direct een naam gegeven: Odile, Cyrille en Camille. Heb ik u overigens al bekend dat ik de ambitie koester ooit een beroemd kunstschilder te worden? Rubens, Rembrandt, Van Gogh, Picasso! Is dat te hoog gegrepen? Dat het er ooit zou van komen heb ik altijd geweten. Dat mijn eerste meesterwerk hier zou tot stand komen, niet. Terwijl Karel, Mantequila en Desdemona zijn gaan winkelen. Ik noem het werk “Liefde, vuur, oneindigheid”. Men surfe naar www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=3108714, voor wie het bewonderen wil. Maak u evenwel geen illusies, waarde lezer: het schilderij is niet te koop. Nog niet.

    Een dag later, op weg naar Bordeaux… In Saint-Gervais is een kerkhof. Ik stel voor om daar even halt te houden. Ik ben altijd al verzot geweest op kerkhoven, op slenteren langs de graven. Met het ouder worden lijkt mijn passie voor kerkhoven zelfs nog toe te nemen. Voor mijn drie kompanen, die allen jonger zijn dan ik, is dat alles meer de ver-van-hun-bed-show en zij delen mijn passie allerminst. Ze kennen mij welgeteld twintig minuten toe. De tijd die zij nodig hebben om ondertussen in de auto een lekkere chocoladekoek naar binnen te werken. Het is dus een blitzbezoek geworden, wat mij evenwel niet belet heeft een aantal mooie grafstenen op de gevoelige plaat vast te leggen. Zoals van die jager met een ontroerende tekst vanwege zijn zusje.

    En van die man wiens liefhebbende echtgenote zich slechts aan de andere kant van de weg waant.  

    Uit de grafsteen van Frédy tenslotte leren wij twee zaken: 1° dat motorrijden gevaarlijk kan zijn voor de gezondheid en 2° dat, in ’t Frans, het voltooid deelwoord in getal overeenkomt met het “objet direct” dat voorafgaat. In geslacht overigens ook...

    Bordeaux heeft geen “onuitwisbare” indruk op mij nagelaten. Ligt het aan mij? Of ligt het aan de warmte? Wat mij ongetwijfeld zal bijblijven is het standbeeld van de wellicht meest bekende Bordelees, Jacques Chaban-Delmas. Hij was burgemeester van Bordeaux en onder het presidentschap van Pompidou was hij premier van Frankrijk. Hij overleed in 2000 op 85-jarige leeftijd.

    Saint-Emilion is een dorp – of is het een stadje? – een paar tientallen kilometer te oosten van Bordeaux. Tal van mooie oude huisjes, hooggelegen op een rotsheuvel, in het midden van een van de beroemdste wijngebieden ter wereld, meer dan vijfduizend hectare groot. Er is een burcht met een toren uit de 13e eeuw, een klooster en een kerk uit de 11e eeuw en tal van winkeltjes waar – u raadt het al – wijn te koop is. Er zijn honderden, wel duizenden soorten Bordeaux-wijnen, al hebben ze allemaal dezelfde kleur: rood, Bordeaux-rood. Maar daar heb ik – mijn trouwe lezers weten dat – weinig boodschap aan. Wat mij betreft had Dionyso de kunst van het wijnbereiden best voor zichzelf kunnen houden (*zie de scheurkalender De Druivelaar d.d. 25 november 2018). Of mijn drie reiscompagnons er dezelfde mening op nahouden weet ik niet zeker. Ik stel enkel vast dat Mantequila en Desdemona een cappuccino bestelden, mijn zwager en ik een Blonde Leffe, terwijl al de andere toeristen op ons terras het hielden bij de “godendrank”. Vermeldenswaard vind ik de kennis die ik daar heb opgedaan omtrent de verschillende formaten van de wijnflessen. Er is vooreerst het gewoon formaat, de “bouteille” van driekwart liter. Dan is er de “magnum” van anderhalve liter of twee bouteilles, en de “supermagnum” van drie liter of vier bouteilles. En tussen de magnum en de supermagnum hebben we dan nog de “Marie-Jeanne” met een inhoud van drie bouteilles. Of deze laatste iets te maken heeft met Marie-Jeanne, de kersverse echtgenote van Vlaanderens beroemdste zakenman Willy Naessens? Ik durf er mijn hand niet voor in ’t vuur steken. En dan zijn er nog een heleboel grotere maten. Ik vermeld enkel de drie grootste. Er is de “Balthazar” van twaalf liter, de “Nabuchodonosor” van vijftien liter en de “Melchior” van achttien liter. Balthazar en Melchior zijn twee van de Drie Koningen uit het Bijbelverhaal. Bij Nabuchodonosor gaan de gedachten van de historische bollebozen onder mijn lezers wellicht uit naar een Babylonische koning van enkele honderden jaren vóór Onze Heer Jezus, de mijne gaan uit naar onze roemruchte konijnenbok uit mijn kinderjaren, onze Nabuchodonosor. Nabukske voor de vrienden…

    De château die Karel had uitgekozen bevindt zich in Fronsac: Château de la Rivière. Die rivière is de Dordogne en Fronsac is een dorp dat gelegen is langs de rechter oever van de rivier, zo’n twintig kilometer ten Noord-Oosten van Bordeaux. Er is een immens kasteel, één van de grootste wijnkastelen van Frankrijk. Het kasteel  heeft een rijke geschiedenis en het beschikt over kilometers onderaardse gangen waar de temperatuur onveranderlijk op dertien graden Celsius blijft, winter en zomer, en waar honderdduizenden flessen  Bordeaux-wijn opgestapeld liggen, alle gewonnen op deze “Château de la Rivière”. Ook de grote formaten zijn hier te vinden evenals ontelbare wijnvaten. Dat alles met een inhoud van miljoenen liters. De gids die ons rondleidt brengt ons naar een plek die alleen toegankelijk is voor VIP’s en voor de beau monde, wij dus. Die plek is voorbehouden aan extreem dure wijnen. De duurste is er een die achtenzeventig jaar oud is, van ’t jaar veertig dus. Kostprijs: driehonderdvijftig duizend euro! Of die wijn nog drinkbaar is? Geen mens die het weet. Om die vraag te kunnen beantwoorden zou men de wijn moeten proeven en dat houdt in dat de fles geopend moet worden en... daardoor meteen zijn waarde verliest. Zodus.  Plots gaan mijn gedachten naar de fles Vita-bier die ik al jaren in mijn bezit heb en waarvan ik de wereld kond heb gedaan op 8 november 2006 via mijn weblog www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=135 en waarvan ik toen de prijs bepaald heb op vierduizend euro. Een aantal kandidaat-kopers hebben zich toen aangemeld, maar niet één was bereid de volle prijs te betalen. En of ze ongelijk hadden: de fles is heden ten dage tussen de negen en de tien duizend euro waard en nog steeds in mijn bezit. Aan mijn trouwe bloglezers ben ik evenwel bereid ze te verkopen voor achtduizend. Maar dan geen cent minder.

    Ik herinner mij een collega, wiens echtgenote (beiden zijn overleden) een adellijke titel droeg en behoorde tot een familie waarvan beweerd werd dat zij één van de grootste wijnboeren/château-eigenaars was van Frankrijk, regio Bordeaux. Tienpond was de naam en het is mij altijd voorgekomen dat  daar veel opschepperij kwam bij kijken. Kan men met zo’n naam carrière maken in Frankrijk? En zie je wel, de gids van de Château de la Rivière, was totaal onbekend met de naam. Ge moet het op zijn Frans uitspreken, zei Karel: “Tiens Pont”. En, jawel hoor, “Tiens Pont” is een naam waarvoor men hier een diepe buiging maakt en wij werden op slag met nog meer egard bejegend.

    De avond vóór de terugreis is er de inzet van de jaarlijkse “fête” in Saint-Laurent. Dat is wat wij “kermis” noemen. Op een groot grasplein – zonder gras vanwege de droogte – was er een mosselsouper (typisch Vlaams!)  in openlucht en allerlei kermisattracties: paardjesmolen, schiettent, smoutebollenkraam, botsauto’s, zwiermolen, eendjes vissen… Precies zó zag de kermis eruit in mijn dorp, lang geleden…  Voor de mosselsouper diende er vooraf ingeschreven te worden. ’s Ochtends had Karel daarvoor gebeld. Helaas, alle tafels waren al bezet en ze hadden zelfs al vijftig mensen moeten weigeren. Maar… voor vier Belgische touristen, qui aiment la France, kon er wel iets “geregeld” worden. De prijs was tien euro, wijn inbegrepen. Tegelijk werd ons verzekerd dat de mosselen die we zouden voorgeschoteld krijgen de beste van de wereld waren. Zodus! Die avond – we waren op weg naar de fête – kwamen we voorbij de mairie, dat is wat ze bij ons het gemeentehuis noemen. Daar resideert de burgemeester, maar het woord “bourgmestre” is de mensen hier totaal vreemd: de burgemeester heet hier “le maire”.  Hij was net verschenen voor het open raam, op de eerste verdieping van de mairie. Enkele tientallen mensen waren hier verzameld om ‘s burgemeesters openingsspeech van de kermis te aanhoren. Toen de burgervader na de speech naar buiten kwam, waren wij er als de kippen bij om hem te begroeten. Een rijzige figuur, goed in het pak en een keurige spreker, een zestiger, die zeker niet zou misstaan als maire van een grote stad. Met een handdruk en een vriendelijke glimlach zouden we al tevreden geweest zijn, maar we bleken zozeer in de smaak te vallen dat de kennismaking uitliep op een gesprek van welhaast een half uur. Hij was afkomstig van Parijs. Zijn voorganger, ene Jacques, die hier zeer populair moet geweest zijn, was nog niet zo lang geleden overleden. Zijn gemeente, Saint-Laurent d’Arce heeft amper een goede duizend inwoners. Of er in Frankrijk veel van die kleine gemeenten zijn en of die allemaal een maire hebben? Zeer zeker. En overigens, Saint-Laurent is niet eens zo’n kleine commune: er zijn er van honderd en minder inwoners, alle met een maire en een conseil municipal. Hij laat ons de raadszaal van de mairie zien. In ’t midden een grote vergadertafel met vijftien zitplaatsen: voor de maire en de veertien membres du conseil. Boven de stoel van de burgemeester een reuzegrote foto van president Macron, alhier nochtans niet zo geliefd naar het mij voorkwam. De avond verliep verder geheel naar wens. Een waardige afsluiter van een mooie vakantieuitstap naar la douce france. En, als het dementiespook niet al te hard toeslaat, zal ik u nooit vergeten, Saint-Laurent. D’Arce, wel te verstaan.

    06-09-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kallie

    We hebben het weer gehad, voor de achtendertigste keer: de jaarlijkse Dwars door Grijsloke, Vlaanderens mooiste stratenloop. Ik heb er kennis gemaakt met een deelneemster uit Hastings, Sussex, England. Kallie Owen, vierentwintig jaar, een mooie verschijning. Vanzelfsprekend: alle jonge mensen zijn mooi, placht mijn moeder zaliger te zeggen. We hebben wat gepraat over koetjes en kalfjes en ook over haar, voor mij althans, hoogst ongewone voornaam: Kallie. Ze zei dat het van Griekse origine is, maar veel verder kwam ze niet. Het zou afgeleid kunnen zijn van “kali”, wat “goed” betekent, zoals in kali méra (goede dag), kali spéra (goede avond) en kali nýchta (goede nacht). Toch denk ik eerder dat er een of andere mythologische figuur in ’t spel is. Het zou Kallirhoë kunnen zijn, één van de drieduizend dochters van de oergod Okeanos. Of Kalliope, één van de negen Muzen, tevens de moeder van Orpheus, de zanger. Maar het liefst houd ik het bij Kallisto, vanwege het aangrijpend verhaal dat ik hier laat volgen…

    Kallisto was de dochter van een Arkadische koning, Lykaon. Ze was een dienares van de godin Artemis. Zelf onthield Artemis zich van elke geslachtelijke omgang en ze eiste hetzelfde van haar tempeldienaressen. Maar Kallisto werd  verleid door Zeus en raakte zwanger. Toen Artemis de zwangerschap opmerkte, veranderde ze Kallisto in een berin. Als berin baarde Kallisto een zoon, Arkas. Eenmaal opgegroeid tot een volwassen jongeman ging hij op jacht, op berenjacht! En zo kwam hij op een dag oog in oog te staan met zijn moeder. Hij herkende haar natuurlijk niet en hij stond op het punt haar te doden met zijn pijlen... toen Zeus zich over hen beiden ontfermde. Hij veranderde ook Arkas in een beer en hij plaatste moeder en zoon aan het firmament, onder het sterrenbeeld van de grote en de kleine beer.

    Ik heb Kallie beloofd dat ik haar het verhaal zou opsturen via mail en… in ‘t Engels. De vertaling heeft mij bloed, zweet en tranen gekost en dat het vlekkeloos Engels is, daar durf ik mijn hand niet voor in ’t vuur steken. Ziehier…

    Kallisto was the daughter of an Arcadian king, Lykaon. She was a servant of the goddess Artemis. Artemis abstained herself from any sexual intercourse and she demanded the same of her temple servants. But Kallisto was seduced by Zeus and she became pregnant. When Artemis noticed the pregnancy she turned Kallisto into a bear. Being a bear, Kallisto gave birth to a son, Arkas. Grown up to a mature young man Arkas took to hunting, bear hunting! One day he stood face to face with his mother. He didn’t recognize her, of course, and he was about to kill her with his arrows… when Zeus himself was concerned about their fate: he turned Arkas into a bear as well, and he placed mother and son into the firmament, under the constellation of the Great Bear and the Little Bear.

    Eerlijkheidshalve: bloed en tranen zijn er niet aan te pas gekomen. En zweet? Misschien een beetje. Ik benijd de engelssprekende volkeren van deze wereld. Met hun taal kunnen ze overal terecht. Op school hoeven ze geen vreemde talen te leren. Wat een tijdwinst! Die ze kunnen besteden aan andere “wetenschappen”. Een dikke streep voor hebben ze. En mag ik hier dan misschien een oproep lanceren naar al die gelukkigen? Het is in de eerste plaats in naam van velen van mijn leeftijdsgenoten, die rond de tweede wereldoorlog het levenslicht hebben gezien en op school enkel Frans als vreemde taal hebben geleerd, een taal waarmee men te huidigen dage, buiten Wallonië en “la douce france”, bijna nergens meer terecht kan. De oproep luidt: spreekt traag, articuleert goed en gebruikt geen al te moeilijke woorden, uitdrukkingen of zinswendingen. Wij, ouden van dagen, beloven dat wij dan ons best zullen doen om jullie te woord te staan, zij het met vallen en opstaan, in jullie eigen taal, zowel op ons eigen grondgebied als op dat van jullie. 

    29-08-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gentse Fieste, Rik De Saedeleer en de veiligheidsgordel.


    Ons jaarlijks dagje Gentse Fieste begon dit jaar met een heerlijk middagmaal bij Micheline Demol, een pittig en talentrijk dametje van in-de-zestig: marathonloopster, actrice, zangeres en een van de topvedettes van Grijslokes Olympiade, evenwel nog niet helemaal toegetreden tot het BV-schap. Michelientje nam ons vervolgens mee naar het theater in Onderbergen, waarvan de naam nogal geleerd aandoet: “Auditorium 61”. Er was een toneelstuk van Romain Deconinck, die onlangs verkozen werd tot de grootste Gentenaar aller tijden. Terecht, mijn inziens. Het was een stuk vol grollen en grappen, helemaal zoals mijn zwager Karel ze gaarne vertelt. Jammer dat Karel er niet bij kon zijn. Tijdens de pauze tussen de twee bedrijven heb ik kennis gemaakt met een man van wie men op zijn minst kan zeggen dat het niet de eerste de beste is: Rik De Saedeleer.  In vroeger jaren zou ik niet het lef gehad hebben om zomaar af te stappen op iemand van dat gehalte. Nu dééd ik het.

    - Neem mij alstublieft niet kwalijk. U bent toch Rik De Saedeleer?

    De man gniffelde.

    - Ik dacht dat u overleden was?

    - Bén ik ook, zei de man, in 2013, de derde maart.

    - En nu zit u hier. Héél bijzonder is dat. Mag ik een foto van u nemen? Of wacht, ik weet iets beters: een foto van ons beiden?

    De man gaf hierop geen antwoord, maar hij gniffelde weer en dat was voor mij voldoende. Ik vroeg aan Micheline of ze een foto wilde nemen van Rik en mij. Ze deed het, zonder morren.


    Toen ik afscheid nam van Rik zei hij “welbedankt”,  alsof  het niet aan mij was om hem te bedanken…

    En dan zijn we de stad ingedoken, de stad waar ik mijn hart heb verloren en… ik bespaar u verdere lyrische ontboezemingen. Pintjes drinken, mensjes kijken, Dirk Bauters en Vanessa Chinitor op het Veerleplein, Gentse liedjes op het Walter De Buckplein, kermis overal en oliebollen en frietjes, straatmuzikanten en andere openluchtattracties, grote podiums op tal van pleinen zoals op de grote muziekfestivals, en nieuwe etablissementen zoals de Holy Food Market aan de Ottogracht. Deze laatste is een overdekte markt met eetkraampjes met keukens van over de hele wereld. Niet zo lang geleden was dit nog… de Baudelokapel. Ik heb daar kennis gemaakt met een jonge Portugese. Hoe je zoiets aanpakt? Gewoon door te vragen of het krukje naast haar vrij was. Ze sprak vloeiend Engels en ik vroeg of ze Brits was. Neen, zei ze, raad eens. Ik raadde Duits, Hongaars, Fins en Spaans. Toen gaf ik het op. Ze was Portugees. Ik zei dat ik Portugees een moeilijke taal vond. Waarop ze zei dat zij Flemish een moeilijke taal vond. En dát vond ik nu weer niet…

    De politie was overduidelijk aanwezig en dat verklaart wellicht waarom de Feesten zo vlekkeloos verlopen zijn. De politie, onze vriend! En toch… Sedert 30 mei siddert en beeft er iets bij mij van binnen bij het aanschouwen van een flik – ik hoef er niet eens oog in oog mee te staan. Ik kwam uit de telecomwinkel in de Kerkstraat. Auto gestart in eerste versnelling, autogordel om, tweede versnelling, derde versnelling en daar stond de politie die mij een halt toeriep. Ik was hooguit driehonderd meter onderweg. Ik mocht het gaan uitleggen op een mijns inziens speciaal daarvoor voorzien pleintje. Er stonden wel acht politiemensen (flikken en flikinnen). Een politierazzia? Enkele eventualiteiten flitsten door mijn hoofd: een terroristische aanslag? een crimineel uitgebroken? verborgen camera? Hoe weinig bevroedde ik dat ikzelf de gezochte crimineel was. Waarom ik mijn gordel niet aanhad?…

    - Maar ik héb mijn gordel aan!

    Dat was de flik niet opgevallen…

    - Ja, best mogelijk, maar gij zijt gesignaleerd zonder gordel. Da’s dan 116 euro. Betaalt ge de boete onmiddellijk?

    Ik had niet genoeg geld bij en ook geen VISA-kaart.

    - Ge wenst dus niet te betalen. Ge kunt vertrekken en… ge zult wel zien wat ervan komt.

    Ik was een beetje van ’t lam gods geslagen. Honderd en zestien euro, tot daar nog aan toe: nauwelijks de helft van mijn vakantiegeld als gepensioneerde, en dat was tóch al niet genoeg om zelfs maar een klein vakantiereisje te ondernemen. Wat erger was: mijn tot op heden (ik ben 78!) blanco strafregister was nu wellicht besmeurd en hoezeer had ik gehoopt dit tranendal te kunnen verlaten zonder ook maar één misdaad op mijn geweten. Ik voelde mij zoals iemand zich moet voelen die (tegen zijn zin!) op zijn achtenzeventigste zijn maagdelijkheid verliest… en dan nog voor het niet-dragen van de autogordel. En hoe vaak heb ik zelf niet de noodzaak van die veiligheidsgordel gepredikt, veel vroeger toen ik als keel-neus-oorarts meerdere gebroken neusjes heb gerepareerd, gevolg van je-weet-wel.

    Twaalf dagen later kwam de “pro justitia” (letterlijke vertaling: voor gerechtigheid!): 116 euro, inderdaad. Ik heb de boete dezelfde dag nog betaald via overschrijving. De mogelijkheid van bezwaar tegen de boete niet in overweging genomen omdat er bij niet-betaling een rechtszaak van komt en de kosten dan torenhoog kunnen oplopen. En ten tweede omdat een rechtszaak tegen de politie altijd verloren wordt want de politie is beëdigd en deze jongen niet. En dan is er nog dit… Iemand die goed op de hoogte beweert te zijn, zegt: een boete betalen houdt in dat men akkoord gaat met de beschuldiging. Ik heb alsnog een bezwaarschrift ingediend, niet tegen de boete, wel tegen de beschuldiging van het niet-dragen van de gordel. Misschien kunnen ze dat misdrijf toch nog schrappen van mijn strafregister; het geld van de boete kunnen ze gerust houden en… daar was het per slot van rekening toch om te doen, zeker? Ondertussen wacht ik nog steeds op een antwoord vanwege de politie, mijn (ex-)vriend.

     

    23-07-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Picasso


    Hoe het boek PICASSO terecht gekomen is onder een paar oude beddelakens in de onderste laag van de oude kleerkast die in onze inkomhal staat en die nog aan tante Irma heeft toebehoord, is mij een raadsel. Dáár dus heb ik het gevonden, een paar dagen geleden… 


        
    Portret van een vrouw (op de cover), 1942

    Het boek is uitgegeven door de Galerie Veranneman anno 1971 (of ‘72). Het is gedrukt op de persen van de drukkerij Meirsschaut, Kruishoutem en er staat een nummer op D/1486/1971/19. De schrijver is ene Jean Marcenac, kunstcriticus, wiens stijl zeer eenvoudig is, ook voor niet-ingewijden zeer begrijpelijk, en "to the point". Het boek handelt – dat hebt u goed geraden, beste lezer – over de grootste kunstschilder aller tijden, of beter: de grootste kunstenaar-tout-court aller tijden (1), want… tekenaar, beeldhouwer, sieraadontwerper, keramist… Voluit: Pablo Diego José Francisco de Paula Juan Nepomuceno Maria de los Remedios Cipriano de la Santisima Trinidad Ruiz y Picasso. Geboren op 25.10.1881, overleden op 8.4.1973.

    (1) In ons Vlaanderen is er alleen Constant Permeke die hem een (heel klein) beetje benadert - met zijn "liggende boer" - en misschien ... Roger Raveel.

    Het boek bevat amper vierentachtig pagina’s maar het papier is van een zodanige dikte dat we toch kunnen gewagen van een boek met een redelijke omvang. Een eerste gedeelte van het boek is van Jean Marcenac, reeds vernoemd; het tweede gedeelte bevat reproducties van vijfendertig tekeningen en schilderijen door de kunstenaar gemaakt, de meeste toen hij reeds diep in de tachtig was.

    Op pagina 1 staat een met inkt geschreven opdracht in ’t Frans, vanwege Albert et Marie Gernay, gehandtekend en gedagtekend: 17/11/74 (of 75?), met als tekst: “A mon ami et President du Rotary de Waregem et son epouse” (de accent aigu’s zijn achterwege gelaten). Misschien was Albert Gernay iemand die een voordracht kwam geven voor de Rotaryclub en bij die gelegenheid de voorzitter dit boek als geschenk aanbood. Zelf heb ik talrijke voordrachten gehouden voor clubs als de Rotary – men noemt ze service-clubs – maar nooit is het bij mij opgekomen om een cadeau mee te nemen voor de voorzitter. Integendeel, ik kreeg zelf een cadeau, steevast een fles wijn, dewelke ik in dank aanvaardde (ofschoon ik geen wijn lust) als vergoeding voor mijn voordracht, de urenlange voorbereiding en de verplaatsingskosten.

    Op pagina 7 laat de schrijver van het boek de kunstenaar Picasso een taal spreken die getuigt van een bovennatuurlijke kordaatheid, zoals we die enkel kunnen verwachten van een supranormaal begaafde geest en een kunstenaar wiens talent ons bevattingsvermogen overstijgt:

    Picasso is degene die afwijst. In de schijnbare volmaaktheid van de orde evengoed als in de zichtbare verwarring van de wanorde, tegenover de verbazingwekkende schoonheid of de dodelijke lelijkheid, verkondigt hij: “Dàt is een leugen. Dit kan echter waarheid worden. Gij hebt er genoeg over gezegd. Het is nu onze beurt om te spreken”.

    Op pagina 9 verwoordt de schrijver op een aanschouwelijke manier de boodschap die Picasso met zijn werk als het ware de wereld inslingert: dat niets onmogelijk is voor wie beseft dat niet alles mogelijk is:

    De zon van Picasso voegt twee kleuren bij het prisma van ons leven: voorbij het violet en vóór het rood, is er goed en kwaad; en ons licht is een moreel licht. Picasso is meer dan alleen maar een neen-zegger. Sedert zo lange tijd wandelend op de nok en vertrouwd met de grenslijn die doet duizelen - een stap verder wordt het idealisme waanzin en een stap dichter is het realisme lafheid - toont Picasso aan dat alleen voor hem alles mogelijk wordt die beseft dat niet alles mogelijk is.

    Zo helder als pompwater toch? En op pagina 11 en 12 gaat de schrijver in eenvoudige en voor iedereen bevattelijke bewoording verder in op het fenomeen “Picasso”:

    Picasso is zonder twijfel onder alle levenden degene die meest heeft gedaan om het heelal uit zijn verlokkelijk immobilisme los te rukken, om alles wat slechts een kunstmatig geheel vormde te doen uiteenvallen, om als het ware de rhapsodie te breken waarin de afzonderlijke objecten in hun chaotische afzondering verbleekten. Dank zij Picasso weten wij beter dat hetgeen wij meenden te zijn niet bestaat en dat hetgeen we onmogelijk achtten aan het worden is. Dank zij hem weten we beter dat de dialectiek de algemene bestaanswet is. Maar Picasso leert ons ook dat het hoogste van alle geestelijke avonturen zich niet afspeelt in de eenzaamheid. De kracht die hij - afdoende en zuiver - ervaart is die van zijn tijd. Hij is voorop, maar niet buiten de werkelijkheid. Van deze geestesvrijheid die alleen volstaat om hem te omvatten zonder hem daarom te begrenzen weet hij zeer goed dat zij geen wondergave is die hem bij voorrecht werd toebedeeld. De stoutmoedigheid van Picasso kan onze moed alleen maar verdubbelen, zijn helderheid is slechts de hoogste uiting van onze klaarziendheid. Als de beste der mensen wil hij mens zijn en zoekt hij versterking aan de bron van de mensheid. Hij heeft zijn jeugd ingebouwd in de onoverwinnelijke drang van de menselijke duurzaamheid. Aan onze toekomst geeft hij een van haar dimensies. Niemand onder de stervelingen heeft zich heftiger dan hij verzet tegen de afschuwwekkende bestendigheid, de kadaveronvergankelijkheid van een heelal, waartegen alles in verzet komt, zowel het hart als de geest. Niemand heeft meer herrie geschopt in het beledigend goede geweten dat de dichter en de geleerde sedert alle tijden plegen te schokken.

    Wie van mijn lieve lezers zou zich, bij het lezen van deze klare uiteenzetting over de kunstenaar met zijn heftig verzet tegen de “afschuwwekkende bestendigheid” en de “kadaveronvergankelijkheid” van een heelal, zou zich niet gewenst hebben dat hijzelf die regels had geschreven? O, wie?

    En nu laat ik u genieten van een viertal van de mooiste werken uit het boek. Ze dateren uit de periode van oktober 1969 tot augustus 1970 (Picasso was toen 88 jaar). Naakte vrouwen waren toen een geliefkoosd thema. Stuk voor stuk meesterwerken. De erotiek straalt ervan af. Merk de stip in het cijfer 0 van het jaartal: symbool van een blote borst.



       
    Liggend naakt (13.10.1969)

       
    Vrouw en harlekijn (16.6.1970)


       
     Idem

        
    Idem (9.8.1970)

    30-06-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kunst en filosofie.

    Aanleiding tot dit verhaal is een reproductie van het schilderij “De Schreeuw” van de Noorse schilder Edvard Munch. Het kunstwerk dateert van het einde van de 19e eeuw en de reproductie bevond zich op het deksel van een koekendoos, zo’n zeventig jaar geleden. Ik heb ze gisteren ontdekt op mijn zolder tussen rommel en oude paperassen. De doos kwam uit de winkel van tante Jenna. “De Schreeuw” heeft haar winkel geen goed gedaan, althans wat betreft het verkoopcijfer van koekjes-voor-bij-de-koffie. Een groot aantal klanten kochten de koekjes omwille van de mooie reproducties op het deksel van de doos: schilderijen van Rubens, Brueghel, Van Dijck… of foto’s van koning Leopold III of koningin Astrid of de koninklijke prinsen en niet in het minst prinses Josephine-Charlotte. De dozen met dat “misbaksel” van Edvard Munch raakten moeilijk verkocht en moeder heeft er wel bij gevaren: tante Jenna was blij dat ze de dozen aan ons kwijt kon. Gratis! Het authentieke schilderij werd op 3 mei 2012 geveild in New York voor 91 miljoen euro. Evenmin als de klanten van tante Jenna vond ik het een mooi kunstwerk, maar toen ik later vernam wat de filosofische betekenis echter “De Schreeuw” was, veranderde mijn mening, of liever ik durfde niet meer voor mijn mening uitkomen… tot op heden: ik word weldra achtenzeventig en wat deert het mij om voor de rest van mijn leven door te gaan als cultuurbarbaar!

      De schreeuw

    In het mooie oude stadje Oudenaarde is de laatste jaren eveneens overduidelijk gebleken dat de waarde van een kunstwerk – in dit geval gaat het over monumentale beeldende kunst – maar al te vaak bepaald wordt door de filosofische achtergrond. Ik bedoel de grote beeldhouwwerken, “Universus” van Johan Tahon, en “De witte waternimf” van Peter Bijls. Ze bevinden zich respectievelijk op de kleine markt tegenover de stadsbibliotheek en ergens op een rotonde op de baan naar Gent. De mensen van de streek noemen deze kunstwerken – weer respectievelijk – de snottebelle en de penis. Tot mijn scha en schande moet ik bekennen dat ik aanvankelijk enig begrip kon opbrengen voor de definitie van deze cultuurbarbaren, tot ik via wikipedia de filosofische achtergronden leerde kennen:

       Universus
    "Universus is een bronzen beeld dat in Oudenaarde is opgesteld. De ondertitel luidt « V.M.Z. » wat staat voor Venus Maria Zeeën, een merkwaardige collage van gevonden woorden die doen denken aan de geboorte van Venus uit een schelp. Toch heeft het beeld geen herkenbaar geslacht, is het niet nadrukkelijk vrouwelijk of mannelijk, maar werkelijk universeel. Zoals vaak in de beelden van Tahon, is het onderlichaam met zijn beide benen duidelijk herkenbaar. Maar het bovenlichaam verdwijnt in een vormloze klomp die toch een soort hoofd heeft. De daaruit stekende stralen zijn de materialisatie van de blik van dit menswezen. Dat lijkt over het universum te waken terwijl het als een vuurtoren zijn blik in het rond strooit."

       De witte waternimf

    "De witte waternimf stelt voor: de stad Oudenaarde die ontwaakt uit de Schelde."


    Ook in de literatuur moet de “filosofische achtergrond” niet onderschat worden. Hoe anders verklaren dat het gedicht “Marc groet ’s morgens de dingen” door Paul van Ostaijen tot één van de beste gedichten gerekend wordt, die ooit door een Vlaamse dichter werden geschreven? Hier gaat het, in zijn volledigheid:

    Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem

    ploem ploem

    dag stoel naast de tafel

    dag brood op de tafel

    dag visserke-vis met de pet

    pet en pijp

    van het visserke-vis

    goeiendag

     

    DAA-AG VIS

    dag lieve vis

    dag klein visselijn mijn

     

    Om dan nog niet te spreken over de muziek. Neem het Europees liedjesfestival anno 2018, waar Israël op de proppen kwam met een kakelende kip. Het leek nergens op tot je kennis nam van de filosofie achter dat gekakel. Het werd een glansrijke eerste plaats voor de kip.

    En de filosofie? Is zij een kunst op zichzelf? Is zij de meest exacte onder alle wetenschappen, zoals de zeer geleerde professor Van Togenbirger zich ooit eens liet ontvallen? Hoeveel van haar pluimen heeft de filosofie verloren sinds de tijd van de Oude Grieken, de tijd van Aristoteles, Socrates en Plato? Zijn er überhaupt nog filosofen in Vlaanderen? Ik ging te rade bij Jan Bauwens, zelf doctor in de filosofie, auteur van duizenden bladzijden over filosofische onderwerpen en beoefenaar van alle kunsten (zie ook www.bloggen.be/tisallemaiet): 

    "Er zijn filosofen maar zij worden niet betaald om te filosoferen en teneinde in hun levensonderhoud te kunnen voorzien, zien zij zich verplicht om hun tijd te verdoen met jobs die niet de hunne zijn – en dat is een ware ramp omdat aldus hun levensnoodzakelijk werk dreigt te blijven liggen.

    Het behoort immers tot de taak van filosofen om wantoestanden zoals de onderhavige aan het licht te brengen: de rampzalige contraproductiviteit van onze huidige economie die immers bewerkstelligt dat primaire noden onbevredigd blijven doordat zij niet sporen met de economische vraag. Tot die primaire noden behoort de maatschappijkritiek of de (sociale) filosofie omdat zij niet alleen aan de grondslag ligt van onze beschaving maar tevens een sine qua non is voor het voortbestaan ervan.

    Uiteraard is er geen vraag naar maatschappijkritiek in een maatschappij die blasé is en derhalve eerder onwillig om zichzelf in vraag te stellen en dus moeten filosofen die hun tijd alsnog aan de beoefening van hun job willen besteden, hun taak dan maar onbezoldigd vervullen. In het beste geval moeten zij vrede nemen met een uitkering welke hen toelaat om in leven te blijven en naar best vermogen te werken. Net zoals de kunstenaars kunnen zij enkel rekenen op het begrip van lotgenoten. Kunstenaars en filosofen (maar ook huismoeders en nog tal van andere roepingen) halen hun moed uit de wetenschap dat hun werk dan misschien niet financieel rendeert maar wel de hoop mag voeden dat het die vruchten afwerpt zonder welke er geen alternatief zou zijn voor een verdere afglijding van de beginsel- en cultuurloosheid van het recht van de sterkste met zijn bizarre wet van vraag en aanbod naar de immer zo jammerlijke oorlog."


    20-05-2018 om 23:52 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over penissen en zo...

    In het Middelheimpark in Antwerpen werd vorige maand een kolossaal standbeeld onthuld van een man met een paar sokken aan en een onderlijfje, en voor de rest… naakt, en met een penis die, zelfs alle verhoudingen in acht genomen, behoorlijk groot kan genoemd worden. Een penis in erectie! Zeggen dat het beeld een storm van verontwaardiging heeft doen losbarsten zou overdreven zijn, maar kritiek is er wel geweest. Een klein stormpje, laten wij zeggen. Pakweg zeventig jaar geleden – ik was toen een schoolknaap – zou de verontwaardiging wel groter geweest zijn. Alles wat met seks te maken had was toen zware zonde: onkuisheid “in ’t gemoed” werd al even zwaar aangerekend als moord en doodslag en eeuwig branden in het helse vuur was toen de sanctie. En hoe zal de reactie zijn over nog eens zeventig jaar? Zal  men zich afvragen waarom er toentertijd kritiek is geweest op het plaatsen van dit “prachtig kunstwerk” of zal men zich afvragen wie ooit toestemming heeft gegeven tot het plaatsen van dit “decadente beeldhouwwerk”? Niemand die het met zekerheid weet. De tijden veranderen, de zeden ook.  De godsdienst speelt een belangrijke rol en de godsdienst lijkt niet te houden van het etaleren van “uitwendige geslachtsorganen”, God weet waarom… Maar is dat altijd zó geweest? Ten tijde van de Oude Grieken bijvoorbeeld?

    De Oude Grieken waren erg godsdienstig. Een beetje anders dan wij dat gewoon zijn: zij aanbaden véle goden. Er rustte toen maar weinig taboe op de naaktheid en al zeker niet op de naaktheid van het mannelijk lichaam. Een paar uitzonderingen bevestigen de regel en ze zijn van het vrouwelijk geslacht: de godinnen Athena en Artemis. Beiden behorend tot het select gezelschap van de twaalf Olympische goden, vrijgezellinnen en ongevoelig voor “mannelijk schoon” en wraakzuchtig tegenover eenieder die hun naaktheid had aanschouwd, het weze dan nog per ongeluk:  blindheid of zelfs de doodstraf waren hun deel. En het feit dat de vrouwen de toegang werd ontzegd tot de antieke Olympische Spelen, alwaar uitsluitend mannen streden om de hoogste Olympische eer, was dat dan geen taboe? Allerminst. Er weze immers op gewezen dat enkel getrouwde vrouwen niet gewenst waren tijdens de Spelen. Door hun de toegang te ontzeggen wilden de juryleden voorkomen dat hun eigen vrouwen de Spelen gingen bijwonen en de vergelijking gingen maken tussen de atletisch gebouwde lijven van de deelnemers en de povere fysiek van hun halve trouwboeken. En de ongetrouwde vrouwen, hoor ik u al zeggen, die waren er toch ook niet? Precies, die waren niet geïnteresseerd, vanwege het feit dat sport een mannenzaak was en mannelijk naakt een alledaagsheid waar geen taboe op rustte.

    Een bovenmatig groot lid moge dan al bij de Oude Grieken een teken van viriliteit en meer dan gewone geslachtsdrift zijn, mooi en esthetisch vonden ze het zeker niet. Integendeel. Hun goden en hun helden beeldden zij uit met verleidelijke naakte torso’s, gespierd en geproportioneerd, maar met uitzondering van het piemeltje en wat er nog bij hoort: petieterig klein. En dat geldt zowel voor de goden Apollo en Hermes als voor de mooie Adonis en de krachtigste sterveling die ooit geleefd heeft, Herakles.

       De machtige zeegod Poseidon was eveneens “klein geschapen”.

    En de talrijke beelden dan met de reuzegrote penissen in erectie, die overal staan te pronken in de Griekse souvenirwinkels? Het zijn afbeeldingen van saters, van de god Pan en van de eveneens goddelijke Priapos. 

      De god Pan.

    De Grieken toonden maar weinig bewondering en devotie voor deze groot geschapen wellustige goden en halfgoden. Al dient enige uitzondering gemaakt voor de god Priapos. Deze was de zoon van Aphrodite, godin van de liefde, en Dionysos, god van de wijn en de goede sier en van wie Pan en de saters trouwe volgelingen waren. Tijdens Aphrodites zwangerschap  was de vrucht in haar schoot betoverd door Hera, echtgenote van de oppergod Zeus. Hera had namelijk een zwaar vermoeden dat die zwangerschap het gevolg was van een zoveelste buitenechtelijke betrekking van Zeus. Om zich te wreken had zij de buik van de liefdesgodin aangeraakt met de “kwade” hand, zijnde de linker. Aphrodite beviel in Klein-Azië van een mismaakt kind, Priapos. Het kind had een dikke buik, een papperig aangezicht en een dikke tong, en bovenal een enorme penis, die altijd in erectie stond. Priapos werd een voorwerp van spot voor de mensen. Er brak echter onheil uit in de streek: sterfte onder het vee, mislukte oogsten, epidemieën… De mensen raadpleegden het orakel. Het verdict luidde: “… omdat gij allen de spot drijft met het goddelijk kind Priapos”. De mensen hadden de les begrepen en van toen af kreeg Priapos eer bewezen zoals het aan een god betaamt. In iedere woning kreeg hij zijn beeld en van Klein-Azië breidde zijn eredienst zich uit naar geheel Griekenland.  

    Over de mismaakte god Priapos wordt ook wel gezegd dat zijn reusachtige fallus naar achter gericht stond en dat beelden van de god dienst deden als tuinkabouter en vogelverschrikker en ook gebruikt werden voor andere “nuttige” doeleinden (bloempotstaander, sleutelhanger, breinaaldenhouder, reklame…) zoals deze tekening poogt uit te beelden.

    15-05-2018 om 12:18 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dietjes en datjes en Buffalo's.

    Laten we het eerst hebben over”dietjes”, in ’t bijzonder over het misbruik van het woordje “die”. Aan het te-pas-en-te-onpas  gebruik van dat onschuldig aanwijzend voornaamwoord herkent men de echte Gentenaar. Enkele voorbeelden:

    - toen ik gisteren te laat thuiskwam, die kreeg ik ruzie met mijn vrouw;

    - gisteren wandelde ik in het park: die kwam ik daar toch wel burgemeester Termont tegen, zeker;

    - als er een hogedrukgebied over centraal Europa hangt, die stijgt de temperatuur (Armand Pien).

    Voor de overtollige “datjes” begeven we ons naar de Kempen: de Antwerpse Kempen, de Limburgse Kempen en de Brabantse Kempen, en bij uitbreiding misschien wel de drie Oostelijke provincies van ons Vlaanderland in hun totaliteit. De Kempenaar zegt (in plaats van “de renner die valt”) “de renner die dat valt”. “De renner die iets gezegd heeft” wordt dan “de renner die dat iets gezegd heeft” en “de renner die dat gezegd heeft” wordt “de renner die dat dat gezegd heeft”. Als we in die laatste zin “de renner” door “het kind” vervangen dan wordt dat “het kind dat dat dat gezegd heeft”. En als eraan getwijfeld wordt welk kind precies bedoeld wordt, dan wordt dat kind aangewezen met als commentaar: “dát, dat dat dat gezegd heeft”. Vier “datjes” dus, in een perfect Kempische zin. Was Armand Pien zaliger een die-man, Paul Herijgers is een typische dat-man. Als TV-verslaggever bij cyclo-cross-wedstrijden is hij dik zijn geld waard: een warme sympathieke man, met kennis van zaken en die zelden de bal “misslaagt”. Die overtollige datjes zijn hem ruimschoots vergeven.

    En ook nog de Westvlaming te kakken zetten? Gier pas ik voor. Onbehonnen  werk.

    De zin met de vier datjes is overigens allerminst een wereldrecord. Zie maar wat ik op ’t internet gevonden heb. Ik neem het letterlijk over…

    "Buffalo buffalo Buffalo buffalo buffalo buffalo Buffalo buffalo" is een grammaticaal correcte zin in het Engels. Deze zin wordt gebruikt als voorbeeld van hoe homoniemen en homofonen kunnen worden gebruikt om ingewikkelde taalkundige constructies te creëren. Hij is in de literatuur bekend sinds 1972, toen de zin werd gebruikt door William J. Rapaport, een universitair hoofddocent aan de Universiteit van Buffalo. In 1992 werd de zin door Rapaport gepubliceerd op de Linguist List  en hij wordt ook gebruikt in het boek The Language Instinct van Steven Pinker uit 1994. De zin lijkt op het eerste gezicht onduidelijk, maar wordt helderder als het volgende in acht wordt genomen: de zin maakt gebruik van de betekenis van het dier de bison ("buffalo" is niet alleen enkelvoud, maar ook een meervoudsvorm), maar ook van de plaatsnaam Buffalo en het weinig gebruikte synoniem voor pesten "to buffalo". De zin wordt dan vertaald ongeveer als volgt: Uit Buffalo afkomstige bisons, die door andere bisons uit Buffalo gepest worden, pesten bisons uit Buffalo. De zinsconstructie kan ook verduidelijkt worden door de dieren, de stad en het werkwoord te vervangen door respectievelijk "cow", "Detroit" en "to bully": Detroit cows (that) Detroit cows bully, bully Detroit cows.

    En zodoende kom ik nogmaals ongewild uit bij mijn geliefde Gent en meer in ’t bijzonder bij mijn geliefde voetbalploeg: de buffalo’s van AAGent. Een geliefde voetbalploeg? Voor een voetbalhater als ik kan dat nogal tellen... Mijn liefde voor Gent moet dan wel bijzonder groot zijn, nietwaar, beste lezer. En waar de naam “Buffalo’s” dan wel vandaan komt? Van William Cody, beter bekend als Buffalo Bill. De ouderen onder mijn lezers en dan vooral diegenen die nóg ouder zijn dan ik (ik bedoel: geboren vóór de tweede wereldoorlog) zullen hem ongetwijfeld kennen. Hij was één van de belangrijkste Amerikanen die de geschiedenis van het Wilde Westen kleur hebben gegeven. Vechten tegen de indianen en jagen op groot wild (voornamelijk bizons = buffalo’s): dat waren de bedrevenheden waaraan hij zijn roem en zijn naam, Buffalo (= bizon) Bill, te danken had. Na zijn veertigste trok hij de wereld rond met een reizend circus, waarmee hij met zijn “Wild West Show” een evocatie bracht van de verovering van het Wilde Westen op de indianen. Twee keer sloeg Buffalo Bill zijn tenten op in Gent: in 1895 en in 1906. Tijdens de show werd het publiek aangespoord tot het roepen van “buffalo! buffalo!”. Die “vreugdekreet” bleef nazinderen in Gent, vooral onder de studentenbevolking (1*) en vanaf 1920 werd het “buffalo, buffalo” vooral gehoord als aanmoedigingskreet op het voetbalveld van KAA Gent . In 1928 kreeg de voetbalploeg van Gent zijn logo: het hoofd van dé indiaan, die zo vaak een hoofdrol had  gespeeld in Buffalo Bill’s Wild West Shows. Dat is waarom de spelers van de ploeg “buffalo’s” zijn en waarom alle supporters van KAA Gent zich ook een beetje “buffalo” voelen.


    (1*)  Hoeveel keer heb ikzelf, het clublied van mijn geliefde studentenclub Laetitia (studenten uit de streek van Oudenaarde en Ronse) niet meegebruld? Op ’t einde van de laatste strofe volgde steevast de kreet “Buffalo Oudenaardse!”. We waren jong en baldadig…


    15-04-2018 om 16:40 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pasen

    De paasdagen zijn achter de rug: Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Stille Zaterdag, Pasen, Tweede Paasdag…  Maar is dat wel zó? Niét volgens filosoof Jan Bauwens. Volgens hem zijn wij blijven steken op Stille Zaterdag en is Pasen nog lang niet in zicht. Ik citeer (uit www.bloggen.be/tisallemaiet):

    “Onze psychologie kan dit niet verwerken”: als een kwaad maar groot genoeg is, zal het niet langer als zodanig gelden doch daarentegen als een goed. Om die reden wordt de naam van Napoleon Bonaparte (1769-1821), een der grootste massamoordenaars aller tijden, alom in ere gehouden met reusachtige standbeelden en andere eretekens bij de vleet; naar hem worden in alle metropolen ter wereld restaurants en cafés genoemd en zelfs allerlei luxeproducten, incluis dranken en bonbons, alsof hij een sinterklaas was of een paashaas. Hetzelfde geldt voor Nero (37-68), Mao (1893-1976), Stalin (1878-1953) en vele andere tirannen. Het droppen van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki die in één klap een kwart miljoen mensen ter plekke deden verdampen zodat het enige spoor dat van hen restte een zwarte vlek was op de grond, wordt niet alleen herdacht door de slachtoffers: ook de daders bleven hun heldendaad vieren, onder meer met de tentoonstelling in het National Air and Space Museum, in Washington D.C., van de belangrijkste onderdelen van de Enola Gay – het vliegtuig waarmee de bommen werden gedropt – tot de dag dat het tuig met verf en bloed besmeurd werd. En de Japanners werden sinds die zwartste dag uit hun geschiedenis de beste bondgenoten van de moordenaars van hun volk.

    Maar als onze psychologie niet in staat is om een kwaad te verwerken dat al te groot is, waarom zou hetzelfde dan niet waar zijn voor een al te groot goed? Het is bijvoorbeeld algemeen geweten dat het menselijke besef van het mirakel van het leven bijzonder ontoereikend is. Of spreken de kwistigheid met levensbelangrijke zaken, met mensenlevens en met levende soorten dan geen boekdelen? En het gemak waarmee men oorlog voert, de onbezonnenheid van landen en hun leiders? Onze psychologie blijkt derhalve evenmin in staat om een goed dat al te groot is, te bevatten. Vandaar de vraag: zou het niet kunnen dat niet slechts het leven maar evenzeer het eeuwig leven of de verrijzenis behoren tot die goederen waarvan de omvang het bevattingsvermogen van onze psychologie simpelweg te boven gaan?

    Want dat wij het wonder van het biologische leven altijd zo fel onder zijn waarde schatten, komt doordat wij eraan gewoon geraakt zijn, zoals men zo vaak zegt, en gewenning is niets anders dan ongevoeligheid, psychisch onvermogen of een tekort aan besef. En gaan zij die het leven na de dood verwerpen omdat zij zeggen dat niemand dit bevatten kan, er dan niet verkeerdelijk vanuit dat het leven vóór de dood wél bevattelijk zou zijn? Ja, zij verwijzen naar de wetenschappen, die de religie van de nieuwste tijd zijn, maar zij blijven een religie. Want meer dan beschrijvingen geven de wetenschappen vooralsnog niet. Meer kan onze psychologie vandaag kennelijk niet verwerken. Pasen blijkt een zaak voor veel en veel later – een zaak voor een tijdperk dat nog volgen moet op dat van de vrede, dat nog lang niet in zicht komt. Wij houden noodgedwongen halt bij Stille Zaterdag.

    Desalniettemin heb ik zondag, de dag ná Stille Zaterdag, genoten van het eerste lentezonnetje, van de Ronde van Vlaanderen en van een ontiegelijk groot paasei dat de klokken van Rome te onzent hebben gedeponeerd…

    … en van Rambo, het schattig dwergkonijntje, dat voor een zestal dagen bij ons op bezoek is omdat zijn bazinnetje op vakantiereis is. Rambo is de naam die ik hem geef – zijn echte naam is “bolleke” of iets in die zin – sinds hij mij een venijnige beet in mijn vinger heeft gegeven toen ik mij in zijn kooitje waagde om er iets weg te nemen. Overigens een bijzonder lief en aaibaar beestje, maar wat in zijn kooitje ligt is van hém en wee hem die er iets wil wegnemen! En proper dat ie is, en zuinig: hij ruikt aan zijn keuteltjes en als hij oordeelt dat er nog enige voedingswaarde inzit eet hij ze weer op… Ik denk dat we een traantje zullen wegpinken als hij weer naar zijn bazinnetje moet.

    Het bazinnetje van Rambo, alias “bolleke” woont in Kaster, en dat zet mij plots aan het denken. Zou hij een afstammeling kunnen zijn van de beroemde Karel over wie Joris t’Kint in 1992 een boek heeft geschreven: “Karel, het verhaal van een dwergkonijn”? De auteur van het boek is immers geboren en getogen op de Molendam in Kaster, in het huis waar hij tot op heden altijd gewoond heeft…

    Hier volgt een citaat uit de eerste pagina van het boek:

    Er lagen verschillende hokken naast elkaar en de kandidaat-eigenaars keken het eerste hok in. De konijnen leken hun allemaal veel te groot en ze hadden bovendien lange oren. Boer Jef had hen gewaarschuwd dat een uitgesproken kenmerk van een dwergkonijntje zijn kleine, spitse oortjes waren. Ze schoven nieuwsgierig door naar het tweede hok en dan naar het derde, maar geen van de konijnen onderscheidde zich van zijn soortgenoten die ze al voorbijgekomen waren. Een tikkeltje moedeloos keken ze het vierde en laatste hok in. De konijnen kropen onrustig door en over elkaar en hun oren sleepten bijna over het stro en de resten van het hun toegeworpen groen. En plots, ja, daar zagen ze het! Het had een zwart velletje en een koddig klein staartje en op zijn kopje stonden kleine rechte oortjes.

    - Dat is ‘m, riepen ze gelijktijdig uit.

    Het konijntje kroop gemoedelijk nog wat verder naar achteren toe en draaide zich dan rustig om. Hij had een sneeuwwit driehoekje op de neus.





    05-04-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kostschool: nostalgie.

    Etienne Van De Casteele, oudleerling van het Atheneum van Oostende in de jaren ’50 en lid van de Oudleerlingenbond, stuurde mij enkele dagen geleden een brief, vergezeld van een copie van een foto uit de oude doos, dewelke verschenen is in het laatste nummer van het blad Den Athenee (maart 2018). Een foto van de laatstejaars van het internaat schooljaar p1956-57. Meer dan zestig jaar geleden!...


    De laatste dag van het schooljaar (1956-57) hebben wij, de “kamerheren”, afscheid van elkaar genomen. Dat dit voor de meesten onder ons een definitief afscheid was en dat we elkaar wellicht nooit meer zouden terugzien, drong niet goed door, denk ik. Ik was blij dat de kostschooltijd voorbij was, want al bij al vond ik het geen gelukkige tijd. Ik wijd er tien pagina’s aan in mijn boek “O jerum jerum jerum…” (1), in het hoofdstuk “Oostende, drie jaar ellende. Niettemin bekruipt mij op heden – ik heb nimmer gedacht dat dit ooit zou gebeuren – een gevoel van heimwee naar die tijd, naar die vrienden van de kostschool. Wat is er van hen geworden? En van hun eventueel nageslacht? Waar zijn ze terecht gekomen? Welk geluk is hun ten deel gevallen? Welke tegenslagen? Hoevelen van hen zijn er nog in leven?

    Slechts twee heb ik er nog ooit teruggezien. Eric Goormachtig heb ik één of hoogstens twee keer ontmoet aan de universiteit. Hij zat in ’t eerste jaar farmacie. Nooit had ik hem dáár verwacht. Ik had hem te enen male ongeschikt geacht voor het hoger onderwijs: Eric was in Oostende, op zijn zachts gezegd, een zeer matige leerling geweest, had zelfs een jaar moeten overdoen. En toch… Eric Goormachtig heeft schitterende studies gedaan aan de universiteit. Telkenjare geslaagd met onderscheiding. De wonderen zijn de wereld niet uit. Als mijn bronnen betrouwbaar zijn heeft Eric zich later als apotheker gevestigd in Roeselare: hij stond er aan het hoofd van een apothekersbedrijf met een aantal apothekers “onder zich”. Maar helaas, al jaren geleden overleden… 

    De enige die ik na de kostschooltijd vaak teruggezien heb, waarmee ik zelfs een vriendschapsband had, was Edgard Goethals. We noemden hem “Garten”. Dat was aan de Gentse universiteit. Vaak zijn we “als roldersbazen” op de zwier geweest. In mijn boek “O jerum jerum jerum…” (1) wijd ik een paar pagina’s aan Garten in het hoofdstuk “Philippine”. Het gaat over een clubavond (heden ten dage heet dat “cantus”) in het mosseldorp Philippine in Zeeland. Niet met bier, maar met… Bols: rauw, realistisch, maar toch ook respectvol – naar mijn mening.

    …

    En dan was er Garten, de bijzonderste van het hele gezelschap. Garten was eveneens extra muros, van de kanten van Kortrijk. Ik kende hem al van in de kostschool in Oostende. Een zeer begaafd en veelzijdig student. Wiskunde was een van zijn zeer sterke kanten en in dat vak haalde hij ook steeds goede punten. Hij had evenwel een paar serieuze handicaps. Hij leed aan een "congenitale nystagmus" wat betekent dat zijn ogen voortdurend naar alle kanten sloegen. Bij het studeren hield hij het blad op een paar centimeters vóór zijn gezicht en daarbij slingerde zijn hoofd heen en weer. Meetkundig tekenen viel hem bijzonder zwaar vanwege zijn slechte ogen. En dan was er nog die glimmend rode schilferige huid die hem een onophoudende jeuk bezorgde zodat hij van 's morgens tot 's avonds zat te krabben - "Garten is weer aan 't scharten", zeiden we dan -.

    Garten had ingenieur willen worden, maar zijn handicaps waren er de oorzaak van dat hij van die studies moest afzien. Hij ging dan maar economie studeren en ook daarin blonk hij uit. Erg gelukkig was Garten me dunkt niet, ook al omdat hij weinig succes had bij de meisjes vanwege zijn ogen en zijn huidziekte. Al van toen hij nog in 't middelbaar zat is hij beginnen drinken en dan bedoel ik niet het studentikoze sociale drinken waar we ons allemaal aan bezondigden, maar het drinken in eenzaamheid, op het kot, het drinken om te vergeten.

    Tenslotte had Garten ook ernstige karakteriële afwijkingen. Als hij kwaad was, en daar hoefde hij niet dronken voor te zijn, kon hij minuten lang op de grond staan te stampen en met zijn vuisten op muren en deuren slaan. Toch was hij populair in het studentenmilieu. Hoe anders verklaren dat hij het tot "stier" en preses van 't Zal heeft gebracht en tot preses van 't Vlaams Economisch Verbond? Garten was mijn vriend. Dat ik dat alles over hem vertel kan hij mij niet kwalijk nemen: hij is al jaren ter ziele gegaan, jong nog, amper in de veertig. Zijn ziel zal niet in de hemel zijn want een groter godslasteraar dan Garten heb ik van mijn leven niet gekend.

    Garten vond het een eer dat hij met onze bus mee mocht naar Zeeland. Wij van onze kant vonden het een eer dat hij ons wilde vergezellen.

    …

    Hierna volgt een elf pagina’s lange beschrijving van wat zich in Philippine en op de terugtocht naar Gent heeft afgespeeld. Niet fraai alleszins en het had best dramatisch kunnen aflopen.

    ...

    De meesten sukkelden op eigen kracht van de bus. Met mijzelf ging het ondertussen wat beter en ik ontfermde mij over Garten. Die was zo steen-stom-straaldronken dat hij van God noch van de wereld meer wist. Met de hulp van Etienne Planchon kreeg ik hem op de begane grond. Maar rechtop staan was er niet meer bij. We besloten hem met zijn tweeën naar zijn kot te slepen, in de Ketelpoort. De Ketelpoort is aan de achterkant van het Justitiepaleis: eerst de Kortrijksepoortstraat door en vervolgens de Nederkouter. Voor iemand die vlot te been is, is dat hooguit tien minuutjes lopen. Voor Etienne en voor mij, die Garten moesten meeslepen, terwijl we zelf nog nauwelijks uit onze ogen zagen van zattigheid, was het een bijna onoverkomelijke afstand.

    Halverwege de Kortrijksepoortstraat, waar de straat een lichte bocht naar links maakt, bevond zich, rechts van de weg, het café-restaurant Sint-Arnold. Er brandde nog licht. We legden Garten neer, op de tramsporen. In den Arnold gingen we kijken of daar misschien iemand zat die ons kon helpen Garten naar zijn kot te brengen. Maar in den Arnold zat niemand meer. De baas was bezig het café op te ruimen. En terwijl Garten op de tramsporen lag kwam er waarempel een tram aangereden. De tram reed zonder passagiers richting tramstation. Dat was de andere richting uit. Er was dus geen sprake van dat hij Garten zou kunnen meenemen.

    Toen we Garten van de tramrails wegrolden, begon hij plots iets te prevelen - we schrokken ervan -:

    - Ik heb dorst, laten we een pint drinken in den Arnold.

    - Den Arnold is gesloten, man! Probeer liever recht te staan.

    - Maar ik heb zo'n dorst… godverdomme!

    Hij bonkte met zijn hoofd tegen de trottoirband en verzonk weer in een diepe slaap. Wij gingen er moedeloos bij zitten. We zochten in de zakken van Garten of hij soms geld bij zich had, voor een taxi - wíj hadden er geen - . Hij had geen rooie duit op zak.

    Hoe we uiteindelijk op Garten zijn kot geraakt zijn weet ik niet meer. Wel weet ik dat we geprobeerd hebben hem via de trap naar de eerste verdieping te krijgen alwaar zijn kamer was. Maar toen we drie of vier treden hoog waren gleed hij uit onze handen en we hebben hem dan maar laten liggen, in de hal, aan de voet van de trap. Naar ik achteraf vernomen heb moet Garten een uur of twee later wakker geworden zijn en als een wilde tekeer zijn gegaan, stampend tegen alle deuren en verwensend  God en al zijn engelen.

    …

    Hartelijk dank, Etienne Van De Casteele. Je brief en foto hebben heel wat emotie losgemaakt.

    (1) Het boek "O jerum jerum jerum..." (2006)  kan ontleend worden in de universitaire bibliotheek Gent en in alle openbare bibliotheken in Vlaanderen (het ISBN-nummer is 90-8539-440-6).

     

    22-03-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Twee maten en evenveel gewichten.


    - We hebben weer een Olympische medaille, zei Mantequilla.

    - Weet ik, zei ik, een zilveren in het schaatsen, van Bart Swings.

    - Jaja, da’s oud nieuws, maar nu hebben we d’r nog één, in ’t skiën, op de paralympics. Een vrouw. Zopas gehoord, op de radio.

    - En wat voor handicap heeft die?

    - Ze is blind.

    Ik realiseerde mij dat het lang nog geen één april was:

    - Langlaufskiën?

    - Nee, gewoon skiën. Afdaling.

    - Dat geloof ik niet. Of je hebt het verkeerd begrepen, of de organisatoren zijn gek. Ik vind dat skiën so wie so al levensgevaarlijk en dan  olympische spelen gaan organiseren voor blinden. Ze moesten zoiets verbieden.

    - Ik vind dat niet. Gehandicapte mensen moeten toch ook het recht hebben hun geliefkoosde sport te beoefenen en met andere gehandicapten op hoog niveau te kampen voor een olympische medaille.

    - En laat die handicap dan blindheid zijn en die geliefde sport afdaling-skiën tegen honderd kilometer per uur…

    - En wat dan nog. Of ben jij jaloers misschien? Wees blij dat jij geen handicap hebt!

    - Wat je zegt! Ik, geen handicap? Achtenzeventig jaar en een knie vol arthrose. Waarom houden ze geen olympische marathon voor gehandicapten zoals ik?

    Ze zei niets meer, maar het leek of ze nadacht over mijn woorden. Een dag later las ik het in Het Laatste Nieuws: onze jongste olympische aanwinst bleek niet écht blind te zijn, enkel slechtziend. Dáár moest ik het met Mantequilla nog over hebben:

    - Ze is niet helemaal blind, zei ik, enkel slechtziend.

    - Héél erg slechtziend.

    - Akkoord, maar dan toch niet helemáál blind.

    - Natuurlijk niet. Dan zou ’t niet gaan. Spreekt vanzelf.

    - En wat doe je dan met die arme totaal-blinde die zo dolgaarne olympisch eremetaal wil in het skiën of, beter nog, in het schansspringen. En hou je geen rekening met het hemelsbreed verschil dat er zijn kan tussen iemand die nog slechts een heel klein ietsie-pietsie ziet en iemand die een ietsie-pietsie minder slecht ziet. Moeten er dan geen verschillende categorieën van slechtzienden gemaakt worden voor evenveel gouden, zilveren en bronzen olympische medailles? En wat met William Bouva (nvdr: ’s lands bekendste dwerg) als die nu eenmaal zijn zinnen zou zetten op een medaille in het hoogspringen?

    Mantequilla zei niets meer. Ze was mijn hemden aan ’t strijken en ze ging al te zeer op in haar werk. Zo leek het. Dat ik niet zo’n hoge pet op heb van die olympische spelen voor gehandicapten zal ze wel begrepen hebben. En ze moet gedacht hebben: aan zo’n idioot gesprek wil ik niet langer deelnemen. Ze bleef zwijgen.

    En een dezer dagen las ik ook in mijn krant – Het Laatste Nieuws, zoals ik al zei –  dat de voyeur van Gent zestien jaar gevangenisstraf  riskeert voor het maken van video-opnames van meisjes onder de douche en tijdens het fitnessen. Dit laatste was, dixit beklaagde, om te controleren of ze wel degelijk een proper onderbroekske aanhadden… En er stond ook dat de slachtoffers een schadevergoeding eisen voor het doorstane leed. Een paar opmerkingen bij deze sensationele feiten die dezer dagen  hot stuff zijn op alle voorpagina’s, op radio en TV:

    Primo. Hoe fout heeft men dit soort misdaden beoordeeld in ’t verleden! Amper twee jaar geleden was dit voyeurisme niet eens strafbaar. En nu ineens zestien jaar gevangenisstraf. Maar ’t zou kunnen dat het tarief maar twee weken is… per slachtoffer. Voor vierhonderd slachtoffers komt dat dus neer op… zestien jaar. Desalniettemin: zou hier niet méér de weg van de geleidelijkheid dienen bewandeld te worden?

    Secundo. En is zestien jaar niet een beetje veel, als men de maten en de gewichten erbij neemt? Ik maak graag de vergelijking met wat een van mijn collega’s, een huisarts, een jaar of tien geleden overkomen is. Hij werd in zijn kabinet door een patiënt vreselijk toegetakeld en voor dood achtergelaten. De arts ontwaakte later uit zijn comateuze toestand, maar bleef gedeeltelijk verlamd, een wrak. De dader heeft bij mijn weten geen dag in de gevangenis gezeten. Als het mij vrij stond te kiezen: laten ze mij dan maar filmen onder de douche. Van maten en gewichten gesproken…

    Tertio. En wat de eventuele schadevergoeding voor de slachtoffers van de voyeur betreft: zou het de bedoeling zijn dat iedereen evenveel krijgt? Mag ik hier pleiten voor een individuele regeling? Ik kan mij voorstellen dat sommige slachtoffers zich niet écht slachtoffer voelen, zich zelfs nauwelijks benadeeld voelen. Moeten die dan een even grote schadevergoeding uitbetaald krijgen als diegenen wier leven en toekomst totaal verwoest is door het “voorval”? En bestaat er geen gevaar dat diegenen die er helemaal niet zwaar aan tillen een belangrijke psychische stoornis gaan voorwenden? Zelfmoordneigingen bijvoorbeeld. Uit winstbejag. Maten en gewichten, weet u wel…

    20-03-2018 om 10:48 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De drie dilemma's.

    In de kantine van onze loopclub wordt er op zondagmorgen, bij een pint of een porto, nogal wat gezeverd….. na de training van de macho’s. Zij die zich “de macho’s” noemen zijn diegenen die vanwege hun gevorderde leeftijd of een ander “gebrek” die looptraining beperkt houden tot anderhalf uur wandelen. Hoe het precies gekomen is kan ik mij niet meer herinneren, maar vorige zondag heb ik de gesprekken in een nooit geziene richting gestuurd door mijn medestrijders drie dilemma’s voor te leggen. Betreffende brandend actuele problemen. De Heer vergeve het mij… Luister maar:

    ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    Dilemma nummer één. Stel u een zware misdadiger voor. We noemen hem S.M. omdat hij een SerieMoordenaar is. Hij heeft honderd vrouwen verkracht en daarna op een beestachtige wijze om het leven gebracht. Hij heeft de misdaden overigens al bekend. Maar de verdediging heeft nog niet gesproken. Stel nu ook dat de wet  bepaalt dat wanneer er een fout staat in een of andere brief van een procureur, betreffende deze zaak – het weze slechts een dt-fout – , dat dan de beschuldigde vrijuit gaat. En stel nu dat de verdediger –  die we ook S.M. noemen, omdat hij Sventibold Marievoet heet –  die dt-fout vindt, waardoor het hele proces nietig verklaard wordt en de grootste misdadiger aller tijden als een vrij man de rechtszaal mag verlaten. Mijn vraag is nu: had de advocaat niet beter gedaan die dt-fout niet in te brengen en is hij nu niet medeverantwoordelijk voor de misdaden die de beschuldigde in de toekomst ongetwijfeld nog zal plegen? Kortom: heeft de advocaat goed gehandeld?

    Het antwoord: zes van de zeven vinden dat de advocaat goed gehandeld heeft en dat hem geen blaam treft. Ik sluit mij daar volkomen bij aan. Dura lex, sed lex.

    ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    Het tweede probleem heeft ook alles te maken met moord en gerechtigheid. Stel: A wil B vermoorden, maar hij durft zelf niet tot de daad overgaan. Daarom vraagt hij aan C voor hem die klus op te knappen; hij zal er hem honderdduizend euro voor betalen. Ereloon! C klaart de klus en A, eerlijk als hij is, betaalt hem de honderdduizend. Het zaakje komt aan het licht en er volgt een rechtszaak. Nu volgt mijn simpele vraag: wie is hier de grootste schuldige, A of C? Met andere woorden: wie verdient de zwaarste straf?

    Ook hier was bijna unanimiteit: voor zes van de zeven is opdrachtgever A de grootste booswicht en verdient dus de zwaarste straf. En ikzelf? Ik sluit mij ditmaal niet aan bij de meerderheid. De reden is tweeërlei:

    Ten eerste. Opdrachtgever A heeft wellicht een motief. Het kan een zeer laag-bij-de-gronds motief zijn (A heeft het gemunt op het geld van B, of op zijn vrouw, bijvoorbeeld) of een minder laag-bij-de-gronds motief, waarbij dient gezegd dat vanzelfsprekend geen enkel motief recht geeft op moord. Wat C betreft is de toestand wel enigszins anders. Die heeft geen ander motief dan “geld” (wellicht het allerlaagste motief), maar vooral: hij heeft de moord gepléégd en zonder hem was die moord misschien niet geschied, want A  was daar blijkbaar zélf niet toe in staat.

    Ten tweede. Vooreerst hoort u te weten dat ik in mijn prille jeugdjaren, zegge mijn kinderjaren, tweemaal een misdaad “in opdracht” heb gepleegd. Toen ik mijn eerste “huurmoord” pleegde zal ik hooguit zes jaar geweest zijn: een jongetje van mijn klas met zijn fietsje in de beek duwen. Er was mij een pakje kauwgom beloofd. De opdracht werd zorgvuldig uitgevoerd,  het slachtoffer hield er geen lichamelijke letsels aan over doch wel een nat pak. Als straf moest ik een uur vooraan in de klas gaan zitten op mijn knieën en met mijn gezicht naar de muur en mijn handen op mijn hoofd. Toen ik daarna vertelde dat ik in opdracht  had gehandeld kwam daar nog een uur bij omdat ik zo vermetel was de schuld in de schoenen van een ander te willen schuiven. En om dezelfde reden liet mijn “opdrachtgever” mij naar mijn kauwgom fluiten. En toch had ik mijn lesje nóg niet geleerd. Drie jaar later zat ik in een andere school. Wij moesten onze schoolboeken kaften met het toen klassieke blauw papier, hetgeen wij zelf dienden te kopen. Mijn ouders die arme mensen waren en thuis hopen bruin inpakpapier liggen hadden, vonden dat laatste goed genoeg voor mijn boeken en op die manier werden kosten uitgespaard. Ik was de enige van de klas die geen blauw kaftpapier had en daar was ik vreselijk beschaamd over. Ik zou eender wat gedaan hebben om aan dat blauw papier te geraken. Daniel Vitse, de rijkste boerenzoon van het dorp had blauw kaftpapier in overvloed en wou er mij zoveel geven als ik maar wilde. De tegenprestatie die hij van mij vroeg was een fluitje van een cent: met wit krijt een akenkruis tekenen op de muur van Cyriel Smet, de fietsenwinkel. Daniël gaf mij een blad papier waarop hij een akenkruis getekend had, want ik wist niet eens hoe zo’n kruis eruit zag en nog minder wat het te betekenen had. Ik heb het kruis getekend en nog dezelfde dag heb ik het mooie blauwe kaftpapier gekregen ruim voldoende voor het kaften van al mijn boeken. Wat was ik daar gelukkig mee! Dat geluk werd een dag later reeds zwaar verstoord. Buren van Cyriel Smet hadden mij het kruis zien tekenen… De school stond in rep en roer, mijn vader werd er bijgehaald, er werd  gedreigd de veldwachter in te schakelen en er was zelfs sprake van mij uit de school te verwijderen. Weer probeerde ik mij te verdedigen door te beweren dat ik in opdracht had gehandeld, maar dat zette geen zoden aan de dijk en dat kwam ongetwijfeld ook wel door het feit dat boer Vitse, de vader van mijn “opdrachtgever” een van de prominente figuren van de gemeente was. De zaak werd uiteindelijk toch nog in der minne geregeld en misschien heeft Daniël thuis nog wel een uitbrander gekregen. Waarom anders zou hij het nodig gevonden hebben om tijdens één van de daaropvolgende speelkwartiertjes al de mooie blauwe kaftjes van mijn boeken weg te halen en te verscheuren. Ik bleef hoe dan ook het geniepig onbetrouwbaar nazi-tje van de school, al heb ik pas jaren later begrepen waar al die herrie toen vandaan kwam: de repressie van na de tweede wereldoorlog die nog nazinderde… Begrijpt u nu ook, beste lezer, waarom ik het sedertdien als vanzelfsprekend heb gevonden  dat het de dáder is die de straf hoort te krijgen, of althans het grootste deel van de straf. Zo is het mij geleerd.

    ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    En dan de ultieme derde vraag: zou er geen paal en perk moeten gesteld worden aan de supplementen die ziekenhuisartsen vragen aan één-kamer-patiënten? Niemand van de zeven bleek enig begrip te hebben voor die supplementen. Een paar onder hen dachten zelfs dat het een typisch Belgisch fenomeen was. Welnu, dat heb ik ten stelligste moeten tegenspreken. Toen ik zo’n vijftig jaar geleden als ziekenhuisarts werkzaam was Nederland, bleken de patiënten daar ingedeeld in categorieën, van laag naar hoog, van “fondspatiënt” tot “klasse AA” patiënt (te vergelijken met de AA-melk die óók de hoogste in rang is). Voor een amandeloperatie bij een AA-patiënt  werd duizend gulden aangerekend, bij een fondspatiënt vijfenzeventig. Of daar ondertussen verandering in gekomen is weet ik niet. En evenmin is mij bekend of in Nederland die goeie ouwe gewoonte nog bestaat van een doos pralines of een bosje bloemen voor het verplegend personeel en een fles wijn of… een kistje sigaren voor de chirurg. Na een van mijn eerste operaties toen ik eenmaal terug was in Vlaanderen, een estetische neuscorrectie bij een jonge vrouw, kwam de echtgenoot mij bedanken met een… konijn. Gevild. Hij had de kop eraan gelaten zodat geen vermoeden bij mij zou kunnen oprijzen dat het een kat betrof. In Vlaanderen waren ze blijkbaar nog vrijgeviger dan in Holland. Tenminste, dat dácht ik toen. Welnu, ik herinner mij namelijk niet, in de drieëndertig jaar ziekenhuispraktijk die zouden volgen, nog ooit een cadeau gekregen te hebben van een patiënt, na een operatie. Isabelle niet te na gesproken. Isabelle? Ze was zestien, het mooiste meisje dat ik in mijn leven ooit gezien heb. Ze kwam met haar moeder, eveneens een nog jonge en zeer aantrekkelijke vrouw. Het meisje, Isabelle, had last van frequente koortsopstoten gepaard met keelpijn, opgezette halsklieren, chronisch ontstoken amandelen. De amandeloperatie verliep niet geheel naar wens: er was wat bloeding achteraf en de postoperatieve pijn was meer dan gemiddeld. Ze moest één dag langer in het ziekenhuis blijven dan voorzien. Toen moeder en dochter drie weken later op controle kwamen glunderden beiden. De moeder in de eerste plaats.

    - Wat zijn wij blij, dokter, dat het allemaal zo goed verlopen is. Isabelleke heeft geen pijn meer en ze gaat al weer naar school. Ja, zo’n amandeloperatie is niet te onderschatten. Een neefje van een vriendin van mij is eraan gestorven. ’t Zou toch jammer geweest zijn hadden we Isabelleke moeten verliezen, zeg nu zelf dokter, zo’n schoon meiske. Hoeveel zijn wij u verschuldigd? Uw ereloon?

    Ik zei dat de rekening van het ziekenhuis wel zou volgen en dat mijn ereloon daarin begrepen was. Natuurlijk, dat wist ze wel. Maar wat ik daar nog extra bovenop wilde, “voor mezelf”? Ik zei dat er niets extra betaald hoefde te worden. Ze nam daar geen genoegen mee en ze legde drie briefjes van duizend frank op mijn bureau.

    - Dat is, zei ze, het extraatje dat we vorig jaar hebben moeten betalen aan dokter H. voor de operatie van Mielke. En de operatie was niet eens goed gelukt. Mielkes duim doet nog steeds pijn en hij staat scheef, nietwaar Belleke? We zouden wel heel ondankbaar zijn als we hiér niets zouden voor over hebben… zo’n schoon meiske!…

    Mielke bleek de vader van het meisje te zijn. Een gevierd architect en daarenboven schepen van de stad, een man van aanzien, maar voor moeder en dochter gewoon… Mielke. Of ze nog eens op controle dienden te komen? Niet nodig, tenzij  er klachten waren. De moeder, een allerminst onaantrekkelijke dame, zoals ik al zei, kwam naar mij toe en gaf mij een knuffel zoals ik er in mijn leven maar weinig gekregen heb en tot Belleke zei ze: en toon nu ook maar eens aan de dokter, hoe dankbaar ge zijt. Even heb ik alle gevleugelde insecten ter wereld doorheen mijn buik voelen fladderen. Het beroep van dokter kon niet mooier zijn. En als klap op de vuurpijl werd ’s anderendaags een reusachtige ruiker bloemen gebracht: “Voor mevrouw Vansteenbrugge. Isabelle”.

    Die drieduizend frank, ik zweer het op mijn eerstecommuniezieltje is het enige geld dat ik ooit in ’t zwart ontvangen heb. Ik heb het nooit aangegeven aan de fiscus. Supplement bij een patiënt op éénpersoonskamer? Ik zou niet weten hoe ik zo’n patiënt beter zou kunnen opereren, laat staan hoe ik het zou aanleggen om die andere patiënt op een méérpersoonskamer minder goed te opereren. Zelf heb ik mijn patiënten nooit een éénpersoonskamer aangeraden, tenzij ze er zelf heel erg op aandrongen, omdat de hospitalisatieverzekering toch alles terugbetaalde of omdat ze niet wilden onderdoen voor tante Jenny die ook op een éénpersoonskamer had gelegen. Ach, noem mij maar geen heilig boontje en laten wij het erop houden dat ik nooit iets “in ‘t zwart” gevraagd heb omdat ik niet “durfde”…

    U begrijpt het al, beste lezer, dat we over punt drie met zijn achten allemaal op dezelfde golflengte zaten. Zware kost, als u het mij vraagt. We hebben er nog een Rodenbach of een groene porto op gedronken en we hebben ons voorgenomen ons in ’t vervolg nooit meer – of hoogstens nog één keer in ’t jaar – met dergelijke zwaarwichtige politiek bezig te houden.

    12-03-2018 om 17:13 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-02-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De laatste loodjes ( V )

    We lopen verder het rijtje af. Cyriel van Gent, de acteur. Mijn gids merkte op dat hier meerdere acteurs begraven liggen. Dries Wieme, bijvoorbeeld. Maar Cyriel van Gent volstaat voor mij. Mijn vader vond hém de beste Vlaamse toneelspeler. Dat hij een voornaamgenoot  was zat daar misschien wel voor iets tussen. Was Cyriel Vanhauwaert voor hem immers niet de beste Vlaamse coureur aller tijden? Al moet ik er aan toevoegen dat mijn vader overleden is toen Eddy Merckx nog niet aan ’t einde van zijn carrière was. Cyriel van Gent ligt hier begraven, netjes tussen zijn pa en zijn ma. Was hij een enig kind? Zonder vrouw, zonder eigen gezin, eigen kinderen? Thuis even opzoeken op ’t internet


    Aan politici geen gebrek. Ik had er maar één op mijn lijstje staan: Wilfried Martens. En ineens heb ik er twee: Wilfried Martens, eerste minister van acht of negen regeringen, en zijn gade Miet Smet, ook minister geweest en niet van de minste. Ze liggen onder één en dezelfde grafsteen, of liever: Wilfried ligt er en Miet zal er bijgelegd worden, later, want ze is nog in leven. Op hun gemeenschappelijk grafmonument staan hun namen en de vermelding: MINISTERS VAN STATE. Zonder onderscheid des persoons dus. Echtelijke trouw, tot voorbij de grenzen des levens.

    Later, bij mijn thuiskomst, zie ik op mijn kaart van de Campo dat ook oud-premier Theo Lefèvre hier begraven ligt. Spijtig dat ik dat niet eerder geweten heb. Ik heb immers een relatie gehad met die man, een relatie die je in zekere zin vrij intiem zou kunnen noemen, ofschoon ik die grote man nooit persoonlijk heb gekend. Luister maar (uit “O jerum jerum jerum…):

    En nu ik het toch over de Savaanstraat heb: in die straat was de woning van de toenmalige eerste minister Theo Lefèvre. In de brievenbus van de eerste minister plassen (via een gleuf in de voordeur!) gold toen als een daad van opperste studentikoziteit, een ware uitdaging voor al wie zich na het middernachtelijk uur, na een bezoek aan den Amber, de Casbah, den Tivoli of de Kuiperskaai, met een stuk in zijn kraag doorheen de Savaanstraat kotwaarts begaf.

    U hebt het al begrepen, beste lezer: ik was één van die “studentikozen”.

    Professor dr. Jozef Guislain (1797-1860) was één van de eersten in ons land die zich specialiseerden in de behandeling van geesteszieken. Bij de verkiezing, in het begin van deze eeuw, van de grootste-prof-ooit aan de Gentse universiteit, kwam hij op de eerste plaats, vóór Nobelprijswinnaar Heymans. In Gent is hij vooral bekend van het Psychiatrisch Instituut dr. Guislain, dat door hem werd uitgebouwd. In het zesde jaar geneeskunde moesten wij dáár de lessen volgen in de neurologie en de psychiatrie, bij professor Debusscher. Sta mij toe dat ik weer even citeer uit mijn memoires:

    Hij liep over van woordspelingen die ik vaak niet snapte en die ik, als ik ze al snapte, meestal niet kon appreciëren. Maar eigenlijk heb ik het recht niet daarover te zeuren: ik heb hoop en al vier of vijf lessen van Debusscher bijgewoond.

    Hij nam twee examens af: één over neurologie en één over psychiatrie. Over het eerste herinner ik mij niets meer. Waarschijnlijk zal het nóch bijzonder slecht nóch bijzonder goed geweest zijn. Op 't examen van psychiatrie kreeg ik een patiënt voorgeschoteld waar ik drie kwartier mocht mee praten. De man, het type van een bejaarde clochard, leed aan grootheidswaanzin, en nog geen kleín beetje! Hij was de baas van de wereld, aan wie alle koningen en keizers gehoorzaamden. Toen hij wat jonger was had hij de Atlantische Oceaan overgezwommen, geflankeerd door twee walvissen. De man was stapelgek, zoveel was duidelijk. Krankzinnig. Maar die krankzinnigheid hoorde een naam te hebben en die naam kwam Rosa, de assistente, mij influisteren: "dementia paralytica". Ik had een blindelings vertrouwen in Rosa en toen de professor kwam, toonde ik mij zo zelfverzekerd dat ik, helemaal in zijn eigen stijl, uitdrukkingen gebruikte als "zonneklaar" en "daar kan men niet naast kijken". Professor Debusscher was opgetogen met mijn diagnose. Ik wist nog te vertellen dat de aandoening voorkomt bij syfilislijders-in-een-gevorderd-stadium en ik kende de symptomen van de ziekte en ik somde ze netjes op. Het was een goed examen.

    Nog één die niet op mijn “desiderata-lijstje” staat is Ferdinand Augustijn Snellaert, geboren in 1809 en overleden in 1872. Ik moet bekennen dat ik Snellaert alleen kende van de naar hem genoemde straat in Kortrijk, waar ik vaak ben doorgewandeld, zonder mij ooit af te vragen “wie” Ferdinand Augustijn wel was. Nu weet ik dat hij dokter was, geboren in Kortrijk (hetgeen ik al vermoedde) en dat hij zeer geliefd was als “dokter der armen” in de Sint-Jacobsbuurt in Gent. Hij is echter vooral bekend als één van de grondleggers van de Vlaamse Beweging, samen met Jan Frans Willems bij wiens graf wij eerder al verwijld hebben. Beiden waren – zo staat op mijn wandelkaart te lezen – de bewegende oorzaak van een renaissance van het Vlaamse bewustzijn. Verscheidene leidende figuren uit de Vlaamse Beweging liggen hier begraven. Tijdens de tweede wereldoorlog sympathiseerden een aantal onder hen met de Duitse bezetter. Hun politiek streven was Vlaanderen los te maken van Wallonië en te herenigen met Noord-Nederland. Het is de meesten van die “collaborateurs” zuur opgebroken na de oorlog. Filip De Pillecijn en zelfs Corneel Heymans, die we hier reeds begroet hebben, hebben geleden onder de repressie na de oorlog. Een aantal onder hen werden ter dood veroordeeld en terechtgesteld. Een lot dat Leo Vindevogel te beurt is gevallen in 1947. Hij was onderwijzer, volksvertegenwoordiger en burgemeester van Ronse. Ik kom nog regelmatig voorbij zijn geboortehuis, tegenover de dorpskerk. Hij ligt hier begraven

    Merkwaardig toch dat mijn gedachten en gevoelens bij het verlaten van dit kerkhof nog het meest uitgaan naar Albert Duytschaever en Jolien D’Havé, wier grafjes ik op mijn tocht doorheen de Campo ben tegengekomen. Albert zou nu tweeënzeventig zijn, Jolien achtenvijftig. Geen van beiden heeft de kans gekregen om premier te worden of een Nobelprijs in de wacht te slepen: Albert was nog geen vijf jaar oud toen hij gestorven is, Jolien amper vijf dagen… En hoeveel kansen hebben de zovelen gekregen die in de moederschoot gestorven zijn? En diegenen die niet eens de moederschoot gehaald hebben? Omdat de moeder aan de pil was bijvoorbeeld. Waanzin, wat mij nu voor de geest komt… de woorden van een Belgische aartsbisschop voor wie geboortebeperking een wraakroepende zonde was: “Stelt u zich even voor dat mijn moeder de pil had genomen, dan was IK er misschien niet geweest!”. Hoeveel grote mannen en vrouwen zal Campo Santo niet moeten ontberen door de anticonceptiegolf die onze contreien de laatste decennia heeft overspoeld!



    27-02-2018 om 15:36 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-02-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deus ex machina ( I V )

    In mijn vorig verhaal heb ik laten blijken dat ik met amper vijf gevonden graven op de teller – van de veertien die ik mij tot doel had gesteld – geneigd was de brui eraan te geven. Een man kruiste mijn pad, het pad dat leidde naar de hoofduitgang van de begraafplaats. Hij droeg een emmertje en daarom dacht ik dat hij een bewaker was van de Campo. Ik vroeg of hij bekend was met de plaats en mij misschien het graf van Luc Devos, de populaire Gentse zanger, kon wijzen. Hij wist het niet ofschoon hij zeer vertrouwd was met het kerkhof, maar niet met het héle kerkhof: driemaal per week kwam hij hier het graf van zijn vrouw bezoeken, al tien jaar lang. Maar Luc Devos? Neen, dat kon ik maar best even vragen in dat gebouwtje, wat verderop. De “concierge” stond mij al op te wachten in de deuropening. Luc Devos? Niet gemakkelijk, want op zijn graf staat niet eens zijn naam. Een grote houten kist in de vorm van een oude wijnkist met gebarsten deksel en als enig opschrift: GRAND CRU CLASSE 1962.


    Ik toonde hem mijn lijstje met “de veertien” en vroeg of hij er misschien nog enkele kon aanwijzen. Natuurlijk kon hij dat: hij was hier al zo’n dertig jaar in dienst en hij wist precies waar iedere BV hier begraven lag. Hij gaf mij een wandelkaart van de begraafplaats waarop de laatste rustplaatsen van de bekende overledenen waren aangeduid, en om het mij nog gemakkelijker te maken stelde hij voor mij te vergezellen naar elk van de graven die op mijn lijstje stonden: ik hoefde mij heus niet verplicht te voelen, hij deed het met plezier… En zo, beste lezer, is het gekomen dat ik alsnog mijn programma heb kunnen afwerken. En voor ik mijn verhaal verder zet wil ik mij in lovende bewoordingen wenden tot de Gentse burgervader en tot de schepen van begraafplaatsen: dat ze zich gelukkig prijzen met de man die mij zo goed geholpen heeft op dinsdag 5 februari .

    Eén van de meest bekende auteurs op de Campo Santo is Filip De Pillecijn. Zoals heel wat Vlaamse schrijvers was De Pillecijn actief lid van de Vlaamse Beweging, waarvan Jan Frans Willems, die we al in ’t begin ontmoet hebben, de stichter was. Velen onder hen sympathiseerden tijdens de tweede wereldoorlog met de bezetter, hopende op die manier hun ultieme doolstelling, zijnde de Vlaamse onafhankelijkheid, in snel tempo te realiseren. Hun straffen na de oorlog varieerden van gevangenisstraf tot de doodstraf. In 1947 werd De Pillecijn tot tien jaar hechtenis veroordeeld. In 1949 kwam hij vervroegd vrij. Hij overleed in 1962 op 71-jarige leeftijd. Ofschoon ik hem nooit ontmoet heb, had ik iets met deze “prins der Nederlandse letteren”, zoals Gerard Walschap hem noemde. Hij was de oom van mijn kotmadam bij wie ik verbleef tijdens het academisch jaar 1959-60 en ze liet geen week voorbijgaan zonder een bezoek te brengen aan nonkel Filip. Laat dit voor mij een gelegenheid zijn om een herinnering op te halen uit die tijd (Uit “O jerum jerum jerum”, pag. 70-72):

    Mijn tweede kot was aan de Sint-Pietersnieuwstraat, die toen - en zo is het nu nog steeds - het centrum was van het studentenleven. Ik woonde er op de zolder van de vierde verdieping van een oud herenhuis. Op de benedenverdieping was een dokterspraktijk: dokter Philippe Vanquickenborne, specialist in hartziekten. De bovenverdieping werd bewoond door de heer en mevrouw Vankerckvoorde. Híj was fotograaf en werkte enkel in de zomermaanden, in Westende aan de kust, alwaar hij samen met zijn vrouw een fotowinkel uitbaatte. Zij was de nicht van een bekend Vlaams schrijver, Filip De Pillecijn. Ze liep hoog op met "nonkel Filip" en ze bracht hem wekelijks een bezoek. Buiten de zomermaanden werkten de heer en mevrouw Vankerckvoorde niet en de rest van het jaar brachten ze door op de vierde verdieping van het huis in de Sint-Pietersnieuwstraat. Ze leefden van het geld dat ze in de zomer verdiend hadden. Breed zullen ze het wel niet gehad hebben. De vierhonderd frank die ik hen maandelijks voor het kot diende te betalen was ongetwijfeld een welgekomen bijverdienste. Dat kot was een donker zolderkamertje, onder het pannendak, met enkel één dakvenster om wat licht en lucht binnen te laten. Een "kot" in alle betekenissen van het woord. Vanzelfsprekend beschikte ik er niet over stromend water - die luxe heb ik overigens op géén van mijn koten gehad -. Erger was dat er vrijwel geen verwarming was. Er stond een oud kolenkacheltje waar geen de minste "trek" in zat. Alleen als het hard waaide wilde het wel eens een beetje branden. Teneinde er de brand in te krijgen zat ik soms in het kacheltje te blazen tot ik er duizelig van werd, tot mijn haar kraakte van het stof en mijn gezicht zwart was van het roet. Uren heb ik zo zitten blazen. En zakjes kolen naar boven gezeuld, vijf verdiepingen hoog. Je zag op dat kot soms geen hand voor ogen vanwege de rook. En daar was dat stomme kacheltje dan nog niet eens alléén verantwoordelijk voor. Ik rookte in die tijd namelijk zelf, als een Turk. Roken van 's morgens tot 's avonds en… 's nachts. Sigaretten en sigaren die ik kreeg uit de winkel van tante Jenna. Sigaretten die ik zelf rolde met de zelfgekweekte tabak en de "Riz la Croix"-blaadjes van vader. En vooral pijpen, omdat dat studentikoos was en… goedkoop. Verlucht werd het kot nooit en ik betwijfel of ik het dakvenster ooit heb open gedaan. Met de rook zou immers ook het beetje warmte weggevloden zijn en nooit had iemand deze student in de geneeskunde verteld dat al die rook ongezond was en dat je daar longkanker van kreeg…



    Rosalie Loveling! Eén van de beroemde gezusters Loveling. In het centrum van Gent is er een straat naar hen beiden genoemd. Mijn goede vriend en studiemakker Raymond Creus is er op kot geweest en heeft er later zelfs nog een tijdje een huisartsenpraktijk gehad. Maar op de indrukwekkende nieuwbouw van het Sint-Pietersstation staat in grote letters alleen de naam van Virginie. Rosalie is weliswaar jong gestorven (1834-1875), in tegenstelling tot Virginie (1836-1923) en deze laatste kan dan ook bogen op een omvangrijker literair oeuvre en ligt ook begraven op een ander kerkhof, maar alleen al omwille van haar gedicht “Het Geschenk”, dat hierna volgt en dat ik-weet-niet-hoevelen tot tranen toe heeft bewogen, had ze het mijns inziens verdiend dat haar naam had mogen prijken naast die van haar zus. Op het Sint-Pietersstation! Zij het desnoods in kleinere letters. Het is misschien, wie weet, nog niet te laat…

    Hij trok het schuifken open,

    Het knaapje stond aan zijn zij

    En zag het uurwerk liggen:

    ‘Och, grootvader, geef het mij?’

     

    - Ik zal ’t u wel eens geven,

    Toekomende jaar misschien,

    Als gij wel leert en braaf zijt,

    Zei de oude, wij zullen zien.

     

    ‘Toekomend jaar!’ sprak het knaapje,

    ‘O, grootvader, maar dan zoudt

    Ge lang reeds kunnen dood zijn:

    Ge zijt zoo ziek en zoo oud!’

     

    En de oude man stond te peinzen,

    En hij dacht: het is wel waar,

    En zijn lange vingren streelden

    Des knaapjes krullend haar.

     

    Hij nam het zilvren uurwerk,

    En de zware keten er bij,

    En lei ze in de gretige handjes

    ‘’t Komt nog van uw vader’, sprak hij.

     

     

    Daar was een grafje gedolven,

    De scholieren stonden er rond,

    En een oude man boog met moeite

    Nog eene knie naar den grond.

     

    Het koele morgenwindje

    Speelde om zijne haren zacht;

    Het gele kistje zonk neder;

    Arm knaapje, wie had dat gedacht!

     

    Hij keerde terug naar zijn woning,

    De oude vader, en weende zoo zeer

    En lei het zilvren uurwerk

    In ’t oude schuifken weer.


    Karel van de Woestijne, één van onze allergrootste schrijvers, rust hier in een onopvallend graf, dat hij deelt met zijn broer, de schilder Gustaaf van de Woestijne. Een andere kunstschilder, tevens de belangrijkste houtsnijkunstenaar en graficus van de twintigste eeuw ligt hier eveneens begraven: Frans Masereel.

    20-02-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-02-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verder zoeken op Campo Santo ( I I I )

    Alles liet vermoeden dat  mijn lijstje van veertien in recordtempo zou afgehandeld worden. Een uurtje, hooguit twee?  Maar… twee uur later stond de teller pas op vier. De missie leek onuitvoerbaar… En wat bijzonder was, de enige twee “aanwinsten” lagen dan nog net tegenover elkaar: Jan Hoet en Marc Sleen, twee rasechte Gentenaren. Ze rusten hier voor eeuwig, de kunstpaus sedert 2014, de geestelijke vader van Nero sedert 2016.  Op de grafsteen van de ene staat “UNTER  DER  ERDE”, bij de ander staat de kop van Nero alsook een tafeltje met twee wafels op een bordje met nog een kopje koffie erbij. Een graf kan  dus ook uitnodigend zijn en gezelligheid uitstralen… Wie hier ontbreekt is de zo mogelijk nóg rasechtere Gentenaar Armand Pien, de weergod. Zijn as werd (o anticlimax!) uitgestrooid, ergens in Vlaams-Brabant.

       
     Jan Hoet, unter der Erde

        
    Marc Sleen, wafels op 't eind van 't verhaal


    Wie op het graf van Jan Hoet een modern kunstwerk verwacht komt dus bedrogen uit. Zo’n kunstwerk vinden we wel op de tombe van Jozef Hoet, waarin ook de stoffelijke resten van Agnes Veys en Carl Hoet zich bevinden. Het zou mij allerminst verbazen dat het hier de ouders en een vroegtijdig overleden broer van Jan Hoet betreft, en dat Jan zelf voor het grafmonument heeft ingestaan.


    Sommige grafmonumenten laten vermoeden hoe de betroffen persoon aan zijn einde is gekomen: Claire Gillis werd vermoedelijk getroffen door de bliksem en Georges Langie door een hartaanval.

        
    Claire Gillis

        
    Georges Langie


    Raadselachtiger is het monument voor Tjerk Slos en die andere Slos van wie ik de voornaam niet kan lezen: twee in frisse kleuren geschilderde ankers. Niet dat ik er mij niets kan bij voorstellen … Tjerk en zijn broer, twee Friese jongelingen, omgekomen op zee, die hier eeuwige roem liggen te vergaren. Maar het weze gezegd: ik kan mij daarin schromelijk vergissen.


    Op Campo Santo liggen ontelbare kunstenaars begraven. Jean Douliez bijvoorbeeld. Uit zijn grafopschrift met solsleutel blijkt dat hij allerminst een onverdienstelijk musicus moet geweest zijn. Dat ik dat niet wist zegt alles over mij.


    Er ligt hier vrijwel niemand begraven die ik persoonlijk heb gekend. Het was even schrikken bij het graf van de dichter Fernand Handtpoorter. Die heb ik wel gekend, zij het eerder oppervlakkig. Hooguit twee keer ontmoet. Hij was bevriend met mijn nicht. Op zijn graf staat één van zijn gedichten te lezen.



    Confronterender was de ontmoeting met Valeer Van Overwalle. Hij was één van de zes initiatiefnemers van de grootste studentengrap aller tijden: de slag om het Gravensteen op 16 november 1949. Samen met Felix De Hemptinne, Tony Claeys, Henri Hubené, Ludo Tollenaere en Jos De Seranno. Tot het jaar vóór zijn overlijden kwam Valeer telkenjare naar de Gravensteenfeesten om er de bezetting van het Gravensteen anno 1949 te herdenken. Zelf keek ik er ieder jaar naar uit: naar de feesten en naar de ontmoeting met Valeer. Tot hij er vijf jaar geleden niet meer was. Ik heb nooit geweten dat hij hier begraven werd. Op zijn graf het mooiste gedicht dat in de Duitse tale ooit werd geschreven, maar geen woord over de heldendaad van 1949. Ik kan het niet laten om het er voor de gelegenheid bij te schrijven. 


    Het heerlijk februarizonnetje neeg ter kimme en het werd een beetje koud. En net toen ik overwoog om mijn zoektocht te beëindigen – met slechts vier op de teller – bleek ik mij te bevinden bij het graf van Corneel Heymans, de man die ik beschouw als de enige échte Nobelprijswinnaar die Vlaanderen ooit heeft gekend (in 1938). Ik weet het wel, er zijn er nog drie andere, maar ik vind dat er bij alle drie een “reukje” aan is. Eerst was er de Nobelprijs voor de vrede in 1909 voor de Oostendenaar August Beernaert, maar hij moest die prijs delen met een ander. In 1911 werd de prijs voor de literatuur toegekend aan de Gentenaar Maurice Maeterlinck, maar die schreef uitsluitend in het Frans. En Christian de Duve tenslotte heeft zijn jeugd weliswaar doorgebracht in Antwerpen maar was verbonden aan de Université Catholique de Louvain en heeft daarenboven zijn Nobelprijs voor de geneeskunde (in 1974) met twee anderen moeten delen. Professor Heymans deelt zijn graf met drie andere Heymansen: vermoedelijk twee zonen en een kleinzoon, alle drie vroegtijdig overleden. En dan ligt er ook nog zijn echtgenote dr. Berthe May (waar hebben we die naam nog gehoord?). Zij was oogarts en van Engelse afkomst. Ik ging er prat op – en ik doe het nog – dat ik ooit les gekregen heb van een Nobelprijswinnaar. Dit heeft mij niet weerhouden om mij in vrij oneerbiedige woorden over hem uit te laten in mijn memoires:

    Eén van mijn professoren was totaal onbekwaam tot lesgeven. De man was nochtans heel beroemd want hij had een kwarteeuw tevoren de Nobelprijs in ontvangst mogen nemen. De les was geen vijf minuten oud of "toevallig" kwam een of andere Nobelprijswinnaar ter sprake en even toevallig had onze professor in zijn aktentas dia's over die bewuste Nobelprijswinnaar en diens familie. En vaak stond hij dan zelf ook op het plaatje, als vriend van den huize. Ja, zo gaat dat toch onder collega's Nobelprijswinnaars… En wij leerden veel over de Nobelprijs en over het belang van navorsingswerk in de geneeskunde. Alleen: aan het navorsingswerk zelf kwamen wij niet toe. 

    Of ik daar nu spijt van heb? Een beetje wel. Ik was toen net op verplicht pensioen moeten gaan op mijn vijfenzestigste.  Op het toppunt van mijn kunnen, zo dacht ik, en professor Heymans heeft nog les gegeven op zijn zeventigste - misschien dacht hij toen ook dat hij nog op het toppunt van zijn kunnen was… Ik was gefrustreerd. Is dat een verzachtende omstandigheid?


        
    Corneel Heymans, de "zuiverste" Vlaamse Nobelprijswinnaar: beschermd graf.

    18-02-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-02-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Een berg Gentse geschiedenis ( I I )


    Het beroemde kerkhof op een heuvel. Ik heb de heilige grond pas vijf minuutjes betreden of ik heb er al twee gevonden: twee van de veertien, van mijn lijst, weet je wel. 

    De eerste is Karel Lodewijk Ledeganck. De naam is mij zeer bekend van toen ik in Gent studeerde, zestig jaar geleden. In de Ledeganckstraat kregen we les in plantkunde. Daar was en is nu nog de Plantentuin. Heden ten dage wordt daar niet alleen plantkunde gedoceerd, maar ook allerlei andere wetenschappen: “de Ledeganck” is uitgegroeid tot een echte campus. Karel Lodewijk Ledeganck is de schrijver van “De drie Zustersteden”:  het dichterlijk evangelie van de Vlaamse Beweging, dat de luister bezingt van de fiere Vlaamsche steden Brugge, Gent en Antwerpen. Ik heb het nooit gelezen en nog minder gezongen. Ik kende “De drie Zustersteden” alleen van de gelijknamige wielerkoers die in mijn kinderjaren een van de grootste van Vlaanderen was. De lessen in de plantkunde heb ik niet vaak bijgewoond. Ten eerste omdat mijn kot op drie kwartier afstand was van “de Ledeganck” en  ik alles te voet moest doen, en ten tweede omdat de professor – Verplancke – zo onduidelijk sprak dat ik er toch niets kon van opsteken zodat ik dan maar alles in de boeken geleerd heb.

    (1) Professor Verplancke was een rasechte Gentenaar. Hij doceerde plantkunde aan 't eerste jaar geneeskunde. Weinig Gentenaren kunnen, zelfs als ze beschaafd Nederlands spreken, hun afkomst verloochenen. Professor Verplancke sprak plat Gents. Hij sprak daarenboven zo snel en onduidelijk dat het al een hele kunsttoer was om op 't examen de vraag te verstaan. Als men dan beleefd vroeg de vraag te herhalen - alstublieft professor! - werd hij nerveus. Omdat hij veronderstelde dat de student een beetje doof was, herhaalde hij de vraag op een veel luidere toon, maar nóg sneller en onduidelijker… Wie dan de vraag nog niet begrepen had mocht er beslist een kruis over maken. Het klonk een beetje als: ghemma sjki tsikkel vadde dikketiln enne monneketiln en tommekie flojee meksielem.

             Wij studenten wisten natuurlijk wel een beetje waarover de meeste vragen gingen. En als de vraag niet begrepen was, was het vaak beter zomaar iets naast de kwestie te antwoorden, want soms bracht hij je dan op het juiste spoor. Voor het niet verstaan van de vraag kon hij weinig of geen begrip opbrengen, het bracht hem definitief uit zijn humeur en dan kon er hoogstens nog een "voldoende" uit de brand gesleept worden.

              Dré Depraeter heeft professor Verplancke eens lik op stuk gegeven. Dré had de cursus niet geleerd, zou op geen enkele vraag kunnen antwoorden hebben en was tenslotte toch niet van plan om zijn studies in de geneeskunde verder te zetten. Dré begon zijn antwoord af te ratelen in de stijl van Verplancke zelf: ziever zlibbre vroem, azuu von zwam enzoele zave kwinter duure, pfesser, morre tuure manejoenge… Dré vloog buiten. En zo was het goed.                                                                                   

                 (1)  Uit mijn boek "O jerum jerum jerum..." (2006),  pag 60-61.               

    U


        


    De tweede is Jan Frans Willems, de vader van de Vlaamse Beweging. Die ken ik vrijwel alleen van het Willemsfonds. Wellicht het meest monumentale graf van de hele begraafplaats. Jan Frans is overleden op 24 juni 1846 en het Campo Santo is pas opgericht in 1847, zo vertellen mij mijn literaire bronnen. Waar heeft men het stoffelijk overschot dan al die tijd bewaard? Op een ander kerkhof of in een of andere diepvriezer? Bij Karel Lodewijck Ledeganck stel ik mij overigens dezelfde vraag: hij is overleden op 19 maart  1847 en mijn – doorgaans goed ingelichte! – bron vermeldt dat ene Maria de Hemptinne de eerste begravene is op de Campo: op 18 december 1847! Hier blijven dus nog raadsels te ontsluieren…

    Bijlagen:
    +J.F. Willems.JPG (161.2 KB)   

    15-02-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-02-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jean Paul Van Bendegem ( I )



    Dit jaar heeft de kerstman mij een boek gebracht, waarvan de titel luidt “Verdwaalde stad. Filosoferen langs straten en pleinen”. De schrijver is Jean Paul Van Bendegem en het hoofdpersonage is Gent, de stad waar ik tot het eind van mijn dagen wil verdwalen, op zoek naar de heerlijke tijd van weleer: “O vrij studentenheerlijkheid, waar zijt gij thans verzwonden? O keer nog eenmaal schone tijd, zo vrij zo ongebonden! Ik zoek u langs mijn wegen weer en vind uw sporen nimmer meer! O jerum, jerum, jerum, o quae mutatio rerum!”

    Jean Paul Van Bendegem is filosoof, tevens wiskundige en professor aan twee universiteiten, Brussel en Gent. Mijn kerstgeschenk was vergezeld van een uitnodiging: de auteur van “Verdwaalde stad” kwam zijn boek voorstellen in het kunstenaarsdorp Kwaremont. Een kei van een spreker. De studenten in Brussel en Gent moeten zich gelukkig prijzen. Of toch niet? De professor wordt namelijk dit jaar vijfenzestig en moet dus met pensioen en daar weet ik alles van: met pensioen moeten gaan op je vijfenzestigste, op het toppunt van je kunnen… De toehoorders hingen aan zijn lippen, zoals wij zestig jaar geleden aan de lippen hingen van Marcel Sebruyns, die ons op onnavolgbare wijze de beginselen van de cel- en de weefselleer bijbracht. In mijn boek “O jerum jerum jerum…” heb ik een hoofdstukje aan professor Sebruyns gewijd op pag. 56-57. Een uittrekseltje:

    Ik bewonderde die briljante man, met zijn kale knikker en zijn vlinderdasje. Als ik ooit zelf professor zou worden, zou ik het ook zo doen. Professor ben ik natuurlijk nooit geworden. Toch heb ik het geluk gehad vijftien jaar lang les te mogen geven aan een paramedische hogeschool, in anatomie. En dat lesgeven, drie uur in de week, heeft mij meer vreugde bezorgd dan al mijn andere beroepsbezigheden bij elkaar. En ik heb het altijd een beetje à la Sebruyns proberen te doen, zij het dat ik niet het brio van de grootmeester had…

    Eéns in de vijftig jaar wordt er iemand geboren met die uitzonderlijke gave die erin bestaat een vol auditorium studenten te boeien en aan zijn lippen te kluisteren. Sebruyns en Van Bendegem! Het boek gaat over monumenten: kerkhoven nemen daarbij een aparte plaats in. En u kan ervan op aan, waarde lezer, dat niemand anders dan de briljante spreker Van Bendegem mij deze week gedreven heeft naar Vlaanderens meest sacrale kerkhof Campo Santo. Ik had vooraf een lijst opgesteld van wie ik daar wilde ontmoeten: Filip De Pillecijn, Luc Devos, Jozef Guislain, Corneel Heymans, Jan Hoet, Karel Lodewijk Ledeganck, Rosalie Loveling, Wilfried Martens, Frans Masereel, Gustaaf en Karel van de Woestijne, Cyriel van Gent, Jan Frans Willems, Marc Sleen. In hoeverre mij dat gelukt is? Op het antwoord laat ik u even wachten. Tot mijn volgend cursiefje. Kwestie van de spanning er een beetje in te houden.


    13-02-2018 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Blog als favoriet !

    Foto

    O jerum jerum jerum…

    Mijn memoires

    (2006, 206 p., 17,95 €)

    Te bestellen via mail:

    kvansteenbrugge@gmail.com

    (geen verzendkosten)



    Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.

    Foto

    Archief per week
  • 15/04-21/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 07/11-13/11 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 13/12-19/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 28/12-03/01 2021
  • 14/12-20/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 28/11-04/12 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 12/12-18/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 06/12-12/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 29/11-05/12 -0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs