Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
28-01-2019
Vermeersch
In de krant van eergisteren 25 januari schrijft Peter Mijlemans, nieuwsmanager van Het Nieuwsblad: We moeten afscheid nemen van Etienne Vermeersch net op het moment dat we zijn stem eigenlijk niet kunnen missen.
Professor Etienne Vermeersch was dé Vlaamse moraalfilosoof. Hij doceerde aan de UGent. Ik herinner mij nog de dag dat mijn zoon thuiskwam na zijn eerste les aan de universiteit: Vermeersch, zei hij, is de verstandigste mens van de wereld. Ikzelf heb de hooggeleerde enkele malen ontmoet en tot meer dan een groet en een handdruk was het nooit gekomen tot die ene dag, vijf jaar geleden, die mij in t geheugen gegrift blijft als was het eergisteren.
t Was na een academische zitting ter gelegenheid van het afscheid van de hart- en vaatchirurg Luc Van Lysebeth van het ziekenhuis waar ikzelf enkele jaren eerder met stille trom afscheid had genomen. Dé gastspreker van de avond was niemand minder dan professor Vermeersch. Het officiële gedeelte van de avond werd afgesloten rond halfelf. Daarna was er tijd voor gezellig nakaarten. Er was volop geestrijke drank. Was het toeval? Ik geraakte in gesprek met de professor tot in de vroege uurtjes. Vermeersch dronk wijn, ik sterk bier. Ik hou van wijn, zei de professor, en ik kan daar goed tegen. Dat bleek. Op t eind was hij weliswaar niet meer zo vast te been, maar hij bleef er helder op los praten, zij het over intieme zaken die hij in volstrekt nuchtere toestand misschien niet ter sprake zou gebracht hebben. Het ontroert mij nog steeds als ik erover nadenk hoe zeer we het eens waren over de belangrijke aspecten van het leven, over de cultuur, de godsdienst, de moraal, de maatschappij. Tot mijn spijt heb ik hem na die avond nooit meer teruggezien
Etienne Vermeersch was links, Vlaamsgezind, atheïst, ijveraar voor geboortebeperking en euthanasie. In dat alles heb ik mij steeds kunnen vinden. Links, als dat staat voor gelijkheid (égalité!) onder alle mensen: de Chileense mijnwerker en de CEO En Vlaamsgezind? Als er grenzen moeten zijn laat het dan alleen taal- en cultuurgrenzen zijn. En atheïsme? Vermeersch kon zich niet verzoenen met de gedachte dat een god die almachtig is en oneindig goed en rechtvaardig, al het onheil dat in de wereld heerst, zou toelaten. En aan een god, die niet almachtig en niet oneindig goed en rechtvaardig is hebben wij geen behoefte. Als ik God was, ik zou het beter gedaan hebben en Wie in God gelooft, hoeft niet bang te zijn. En wie niet in God gelooft hoeft helemáál niet bang te zijn zijn uitspraken van de grote moraalfilosoof die ik lees in een artikel van Jesse Van Regenmortel in Het Nieuwsblad van 25 januari.
Een ander stokpaard van Vermeersch: de wereldoverbevolking. In de jaren tachtig waarschuwde hij er al voor dat we afstevenden op ecologische rampspoed en hij zette de overbevolking op de agenda als het probleem van deze tijd. In de krant van zaterdag 26 januari reageert Jan Dhaene, gewezen Europees parlementslid, op het overlijden van de professor: Overbevolking is inderdaad het grote probleem en taboe in de wereld. Ik zag het nog met eigen ogen in Ethiopië. Het leidt tot roofbouw op de vruchtbare grond, tot overbegrazing en het kappen van bossen. Wat wij nodig hebben is wereldwijd een geboortebeperking. En dat kan alleen door financiële stimuli. Unicef zou dit kunnen uitvoeren: aanvullend aan de klassieke ontwikkelingssamenwerking zou men een vrijwillige sterilisatiepremie kunnen geven aan mannen en vrouwen vanaf twee kinderen. Of Vermeersch het eens was met het idee van die sterilisatiepremie? Ik denk het wel. Maar of hij daarin helemaal consequent was? Hij ging er immers prat op dat hij niemand iets wilde aanpraten, want zelfbeschikking is een mensenrecht, het recht om te beslissen over jezelf. Wanneer hij zijn theorieën uiteenzette tegenover mensen die zelf een half dozijn kinderen hadden en schamper vroegen hoeveel zij er moesten wegdoen, antwoordde hij steevast: wat ik verkondig hoeft ge niet persoonlijk te nemen, ieder beslist voor zichzelf. Overigens richtte hij zijn pijlen in t bijzonder op de kroostrijke gezinnen in de onleefbare omstandigheden: wie in onleefbare omstandigheden een kind op de wereld zet is verantwoordelijk voor het leed van dat kind. Dat de godsdiensten een nefaste rol gespeeld hebben was ook voor hem een vaststaand feit. Vrijwel alle verzetten ze zich tegen anticonceptie. Kwestie van zoveel mogelijk zieltjes te winnen. En als we nu eens, alvorens de sterilisatiepremie in te voeren, voor een softere aanpak zouden kiezen, alle geestelijke leiders op andere gedachten zouden brengen alleen de dwazen veranderen nooit van gedacht Misschien wordt mijn wishfull thinking visie voor 2019 dan toch nog werkelijkheid: De doem van hel en zonde zal wegvallen want ondertussen hebben de leiders van alle grote wereldgodsdiensten beslist dat hun goden voortaan het verwekken van tot de hongerdood veroordeelde kinderen als een véél groter misdrijf zullen aanrekenen dan het niet verwekken ervan. Onze paus Franciscus heeft het overigens eerder al verwoord: "kweken als de konijnen" hoeft niet meer (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3134812.)
Vorige week raakte ik in gesprek met iemand die ik een Vermeersch-hater zou durven noemen, een fanatiek tegenstander van geboortebeperking en vader van slechts twee dochters, meisjes van een jaar of tien, een tweeling. Géén sprake dus van anticonceptie, ook niet op de plaatsen waar de omstandigheden onleefbaar zijn. Niet die arme mensen dienen immers gestraft worden door hen het plezier van een talrijk kroost te ontnemen, maar de oorzaken van die onleefbaarheid moeten aangepakt worden. Ook geen anticonceptie in afwachting dat de leefbaarheid daar verbetert? Bijlange niet, de leefbaarheid verbeteren en ondertussen die mensen hun vrijheid gunnen is zijn boodschap.
- Gisteren zag ik Joke en Febe, zei ik. Ze reden naar school met de fiets. Allebei met een knalrode valhelm op.
- Ja, die valhelm moeten ze dragen van mij, ofschoon ze dat allerminst leuk vinden. Er liggen namelijk twee moordstroken op hun weg, de Kerkstraat en de Statiestraat. Daar zouden afgebakende fietspaden moeten komen.
- Maar dan lossen die helmen toch niets op. Die fietspaden moeten er komen en ondertussen moet ge de meisjes hun vrijheid gunnen!
- Maar in afwachting dat die fietspaden er komen
Hij schudde zijn hoofd voor zoveel onbegrip.
Tenslotte wil ik u niet onthouden wat mijn goede vriend Karel mij onlangs voor de voeten wierp: hierin verschilt gij toch van Vermeersch, dat gij géén atheïst zijt. Hij baseerde zich op het feit dat ik af en toe s zondags ter kerke ga, dat ik Kerstmis en Pasen in ere houd en ook geloof in Sinterklaas. Mag ik dat dan niet? Omdat ik niet in God geloof? Godsdienst kan immers mooi zijn. Als hij maar niet misbruikt wordt
Gisteren heb
ik mij weer eens geërgerd aan een artikel in de krant. Neen, beste lezer, geen
artikel over een zoveelste terreurdaad of over die CEO die een jaarbonus van
tien miljoen euro krijgt bovenop zijn armzalige wedde van drie miljoen. Waar
het dan wel om gaat? Een artikel, op pagina drie van Het Nieuwsblad, van mijn
voornaamgenoot Christiaan Vanhoorebeke, oud politierechter: De
jonge generatie rechters is net veel strenger voor zij die een dodelijk ongeval
veroorzaken. De tekst staat in t rood en in t vetjes. Er staat een
fout en dat had de eindredacteur moeten zien: er staat voor zij en het had
voor hen moeten zijn.
Ná een voorzetsel volgt in t Nederlands altijd een accusatief en de accusatief
van zij (3e persoon meervoud) is hen. Ik weet het wel, als de betrekkelijke bijzin (die een dodelijk ongeval veroorzaken) er
niet was geweest had Christiaan ongetwijfeld hen geschreven Ach,
de fout komt wel meer voor, t is eigenlijk een slechte gewoonte die wel vaker
komt piepen als een betrekkelijke bijzin volgt na hen: dan wordt hen die
wel eens zij die, t.t.z. de voorwerpsvorm wordt onderwerpsvorm, en dat is
fout! En wat zegt de Taalunie daarover? Vergoelijkend: het is geen
standaardtaal. Het is dus wel degelijk FOUT!
In de streek van Kortrijk ik heb er 46 jaar gewoond hebben ze overigens
geen bijzin nodig om die fout te maken: ik zing een liedje voor gij, luister
naar ik. En in Rotterdam ik heb daar 4 jaar gewoond springen ze al even
dartel om met het persoonlijk voornaamwoord: zonder blikken of blozen gebruiken
ze hun als nominatief, bv. hun hebben het gezegd.
Ik erger mij
overigens uitermate aan het feit dat ó zo weinigen in het Nederlands taalgebied
zowel Nederlanders als Vlamingen weten wanneer zij hen of hun moeten
gebruiken. En t is nochtans poepsimpel: hen is accusatief, al de rest is
hun. En wanneer is t accusatief? Als t lijdend voorwerp is (bv. ik heb hen
gezien) of na een voorzetsel (bv. doe het voor hen). Een kleine oefening: vraag het hen of vraag het hun?Het
tweede is juist want het is het lijdend voorwerp en er is geen voorzetsel.
Gesnopen?
Ik zag deze
middag een kennis. Zijn vrouw heeft hem verlaten sinds de dokters hem
ongeneeslijk ziek hebben verklaard. Ik sprak hem over de ergerlijke taalfout
van Christiaan Vanhoorebeke, oud politierechter, op pagina drie van Het
Nieuwsblad van 9 januari. Ach, er zijn wel erger dingen in t leven, zei hij.
Curatio is
Latijn en het betekent genezing. Het betekent ook verzorging, hetgeen niet
helemaal hetzelfde is: het zal u niet onbekend zijn dat vele kwalen genezen
zonder verzorging, en dat anderzijds niet iedere verzorging leidt tot genezing.
Curatio is ook de naam van het trimestrieel tijdschrift van de provinciale raad
van West-Vlaanderen van de Orde der artsen, de vroegere Orde der geneesheren,
een naam die onhoudbaar was sedert de afstuderende vrouwen zwaar in de
meerderheid zijn tegenover hun mannelijke collegas. Een zeer toepasselijke
naam inderdaad. Het feit dat op het titelblad de naam Qratio prijkt dient wellicht slechts geïnterpreteerd te worden als
een spitsvondigheidje.
Sedert een
dag of tien ligt de Qratio van het
laatste trimester van t voorbije jaar op mijn schrijftafel. Iedere dag kijk ik
met het grootste welbehagen naar de foto op de voorpagina. Het is een foto van
de afgestudeerde artsen van de lichting 2018, de laatste lichting dus.
Dat de jongedames in de meerderheid zijn moge duidelijk wezen. En onder die jongedames, op de voorste rij, heb ik mijn muze gevonden en dat is nu net waarom ik het niet kan laten om iedere dag naar die foto te kijken. Ik heb haar Elena genoemd, naar Helena van Sparta, ook bekend als Helena van Troje, die de mooiste vrouw aller tijden genoemd werd tot de komst van Brigitte Bardot. Zon zestig jaar geleden hing de foto van B.B. op mijn studentenkamer en was zij de muze die mij succesvol doorheen mijn jeugdjaren heeft geloodst.
De Brigitte Bardot uit mijn studentenjaren...
Moge de jonge Elena mij nu succesvol naar mijn einde loodsen. Is zij immers niet het evenbeeld van Brigitte, dezelfde adembenemende schoonheid, een reïncarnatie? Dé schoonheid zal altijd blijven bestaan, de schoonheid van Helena van Troje, van Brigitte, van Elena. De schoonheid wordt doorgegeven van de ene generatie naar de volgende. Géén god is er ooit in geslaagd iemand de eeuwige jeugd te schenken. De eens zo machtige Zeus verleende ooit de onsterfelijkheid aan een Trojaanse prins Tithonos, op verzoek van Eos, de godin van de dageraad, die smoorverliefd was op de mooie jonge prins. Maar de eeuwige jeugd? Neen, dat ging zelfs de macht van Zeus te boven. Toen zijn tijd gekomen was schrompelde Tithonos geleidelijk ineen tot hij eruit zag als een krekel Het toont aan dat niemand gebaat is met het eeuwig leven als hij er niet bij krijgt, hetgeen enkel voorbehouden is aan goden en godinnen: de eeuwige jeugd. En toch kan ik mij nauwelijks voorstellen dat het met mijn Elena net zó zal vergaan.
Het doet mij terugdenken aan de foto van de lichting 1965. Valt het u op dat alle promovendi in smoking waren, behalve die ene, die een vrouw was, Claudine? Eén vrouw op de vierenvijftig. Wat waren wij toen verstoken van vrouwelijk schoon! Daar kwam nog bij dat de geleerdsten onder ons een cordon sanitaire rond Claudientje gesmeed hadden. Dat cordon werd slechts doorbroken op de dag van de plechtige eedaflegging, de dag waarop onze wegen voor de meesten definitief uit elkaar zijn gegaan. Bekijk die foto van toen: wie staat daar rechts van Claudine? Precies! En achter Claudine en mij? Mijn beste vriend Raymond Creus, die welhaast vijf jaar geleden is heengegaan Hoe onbarmhertig snijdt toch de tijd!
In de Qratio wordt verder veel aandacht besteed aan de huldiging (de laudatio) van de jubilerende artsen van de Orde van West-Vlaanderen, t is te zeggen de artsen van de lichting 1968 (goud) en de lichting 1958 (diamant). Van de lichting 1948 blijkt er helaas niet één meer over te zijn. Vijf mannen van 58, achttien van 68. Geen vrouw. Alle drieëntwintig staan ze met hun foto in het blad, en met hun levensverhaal. Ze zijn allen blij dat ze het beroep van arts gekozen hebben en als ze het zouden overdoen deden ze het weer. Sommigen oefenen zelfs nú nog de geneeskunde uit. Omdat ze het zo graag doen, omdat ze het niet kunnen laten Het wederwoord is van Marcel Toye. Een ernstig wederwoord. Drie jaar geleden viel mij de eer van het wederwoord te beurt. Mijn wederwoord was minder ernstig. Ludiek! Al de jubilarissen hebben er zich goed mee geamuseerd. De meesten schuddebuikten van het lachen. Sommigen hielden zelfs hun buik vast, vanwege dat schuddebuiken. Toen waren er wél een paar vrouwen. Eén onder hen: Claudine! Ik zag ze voor t eerst terug, na vijftig jaar. Ze was nog niets veranderd. Zij schuddebuikte niet, maar ze lachte fijntjes. Over zeven jaar zal ik bij de club van de diamanten jubilarissen horen. Wellicht zullen ze mij dan niet meer vragen voor het wederwoord. Niet in de laatste plaats omdat ik de enige ben sinds mensenheugenis die urbi et orbi verklaart dat hij nooit meer het artsenberoep zou kiezen als het te herdoen was. Maar wat zeg ik daar? Over zeven jaar! Hoe zere vallen zaf dichtte Guido Gezelle. Maar toch, ik denk dat ik het haal. Met de hulp van mijn muze, Elena. Ik blijf iedere dag die God mij schenkt uw foto bekijken, Elena, op de voorpagina van de Qratio. Das beloofd.
Gordelcriminaliteit
wordt het woord van het jaar. In dezelfde sfeer en al even schitterend als het
woord van t voorbije jaar (moordstrookje). Gordelcriminaliteit is het niet
dragen van de veiligheidsgordel in de auto. Er zijn twee soorten: de zware vorm
waarbij de gordel over lange afstanden (of helemaal) niet gedragen wordt, en de
lichtere vorm waarbij de gordel pas aangeklikt wordt nadat de auto gestart is
en er al enkele meters gereden zijn. Tot onze scha en schande moeten we
bekennen dat twee leden van onze loopclub in 2018 betrapt zijn op
gordelcriminaliteit, zij het de lichte vorm, en daarvoor flink beboet zijn. Zij
hebben hun lesje geleerd en ze hebben
zich voorgenomen zich in de toekomst behoorlijk te gedragen. De politie maakt
zich sterk dat tegen eind 2019 de gordelcriminaliteit volledig uitgeroeid zal
zijn door algehele prioriteit te geven aan dit probleem, t is te zeggen door
de pakkans te vergroten door het inzetten van nog meer manschappen en cameras,
en door het drastisch verhogen van de boetes.
De
kranten zullen hun best doen om de discrepantie die bestaat in de berichtgeving
tussen de verschillende sporten geleidelijk aan weg te werken. Tegen het eind
van het jaar zullen niet méér paginas aan voetbal gewijd worden dan aan alle
andere sporten samen. Fifty-fifty en nog steeds een wanverhouding dus, hoor ik
u zegggen, en daar ben ik het met u eens, maar toch al wat evenwichtiger dan de
toestand zoals ie op dit ogenblik is: 75% voor het voetbal, 25% voor al de
rest!
In
de loop van het jaar worden over de hele wereld de inkomens van alle mensen
gelijkgeschakeld, van het loon van de CEO tot dat van de Chileense mijnwerker.
Ofschoon deze laatste misschien een extra premie zou kunnen claimen vanwege een
hoger gevaren- en gezondheidsrisico en een lagere arbeidsvreugde...
Er
komt een drastische aanpak van de jurisprudentie. Criminelen, en in t
bijzonder de witteboordcriminelen, zullen hun straf niet langer ontlopen door
verjaring, procedurefouten, en andere advocatenspitsvondigheden. De superrijken
en de gewone rijken zullen niet langer aan belastingontduiking kunnen doen door
fiscale trucs, zijnde witwasserijen en legale optimalisatiepraktijken.
In
2019 wordt een eind gemaakt aan elke vorm van discriminatie. Gelijkheid voor
alle mensen. Bij alle openbare diensten (onderwijs, ministeries, openbaar
vervoer, gezondheidszorg, politie, leger ) worden mensen enkel nog geselecteerd
op basis van bekwaamheid en niet meer op basis van geslacht, afkomst,
huidskleur, haarkleur, kleur van de ogen, sexuele geaardheid, en dies meer. Eén
uitzondering: de federale verkiezingen in het voorjaar. Hier wordt nog even
vastgehouden aan het seksistisch principe: evenveel mannen als vrouwen op de
lijst - transgenders vallen voorlopig wellicht nog uit de boot.
In
2019 zal de massale kindersterfte door hongersnood die in de wereld heerst,
serieus aangepakt worden. Te beginnen met het grote continent Afrika, alwaar de
vreselijke hongerdood, als nergens elders toeslaat in de zovele onherbergzame
gebieden: de helft crepeert en de andere helft blijft verder leven in
erbarmelijke omstandigheden, verdrinkt in de Middellandse Zee of gaat een vaak
onzekere toekomst tegemoet in een land waar ze soms maar half welkom zijn en
daardoor niet zelden verzinken in de criminaliteit. Dat alles heeft te maken
met o.a. de bodemgesteldheid in het geboorteland, het gebrek aan water en niet
in het minst het ontzettend hoog geboortecijfer dat wellicht gesteund wordt
door het principe hoe meer wij er op de wereld zetten, hoe groter de kans dat
we er tenminste enkele overhouden en ook door het feit dat geboortebeperking
door anticonceptie een zware zonde is. Hoe zal dit probleem aangepakt worden?
Luister Alle kinderen en ook volwassenen die dreigen te verhongeren zullen,
voor zover ze ter plaatse niet kunnen geholpen worden, op een veilige manier
getransporteerd worden naar leefbare landen op de wereld. Deze landen zullen
ervoor zorgen dat deze immigranten goed gevoed en gehuisvest worden. Als ze
zich tenminste behoorlijk gedragen en hun gordel dragen. In Afrika zelf zullen
niet méér mensen achterblijven dan het continent kan dragen. Hun zal
aangeraden worden anticonceptie toe te passen omdat het anders dweilen wordt
met de kraan open. De doem van hel en zonde zal wegvallen want ondertussen
hebben de leiders van alle grote wereldgodsdiensten beslist dat hun goden voortaan
het verwekken van tot de hongerdood veroordeelde kinderen als een véél groter
misdrijf zullen aanrekenen dan het niet verwekken ervan. Onze paus Franciscus heeft het overigens eerder al verwoord: "kweken als de konijnen" hoeft niet meer.
Van
mijn kant beloof ik u voor 2019 bij leven en welzijn! veel leesgenot op
mijn blog (www.bloggen.be/pierpont) met om de maand een paar cursiefjes die
ik geneigd ben neuzelarijtjes te noemen, omdat de neus nogal vaak centraal
zal staan (in een vorig leven ben ik rhinoloog geweest). Het is overigens niet
onmogelijk dat we langs deze weg tegen het einde van het jaar een techniek
zullen vinden om onze gemiddelde levensduur met enkele jaartjes te verlengen.
De moeite dus om de blog in de gaten te houden. Ook op De Druivelaar blijf ik u
tot minstens eind 2021 bestoken met verhaaltjes uit de Griekse mythologie. Een
verslaving die ik overgehouden heb aan Grijslokes Olympiade.
En
wat zijn mijn wensen voor Loopclub Grijsloke? Hij blijve groeien en bloeien en
grote kampioenen voortbrengen. Het hoeft niet eens in de loopsport te zijn: in
het veldrijden of in the voice? En voor onze koers? Zij blijve VLAANDERENS
MOOISTE, hetgeen overigens de titel zal zijn van het boek over de geschiedenis
van DDG dat in 2019 verschijnt.
Met deze
brief breng ik u en uw corps mijn beste wensen over voor het nieuwe jaar 2019.
Misschien zult u dit een beetje vreemd vinden als u weet dat ik een zestal
maanden geleden door uw diensten een verkeersboete heb gekregen waarmee ik
het in feite niet eens was. Ik ben onmiddellijk ingegaan op de uitnodiging
tot betalen van de boete en ik heb dit laten samengaan met een begeleidende
brief van 11 juni 2018, waarvan hier een kopie in bijlage (ik had nog gehoopt
op een reactie van uwentwege op de brief). Over het gebeurde had ik dezelfde
avond al een verhaaltje geschreven. Dat is mijn manier om dingen die mij
getroffen hebben van mij af te schrijven. De verhaaltjes worden dan meestal
gepubliceerd op één van mijn blogs, maar in dit geval heb ik dat niet gedaan
omdat ik bang was om jullie, die doorgaans toch zeer nuttig werk verrichten,
voor het hoofd te stoten.
Maar waarom
ik u rond de jaarwisseling deze brief schrijf? Omdat u (ik bedoel uw corps) het laatste half jaar
nog geen dag uit mijn gedachten geweest bent. Ziehier Zoals uit mijn verhaal blijkt ben ik bij het
verlaten van de caravan van de chef op het trapje gestruikeld over iets dat
daar niet op zijn plaats stond. Ik heb daar een enkel verzwikt, maar dat
was na een paar dagen over. De dag na het incident echter is een zeurende
knagende pijn ontstaan in mijn linker knie, een pijn die tot op heden niet is
overgegaan en mij iedere dag kwelt, van bij het ontwaken tot het slapen gaan.
Daarvóór had ik ook al reeds een pijnscheutje gehad, in mijn knieën, maar dat
was sporadisch en van een heel andere aard en niet uitzonderlijk voor iemand
van 78 jaar die vele marathons gelopen heeft. Hoeft het verwondering te baren
dat ik bijna iedere dag aan uw team denk en dat ik het niet kan laten u rond
deze tijd van het jaar in kennis te brengen van mijn blijvend ongemak?
Gaarne zou ik
wel de naam willen kennen van de man die in de caravan achter de schrijftafel
het PV zat op te maken. Niet dat ik rancuneus ben of zo, of enig verhaal wil
halen, alleen hij kent mijn naam en misschien mag ik ook de zijne kennen? Hij
was een beetje kortaf en er was iets dat hij verkeerd begrepen had, maar ik heb
daar alle begrip voor: het was daar ook zó druk, er stonden naar mijn gevoel
wel tien politieagenten en al evenveel autos waarvan de bestuurders een boete
kwamen betalen. En om het nu eens grappig uit te drukken: die winkel draaide
goed. En ongetwijfeld zal die man, die best een aardige man kan zijn, en die ik
wellicht ten onrechte als commissaris bestempeld heb, mijn lichtjes
ongecontroleerde reactie na mijn struikelpartij (waarvoor ik mij bij deze
verontschuldig) en dus ook de struikelpartij zelf, herinneren en willen
bevestigen. Hij hoeft zich daarbij geen zorgen te maken en ik neem niemand iets
kwalijk voor het struikelincident. En nogmaals, het is ook absoluut niet mijn
bedoeling enig verhaal te halen en ik besef overigens maar al te goed dat een
oorzakelijk verband tussen het incident en de aandoening onmogelijk is aan te
tonen. Met enige erkenning voor mijn leed zou ik trouwens al tevreden zijn en met de wetenschap dat uw corps nu begrijpt
waarom ik nog dagelijks aan hen denk.
Een mens gaat
zich al gauw afvragen: waarom ben ik weer de pieneut, waarom ben ik weer het
zwart schaap? En dan doet het, lieve lezer, ik zeg het zonder schaamte echt
deugd als blijkt dat men niet het enige zwart schaap is, dat er ergens nóg een
schaap rondloopt, het weze er maar één, dat even zwart en zo mogelijk nóg
zwarter is dan jijzelf. Zeker als dat schaap een kennis is, een buur, een
vriend of zelfs een familielid, de allernaaste zielsverwanten misschien niet te
na gesproken Hoe wáár zijn de woorden van de Franse schrijver Jules Romains:
Maladie de voisin réconforte et même guérit. Dat ander zwart schaap diende te
stoppen voor een politiecontrole: t was in de streek van Oudenaarde, een paar
weken na míjn misdrijf. Ik doe u het verhaal uit de doeken zoals het
slachtoffer het mijzelf heeft verteld Een jongeman van rond de vijftig, een
van mijn vrienden uit de loopclub, die nooit ook maar één glas alcohol drinkt
als hij moet autorijden en voor zover mij bekend altijd in orde is met alle
regels van de grond- en andere wetten ik noem hem voor de gelegenheid Nard. Veiligheidsgordel losgemaakt, teneinde op een
comfortabele manier zijn portefeuille uit de binnenzak van zijn jas te kunnen
halen. Identiteitskaart en rijbewijs in orde. Met de boordpapieren was het al
even goed gesteld: aankoopfactuur, inschrijvingsbewijs, gelijkvormigheidsattest,
verzekeringsbewijs, betalingsbewijs van rijbelasting, keuringsbewijs, bewijs
van goed gedrag en zeden, en zo meer En niet te vergeten: de alcoholtest.
Negatief natuurlijk. OK, u mag verder rijden, mijnheer. Nard zette zijn auto
in achteruit, reed ook effectief enkele meters achteruit en klikte ondertussen
zijn veiligheidsgordel vast. HALT! 116 euro boete om zonder gordel te rijden.
Maar net zo min als ik is Nard wrokkig op de politie. Of hij met even weinig
tegenzin als ikzelf de boete betaald heeft, is mij niet duidelijk. Ikzelf kan
dat wel relativeren: hoe vaak zou ik in mijn leven al niet de maximaal
toegelaten snelheid overschreden hebben, zonder daar ooit een boete voor
gekregen te hebben? Dan komen die 116 euro best nog voordelig uit!
Nog even dit
meegeven: dit is pas mijn eerste verkeersboete en de confrontatie met zon
regiment politiemensen in uniform was nogal indrukwekkend. Overigens is het
niet mijn eerste eerder vervelend contact met de politie. De vorige keer is
zon twintig jaar geleden. Ik woonde toen in Kortrijk. Er was een ernstige
inbraak gepleegd in mijn woning met nogal wat schade aan deuren en kasten en
nogal wat ontvreemding van waardevolle zaken. De zaak is nooit opgehelderd en
ik voelde mij door de politie meer als dader dan als slachtoffer behandeld.
Maar dat was niet de ploeg van MIRA. Met die van u was ik toen wellicht beter
af geweest
En als u nog
even tijd hebt Denk nu maar niet dat ik alleen maar negatieve ervaring heb met
de politie. t Was een jaar of dertig geleden. Ik kwam, in t holst van de
nacht, terug van een acute operatie in het ziekenhuis. Op een kruispunt op de
Grote Markt van Kortrijk reed ik door groen licht: een spectaculaire botsing
met een auto (een Dauphine) met daarin twee jonge Portugezen. Zij waren door t
rood gereden. Maar: geen getuigen. Hun auto zag er perte totale uit en ze
waren niet in staat verder te rijden. Mijn auto léék onbeschadigd. Ze bekenden
geen schuld, maar verklaarden zich niettemin bereid mij mille francs te
betalen als ik wilde ophoepelen. En daar stond plots, als reddende engel, als
deus ex machina de politie! Hoe zij erin geslaagd zijn de Portugezen in géén
tijd te laten bekennen dat zij door t rood gereden waren is mij nog steeds een
raadsel. Ik blijf er de politie eeuwig dankbaar voor. De reparatie aan mijn
auto heeft zevenentachtigduizend francs gekost. Alles terugbetaald door de
Portugese verzekering.
En dan is er
nog een ouder verhaal. Ik was nog in militaire dienst. Met een deux-cheveautje
reed ik naar de kazerne tussen Oudenaarde en Gent. In de buurt van Mullem reed
ik achter een vrachtwagen die volgeladen was met zware kasseien. Een kassei donderde naar beneden
met als resultaat een serieuze schade aan de voorkant van mijn dierbaar
autootje waar ik toentertijd zo fier op was. Ik had de tegenwoordigheid van
geest om de nummerplaat van de vrachtwagen te noteren en naar de politie te
bellen. Ze waren snel ter plaatse. Ik kon slechts bij benadering zeggen waar
het gebeurd was. Die lieve heren van de wet wilden per se het corpus delicti
vinden. En ze hébben het gevonden, na een half uur zoeken: een grote kassei, in
de graskant. Hoeveel die reparatie toen gekost heeft weet ik niet meer, maar
dank zij de politie was het voor mij weer een gelukkige nul-operatie. En wat
mijn legerdienst in de Leopoldskazerne betreft: enkel de vlagge(n!)groet heeft
het die dag zonder mij moeten doen
Hartelijk
dank om met zoveel geduld dit epistel te lezen en nogmaals mijn gemeende gelukwensen
voor 2019 en ook de jaren daarna.
(dit verhaal werd geschreven de avond na het delict)
De politie,
mijn vriend.
Dat ik mij
een beetje getraumatiseerd voel zult u, lieve lezer, begrijpen na het lezen van
dit verhaal, dat voor de volle honderd procent met de waarheid overeenstemt
dat zweer ik op het hoofd van al mijn dierbaren. Ik was met de auto weggereden
van een kleine parking in de Kerkstraat. Hooguit een paar honderd meter afgelegd
of ik werd door een vriendelijk lachende politieagente uitgenodigd om een
pleintje op te rijden: controle! Ze was er niet alleen: ik denk dat er acht
politiemensen stonden misschien waren het er wel tien. Het stemde mij
vreugdevol: nu zou eindelijk eens officieel vastgesteld worden hoe perfect ik
wel was in het verkeer! Vóór mijn vertrek had ik nog mijn boordpapieren
gecheckt, ik had mijn rijbewijs en identiteitskaart bij, had geen druppel
alcohol in mijn bloed (heb ik overigens nooit als ik rijd), mijn snelheidsmeter
was niet boven de veertig gegaan (ik rij overigens nooit te rap) en ik had mijn
veiligheidgordel om. Wat kon er mij dus gebeuren?
Ik parkeerde
mijn auto en een ernstig kijkende politieman kwam op mij af:
- Dit is een
controle van de boorddocumenten.
De papieren
bleken in orde te zijn.
- En nu nog
uw rijbewijs en uw identiteitskaart.
- De
identiteitskaart is nagelnieuw, eergisteren pas gehaald op het
gemeentesecretariaat, zei ik naar waarheid, in een poging om de man wat op te
vrolijken. Een vergeefse poging.
- Nu nog de
alkoholtest, zei hij.
- Een jonge
vrouwelijke dienaar van de wet daagde op met een piepklein mondmaskertje waarin
ik diende te blazen. Op een afstand van een tiental centimeters.
- In orde,
zei ze.
- k Wil u
geloven, lachte ik, of anders was uw toestel defect.
Mijn opmerking,
die weer bedoeld was om grappig te zijn, lokte een kleine glimlach uit. Een
beleefdheidsglimlach.
Toen kwam er
weer een agent op mij af en ik weet niet eens meer of het de man was die mijn
papieren had gecontroleerd:
- Hebt gij uw
veiligheidsgordel om?
- Ja, zei ik,
dat ziet gij toch.
- Ja, maar
een agent heeft u daarnet zien rijden zonder gordel.
- Ik heb
amper honderd meter gereden, ik kom van een parkeerplaats hier even verder. En
ik heb geen agent gezien.
- Ga daar
maar binnen in de caravan. Het zal u honderd en zestien euro kosten. Betaalt ge
contant?
Die incognito
(?) agent moet alleszins een beter gezichtsvermogen gehad hebben dan deze agent
die niet eens had gemerkt dat ik mijn gordel omhad. Omdat iemand mij ooit heeft
gezegd dat men beter een politieagent nooit in t ongelijk tracht te stellen,
zei ik nog, in een poging om de kool en de geit te sparen:
- Het zou
kunnen zijn dat ik mijn gordel pas omgedaan heb na het starten van mijn auto en
na enkele tientallen meters gereden te hebben. En contant betalen zal niet gaan
want zóveel heb ik niet bij en ook geen visa-kaart.
- Als ge
weigert te betalen wordt een proces-verbaal naar huis opgestuurd en dan zult ge
wel zien wat er van komt, zei de man achter het bureau in de caravan. Een
simpele agent zal het wel niet geweest zijn. Misschien iemand met de graad van
commissaris, alleszins iemand met strepen, en op die strepen daar stond ie op.
Ik wilde nog
zeggen dat ik niet weigerde te betalen, maar dat ik het niet stante pede kón. Maar
zwijgen leek mij nu het beste. Ik had overigens al veel te veel
tegengestribbeld naar de zin van de commissaris, hij vond mij erg brutaal en ik
deed er maar best aan snel van onder zijn ogen te verdwijnen.
In mijn haast
om de caravan te verlaten struikelde ik over een koffertje dat een van de
agenten achteloos op het trapje had neergezet. Er viel van alles uit het
koffertje en er was gerinkel van brekend glas. Overmaat van ramp!...
Ik was
daardoor een heel klein beetje over mijn toeren. Ik keerde mij nog om naar de
commissaris en zei op een toon die venijniger moet geklonken hebben dan ik het
bedoeld had:
- En schrijf
nu alstublieft niet in uw verslag dat ik dit koffertje met opzet heb omvergestampt.
Ik droop af.
De agenten stonden in een rijtje en ze groetten mij. De vrouwtjes-agenten en
ook één van de mannelijke collegas glimlachten vriendelijk. Ik had even het
gevoel dat het uitlachen was, maar dat zal maar een gevoel geweest zijn, denk
ik
De
politie, mijn vriend.
(op deze brief, geschreven op 11 juni 2018, had ik heimelijk op een
antwoord gehoopt)
Elsegem, 11 juni 2018.
Geachte
Mevrouw, Mijnheer,
Zopas heb ik
de boete betaald. Ik wil geen betwistingsformulier invullen omdat iemand die heel goed van dit soort zaken op
de hoogte is, mij verzekerd heeft dat het er enkel zou kunnen toe leiden dat ik
een zwaardere boete krijg. Immers, zo zegt hij, de mensen van de politie (in
casu Veerle DHaene en Bart Vandevoorde) zijn beëdigd (en worden dus op hun
woord geloofd) en gij niet. Anderzijds zou het zo zijn dat het betalen van de
boete betekent dat ik schuld beken en dat wil ik eigenlijk evenmin. Daarom dus
deze brief.
In bijlage
het cursiefje dat ik de avond na het misdrijf geschreven heb, met mijn versie
van de feiten. Ziehier waarom ik mij moeilijk bij de beschuldiging kan
neerleggen
Ik geef toe
dat het een enkele keer gebeurt dat ik mijn gordel pas vastklik als ik al
enkele tientallen meters aan t rijden ben en het signaal in mijn auto mij
verwittigt. Maar dat het ditmaal het geval is geweest kan ik moeilijk geloven
aangezien ik mij dat vervelend signaal ongetwijfeld nog zou herinnerd hebben op het ogenblik dat ik, nog geen minuut
later, door Veerle DHaene aan de kant werd gezet.
Mag ik
terloops opmerken dat ik steeds een fervent voorstander geweest ben van het dragen
van de autogordel. Dat komt o.a. omdat ik tijdens mijn loopbaan van
keel-neus-oorarts (ik ben 78 en al 13 jaar met pensioen) meer dan eens
geconfronteerd ben geweest met een gebroken neus, als gevolg van het niet
dragen van de gordel.
En dan nog
dit In mijn verhaaltje had ik het over mijn struikelpartij over het koffertje
dat op het trapje van de politiecaravan stond. Ik moet mijn voet omgeslagen
hebben, maar op t ogenblik van de feiten voelde ik geen pijn. s Avonds is de
pijn komen opzetten en dat heeft mij enkele slapeloze uren bezorgd. s
Anderendaags was de enkel zelfs een beetje gezwollen. Gelukkig waren die
klachten na een dag of drie (en met de hulp van Brufen) verdwenen en het zal u
ongetwijfeld plezier doen dat te horen. De pijn in mijn linkerknie (t.g.v.
artrose?) is sindsdien echter duidelijk toegenomen
Ik had mijn
loopbaan als autobestuurder willen afsluiten zonder boete dit was mijn
eerste, voor zover ik weet en in de hoop dat deze brief er mij geen tweede
oplevert, groet ik u
Jozefientje is
overleden. In stilte. Ik heb het pas vernomen toen het al een week of twee
gebeurd was. Ze woonde nochtans niet ver van mij vandaan, in de Broeklindeweg,
nummer drie. We zijn nog samen naar dezelfde school geweest, nog in dezelfde
klas gezeten. t Was in de gemeenteschool in Kaster en daar mochten de jongens
en de meisjes nog samen in één klas. Ik was toen een beetje verliefd op Jozefientje.
Niet smóór of zo. Een beetje ultraprille kalverliefde. Ik geloof dat ik haar
niet eens mooi vond. Ik herinner mij nog dat ik haar vroeg of ze in de processie
naast mij wilde lopen. De manier waarop ze mij toen afgewezen heeft zal mij
altijd bijblijven, de ongezoutenheid waarmee ze mij toen diets maakte dat ze
niets met mij wilde te maken hebben. Ik werd er doodongelukkig van, ik at drie
dagen lang niet meer en ten slotte trok ik met een dik touw naar de zolder met
de bedoeling er een eind aan te maken. Gelukkig was er de dag erna
wereldkampioenschap op de weg voor beroepsrenners, in Moorslede. Dát wilde ik
nog meemaken want mijn grote favoriet Briek Schotte was kandidaat voor de regenboogtrui. Briek
Schotte wereldkampioen zien worden, daarvoor wilde ik mijn wanhoopsdaad wel even
uitstellen. En Briek wérd wereldkampioen. Ik was dolgelukkig, ik was helemaal
opgefleurd en had weer volop zin in het leven. Jozefien kon mij gestolen
worden.
Zij was een enig kind,
veel te ernstig, zonder een greintje gevoel voor humor en dat greintje humor heeft
ze tot aan haar dood nooit gehad, denk ik. Ze studeerde flink, deed hogere
studies en ze bracht het tot hoofdinspectrice in het onderwijs. Haar ouders
zijn allebei vroeg gestorven, toen zijzelf nog vooraan in de twintig was. Haar
geboortehuis aan de Broeklindeweg heeft zij nooit verlaten. Soberder en meer
teruggetrokken dan Jozefien heeft er nooit iemand geleefd, denk ik. En voor
zover mij bekend is er nooit een man in haar leven geweest. Hoe zou een man
ooit verliefd hebben kunnen worden op dit onappetijtelijk schepseltje? Hoe was
het mogelijk dat ik om harentwege ooit zelfmoord had willen plegen?
In feite waren Jozefien
en ik een beetje familie. Mijn vader was een neef van haar moeder. Ik was dus
haar achterneef en zij mijn achternicht. Zo nauw was die familieband nu ook
weer niet, dunkt me, dat we niet hadden kunnen trouwen zonder dispensatie van
de hoge kerkelijke instanties. Mijn ouders hadden zon relatie nochtans
helemaal zien zitten, denk ik: Jozefien was immers van goeden huize, werkzaam
en van onbesproken gedrag en bovendien haar ouders zaten goed in de slappe
was! Vader was er van overtuigd dat Jozefiens moeder in het bezit moet geweest
zijn van een grote som geld en bovendien van een grote pot vol gouden
muntstukken die zij geërfd had van hun beider grootvader die vóór de oorlog (de
eerste!) grof geld verdiend had in Parijs met de handel in delicaat damesondergoed
t was in de tijd van de french cancan. Dat die pot goud bij Jozefiens moeder
terecht gekomen was? Mijn vader was niet de enige die daar zo over dacht. De
hele familie, of toch bijna, was die mening toegedaan. Maar dat het werkelijk
zó was, daar was, geloof ik, geen enkel bewijs voor
Gisteren heb ik mijn
brievenbus pas laat in de avond geledigd. Dat is zeer uitzonderlijk voor mijn
doen. Er was een belangrijke brief, van notaris Vandeveegate. Ik werd
uitgenodigd te zijnen kantore hedenmorgen om tien ure stipt. De reden stond
niet eens vermeld. Ik sliep die nacht onrustig. Om even over half tien deze
morgen belde ik aan bij notaris Vandeveegate. Een lieve dame liet mij binnen in
de wachtkamer van de notaris. Ze zei dat zijzelf niet de notaris maar wel de
notarisklerk was, dat de notaris mij om exact tien uur zou te woord staan. Ze
was ook zo vriendelijk om mij nu reeds mede te delen dat het ging om de
nalatenschap van Josephine Slachmeulders Jozefien dus en, zei ze, het wordt
nog een heel bijzondere verrassing. Toen verdween ze. De pot met het goud!
gonsde het door mijn hoofd. Waarom zou uitgerekend ík de erfgenaam van die pot
zijn? Jozefien en ik kenden elkaar nauwelijks, hadden elkaar sinds onze
kindertijd hooguit een tiental keer ontmoet en tot veel meer dan een vluchtige
begroeting was het nooit gekomen. Was zij misschien al die tijd, sedert die dag
waarop ze mij zo brutaal had afgewezen, stiekem verliefd geweest op mij? Was
dat de reden waarom ze nooit getrouwd was? Was het deze pot waarmee ze haar
misstap van toen wilde goedmaken? Postuum Kunt u zich, beste lezer, de
spanning voorstellen waarmee ik de deur in de gaten hield waarlangs de notaris,
met de pot goud in de hand, ieder ogenblik kon binnenkomen? Klokslag tien ging
de deur open. Ik zag niemand in de deuropening, een helder licht kwam mij
tegemoet en een doordringende stem die mij koppijn bezorgde: Hoe lang denkt
mijnheer nog in bed te blijven liggen? t Is tien uur! Dit een bittere
ervaring noemen zou een understatement zijn. In werkelijkheid was het véél
bitterder. Ik kan mij niet ontdoen van de gedachte dat Onze Lieve Heer of een
andere Almacht het dit keer goed met mij voorhad: ik was het medium door wie de
wereld in kennis zou gebracht worden van wat er terecht gekomen was van de pot
goud die opa Bernardus Theophrastus vergaard
had in de belle époque. Een tweede kans zal ik nu wellicht nooit krijgen: de
Almachtige laat immers niet met zich sollen Waarom moest zij het nu weer
verknallen?! Niemand hoort zijn halve trouwboek een pak rammel te geven. Ik heb
dat dan ook niet gedaan.
Quizzen is in. Overal te lande zijn er heden ten dage quizclubs. Niets
voor mij. De vragen gaan maar al te vaak over moderne muziek, recente films en
voetbal. Vroeger was het anders, althans in de quizzen die op school soms
werden gehouden. Er waren toen meer vragen over literatuur, geschiedenis,
aardrijkskunde en wetenschap, en de sportvragen gingen niet altijd over
voetbal. In die tijd quizde ik als de besten, altijd bij de eerste drie van de
klas. Ik herinner mij nog levendig een quiz waarin ik eerste ex aequo was
geëindigd, met evenveel punten als Roland Calcoen. Een schiftingsvraag moest
beslissen wie de eerste prijs zou krijgen. Een vraag over
klassieke muziek, het onderwerp dat mij het minst lag: ik kende amper twee
namen van componisten, Bach en Beethoven. En Calcoen volgde al drie of vier
jaar les aan de muziekschool Ze lieten een stuk klassieke muziek horen en wij
moesten zeggen wie de componist was. Ik zei Bach en iedereen schoot in de
lach. En toch, t Wás Bach! Ze hadden een zeer atypisch stuk van Bach genomen,
om het moeilijk te maken. Mijn mooiste overwinning in een quiz ooit
t Is zestig jaar geleden en ik
wist toen véél en ik moest toen nooit lang nadenken vóór ik het antwoord gaf,
een fractie van een seconde. Nu is dat wel even anders. Vraag mij wat ik deze
middag gegeten heb: meestal zal ik het antwoord wel kennen, maar het zal tien
tot twintig seconden tijd vergen. Begrijpt u, waarde lezer, waarom ik enkel nog
te strikken ben voor een multiple choice quiz of voor een schriftelijke quiz,
waar een beetje bedenktijd is. Niet dat ik veel gevraagd word. In feite word ik nooit gevraagd. Behalve dan vorige week, vrijdagavond. Het feest ging door
in Gent, in het clublokaal van de jiu jitsu club Yawara, Nieuwe Vaart 118.
Er waren twaalf deelnemende ploegen van elk vier man. Mijn ploeg heette De
Kastaars en omdat één kastaar plots verstek had moeten laten gaan, hadden ze
mij binnengehaald om de ploeg te vervolledigen en in de hoop dat er, wie weet,
misschien een vraag zou gesteld worden over de Tour de France of de Olympische
Spelen uit de eerste twintig jaar na de tweede wereldoorlog, of over die
wereldoorlog zelf, of over de Griekse mythologie, mijn stokpaardje
De quiz leek allerminst bedoeld voor mensen van mijn generatie. Was ik
overigens niet de enige deelnemer van mijn generatie? Niets dus over de Tour,
over de Olympische Spelen of de Griekse mythologie. Wel tien vragen over Oosterse kruiden en evenveel
vragen over Oosterse gevechtstechnieken, waar zelfs de jongeren de grootste
moeite mee hadden. Of bent ú misschien vertrouwd met bujutsu, aikido,
iaido, naginata, kyudo, jodo ? Uiteindelijk waren er twee vragen waar ik,
wellicht als enige (!) het antwoord op wist:
1° welk muziekinstrument is dit ?(er werd een afbeelding getoond) en 2°
van welke plant is de Latijnse naam bellis perennis? Het antwoord op de
eerste vraag was: mondharp. Het antwoord op de tweede: madeliefje. Dat
madeliefje heb ik te danken aan de lessen plantkunde aan de universiteit, toen
ik in t eerste jaar geneeskunde zat (t is éénenzestig jaar geleden!). We
moesten zowat alles kennen over het madeliefje en over wel honderd andere
planten. Die onzin leren de toekomstige doktoors niet meer, dezer dagen. In
plaats daarvan leren ze nu patiënten reanimeren Onze quizploeg eindigde als
zevende, net niet in de eerste helft. Zonder mijn twee juiste antwoorden waren
we slechts negende geweest
Mondharp
Madeliefje (bellis perennis)
Gisteren kwam mijn buurman Firmin op bezoek. Ik ken maar weinig mensen die zich, qua algemene kennis, kunnen meten met Firmin. Ik vroeg hem of hij wist wat een mondharp is. Hij dacht dat ik een grap maakte, hem in het ootje nam. Een harp, zei hij, is een snaarinstrument, heeft niets met de mond te maken, maar ik weet wél wat een trompetviool is. Nu was het aan mij om hem niet au sérieux te nemen. Ik heb het opgezocht: het bestaat!
De oude Grieken waren reeds vertrouwd met de pijnstillende werking van
een stof die zich bevond in de bladeren en de bast van de wilgenboom. Ze
kauwden de bladeren en maakten extracten van de bast die werkzaam waren tegen
koorts en pijn. De beroemde arts Hippocrates, die leefde op het eiland Kos (van
460 tot 370 v.C.), schreef erover. Het is zelfs waarschijnlijk dat die heilzame
werking reeds in vroegere beschavingen bekend was, nl. bij de Assyriërs en de
Egyptenaren. In de middeleeuwen vond men een stof met dezelfde werking in de
moerasspirea (*) een ½ tot 2 meter hoge plant die groeit in bossen, langs
sloten en op moerassige gronden (*van deze plant is de naam aspirine afgeleid).
Vanaf het begin van de 19e eeuw probeerde men het extract van de wilgenboom
te zuiveren. Henri Leroux isoleerde in 1829 uit wilgenbast de stof salicine,
een verbinding van salicylzuur en glucose. De Italiaanse onderzoeker Raffaele
Piria slaagde er in 1838 in het glucosegedeelte af te splitsen en alzo werd
salicylzuur bekomen. Enkele jaren later slaagden Duitse en Franse chemici (o.a.
Kolbe en Gerhardt) erin de scheikundige structuur van salicylzuur te
achterhalen en het ook te synthetiseren. Omdat salicylzuur een zeer bittere
smaak heeft en schadelijk is voor de maag werd op zoek gegaan naar chemische
varianten en men vond die door acetylering (=behandeling met azijnzuur) van de
fenolring: acetylsalicylzuur!
Uitgaande van fenol (1) en natriumhydroxyde (2) bekomt men natriumfenolaat, hetwelk na verhitting onder druk met koolstofdioxyde (3) ontstaan geeft aan natriumsalicylaat (4) waaruit na behandeling met zwavelzuur (5) het salicylzuur (6) wordt afgesplitst, dat na behandeling met azijnzuur (7) ontstaan geeft aan acetylsalicylzuur (8).
Tot een echt bruikbaar medicijn kwam het echter pas naar het einde toe van de eeuw nadat de in 1863 gestichte firma Bayer het onderzoek had overgenomen. Felix Hoffmann, chemicus verbonden aan de firma, beschrijft in 1897 hoe hij er in geslaagd is een stabiele synthetische variant van acetylsalicylzuur te maken, in een chemisch zuivere en bewaarbare vorm.
Felix Hoffmann, uitvinder van de aspirine
In 1899 bracht Bayer dit op de markt als pijnstillend poeder en nog een jaar later verscheen de tablet, de aspirine die weldra de wereld zou veroveren. Men heeft geschat dat indien wij alle tabletjes die over de toonbank zijn gegaan, netjes op elkaar zouden stapelen, een torentje zou bekomen worden dat reikt tot de maan. In de eerste helft van de twintigste eeuw ontbrak aspirine in welhaast geen enkele huisapotheek: de werkzaamheid van het product was bewezen en de bijwerkingen waren eerder gering. Alhoewel Aspirine heeft een duidelijke negatieve invloed op de bloedstolling (door remming van de bloedplaatjesaggregatie) en het veroorzaakt beschadigingen van de maagwand. Maagbloedingen waren dan ook een klassieke verwikkeling van te grote inname van het acetylsalicylzuur. Dat kon nochtans niet beletten dat het in het begin van de 20e eeuw uitgroeide tot dé panacee bij uitstek: het werd niet alleen voorgeschreven bij haast alle ziekten, maar het werd ook gepropageerd als preventivum. Getuige hiervan de Engelse one-liner: one aspirine a day can keep the doctor away.
Hoe werkt aspirine? De vraag heft de onderzoekers beziggehouden. Vanzelfsprekend. Men vond dat aspirine een remmende werking heeft op de vorming van bepaalde stoffen (prostaglandines) die zich voordoet bij weefselletsels. Die prostaglandines stimuleren de ontstekingsreactie en er ontstaat pijn en koorts. Ze zijn tevens nodig voor de opbouw van het maagslijmvlies. Is dat duidelijk? Pijnstilling, jawel, maar de maagbloeding moest men er bij nemen. Niet te verwonderen dat men tijdens de laatste decennia op zoek is gegaan naar andere AIDs (anti-inflammatory drugs) en dan liefst de niet-steroïdale (NSAIDs dus), t.t.z. zonder corticoïden. Heden ten dage zijn NSAIDs legio. De meest bekende zijn diclofenac (Voltaren) en ibuprofen (Brufen): ze hebben een groter ontstekingsremmend vermogen, ze zijn minder schadelijk voor de maag, ze hebben nauwelijks invloed op de bloedstolling, maar ze kunnen schadelijk zijn voor de lever en de nieren De slotsom is dat de rol van aspirine bij pijnklachten, in de eerste plaats bij gewrichts- en spieraandoeningen, op heden fel verminderd is. Rol uitgespeeld? Dat dacht u maar!...
Wie slim is kan van de nood een deugd maken en wie handig is moet compromissen sluiten. Het verminderen van de stolbaarheid van het bloed was een bijwerking van aspirine. Dat kon aanleiding geven tot ongewenste bloedingen. Anderzijds vermindert het de kans op stolselvormingen in de bloedbaan (trombus-vorming) en dus op hartinfarcten en beroertes. Een klassieke aspirine bevat 500 milligram acetylsalicylzuur. En als men de dosis nu eens zou verminderen zodat de kans op spontane bloedingen tot zo goed als nihil wordt herleid, terwijl het antistolvermogen in de bloedbaan nog groot genoeg blijft om een significante vermindering van de kans op trombusvorming te bewerkstelligen? Het compromis! Welnu, die dosis werd bepaald op 80 à 100 milligram daags, een mini-aspirientje dus. Aanbevolen aan eenieder boven de vijftig. Handig, nietwaar.
En de prostaglandines wier aanmaak geremd wordt door aspirine. Men heeft aangetoond dat ze niet alleen de ontsteking in de hand werken, maar tevens de tumorgroei. Aspirine dus als (voorbehoed)middel tegen kanker? Voor wat betreft darmkanker is dat reeds bewezen.
En kom me nu niet vertellen dat het ook werkt bij diabetes, zegt u? Toch wel, bij diabetes 2 lijkt aspirine alvast een gunstig effect te hebben Er staat het aspirientje nog een grote toekomst te wachten: de panacee van de twintigste eeuw wordt wellicht ook de panacee van de eenentwintigste.
Om dit verhaal te beëindigen moet ik het hebben over ene Arthur Eichengrün, die leefde van 1867 tot 1949. Niet om dit saai verhaal op te smukken, maar omdat ik anders de heer Eichengrün zwaar onrecht zou aandoen. Hij was in 1897, het jaar waarin de aspirine vorm kreeg, hoofd van het Bayer-labo, waar Felix Hoffmann werkte als assistent
Arthur Eichengrün
Tijdens zijn laatste levensjaar Hoffmann was toen reeds een paar jaar overleden verklaarde Eichengrün dat niet Hoffmann maar hijzelf de echte uitvinder van de aspirine was. Wat was geschied? Eichengrün was joods en werd om die reden, tijdens het interbellum, verbannen uit zijn land door de nazis en uit de dagboeken geschrapt, waardoor hij helemaal in de vergeethoek geraakte. Gedeeltelijk eerherstel kwam er toen een Brits onderzoeker (of was het een Ier?) na de claim van 1949 aantoonde dat de eer inderdaad toekwam aan Eichengrün. Bayer weigerde echter de geschiedenis van hun paradepaardje dat Aspirin heet drastisch te laten herschrijven en zo komt het dat Hoffmann nog steeds genoemd wordt als de uitvinder van wellicht het meest succesrijke medicament aller tijden. Ten onrechte?
Jürgen is een knappe jonge veertiger, lid van onze loopclub en allicht
de meest begeerde vrijgezel van de club. Hydraulieker van beroep en thuis in
de meeste wetenschappen, ook in de medische. En als er al eens een woord zijn
pad kruist in dit geval het woord panacee waarmee hij niet bekend is, dan
steekt hij zijn licht op bij diegene van wie hij denkt dat ie met de term
vertrouwd is. In dit geval: mezelf
Het woord stamt uit de medische wereld en zestig jaar geleden kende ik
het al. De meesten van mijn trouwe lezers zullen zich herinneren dat ik toen
reeds student in de medicijnen was en woorden die reeds zó lang in t geheugen
zitten vergeet men niet gauw. Op mijn leeftijd iemand nog iets te kunnen
bijleren geeft een goed gevoel. En er is méér. Het woord heeft zijn oorsprong
in de Griekse mythologie en zodoende krijgt Jürgen er meteen de etymologische
verklaring van het woord bij. Met die Griekse goden ben ik immers vertrouwd en
ik laat geen gelegenheid voorbijgaan om die kennis te etaleren. IJdelheid, weet
je wel. En dat is nu ook de reden waarom ik u, lieve lezer, wil laten
meegenieten van mijn deskundige uitleg omtrent panacee.
Het betekent: medicijn dat werkt tegen alle ziekten. Het moge duidelijk
wezen dat zoiets niet echt bestaat en dat we onze definitie een beetje dienen
aan te passen in de zin van: waarvan men hoopt, veronderstelt, wil laten
voorkomen dat En het wordt ook in figuurlijke zin gebruikt, zoals in,
bijvoorbeeld: sporten is een panacee tegen alle ziekten of een huisdier is
een panacee tegen alle vormen van depressie. Het woord is afgeleid van
Panakeia, de godin van de medicijnen, die een dochter was van Asklepios(*), de god van de geneeskunde, en
Epione, die beschouwd wordt als de godin van de pijnstilling. (*Over Asklepios en in t bijzonder het
wonderlijk verhaal van zijn geboorte kunt u lezen in mijn boek Uit het schuim
van de zee, hoofdstuk 47). Andere kinderen van Asklepios en Epione waren de
artsen Machaon en Podaleirios, beroemd vanwege hun optreden tijdens de oorlog
van Troje. En dan waren er nog twee dochters: Hygieia (van wie het woord
hygiëne is afgeleid), die de godin was van de gezondheid, en Iaso die de godin
was van de genezing. De namen van Panakeia en Hygieia komen voor in de aanhef
van de oorspronkelijke eed van Hippocrates (**): Ik zweer bij Apollo de
genezer, bij Asklepios, Hygieia en Panakeia, en neem alle goden en godinnen tot
getuige, om naar mijn beste oordeel en vermogen de volgende eed te houden:
(** Hippocrates: de vader van de
geneeskunde, leefde van 460 tot 370 v.C., zou een verre afstammeling zijn van
de god Asklepios).
Maar ter zake. Een panacee is wel degelijk een echt medicijn, maar dan
één waaraan veel meer eigenschappen toegedacht worden dan het eigenlijk
verdient. Een voorbeeld is aspirine. Of beter gezegd: dat was het in het begin
van de vorige eeuw. Het werd op de markt gebracht in 1899 als een zeer
effectief middel tegen pijn en koorts, maar algauw werd het door onze
overgrootouders, al of niet op voorschrift van de huisarts, aangewend bij haast alle denkbare
lichamelijke kwalen. Panacee! Rond het midden van de eeuw werd het gebruik van
aspirine rationeler en beperkt tot de aandoeningen waarvoor het oorspronkelijk
bedoeld was: pijn (o.a. tandpijn, hoofdpijn, gewrichtspijn) al of niet gepaard
met koorts. Aspirine was niet langer een panacee Maar wat bleek algauw? Dat aspirine
een uitstekend medicijn is in de preventie van verstopping van de bloedvaten in
het hart en de hersenen, zeg maar in het voorkomen van hartinfarct en beroerte,
zijnde twee van de voornaamste doodsoorzaken. Naast kanker En, jawel hoor! De
laatste jaren werd wetenschappelijk aangetoond dat aspirine een belangrijke rol
speelt bij de preventie en de genezing van kanker, en alleszins darmkanker.
Weer panacee dus?
Jürgen vraagt of panacee iets te maken heeft met het beter bekende
placebo. Laten we dat even onder de loep nemen. Om te beginnen is placebo
niet afgeleid van één of andere godheid. Het is Latijn, afkomstig van
placere, wat behagen betekent, of bevallen. Letterlijk dus: ik zal
behagen. In tegenstelling tot de panacee bevat het placebo geen werkzame
bestanddelen. De verhoopte werking ervan berust louter en alleen op een
verwacht psychisch effect. Het resultaat hangt dus af van het vertrouwen dat de
patiënt stelt in het middel. Dat vertrouwen hangt af van verscheidene
factoren: 1° de autoriteit van de voorschrijvende arts, 2° de goedgelovigheid
van de patiënt, 3° de kostprijs (hoe duurder het product hoe groter de
verwachting), 4° de grootte en de vorm van het placebo. Wat dit laatste punt
betreft, een anekdote uit de huisartsenpraktijk van een collega zaliger uit de
Westhoek Een bejaarde dame kon al dagen de slaap niet vatten, allerlei
slaappillen ten spijt. Ten einde raad nam de huisarts zijn toevlucht tot het
ultiem middel: een placebo in de vorm van een inspuiting met een fysiologische
vloeistof doch zonder werkzaam bestanddeel. De injectienaald was nauwelijks
teruggetrokken of de vrouw viel als een blok in slaap
Genezers die alle ziektes behandelen met voetmassage of met acupunctuur:
das panacee-geneeskunde . Gebedsgenezers en dokters die ziekten behandelen met
gekleurde lichtbundels: das placebo-geneeskunde.
Oef! Mijn tikker doet het weer, zo zacht en regelmatig als de beste Zwitserse polshorloge. Vorige week heb ik mij nochtans zorgen gemaakt. Van een beetje hartritmestoornissen laat ik mij doorgaans niet uit mijn lood slaan atrio-ventricular block tweede graad maar dit keer duurde het wel heel lang, dagen aan één stuk, en het geklop in mijn borstkas was toch enigszins anders dan hetgeen ik bij aanvallen van kortere duur gewend ben. Afspraak gemaakt bij de cardioloog. Over exact drie maanden, eerder kon niet. In de eed van Hippocrates wordt gesuggereerd dat de arts een tandje hoort bij te steken als een collega zich bij hem aanmeldt als patiënt. En collegas zijn wij geweest, mijn cardioloog en ik, in hetzelfde ziekenhuis nog wel Toen ik nog actief was, als keel-neus-oorarts weliswaar, dienden mijn klanten slechts één dag te wachten en soms vonden ze dat nóg te lang en meestal slaagden zij er dan ook wel in nog dezelfde dag te mogen langskomen. De patiënt te lang laten wachten vond ik een riskante zaak: niet ondenkbaar dat de zieke ondertussen spontaan geneest! En voilà, met mij is dat het geval. Al twee dagen voel ik mij opperbest dank zij zelftherapie: een paar dagen vasten en onthouding van koffie en alkohol.
Ik heb dus de daad bij het woord gevoegd. Het Laatste Nieuws, de krant waarvan ik zeventig jaar lang trouwe lezer geweest ben, heb ik opgezegd. Mijn nieuwe krant heet N(met in kleine lettertjes: Het Nieuwsblad). Zopas mijn tweede exemplaar ontvangen via B-post en op de voorpagina vind ik reeds een fout die mij uitermate irriteert en dan nog in vetjes: Vorig jaar lieten 1.240 mensen zich ontdopen. Alle cijfers over zij die wel nog geloven, vind je op pagina 2-3. Na een voorzetsel volgt een accusatief, net zoals een lijdend voorwerp in de accusatief staat. Het moet dus zijn: over mij, over u/jou, over hem/haar, over ons, over hen. En niet: over ik, over gij/jij, over hij/zij, over wij, over zij. N zou eens een degelijke grammaticus moeten aanwerven, als eindredacteur of assistent eindredacteur. Akkoord, velen zullen er geen aanstoot aan nemen. Doe het dan niet voor zij, maar doe het alstublieft voor ik. Maar vooraleer mij verder te vermeien in de krant van heden, wil ik het nog even hebben over dat allereerste exemplaar van gisteren
Op pagina 10 staat een artikel van fem (sic!), waarvan ik alleen de titels gelezen heb. Het gaat over Kris Peeters. Gedaan met de nationale politiek, Leve Europa en Peeters wordt Europese kopman van de CDampersantV. Als ik hierover even mijn gedacht mag zeggen: wees gerust omtrent de toekomst van die arme Kris, hij vindt zeker al heel gauw weer een nieuwe job en het komt heus wel goed met hem. Yves Leterme en Bert Anciaux hebben toch ook steeds een nieuwe job gevonden als ze die nodig hadden
Op pagina 13 bloklettert Kim Clemens: De plastron, das voorbij en er staat een foto van drie tenoren van de Gentse politiek (Mathias Declercq, Filip Watteeuw en Sven Taeldeman) die in de rij staan om onze koning Filip en Frankrijks president Macron te begroeten. Alle drie zónder das! Het doet mij denken aan mijn studententijd, zestig jaar geleden (!). Al mijn medestudenten droegen toen een das, behalve ikzelf en Claudine, onze enige por. Het probleem was: ik kon geen das knopen en ik had op 17-jarige leeftijd nog geen lief die het voor mij kon doen. In die tijd bestonden er dassen-met-een-elastiek die geen knoop behoefden. Die heb ik een tijdje gedragen tot mijn leuke vriendjes er achter gekomen waren. Bij wijze van begroeting trokken ze aan mijn das en lieten die dan terugschieten tot tegen mijn kinnebak. Moet het verbazing wekken dat ik sympathie voel voor die drie Gentse plastronlozen?
Er staan ook nog twee paginas vol met overlijdensberichten. Tien zijn er in totaal. Gemiddelde leeftijd: zesentachtig jaar en vier maand. Behoorlijk. En joepie, ik heb nog acht jaar voor de boeg!
Het artikel van Anton Goegebeur, op de paginas 16 en 17 draagt dermate mijn goedkeuring weg dat ik stante pede bereid ben de spons te vegen over de fout op de voorpagina op voorwaarde dat die fout zich niet al te vaak meer herhaalt. De titel luidt: Overdosis leugens en bedrog Steenrijke familie vervolgd omdat ze Amerika verslaafd maakte aan pijnstillers. Sta mij toe enkele zinnen te citeren:
Terwijl duizenden Amerikanen in groezelige appartementjes en achterafstraatjes ten onder gingen aan hun wondermedicijn, profileerden de Sacklers zich als de grootste weldoeners. De miljardairsfamilie vergaarde haar fortuin met de verkoop van pijnstillers op basis van opiaten, een stof die lijkt op morfine en heroïne en dus enorm verslavend is. De pillen zouden de oorzaak zijn van de verwoestende opiatencrisis die de VS al decennia in haar greep houdt.
Wereldwijd zijn honderdduizenden, zoniet miljoenen, ten onder gegaan aan drugsverslaving als gevolg van het gebruik van pijnstillers uit de opium-familie. Goegebeur vermeldt één slachtoffer: de zanger Prince. Zelf heb ik genoeg ervaring met opiaten: het gevaar ervan kan moeilijk overschat worden. Hoed u voor: morfine (MS direct, Oramorf, MS Contin), oxycodon (Oxycontin, Oxynorm), tramadol (Contramal, Dolzam, Tradonal, Tramium). En er zijn er nog andere
Uit de rubriek ingezonden brieven onthou ik vooral de reactie van een aantal lezers die bezwaar hebben tegen de aanvaarding door Jo Vandeursen van een schamele eenmalige uittredingsvergoeding van 136.000 euro. Wat is nu 136.000 euro in vergelijking met de 350.000 euro die Kevin De Bruyne wekelijks (!) opstrijkt met voetballen? Ik durf wedden dat al die brieven komen van jaloersaards die zelf geen uitzicht hebben op een uittredingsvergoeding. Mochten zij zelf zon uittredingsvergoeding krijgen: zouden zij die weigeren? Ik alvast niet, ik zou het gretig aannemen en des te gretiger naarmate het bedrag groter is. Dat betekent niet dat ik niet rondkom met mijn inkomen. Het is groot genoeg om er goed en gezond van te leven. U mag, beste lezer, gerust weten hoe groot dat inkomen is: 882,66 euro bruto in de maand, d.i. de helft van 1765,32 euro, zijnde het gezinspensioen waar wij, mijn echtgenote en ik, met ons beiden van leven, goed en gezond, zoals ik reeds zei. Aan een uittredingsvergoeding heb ik geen behoefte, net zo min als Jo Vandeursen, want zijn pensioen zal allicht groter zijn dan het mijne. Maar die brave Jo de steen werpen omdat hij geld weigert dat hem wordt aangeboden? Hij kán dat niet en níemand kan dat of er moet iets mis zijn in zijn bovenkamer. En als iemand graten vindt in het systeem, moet hij zijn pijlen anders richten en alvast niet naar die arme Jo.
Aan t eind van dit betoog vraagt u zich nu wellicht af hoe het gesteld is met de verhouding voetbal/andere sporten in de Nieuwe krant. En daar was het toch allemaal om begonnen, nietwaar? Ziehier: 70% voetbal, 30% voor alle andere sporten samen. Nog steeds een wanverhouding, maar toch reeds een verbetering als we de vergelijking maken met de telling die ik heb uitgevoerd bij HLN (81%-19%). We zijn dus op de goede weg. Rome en Napels zijn ook niet op één dag gebouwd. Als u en ik nu eens dat voetbalspel de rug zouden toekeren zou dat reeds een eerste stap zijn in de goede richting en ook naar de gemoedsrust toe van diegenen die zich ergeren aan de exorbitante weddes van Kevin De Bruyne en compagnie.
Iemand ergert zich telefonisch aan een passage uit mijn verhaal van 12 oktober
laatstleden. Dit is de passage:
de fraude die er op t ogenblik aan de hand is
in de voetbalwereld. En waarrond draait die fraude? Géld natuurlijk: witwassen
van zwart geld en omkoperij, zegge wedstrijdvervalsing. Negen personen blijken
aangehouden te zijn in deze zaak. Allen worden beschuldigd van witwassen. Ach,
t is maar hoe men het bekijkt. Witwassen klinkt al niet erg crimineel en de
zogenaamde criminelen zelf gebruiken een andere term: optimaliseren(!), hetgeen
nóg positiever en alleszins véél wetenschappelijker klinkt dan witwassen...
De geërgerde die ik voortaan G zal noemen leidt uit deze passage
af dat ik de term optimaliseren in de pen neem, zonder de betekenis ervan te
kennen. De term en het eerbiedig gebruik ervan lijkt G wiens beroep mij
onbekend is nogal nauw aan het hart te liggen, reden waarom ik denk dat hij
iets uitoefent dat te maken heeft met financiën, economie, fiscaliteit laten
we dit voortaan fef noemen of meer
van dat fraais. Fiscaal adviseur? als ik een gokje mag wagen. Ik begin met G erop
te wijzen dat ik in mijn verhaal niet beweerd heb te wéten wat optimaliseren
betekent. En tóch weet ik het. Zie maar:
1° In t algemeen betekent het (en dat hoort eenieder met een beetje
taalgevoel te weten): iets zo goed mogelijk, d.i. optimaal, maken;
2° In engere zin (in de fef-terminologie) luidt het: binnen alle
mogelijke wettelijke grenzen zoveel mogelijk winst binnen te halen en daar zo
weinig mogelijk belastingen op te betalen.
Optimalisatoren (vergeef mij dit neologisme) noemen zich financiële
dienstverleners en ze horen zich, met hun technieken en constructies, te bewegen binnen de hogergenoemde wettelijke
grenzen, maar die grenzen zijn flinterdun en o zo makkelijk overschrijdbaar. G
zal ze wellicht nooit overschreden hebben, maar doen alsof hij niet zou weten
dat optimalisatie en fraude (witwassen bijvoorbeeld) elkaar wel eens tegenkomen,
lijkt mij een beetje schijnheilig. Ik neem het voorbeeld van de Optima-bank, een gewezen
Gentse financiële dienstverlener (de naam spreekt voor zich: "Optima-lisatie"), die zijn boekje
zwaar te buiten is gegaan, zegge de wettelijke grenzen heeft overschreden en
daardoor van de kaart is verdwenen. De media definieerden de bedrijvigheid van
Optima als optimalisatie van oplichterij onder de bescherming van politieke
poenpakkers en omdat die politieke poenpakkers blijkbaar in hoofdzaak
behoorden tot de socialistische partij citeerden zij een uitspraak van de
gewichtige en ondertussen ter ziele gegane gewezen bondskanselier Helmut Kohl:
Het is gemakkelijker een hond voorbij een hotdogkraam te loodsen, dan een
socialist voorbij een berg geld. Ik heb een zwaar vermoeden dat Kohl geen
SPD-er was. Maar laten we wel wezen: zouden de blauwen, de groenen, de tsjeven,
de blokkers ongevoelig zijn voor een berg geld? Het zou daarenboven niet
correct zijn om al die rode rakkers over éénzelfde kam te scheren. Is niet de
enige politieker van wie wij met zekerheid weten dat hij lak heeft aan geld,
een socialist? Frank Vandenbroucke! Ooit stak hij een berg (zwart?) geld in
brand, wordt gezegd. Dát was pas optimalisatie.
Sta mij toe dat ik nóg een voorbeeld van optimalisatie aanhaal: de sportlui
die zich laten domiciliëren in Monaco. Niet de eerste de beste sporters, maar
de grootverdieners. Op die wijze ontsnappen zij aan de fiscus en dat brengt
met zich mee dat de boel draaiende moet gehouden worden door de kleinverdieners.
Aan deze optimalisatie, gepleegd door de Monegasken is niets illegaal, álles
volgens de wet. Dura lex, sed lex. Ja zeker, hard is de wet. Maar soms niet
hard genoeg
Waartoe een kwade reactie van een lezer al niet leiden kan
Het (laatste) Laatste Nieuws: est modus in rebus...
Op pagina 2 van Het Laatste Nieuws neemt Luc Van der Kelen het vandaag op
voor de stakers in de luchthaven van Zaventem. Terecht mijns inziens vraagt
hij zich af: Zou u elke dag 13 ton verzetten, met zijn drieën, de hele week koffers
in en uit een vliegtuig tillen, voor het luttele bedrag van 1400 euro? Nog driehonderd
minder dan het gezinspensioen van mijn vrouw en mij. Akkoord, wij moeten er met
ons tweeën van leven, maar wij hoeven er dan ook niets voor te doen. Reizigers
aller landen, in de hoop dat u het mij niet kwalijk neemt, ik sta achter die
stakers. Tenzij u mij één goede reden kunt geven waarom die bagagedragers, die
harde werkers, minder zouden moeten verdienen dan pakweg een CEO van een groot
bedrijf of een Europees parlementslid. Als er dan tóch moet gediscrimineerd
worden wat het inkomen betreft, dan zou ik geneigd zijn om die laatste
categorie een kleiner loon te betalen. De arbeidsvreugde die zij allen beweren
te ervaren zou dan een compensatie zijn voor dat kleiner loon. En de arbeidsvreugde
bij de sjouwers van Zaventem, dat zie ik zo direct nog niet zitten Maar die
CEO of dat parlementslid dragen een grote verantwoordelijkheid, hoor ik sommigen
onder u zeggen. En als die dan een fout maken, een zware, waardoor het bedrijf
of Europa een miljarden-verlies lijden, wat gebeurt er dan met die verantwoordelijken?
Moeten zij dan hun monstersalarissen terugbetalen en verder boeren met 1400
euro in de maand?
Op pagina 6 is er een titel die luidt Nooit meer toeristen in
Vlaanderen. Die titel bracht mij een ogenblik aan het schrikken, want ik las
het als Nóóit meer toeristen in Vlaanderen, terwijl het wel degelijk bedoeld
was als Nooit méér toeristen in Vlaanderen. Wat blijkt? In de eerste helft
van het jaar mocht de Vlaamse toerismesector al 14,2 miljoen overnachtingen
noteren en dat zijn er een miljoen meer dan in dezelfde periode in 2017. En wat
zegt Vlaams minister van Toerisme Ben Weyts daarvan? Wij zetten sterk in op culturele meerwaardezoekers uit
het buitenland. Met unieke troeven zoals de Vlaamse Meesters kunnen we hen
lokken naar de bakermat van zoveel kunst en cultuur. Met die Vlaamse
Meesters heeft Ben Weyts ongetwijfeld een aantal schilders voor ogen: Rubens,
Van Dyck, Breughel, Teniers, Jordaens, Raveel En waar komen ze vandaan, al die
toeristen? Uit de buurlanden? Uit Marocco, Turkije, Afghanistan, China? China
is een schot in de roos (24%), maar de andere twee podiumplaatsen zijn voor de
Verenigde Staten (17%) en Brazilië (20%). Zelden een Braziliaan tegen het lijf
gelopen, maar dat ligt aan mij natuurlijk.
Pagina 8 en 9 zijn gewijd aan de helicoptercrash waarbij de Thaise
multimiljardair Vichai Srivaddhanaprabha eergisteren om het leven is gekomen.
Een extreem vrijgevige man, zeggen mensen die ooit met hem hebben gewerkt. Hij
was eigenaar van de Engelse voetbalclub Leicester City en ook van de Belgische
voetbalclub Oud-Heverlee Leuven. In 2016 trakteerde hij in een goede bui alle
spelers van de Engelse voetbalclubploeg op een blauwe BMWi8s de marktwaarde
van zon autootje bedraagt honderdtwintigduizend euro. En zeggen dat ik er een
paar weken geleden in geslaagd was het gsm-nummer van de heer Srivaddhanaprabha
aan de weet te komen. Ik zou contact met hem genomen hebben met de vraag of er
geen beetje sponsorgeld zou afkunnen voor onze loopwedstrijd Dwars door
Grijsloke. Het equivalent van, laten we zeggen, zon blauw BMWi8stje. Maar t
heeft dus niet mogen zijn. Rust in vrede, Vichai.
Op pagina 10 heeft ene LPS het over Pauline Van
Marcke, onder de titel Papa zou trots geweest zijn. Pauline is de 19-jarige
dochter van Claude Van Marcke, die vorig jaar op 48-jarige leeftijd overleed
aan de gevolgen van een routine hartonderzoek. Claude was een gerenommeerd
advocaat en tegelijkertijd burgemeester van Anzegem, alom geliefd en geprezen.
Bij de recente gemeenteraadsverkiezing heeft dochter Pauline de plaats van haar
overleden vader ingenomen op de lijst van Samen Eén en meteen een
overweldigend aantal stemmen behaald, zelfs tweemaal zoveel als er op haar
vaders naam ooit werden uitgebracht. Natuurlijk zou haar papa trots geweest
zijn. Welke ouder zou dat niet, op zon kind. En waaraan heeft Pauline dat
succes te danken? Aan papa, ongetwijfeld, en misschien ook wel een beetje aan
mijn lovende voorbeschouwing op deze blog (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3117615), waarvan hier alvast
een uittreksel:
Op nummer
twee op de lijst staat niemand minder dan de dochter van wijlen Claude Van
Marcke. Zij heet Pauline en is net negentien geworden. Wie anders voor Claude
zou gestemd hebben zal nu ongetwijfeld zijn stem uitbrengen op Pauline al was
het maar om de ter ziele gegane burgemeester te eren. En als Pauline de sjerp
zou mogen omgorden, wát een publiciteit zou dat niet opleveren voor Anzegem: de
jongste burgemeester van t land en ongetwijfeld van alle tijden!
Of ik Pauline persoonlijk ken? Allerminst. Voor
de verkiezing wist ik zelfs niet eens af van haar bestaan. Maar geldt dat
wellicht ook niet voor de meesten van haar kiezers? Goed bloed liegt niet,
moeten zij wel gedacht hebben. Voor het burgemeestersambt acht Pauline zich,
helaas, nog te jong. Ze is immers nog
een schoolmeisje en een full-time job als burgemeester van Anzegem is o zo
moeilijk te combineren met de studie. Maar wie weet, tegen het einde van de
legislatuur? Misschien zal zij dan de sjerp omgorden en zal dan het ogenblik
gekomen zijn waarop ik Pauline iets wil vragen, als wederdienst voor het
artikel op mijn blog: Paulientje, lieve schat, zorg er alstublieft voor dat het
petanquepleintje van de Kleine Kluis bespeelbaar gemaakt wordt. Ik zal dan al
een eind in de tachtig zijn maar oneindig dankbaar.
Claude en Pauline (HLN)
Pagina 26 is gewijd aan het wereldschokkend nieuws van het ontslag van Peter Maes, de trainer van KSC Lokeren, de voetbalploeg van de gelijknamige stad. Peter werd een paar jaar geleden verkozen tot de beste trainer van het land. En wie wordt in Lokeren de nieuwe trainer? Dat heb ik daarnet vernomen in het nieuws van de VRT: het i sTrond Sollied die, als ik mij niet vergis, ooit eens met pek en veren buitengevlogen is bij de voetbalploeg van AA Gent nadat hij het daar helemaal verknoeid had. Wij wensen KSC Lokeren en hun nieuwe trainer nog een mooie toekomst.
En nu: de anticlimax! Ik heb mijn abonnement opgezegd. Na zeventig jaar trouw lezerschap. Van de vierentwintig sportpaginas die Het Laatste Nieuws van heden, 29 november 2018, rijk is, zijn negentien-en-een-halve (81%) voorbehouden aan koning voetbal, amper vier-en-een-halve (19%) aan alle overige sporten samen. Aan de marathon van Gent wordt exact één dertiende deel van een pagina gewijd met vermelding van slechts één loper, de winnaar Gino Van Geyte. Die wanverhouding tolereer ik niet langer. Est modus in rebus, sunt certi denique fines! Adieu HLN
Een spuigat is een opening in de scheepswand waardoor water dat op het
dek komt overboord kan vloeien. Een beetje water, daar kan het nog mee door, maar
als er al te veel water op het dek komt dan loopt het de spuigaten uit. Wie
kent dat mooi Vlaams gezegde niet? Toch durf ik wedden dat een aantal van mijn
lezers nu iets bijgeleerd hebben wat betreft de oorsprong ervan. Ik moest eraan
denken toen ik gisteren, donderdag de elfde oktober, zomaar voor de lol en om
de tijd te doden wat moet een gepensioneerde anders? klaar was met het
berekenen van het aandeel van de verscheidene rubrieken in mijn geliefde krant,
Het Laatste Nieuws. Hier de uitslag, percentsgewijs: voetbal 32,36%, alle
andere sporten samen 7,78%, nieuws (met inbegrip van het regionaal nieuws)
22,22%, reclame 9,86%, weerbericht 2,08%, uitslagen euromillions 0,70% en
allerlei 25,00% (beursberichten, lezersbrieven, stripverhaal, puzzels,
TV-programma ). Opvallend: méér voetbal dan al het andere nieuws plus het
nieuws van alle andere sporten samen. Vindt u zelf ook niet, beste
lezer-voetballiefhebber, dat hiermee het dek overloopt en dat het de spuigaten
uitloopt? En wat moet een niet-voetbalminnaar als ik daar dan niet van denken?
En stel dat de gemeenteraadsverkiezing niet voor de deur had gestaan: ze hadden
nog wel enkele paginas meer voetbalnieuws uit de mouw moeten schudden
De eerste zes paginas gaan over de fraude die er op t ogenblik aan de
hand is in de voetbalwereld. En waarrond draait die fraude? Géld natuurlijk:
witwassen van zwart geld en omkoperij, zegge wedstrijdvervalsing. Negen
personen blijken aangehouden te zijn in deze zaak: Mogi Bayat (makelaar),
Laurent Denis (advocaat), Dejan Viljkovic (makelaar), Maria Bolgojevska
(makelaar), Karim Mejjati (makelaar), Bart Vertenten (scheidsrechter), Olivier
Somers (bestuurder KVMechelen), Thierry Steegmans (bestuurder KVMechelen) en
Drajan Siljanovski. Opvallend is het aantal namen die wat vreemd klinken in
Vlaamse oren, maar dat zal wel toeval zijn Allen worden beschuldigd van
witwassen. Ach, t is maar hoe men het bekijkt. Witwassen klinkt al niet erg
crimineel en de zogenaamde criminelen zelf gebruiken een andere term: optimaliseren(!),
hetgeen nóg positiever en alleszins véél wetenschappelijker klinkt dan
witwassen. En het gaat hier amper om een paar miljoentjes. Ik herinner mij het
geval van een textielfabrikant uit de streek van Waregem om niemand voor het
hoofd te stoten vermeld ik zijn naam niet die wellicht honderd keer méér
geoptimaliseerd heeft en daar véél minder publiciteit uit gepuurd heeft.
En de omkoperij? t Is maar hoe zwaar een mens daaraan tilt, nietwaar.
Ik moet een jaar of zeven geweest zijn toen ik mij voor t eerst heb laten
omkopen. Ik had toen twee vriendjes. Stefaan, ofschoon amper twee maanden
jonger dan ik, verloor keer op keer met knikkeren. Dat maakte hem verdrietig.
Moeder had medelijden met het jongetje en ze beloofde mij een lekkere reep
chocolade van het merk Aiglon als ik hem, al was het maar één spelletje,
wilde laten winnen. Daarvoor wilde ik het wel doen. Stefaantje straalde van
geluk na zijn overwinning. Moeder was blij en ik kreeg mijn reep Aiglon. Dat
mijn vriendje er óók een kreeg vond ik dan weer niet eerlijk, maar moeder nam
die ontgoocheling weg door mij een zak splinternieuwe knikkers te beloven, en
die belofte heeft ze gehouden. Die omkoopaffaire heeft de pers niet gehaald en
heeft evenmin een wrange nasleep gekend. Wel integendeel, drie blije mensen: Stefaan,
ikzelf en moeder. Ze was fier op haar zoon, die zo edelmoedig was geweest een ander
ook eens de smaak van de overwinning te gunnen.
Die hele affaire zou wel eens de ondergang van het voetbal in ons land
kunnen betekenen, lees ik in de krant. Was dat maar waar! Maar het is niet
waar: publiciteit is het, paginas vol gratis publiciteit. Zie maar lieve mensen,
hoe belangrijk de voetbalsport is: veel belangrijker dan al het ander nieuws en
meer dan vier keer zo belangrijk als alle andere sporten samen. Deze trouwe
lezer van Het Laatste Nieuws (al meer dan 70 jaar) overweegt om een abonnement
te nemen op een andere krant. Al maakt hij zich geen al te grote illusies...
Op het eind van de jaren vijftig en in het begin van de jaren zestig waren
er in Anzegem een voor die tijd ongewoon aantal studenten aan de Gentse
universiteit (*). Voor vier onder hen de meest studentikozen zou het leven na
de studententijd niet draaglijk geweest zijn zonder een jaarlijkse bijeenkomst,
met eten en drinken en taart achteraf, waarbij de sterkste studentikoze
verhalen telkens weer naar boven gehaald werden. Nostalgie van het zuiverste gehalte.
Telkens dezelfde verhalen en met de echtgenotes erbij. Acht personen dus. Tot
er eentje wegviel: Jaak Vanlichtervelde. Toen waren ze dus nog met zeven. En
hoe verdeel je een taart in zeven gelijke stukken? Een levensgroot probleem.
Tijd om het nogmaals grondig aan te pakken. En u hebt ondertussen wel begrepen
dat ikzelf één van die zeven ben
(*)Alles over die "Anzegemse lichting" staat te lezen in mijn boek "O jerum jerum jerum..." (1906, pag. 81 t/m 87).
Tot hier de inleiding tot een brandend actueel probleem: de mathematisch
exacte verdeling van een taart (een ronde) in even grote stukken. De verdeling
in 2, 3, 4, 6, 8, 12 en 16 gelijke stukken zal voor de meesten onder mijn trouwe lezers
een fluitje van een cent zijn. De verdeling in 5 is reeds andere koek (leuke
woordspeling, niet?). Maar de oplossing van dat probleem heb ik reeds eerder
uit de doeken gedaan (zie: www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3051860). Wat de verdeling in 7 betreft: te enen male onmogelijk, en dat zal u
duidelijk worden aan t eind van dit verhaal.
En de verdeling in 9? Iemand heeft mij, een paar weken geleden, op het
verkeerde been gezet door mij wijs te maken dat die verdeling wel degelijk opgaat,
en wel op een mathematisch verantwoorde manier, zijnde met gebruikmaken van
enkel een passer en een ongemarkeerde liniaal. Hij wist mij te vertellen waar
ik daarvan het bewijs kon vinden: op t internet. En óf ik het gevonden heb, de
constructie van een regelmatige negenhoek, wat op hetzelfde neerkomt. De
bewijsvoering zag er mij op t eerste gezicht degelijk uit en zonder verdere
bestudering achtte ik de stelling voor bewezen. De oplossing lag dus nu voor de
hand. Mijn jeugdige zwager Karel, pas sedert een paar jaar gepensioneerd, had
al eerder de wens uitgedrukt met de studentikoze Anzegemse elite van weleer te
mogen kennismaken. Karel is dus nu uitgenodigd. Met zijn echtgenote erbij zullen
we op de eerstvolgende vergadering met zijn negenen zijn. En de verdeling van
de taart? Zie maar:
1. kies zijde AB (bv 4 cm)
2. verleng AB
3. construeer gelijkzijdige driehoek NAB
4. cirkel BN om vanuit B
5. breng op liniaal 2 merkstreepjes aan met afstand AB
6. leg liniaal langs punt N, snijpunt met verlengde AB is punt P, snijpunt met
cirkel is Q
7. verschuif liniaal zodat PQ = AB (streepjes vallen op P en Q)
8. LNPA = 20 graden. We spiegelen nu P naar A
9. construeer middelloodlijn van AP, snijpunt met NP is S
10. trek lijn door A en S, LSAB = 20 graden
11. verleng AS, C is snijpunt met cirkel om B met straal AB
12. construeer de middelloodlijnen van AB en BC, snijpunt is M
13. trek cirkel vanuit M met straal MB
14. pas afstanden AB (= BC) af op de cirkel, noem punten D, E, F, G, H, I
15. ABCDEFGHI is een regelmatige negenhoek
Heilaas, drijwerf heilaas! Bij nader inzien gaat die vlieger niet op.
Dat het voor mij niet duidelijk is waarom de hoek NPA gelijk is aan 20 graden,
tot daar aan toe - dat zal wel aan mij liggen. Maar door die merkstreepjes op
de liniaal is de bewijsvoering waardeloos!
Zal het u verwonderen dat ik mij, teneinde raad gewend heb tot de hoogste
wiskundige instanties? - het heeft mij ál teveel slapeloze nachten gekost. En
ziehier wat mij door die hoogste wiskundige instanties verzekerd werd:
Een ronde taart is
enkel mathematisch in gelijke stukken te verdelen als dat aantal stukken gelijk
is aan 2m of 2m(2q +1), waarbij q = 2n
m zijnde elk natuurlijk getal (0
inbegrepen)
n zijnde elk natuurlijk
getal van 0 tot en met 4
Dat betekent dat een ronde taart op een mathematisch exacte wijze
slechts te verdelen is in 2, 3, 4, 5, 6, 8, 10, 12, 16, 17 en 20 gelijke delen.
Tenminste indien wij ons beperken tot twintig personen. Zijn er meer genodigden,
dan komen we met één taart (zelfs met een grote) niet toe, anders worden het
stukjes van niks
Claude Van Marcke was
achtenveertig jaar oud, nog jong dus, toen hij zich precies een jaar geleden
met lichte hartritmestoornissen aanmeldde in het ziekenhuis, niet het eerste t
beste ziekenhuis maar het meest gerommeerde van het land, qua hartziekten
althans. Er was een kleine ingreep/onderzoek voorzien bij deze gezonde
sportieve jongeman. Hij zou dezelfde dag nog huiswaarts keren. Maar het is even
misgelopen. Na de grote kerkbrand van een paar jaar tevoren kreeg Anzegem een
nieuwe zware klap te verwerken: hun sympatieke, beminnelijke burgemeester wás
niet meer. Claude was naast burgemeester ook advocaat en hij stond aan het
hoofd van een advocatenkantoor van twaalf man (niet slecht, Anzegem). De
verslagenheid in het dorp was groot, maar men boerde voort en even leek het
erop dat Anzegem het misschien zonder burgemeester kon uithouden tot na de
volgende verkiezingen. Toch werd rond de jaarwende een nieuwe burgemeester
aangesteld, zijnde Gino Devogelaere, drieënzestig jaar oud, uit dezelfde partij
van Van Marcke: SAMENéén.
Die Gino Devogelaere is nu de
lijsttrekker van SAMENéén. Hij trekt naar de kiezer met een paar wijze en
originele slogans, zoals: over alle partijgrenzen heen en eerst mens zijn,
dan politicus. Zijn beroep is evenwel zijn grootste troef, zoals blijkt uit de
verkiezingsfolder: burgemeester + openbare werken, 7 dagen op 7. Hier dus
geen sprake van cumul met andere postjes zoals parlementair medewerker, boerin,
fiscalist of advocaat. Iemand die dag en nacht, ook op zaterdag en zondag,
honderd procent ter beschikking staat van de inwoners. Andere gemeenten kunnen
daar alleen maar van dromen: een burgemeester met speciale bevoegdheid voor de
openbare werken in de gemeente, en zonder andere beslommeringen aan zijn hoofd.
Wordt hij evenwel niet opnieuw burgemeester dan staan er voor Gino sombere
tijden voor de deur: werkloosheid, want geen andere job om op terug te vallen.
En nu nog even dít (terloops en helemaal terzijde): Gino Devogelaere is geboren
vlak na de gloriejaren van de beroemde Italiaanse wielrenner Gino Bartali en
daaraan en aan het feit dat zijn ouders wellicht fervente wielerliefhebbers
waren, heeft de burgemeester waarschijnlijk zijn voornaam te danken. Niet dat
zoiets in zijn voordeel pleit, maar in zijn nadeel zal dat toch ook niet zijn
Maar er zijn kapers op de
kust. Op nummer twee op de lijst staat niemand minder dan de dochter van wijlen
Claude Van Marcke. Zij heet Pauline en is net negentien geworden. Wie anders
voor Claude zou gestemd hebben zal nu ongetwijfeld zijn stem uitbrengen op
Pauline al was het maar om de ter ziele gegane burgemeester te eren. En als
Pauline de sjerp zou mogen omgorden, wát een publiciteit zou dat niet opleveren
voor Anzegem: de jongste burgemeester van t land en ongetwijfeld van alle
tijden!
Bij deze grote twee uit de
lijst wil ik het gaarne houden. Wat mij overigens opvalt bij het overlopen van
de kieslijst van SAMENéén, een fenomeen dat zich ook voordoet bij CDampersantV/Eendracht,
is de dubbele achternaam bij een aantal vrouwelijke kandidaten. Wellicht zijn
het vrouwen die de achternaam van hun echtgenoot meesleuren. Voor enig tegengewicht
zorgt hier Vincent Van Parijs-Tack, de enige mannelijke kandidaat op de
Anzegemse kiezerslijsten die zich presenteert met een dubbele achternaam.
Ik sluit hierbij mijn betoog,
niet zonder mij nog eens af te zetten tegen iets wat mij bovenmate irriteert in
dit kiesgedoe: het SEKSISME. Iedere partij heeft zijn lijsten zo samengesteld
dat er tussen het aantal mannelijke en het aantal vrouwelijke kandidaten hoogstens
één eenheid verschil is. Dat kan geen toeval zijn. Puur seksisme is dat. Lijsten
samenstellen op basis van geslacht? En waarom niet op basis van haarkleur,
leeftijd, huidskleur, kleur van de ogen, gewicht, lengte, seksuele voorkeur?
Omdat het allemaal discriminatie is. Geldige criteria zijn: bekwaamheid, ervaring,
gedrevenheid, ambitie en nog meer van die eigenschappen.
Op de folder van de NVA-lijst prijkt een foto van de
lijsttrekker Koen Tack in het gezelschap van niemand minder dan Bart Dewever,
met voorsprong Vlaanderens grootste politieke leider. Twee dikke vrienden dus,
allebei in een schitterend blauw pak, Bart met een gele das, Koen zonder.
Vanzelfsprekend dingt Koen naar de burgemeesterssjerp en dat zou voor Anzegem
geen kwalijke zaak zijn: een burgemeester die intieme relaties heeft in de
hoogste kringen!
Koen Tack is 56 jaar. Op het
internet vind ik dat hij de zoon is van Pol Tack (Pierre). Of die vader Pol
heet(te) met Pierre als roepnaam, of omgekeerd valt door mij niet uit te maken.
Koen is de zevende van tien kinderen en zelf heeft hij vier zonen, van dewelke
de oudste, Ludo, eveneens figureert op de NVA-lijst. Hij blijkt fiscaal
deskundige te zijn, wat betekent: deskundig in het optimaliseren van
belastingaangiften. Zijn naam staat voor een politieker voor wie het belang
van de mensen op de eerste plaats komt. Mooi toch? Ik heb dit voorgelegd aan
een kandidaat van een andere partij. Het belang van de mensen op de eerste
plaats, zei hij, bij ons is dat nét zo. Zeg dat dan, zei ik, anders weten de
mensen dat toch niet.
Op de foto maakt onze
lijsttrekker een ernstige, nogal strenge indruk. Zonder glimlach, kordaat,
misschien wel een beetje kortaf zoals zijn naam Tack! zou laten vermoeden.
Maar een naam is maar een naam en het zou mij niet verwonderen als er binnenin
een lieve zachte inborst schuilt en dat hij die geërfd heeft van zijn moeder
Tinneke Wellekens. Op t internet lees ik verder over Koen Tack: Een bezige
bij die graag het heft in eigen handen neemt, ook in de talrijke verenigingen
waar hij verantwoordelijkheid opneemt. Een man dus, die op vele putten vis
heeft, een multitasker.
En dan de slogan op de folder
onder de foto van het duo: Veilig Verantwoord Vlaams. Wellicht wordt hiermee
gedoeld op onze Vlaamse tale, die wonderzoet is, voor zover men haar geen
geweld aandoet (*G.Gezelle). Mogen wij (beleefdheidsmeervoud)
bij deze reeds een hand uitsteken naar de NVA-Anzegem om samen met hen te werken
aan een Verantwoord Vlaams, waar woorden die de Hollanders niet begrijpen
(zoals camion en lochting) of die zij alleen als schuttingtaal gebruiken
(zoals kakken en pissen) een volwaardige verantwoorde plaats krijgen. Ik
heb warempel goesting om er seffens, ja zelfs subiet aan te beginnen. Dit
weze tevens een oproep naar hen die (en niet zij die, hoe vaak moet ik dat
nog herhalen, verdomme?) het goed menen met de Vlaamse tale en haar geen geweld
willen aandoen door bijvoorbeeld terug te gebruiken waar opnieuw bedoeld
wordt, of slagen als het slaan moet zijn. Óp dus naar een verantwoord
Vlaams met Tack en de NVA.
Gal Gadot, Emily Ratajkowski, Rihanna Fenty, Bella Hadid,
Adèle Exarchopoulos: vijf namen die u, beste lezer, wellicht niet al te veel
zeggen. Het zijn nochtans de namen van de vijf mooiste vrouwen ter wereld,
althans volgens het gerenommeerd ranking bureau Godzilist. Men is daar
schromelijk voorbijgegaan aan Amandine, de lijsttrekster op de CDampersantV/Eendracht-lijst,
33 jaar, boerin en de allermooiste vrouw die onze aardbol heeft voortgebracht sedert
Helena, koningin van Sparta die geschaakt werd door Paris, prins van Troje en
dat is meer dan drieduizend jaar geleden. Er zijn er zelfs die twijfelen of
Helena ooit bestaan heeft. Amandine daarentegen is écht en actueel. Haar
achternaam is Delezie-Eeckhaut of wellicht slechts één van beide, Delezie óf
Eeckhaut. Negen kansen op tien dat haar naam Eeckhaut is, en Delezie die van
haar echtgenoot. Die echtgenoot erbij sleuren, het hoeft écht niet, Amandine,
en tactisch ware het wellicht beter geweest alleen de jouwe te gebruiken. Al
zal het toch maar weinig uitmaken, denk ik: de man die op zondag 14 oktober
niet op Amandine stemt, daar is iets mis mee. Zoek haar op t internet, beste
kiezer ik richt mij nu even in de eerste plaats niet tot mijn vrouwelijke
lezers en bekijk haar foto, sluit de ogen, prevel zachtjes haar naam in t
Engels en stel u zich haar voor terwijl ze de koeien melkt, terwijl ze de
gemeenteraad voorzit, terwijl ze door de koning omhangen wordt met het erelint
van mooiste burgemeesteresse ter wereld.
Er staan nog andere klinkende namen op de lijst. De meesten
zijn, naar ik vermoed, van CDampersantV-strekking, de anderen komen van de
partij Eendracht. Bij de vorige verkiezing kwam Eendracht alléén op, maar in
die partij is de eendracht blijkbaar een beetje zoek geraakt Een naam die in t oog springt is die van
Johan Furnière. Zoals iedereen die zich heden ten dage een beetje respecteert
heeft deze man een universitair diploma - in zijn geval master politieke
wetenschappen" - en hij oefent het beroep uit van café-baas. Ongetwijfeld een
zware en zenuwslopende job. Toch heeft hij er nog een tweede job bij, namelijk
die van kabinetsmedewerker van eregedeputeerde Marleen Titeca, en uiteindelijk
zelfs nog een derde job: OCMW-raadslid. Zijn bijnaam is dan ook Job, al heeft
ie die van zijn vader Georges. De bijnaam van Georges Furnière, waaronder
iedereen in de streek hem kende was immers Job of Jobke. Niemand schijnt evenwel
te weten waar die bijnaam vandaan kwam. Georges was een degelijke en populaire
wielrenner, winnaar van menige koers, maar vooral bekend door zijn overwinning
in het Belgisch kampioenschap veldrijden in 1957. Ik was een fervente fan van
Jobke Furnière en ik ben het nu ook van Jobke junior. Hij staat op nummer zeven.
Bram Colman is iemand die
houdt van het leven. Niet alleen is hij leerkracht in een school waarvan de
naam luidt Leefschool Groene Poortje maar ook zijn belofte aan de kiezer is
niet mis te verstaan, van Anzegem een leefbaar dorp maken voor jong en oud, en
daarin is ongetwijfeld ook de middelbare leeftijd begrepen. Denk eens aan, een
leefbaar dorp! Om van te dromen. Allen voor Bram dus. Plaats negentien.
Op de laatste plaats: Stephan
Titeca, dokter. Gestraft? Omdat hij bij de vorige verkiezing met nochtans het
grootste aantal voorkeurstemmen de burgemeesterssjerp aan zich heeft laten
voorbijgaan?
Niet dat ik ja zou gezegd hebben, maar toch steekt het dat geen enkele
partij mij gevraagd heeft om op hun
lijst te figureren, niet in Anzegem, niet in Wortegem-Petegem. Ach, daar zit
wel enige logica in, hoor. Luister maar
Ik zag weliswaar het levenslicht in Anzegem, in 1940 tijdens de woelige
oorlogsjaren, maar één dag later trok mijn moeder vader zat in de oorlog
met mij de grens over (de grens tussen West- en Oostvlaanderen) naar Elsegem,
nu deelgemeente van Wortegem-Petegem. Die grens loopt in t midden van onze
straat: de ene kant van de straat is Anzegem (West-Vlaanderen), de andere kant
Elsegem (Oost-Vlaanderen), nu een deelgemeente van Wortegem-Petegem. En
ofschoon ik, buiten die ene dag tijdens de Blitzkrieg, nooit meer in Anzegem
gewoond heb, ben ik mij toch altijd Anzegemnaar blijven voelen. Dat het mij geen
windeieren gelegd heeft moge blijken uit een extract uit mijn boek O jerum
jerum jerum uit 2006, p. 150-51:
In zijn laatste jaar als professor nam Heymans (*prof. Corneel Heymans, nobelprijs geneeskunde 1938) geen examen meer af. Die taak liet hij over aan professor
Devleeschouwer die ook farmacodynamie onderwees, maar dan bij de apothekers.
Van Devleeschouwer, een West-Vlaming uit Poperinge, was bekend dat hij een
boontje had voor West-Vlaamse studenten. En dat is dan nog zacht uitgedrukt:
hij trok de West-Vlamingen flagrant voor en hij stak dat niet eens onder
stoelen of banken.
Ik woonde in de Broekstraat in het Oost-Vlaamse Elsegem. De
overkant van de straat is Kaster, nu groot-Anzegem en dat is West-Vlaanderen.
Toen Devleeschouwer mij op 't examen vroeg waar ik woonde zei ik dus
"Anzegem". Hij vroeg mijn studentenkaart*, waarop inderdaad Anzegem
stond omdat ik daar geboren ben, in dokter Rommens' privé-kliniekje, drie
bedden groot. Eén dag na de bevalling ging moeder met mij reeds naar huis
Een geluk dat de studentenkaart* enkel de geboorteplaats vermeldde.
Een échte leugen was het niet. De vier scholen die ik had bezocht lagen alle in
West-Vlaanderen. Zowel mijn eerste als mijn plechtige communie had ik in
West-Vlaanderen gedaan. En de zondag ging ik naar de mis in Grijsloke, wat
eveneens in West-Vlaanderen ligt. De helft van mijn kinderjaren* had ik
doorgebracht in Anzegem, bij tante Irma en tante Jenna.
Devleeschouwer vroeg in welke provincie Anzegem lag. Toen ik
"West-Vlaanderen" zei, fronste hij de wenkbrauwen, ging dat snel even
nachecken in een boekje en glimlachte toen: "nog net". Hij verklaarde
eerst nog hoe goed de West-Vlaamse studenten wel waren en dat het examen voor
mij dus maar een fluitje van een cent zou zijn.
Toch vond ik de vragen die hij stelde moeilijk en de
antwoorden kwamen niet vlot.
- Je kent de stof, dat voel ik wel, zei professor
Devleeschouwer. Alle West-Vlamingen kennen trouwens de stof. Maar je bent
nerveus, nietwaar? Véél te nerveus.
Ik knikte en ik mocht gaan. Ik weet zeker dat ik daar nog een
vrij goed cijfer gekregen heb.
In mijn woonplaats Elsegem (later Wortegem-Petegem) heeft
nooit iemand mij een plaats op een politieke lijst aangeboden. In Anzegem óók
niet, omdat ik daar niet gedomicilieerd was natuurlijk, maar menig keer kreeg
ik te horen als ge aan de andere kant
van de straat hadt gewoond, kondt ge stante pede een verkiesbare plaats krijgen
bij onze partij. Ik zou het aanbod geweigerd hebben, maar dat zei ik niet en
ik voelde mij telkens erg gevleid met dat onmogelijk aanbod. En nu ter zake
In een vorig cursiefje heb ik laten verstaan dat ik mij niet
meer zou wagen aan politieke schrijvelarij, maar, zoals ik al meermaals gezegd
en geschreven heb, het bloed zal wel weer kruipen waar het niet gaan kan,
zeker? En, net wat tante Irma altijd placht te zeggen, een mens moet doen wat
hij niet laten kan. En de partijen die opkomen voor de
gemeenteraadsverkiezingen in mijn geboortedorp Anzegem aan u voorstellen, lieve
lezer, laat dat nu zijn hetgeen ik niet laten kan. O jerum, jerum, jerum
Maar laten we al dat gejeremieer even aan de kant en laten
wij dit betoog een aanvang nemen met de partij van Jeremie Vaneeckhout. De
andere kandidaat-partijen voor de gemeenteraadsverkiezing, drie in getal, komen
later deze week aan bod. De partij heet INZET
en de slogans zijn: gedreven en onafhankelijk, de toekomst begint nu, groen
is van doen, voluit van onderuit, warme levendige buurten, en nog vele andere.
Misschien nog eentje, voor de deelgemeente Kaster: inzetten op een verkeersveilig centrum
in Kaster. Eindelijk! Het verkeer in het centrum van Kaster is er namelijk zo
druk, dat niemand er uit zijn huis durft komen. Op het Kerkplein en in de
Dorpsstraat zie je nooit een mens op straat. Jeremie is een groene, iemand die het op zijn
jeugdige leeftijd al ver geschopt heeft in de nationale politiek. Voor de
gelegenheid profileert hij zich als onafhankelijk en dat hij een goede burgemeester
zou zijn, iemand waarmee Anzegem kan naar buiten komen, ik twijfel er niet aan.
Een burgemeester heeft evenwel nood aan een degelijke ploeg. En laat ik nu maar
met de deur in huis vallen en u meteen vertellen wie naar mijn gevoel de meest
geschikte INZET-kandidaten zijn, t is te zeggen het meest geschikt zijn om een
rood bolletje naast hun naam te krijgen: Yannick Ducatteeuw (nr4), Marijke Denie (nr11), Jean-Marie
Vandenheede (nr12), Wouter Deconinck (nr16) en Martin Vandeghinste (nr17). Het
toeval wil dat deze vijf nu allen lid zijn van Loopclub Grijsloke, net als
Jeremie overigens. Drie onder hen hebben zelfs een bestuursfunctie in de club
en één heeft al méér dan vijftig marathons op zijn palmares. Als dat geen
referenties zijn om mee naar de kiezer te gaan!
Met geen andere bedoeling dan de viering van de professoren emeriti
(faculteit geneeskunde), ben ik gisteren naar Gent getogen. Een ongekend aantal
zijn het er dit jaar die tot het emeritaat worden toegelaten, zeg maar die
ontslagen worden vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De
voorbije jaren waren het er nooit meer dan tien; dit jaar zijn het er zestien.
Niet te verwonderen eigenlijk, gezien de exponentiële stijging van het aantal
professoren in de laatste decennia. Een werker aan de universiteit die het
heden ten dage niet tot professor brengt, daar moet iets mis mee zijn, zou men haast gaan geloven. Zestig
jaar geleden zal het aantal professoren, faculteit geneeskunde, allicht niet
veel méér dan zestien bedragen hebben. Toen werden de professoren ook nog niet
tot het emeritaat gedwongen op vijfenzestig jaar. Daar oordeelden zij zelf over
en als het dementiespook hun oordeelkundig vermogen dermate had aangetast, bleven
ze wel eens professor tot magere Hein het welletjes vond, en zo was dan de eretitel
emeritus aan hun neus voorbijgegaan.
De viering ging door om 17 uur in de auditoria C en D van het UZ. In twéé
auditoria dus en dát was een primeur. Vanwege het groot aantal feestvarkens natuurlijk.
Ik was er al op het middaguur. Nog ruim de tijd dus om een wandeling te doen
naar het stadscentrum. Via de Zwijnaardse steenweg, richting Heuvelpoort. Halverwege
tussen de spoorweg en de Heuvelpoort staat de Sint-Coletakerk in een straat die
de Zwijnaardse met de Ottergemse steenweg verbindt. Ik wil de kerk eens van
dichtbij bekijken. Ze is niet toegankelijk, maar een plaatje, naast de kerkdeur
schenkt mij ruimschoots voldoening: hier is het zalig pastoortje Wardje Poppe
nog onderpastoor geweest.
In de Overpoort is alles peis en vree. De normaalste zaak van de wereld: op dit uur van de dag en het academisch jaar nog niet gestart zijnde. Over een paar weken is de studentenweelde hier niet te overzien. De deur van de apotheek van Nicolas Creus staat open. Nicolas is de zoon van mijn beste vriend Raymond Creus zaliger. Er zijn op t ogenblik geen klanten in de apotheek. Nicolas heeft mij direct herkend en dat verheugt mij. We babbelen wat, over zijn vader en zijn moeder en over zijn broer die de dokterspraktijk van vader Raymond heeft overgenomen. Er komt een klant binnen en ik neem afscheid: en vergeet niet de groeten te doen aan mama Jo! Raymond en Jo, ik zie ze nog als jong koppel, toen ze nog niet getrouwd waren en Raymond en ik stage liepen in het academisch ziekenhuis. O jerum hoe ongenadig knaagt de tijd aan ons geluk!
Aan het eind van de Overpoort, naast het frietkot, staat een groot bord waarop twintig pakjes frieten staan afgebeeld. Het is bedoeld om het wildplassen te ontraden. De zestig euro boete voor wildplassen kan beter besteed worden, wil het bord duidelijk maken: twintig pakjes frieten. Uiteindelijk vind ik die boete nog meevallen als ik denk aan de boete die ik een paar maanden geleden gevangen heb voor het niet dragen van de gordel. Ik had mijn auto gestart en had al enkele tientallen meters gereden toen ik de gordel omdeed. Fout! En een boete van veertig pakjes friet! Ach, misschien wel goed zo: die veertig pakjes zouden mijn gezondheid geschaad hebben. Ik denk er plots aan dat het al een tijd geleden is dat ik nog naar mijn geliefde frituur geweest ben op de hoek van de Van Hulthemstraat en de Sint-Kwintensberg. Wat mij daar ooit te beurt is gevallen is een unicum en ik vergeet het nooit: ik mócht er niet betalen van de baas voor mijn friet-stoverij annex pintje, vanwege de aangename babbel waarop ik hem vergast had. Maar helaas, de frituur is vandaag gesloten. Dan maar via de Rozier, richting Sint-Pietersnieuwstraat. In de Rozier zijn nog steeds grote renovatiewerken aan de universiteitsgebouwen aan de gang. Ik beland er in een fuik. Geen doorkomen aan. Een dametje en haar zoontje van een jaar of twaalf zitten met mij in de fuik. Hier raken we nooit door, zegt ze. Als we daarginds over dat muurtje klimmen, komen we er misschien wel, zeg ik. Maar zij wil dat niet riskeren en ze vreest dat we dan misschien wel een steenblok op ons hoofd kunnen krijgen. We keren terug en we vinden een smalle voetgangersdoorgang naar de Sint-Pietersnieuwstraat. Zij is een Zuid-Koreaanse en haar zoontje is maar half Koreaans. Hij heeft dezelfde Oosterse ooglidplooi als zijn moeder in de middenste ooghoeken. Zijn vader is een Vlaming en dus, zo concludeer ik, is het Oosterse ooglidtype dominant. Das toch niet erg, zegt het jongetje, als om zichzelf te troosten. Het spijt me dat ik daarover begonnen ben. Nee, natuurlijk niet, zeg ik, ik vind het juist mooi, ik wou dat ik óók zulke ogen had. Ik geloof u niet, zegt de moeder, de uwe zijn veel mooier, rond en blauw. Ze vraagt of ik in Gent woon en of ik kennissen heb in Gent. Ze is namelijk op zoek naar een huisje of een appartementje in de stad, eentje met twee slaapkamers, één voor haarzelf en één voor het zoontje zij is wellicht gescheiden. De huurprijs mag niet meer dan 600 euro bedragen. Ik kan haar niet helpen, maar ik beloof haar dat ik nog eens navraag zal doen bij een paar kennissen. Ze geeft mij haar e-mailadres. Ze wil mijn geboortedatum kennen en aan de hand daarvan ik ben geboren in het jaar van de draak omschrijft ze zeer gedetailleerd mijn persoonlijkheid. Aan mij is alles positief, ik ben multigetalenteerd. Of er dan niets negatiefs is aan mij? Want dat moet er toch ook zijn. Waarom zegt ze dat dan niet? Omdat het zaken zijn die ik allicht van mijzelf zal weten, zegt ze. Zij noemt zichzelf zeer intelligent want ze spreekt zes talen, maar van rekenen heeft zij geen kaas gegeten. Als het zoontje niet aangedrongen had om het gesprek te beëindigen had het beslist nog veel langer geduurd...
In de Sint-Pietersnieuwstraat gaat mijn aandacht telkens uit naar het huis van Raymond Creus. Overleden in 2014 en toen al zeker tien jaar met pensioen, en toch hangt zijn koperen plaat er nog (RAYMOND CREUS huisarts) met eronder de plaat van zijn zoon (PATRICK CREUS huisarts) die nu het huis bewoont. Goddank dat de plaat van Raymond er nog hangt. Zolang die plaat er hangt leeft mijn vriend toch nog een beetje voort. Laten ze die alstublieft nooit wegnemen
Ik kom voorbij het studentenhuis annex restaurant DE BRUG. Ik heb er meerdere keren het middagmaal gebruikt toen ik student was, een eeuwigheid geleden. Al vele jaren ben ik lid van de alumni-vereniging van de universiteit en op mijn lidkaart staat vermeld dat die recht geeft op allerlei voordelen, waarvan ik wellicht nooit gebruik heb gemaakt. Is eten in de Brug tegen studententarief er één van? Ik ga het vragen en dat blijkt inderdaad het geval te zijn. Alleen: alumni betalen dertig cent (sic!) méér. t Is nu al over tweeën en de keuken is dicht; vanaf 17.30 uur gaat ze weer open. In en rond het groot gebouw, tussen de Brug en het rectoraat, heerst een gezellige drukte. Ik denk dat het te maken heeft met de nakende start van het nieuw academisch jaar en misschien is er ook een of andere plechtigheid met bijhorende receptie aan de gang. In de Vooruit wip ik even binnen omdat ik van op de weg een graffiti-achtig schilderij zie dat één van de muren in de hal versiert. Om het even te bewonderen en een fotootje te nemen.
We zijn hier slechts een paar honderd meter verwijderd van DE KROOK, de prachtige stadsbibliotheek. Eindelijk kan Gent zich op bibliotheekgebied meten met de grootste wereldsteden. Het is deze maand de beurt aan onze Vlaamse schrijver Tom Lanoye om in het zonnetje gezet te worden. Het is duidelijk dat de mensen de weg naar de bibliotheek gevonden hebben. Wie zei daar dat de bibliotheek geen toekomst meer heeft?
t Is over half vier, tijd om de terugreis naar het UZ aan te vangen. Ik neem de bus op het Woodrow Wilsonplein. t Is een steenworp ver. Een van top tot teen in zwarte sluiers gehuld vrouwtje vraagt mij of ze hier de bus kan nemen naar de Watersportbaan. Ja, hier is het. Ze is van Irakese afkomst en ze werkt hier als verzorgster. Dit vrouwtje is iets minder zelfzeker en ze praat ook iets minder vlot dan de Koreaanse van daarnet, maar we begrijpen elkaar. Ze heeft last van oorsuizen en af en toe duizeligheid. Ze is al uitgebreid onderzocht door allerlei doktoren en de medische wereld heeft aan haar ongetwijfeld al veel verdiend. Het is mij al snel duidelijk dat haar klachten het gevolg zijn van haar vorig werk in lawaaierige fabrieken, van in haar kinderjaren. Ik raad haar wat lichaamsoefeningen aan als therapie voor haar duizeligheid. Ze is mij heel dankbaar. En daar is mijn bus al.
In de frituur tegenover de oude UZ-ingang aan de De Pintelaan, doe ik mij te goed aan een friet-met-stoverijsaus en een pintje, als plots mijn oog valt op een onooglijk klein kaartje op het tafeltje naast het mijne. Er staat een foto op van ene Abdil Tapmaz, kandidaat voor de provincieraadsverkiezing van oktober. Waar heb ik die naam nog gezien? Het duurt even, maar dan weet ik het plots heel zeker: bij de gemeenteraadsverkiezingen van twaalf jaar geleden. Ik ben toen t was eveneens de tweede helft van september naar Gent getogen met de bedoeling een voorverslag te schrijven over de gemeenteraadsverkiezingen, iets waarin ik, al zeg ik het zelf, wonderwel meen geslaagd te zijn. Mijn glasheldere analyse van de toenmalige Gentse politiek is nog steeds te lezen op mijn blog, gespreid over drie verhalen:
www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=119
www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=125
www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=127
Het laatste verhaal is dat met de Tapmaz. In 2006 was politieke verslaggeving nog een plezier. Op tal van plaatsen hingen affiches met de verkiezingslijsten en fotos van de kandidaten en tallenkante lagen verkiezingsfolders. Nu enkel dit armzalig kaartje, niet eens ter grootte van een speelkaart, met een foto van Abdil Tapmaz, kandidaat nummer 7 op de lijst voor de provincieraad. En ik wist niet eens dat de provincieraad nog bestaat, laat staan dat ze dr nu verkiezing voor houden, gekoppeld aan de gemeenteraadsverkiezing. Er is toch sprake van geweest dat ze de provincieraden zouden afschaffen, of heb ik dat gedroomd? Maar goed, deze Tapmaz ziet er OK uit. Het is niet de Tapmaz van 2006. Die heette Resul met zijn voornaam en deze Abdil, die amper twintig jaar oud is, zou wel eens zijn zoon kunnen zijn. Abdil is een gedreven jongeman en komt ongetwijfeld uit een gedegen politieke familie en dat zijn niet de enige redenen waarom ik nog even, bij wijze van uitzondering, een politieke suggestie wil doen: gedenk Abdil Tapmaz in het stemhokje. Het is vooral de slogan op de achterzijde van zijn kaartje die mij over de streep trekt: Start met cultuur en respect op school en maak van ieder van ons een beter persoon. Ieder van ons, hebt u dat goed verstaan, beste lezer? Allen voor Tapmaz dus. Met Tapmaz wordt het leven in onze provincie nóg mooier: leven dat het een lieve lust is. En wie is die onverlaat ook weer die het in zijn hoofd durft halen om de provincieraden af te schaffen?
Kwart vóór vijf sta ik in de hal tussen auditorium C en auditorium D. Pedel André verwelkomt mij hartelijk. Hij vraagt hoe het met mij gaat. Of ik nog werk vraagt hij niet meer, want dat weet hij ondertussen wel. Al jaren ben ik een trouwe bezoeker van de symposia voor oud-studenten geneeskunde aan de Gentse univ. André is zelf al ruim de zeventig voorbij. Hoe het met hem gaat hoef ik nauwelijks te vragen: hij blaakt van gezondheid. En dat hijzelf nog steeds werkt? Wie anders zou dit werk doen? zegt hij. Pedellen zullen wellicht niet erg dik gezaaid zijn. Knelpuntberoep. Vandaar.
Van de zestien professoren die op de lijst staan om vandaag bevorderd te worden tot emeritus zijn er maar elf aanwezig, zegt André. Foei, zeg ik, voor die vijf die zomaar hun kat sturen naar de plechtige viering van wat ongetwijfeld hun laatste promotie zal zijn, hun laatste eretitel. De elf aanwezige nieuwbakken emeriti houden een lezing, hun laatste les, in één van de beide auditoria: vier in auditorium C, vijf in auditorium D. Er dient een keuze gemaakt te worden. Ik kies voor C omdat daar prof. dr. Guido Van Nooten (vanaf morgen dus prof. em. dr. G. Van Nooten) een voordracht geeft over keraunopathy. Professor Van Nooten is wellicht de meest befaamde hartchirurg van het land. Wordt nu zomaar van de ene dag op de andere wandelen gestuurd om de simpele reden dat hij de leeftijdslimiet van de vijfenzestig heeft bereikt. Maar vooral: ik wil zo graag weten wat keraunopathy te betekenen heeft. Nu weet ik het dus Het heeft te maken met de gevolgen van de rechtstreekse blikseminslag op het menselijk lichaam. En wat zo bijzonder is: de professor heeft het zelf aan den lijve ondervonden. Ervaringsdeskundige, zoals men zegt. Blijkbaar heeft hij er geen zware blijvende letsels aan overgehouden. Hij ziet er overigens nog jong uit, en dat geldt ook voor alle andere collegas emeriti. Ze zíjn immers nog jong, zaten nog in de lagere school toen ikzelf al het diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde (sic!) op zak had. En jong zijn ze gebleven, nog in de volle kracht van het leven. Of lijkt het alleen maar zo? Zie ik dat door een andere bril, de bril van een achtenzeventigjarige? En dan wil ik het hier enkel nog hebben over de voordracht van een andere emerita, prof. dr. Martine Devos, over de ontwikkelingen in de gastro-enterologie. Professor Martine zou met haar figuur op geen enkele catwalk misstaan. Haar voordracht was pico bello, maar meer nog dan mijn oren heb ik mijn ogen de kost gegeven. Dat zon knappe jonge dame tot het emeritaat gedwongen wordt (officieel heet dat tot het emeritaat toegelaten wordt) gaat mijn bevattingsvermogen te boven.
Over de andere emeriti wens ik niet verder uit te weiden en evenmin over de openluchtreceptie achteraf. t Zou té langdradig worden. [dat is het nu al]
De
vakantieuitstap, een autoreis naar de Gironde, werd dit jaar in twee etappes
afgelegd. Er werd halt gehouden in
Saint-Vaury, een dorp van ongeveer achttienhonderd inwoners in het departement
van de Creuze. Wie die heilige Vaury is of was is mij tot op heden niet
duidelijk. Misschien wordt Valère bedoeld, want de inwoners noemen zich hier
valériens in plaats van het voor de hand liggende vauriens, al is dat nu
ook weer niet zo verwonderlijk als men weet dat vaurien niets anders betekent
dan nietsnut ofte deugniet. Onze gids Karel heeft overigens, denk ik, een
zwaar vermoeden dat Vaury een vrouwelijke heilige moet geweest zijn, want hij heeft
het alsmaar over Sainte-Vaury. Ik vergat te zeggen dat de hele reis weer eens
tot stand gekomen is door mijn zwager. Karel dus. Honderd procent zijn
verdienste: organisator, reisleider, gids, chauffeur, sjouwer met koffers Wij:
Mantequila, Desdemona en ikzelf.
In het
Domaine de la Jarrige, een boerderij uit 1674, hebben we drie dagen lang
genoten van slaapgelegenheid en ontbijt. Bed and breakfast, zoals dat luidt in
t Engels, en bij uitbreiding in de hele Westerse wereld. Het domaine wordt
uitgebaat door Yolande en Marc. Vooral door Yolande. Over de service hadden we
niet te klagen. Een voorbeeld? Toen we al weer thuis waren van de reis kreeg
Karel een mail met de melding dat hij wellicht zijn zonnebril had achtergelaten
op de kamer. Of Yolande de bril wilde opsturen naar zijn adres in België?
Certainement, avec plaisir, verzendingskosten twintig euro, over te schrijven
op haar girorekening. Na ontvangst van de overschrijving zal ze de bril
opsturen, avec plaisir.
Dat er op het
domaine een en ander te beleven valt was mij niet onbekend. In de eerste plaats
omdat ik er, een vijftal jaar geleden ook al eens gelogeerd had en omdat zoiets
ook al gebleken is uit hetgeen er op de site te lezen staat ik citeer
letterlijk - : Kom naar de ontdekking
van bijzondere voorwerpen en los te laten al je dromen loop je door de tuin en
bloemen. In de tuin staan inderdaad tal van bijzondere voorwerpen, zoals
afgedankte meubelen in metaal en fietsen, zwaar aangetast door weer en wind en
de tand des tijds, maar juist daarom zo bijzonder. Mijn interesse ging vooral
uit naar de fiets waarmee Briek Schotte in 1948 ei zo na de Tour de France won,
en die er ook al stond vijf jaar geleden. Op www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=3108450
ziet u een foto van die fiets. Mocht een domoor zo vermetel zijn om te vragen
of ik kan bewijzen dat dit wel degelijk de fiets van onze IJzeren Briek is, dan
zal ik niet aarzelen te antwoorden met een wedervraag: dat hij maar eens
bewijze dat het niét die fiets is! En dan zijn
hier nog de drie ezeltjes. Ook zij waren er al, vijf jaar geleden. Ik heb de
indruk dat ze mij nog herkennen, van toen. Maar wellicht is dat inderdaad maar
een indruk.
Saint-Vaury was maar een tussenlanding. Eindbestemming
ligt in de Gironde, de streek van de Bordeaux-wijn. Wij logeren daar in een
dorp, Saint-Laurent dArce, in een gîte, een vakantiehuis ofte een bed zónder
breakfast. Er staan drie punten op het programma die coûte que coûte moeten
afgewerkt worden: een bezoek aan de stad Bordeaux, een bezoek aan een wijndorp
Karel stelt Saint-Emilion voor en een bezoek aan een château.
De eerste dag doen we nog niet veel. Eerst nog wat
acclimatiseren: t is hier snikheet, achtendertig graden in de schaduw. Een
beetje luieren onder een boom en knuffelen met de drie ponys die de gîte rijk
is. Hun aaibaarheidsfactor is warempel nog groter dan die van de drie ezels van
Saint-Vaury. Ik heb ze al direct een naam gegeven: Odile, Cyrille en Camille. Heb
ik u overigens al bekend dat ik de ambitie koester ooit een beroemd kunstschilder
te worden? Rubens, Rembrandt, Van Gogh, Picasso! Is dat te hoog gegrepen? Dat
het er ooit zou van komen heb ik altijd geweten. Dat mijn eerste meesterwerk
hier zou tot stand komen, niet. Terwijl Karel, Mantequila en
Desdemona zijn gaan winkelen. Ik noem het werk Liefde, vuur, oneindigheid.
Men surfe naar www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=3108714, voor wie het bewonderen wil. Maak u
evenwel geen illusies, waarde lezer: het schilderij is niet te koop. Nog niet.
Een dag
later, op weg naar Bordeaux In
Saint-Gervais is een kerkhof. Ik stel voor om daar even halt te houden. Ik ben
altijd al verzot geweest op kerkhoven, op slenteren langs de graven. Met het
ouder worden lijkt mijn passie voor kerkhoven zelfs nog toe te nemen. Voor mijn
drie kompanen, die allen jonger zijn dan ik, is dat alles meer de
ver-van-hun-bed-show en zij delen mijn passie allerminst. Ze kennen mij
welgeteld twintig minuten toe. De tijd die zij nodig hebben om ondertussen in
de auto een lekkere chocoladekoek naar binnen te werken. Het is dus een blitzbezoek
geworden, wat mij evenwel niet belet heeft een aantal mooie grafstenen op de gevoelige
plaat vast te leggen. Zoals van die jager met een ontroerende tekst vanwege zijn
zusje.
En van die man wiens liefhebbende echtgenote zich slechts aan de andere kant van de weg waant.
Uit de grafsteen van Frédy tenslotte leren wij twee zaken: 1° dat motorrijden gevaarlijk kan zijn voor de gezondheid en 2° dat, in t Frans, het voltooid deelwoord in getal overeenkomt met het objet direct dat voorafgaat. In geslacht overigens ook...
Bordeaux heeft geen onuitwisbare indruk op mij nagelaten. Ligt het aan mij? Of ligt het aan de warmte? Wat mij ongetwijfeld zal bijblijven is het standbeeld van de wellicht meest bekende Bordelees, Jacques Chaban-Delmas. Hij was burgemeester van Bordeaux en onder het presidentschap van Pompidou was hij premier van Frankrijk. Hij overleed in 2000 op 85-jarige leeftijd.
Saint-Emilion is een dorp of is het een stadje? een paar tientallen kilometer te oosten van Bordeaux. Tal van mooie oude huisjes, hooggelegen op een rotsheuvel, in het midden van een van de beroemdste wijngebieden ter wereld, meer dan vijfduizend hectare groot. Er is een burcht met een toren uit de 13e eeuw, een klooster en een kerk uit de 11e eeuw en tal van winkeltjes waar u raadt het al wijn te koop is. Er zijn honderden, wel duizenden soorten Bordeaux-wijnen, al hebben ze allemaal dezelfde kleur: rood, Bordeaux-rood. Maar daar heb ik mijn trouwe lezers weten dat weinig boodschap aan. Wat mij betreft had Dionyso de kunst van het wijnbereiden best voor zichzelf kunnen houden (*zie de scheurkalender De Druivelaar d.d. 25 november 2018). Of mijn drie reiscompagnons er dezelfde mening op nahouden weet ik niet zeker. Ik stel enkel vast dat Mantequila en Desdemona een cappuccino bestelden, mijn zwager en ik een Blonde Leffe, terwijl al de andere toeristen op ons terras het hielden bij de godendrank. Vermeldenswaard vind ik de kennis die ik daar heb opgedaan omtrent de verschillende formaten van de wijnflessen. Er is vooreerst het gewoon formaat, de bouteille van driekwart liter. Dan is er de magnum van anderhalve liter of twee bouteilles, en de supermagnum van drie liter of vier bouteilles. En tussen de magnum en de supermagnum hebben we dan nog de Marie-Jeanne met een inhoud van drie bouteilles. Of deze laatste iets te maken heeft met Marie-Jeanne, de kersverse echtgenote van Vlaanderens beroemdste zakenman Willy Naessens? Ik durf er mijn hand niet voor in t vuur steken. En dan zijn er nog een heleboel grotere maten. Ik vermeld enkel de drie grootste. Er is de Balthazar van twaalf liter, de Nabuchodonosor van vijftien liter en de Melchior van achttien liter. Balthazar en Melchior zijn twee van de Drie Koningen uit het Bijbelverhaal. Bij Nabuchodonosor gaan de gedachten van de historische bollebozen onder mijn lezers wellicht uit naar een Babylonische koning van enkele honderden jaren vóór Onze Heer Jezus, de mijne gaan uit naar onze roemruchte konijnenbok uit mijn kinderjaren, onze Nabuchodonosor. Nabukske voor de vrienden
De château die Karel had uitgekozen bevindt zich in Fronsac: Château de la Rivière. Die rivière is de Dordogne en Fronsac is een dorp dat gelegen is langs de rechter oever van de rivier, zon twintig kilometer ten Noord-Oosten van Bordeaux. Er is een immens kasteel, één van de grootste wijnkastelen van Frankrijk. Het kasteel heeft een rijke geschiedenis en het beschikt over kilometers onderaardse gangen waar de temperatuur onveranderlijk op dertien graden Celsius blijft, winter en zomer, en waar honderdduizenden flessen Bordeaux-wijn opgestapeld liggen, alle gewonnen op deze Château de la Rivière. Ook de grote formaten zijn hier te vinden evenals ontelbare wijnvaten. Dat alles met een inhoud van miljoenen liters. De gids die ons rondleidt brengt ons naar een plek die alleen toegankelijk is voor VIPs en voor de beau monde, wij dus. Die plek is voorbehouden aan extreem dure wijnen. De duurste is er een die achtenzeventig jaar oud is, van t jaar veertig dus. Kostprijs: driehonderdvijftig duizend euro! Of die wijn nog drinkbaar is? Geen mens die het weet. Om die vraag te kunnen beantwoorden zou men de wijn moeten proeven en dat houdt in dat de fles geopend moet worden en... daardoor meteen zijn waarde verliest. Zodus. Plots gaan mijn gedachten naar de fles Vita-bier die ik al jaren in mijn bezit heb en waarvan ik de wereld kond heb gedaan op 8 november 2006 via mijn weblog www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=135 en waarvan ik toen de prijs bepaald heb op vierduizend euro. Een aantal kandidaat-kopers hebben zich toen aangemeld, maar niet één was bereid de volle prijs te betalen. En of ze ongelijk hadden: de fles is heden ten dage tussen de negen en de tien duizend euro waard en nog steeds in mijn bezit. Aan mijn trouwe bloglezers ben ik evenwel bereid ze te verkopen voor achtduizend. Maar dan geen cent minder.
Ik herinner mij een collega, wiens echtgenote (beiden zijn overleden) een adellijke titel droeg en behoorde tot een familie waarvan beweerd werd dat zij één van de grootste wijnboeren/château-eigenaars was van Frankrijk, regio Bordeaux. Tienpond was de naam en het is mij altijd voorgekomen dat daar veel opschepperij kwam bij kijken. Kan men met zon naam carrière maken in Frankrijk? En zie je wel, de gids van de Château de la Rivière, was totaal onbekend met de naam. Ge moet het op zijn Frans uitspreken, zei Karel: Tiens Pont. En, jawel hoor, Tiens Pont is een naam waarvoor men hier een diepe buiging maakt en wij werden op slag met nog meer egard bejegend.
De avond vóór de terugreis is er de inzet van de jaarlijkse fête in Saint-Laurent. Dat is wat wij kermis noemen. Op een groot grasplein zonder gras vanwege de droogte was er een mosselsouper (typisch Vlaams!) in openlucht en allerlei kermisattracties: paardjesmolen, schiettent, smoutebollenkraam, botsautos, zwiermolen, eendjes vissen Precies zó zag de kermis eruit in mijn dorp, lang geleden Voor de mosselsouper diende er vooraf ingeschreven te worden. s Ochtends had Karel daarvoor gebeld. Helaas, alle tafels waren al bezet en ze hadden zelfs al vijftig mensen moeten weigeren. Maar voor vier Belgische touristen, qui aiment la France, kon er wel iets geregeld worden. De prijs was tien euro, wijn inbegrepen. Tegelijk werd ons verzekerd dat de mosselen die we zouden voorgeschoteld krijgen de beste van de wereld waren. Zodus! Die avond we waren op weg naar de fête kwamen we voorbij de mairie, dat is wat ze bij ons het gemeentehuis noemen. Daar resideert de burgemeester, maar het woord bourgmestre is de mensen hier totaal vreemd: de burgemeester heet hier le maire. Hij was net verschenen voor het open raam, op de eerste verdieping van de mairie. Enkele tientallen mensen waren hier verzameld om s burgemeesters openingsspeech van de kermis te aanhoren. Toen de burgervader na de speech naar buiten kwam, waren wij er als de kippen bij om hem te begroeten. Een rijzige figuur, goed in het pak en een keurige spreker, een zestiger, die zeker niet zou misstaan als maire van een grote stad. Met een handdruk en een vriendelijke glimlach zouden we al tevreden geweest zijn, maar we bleken zozeer in de smaak te vallen dat de kennismaking uitliep op een gesprek van welhaast een half uur. Hij was afkomstig van Parijs. Zijn voorganger, ene Jacques, die hier zeer populair moet geweest zijn, was nog niet zo lang geleden overleden. Zijn gemeente, Saint-Laurent dArce heeft amper een goede duizend inwoners. Of er in Frankrijk veel van die kleine gemeenten zijn en of die allemaal een maire hebben? Zeer zeker. En overigens, Saint-Laurent is niet eens zon kleine commune: er zijn er van honderd en minder inwoners, alle met een maire en een conseil municipal. Hij laat ons de raadszaal van de mairie zien. In t midden een grote vergadertafel met vijftien zitplaatsen: voor de maire en de veertien membres du conseil. Boven de stoel van de burgemeester een reuzegrote foto van president Macron, alhier nochtans niet zo geliefd naar het mij voorkwam. De avond verliep verder geheel naar wens. Een waardige afsluiter van een mooie vakantieuitstap naar la douce france. En, als het dementiespook niet al te hard toeslaat, zal ik u nooit vergeten, Saint-Laurent. DArce, wel te verstaan.
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.