Een ietwat andere insteek. Bij dit verhaal mag je dreumes
gewoon rechtop zitten in bed met zijn/haar lievelingsknuffel in de hand. Geef
hem/haar de tijd om de opdrachtjes uit te voeren.
Ga rustig zitten op je bed en houd je lievelingsknuffel
dicht bij je. Aai je knuffel over zijn rechteroor, voel maar hoe zacht hij is.
Aai nu rustig over zijn linkeroor. Ook dat oor is lekker zacht.
Ga zo verder naar het snoetje van je knuffelbeer. Aai er
zachtjes over. Hmm zacht.
Nu aai je rustig over de rechterarm van het beertje en zo verder naar de
linkerarm.
Masseer nu stilletjes zijn buikje en daarna zijn rugje.
Vervolgens aai je zijn linkerbeen. En daarna zijn rechterbeen.
Ga nu liggen en aai zachtjes over het hoofdje van je
knuffel.
Beeld je eens in dat je een klein mannetje ziet. Het
mannetje is zo groot als jouw hand en ziet er uit als een gewone mens. Kijk verder
nog eens goed: heeft hij lange of korte haar, heeft hij een baard? Welke kleur
ogen heeft hij?
Zeg maar eens hallo tegen het mannetje. En vraag hem maar
eens of hij gelukkig is. En weet je, hij is gelukkig. En vraag hem eens waarom.
Luister naar wat hij te vertellen heeft:
- -
Wanneer ik naar de winkel wil, spring ik bij de
gewone mensen in de auto, zonder dat iemand me ziet en zo rijd ik mee naar de
winkel. Ik verstop me tussen de appels en neem stiekem een hapje.
- - Wanneer ik zin heb om een film te zien, spring
ik stilletjes op de bus en zonder dat iemand het ziet glip ik de bioscoop in.
- -
Maar het allerleukste vind ik op vakantie gaan. Wanneer
ik daar zin in heb, spring ik in een koffer tussen de handdoeken van de mensen
en ga mee met het vliegtuig.
Je hoort het, het mannetje was gelukkig.
Blijf nog maar stilletjes liggen en luister nog maar eens
naar de verhalen van het mannetje.
Denk je eens een lakentje in, zon heerlijk lakentje
waaronder je kan slapen. Het is een heel mooi lakentje. Kijk er eens goed naar.
Welke kleuren heeft het lakentje? Heeft het een kleur of meer kleuren? Voel ook
maar eens aan het lakentje. Hoe voelt het? Is het zacht of pluizig?
Er is iets speciaal: wie onder het lakentje gaat liggen
heeft de mooiste dromen:
-Sommige kindjes dromen dat ze stoere prinsen of
prinsessen zijn die een draak verslagen of een schat vinden.
-Andere kindjes dromen dat ze in een land wonen
waar de mensen alleen heel heel lekkere snoepjes eten of frietjes met
curryworst of
-Opas en omas dromen van spelen met hun
kleinkinderen in het zwembad of de zandbak.
-Ook dieren kunnen onder het lakentje gaan
liggen. Honden dromen van lekker sappige botten om op te knabbelen, poezen
dromen ervan dat ze veel muizen kunnen vangen
Welke droom zou jij willen hebben als je onder het
droom-maar-lekker-lakentje ligt?
Denk er maar eens over na en vertel het mij morgen.
Er was eens een zakdoekje. Een heel mooi zakdoekje, kijk er
maar eens naar. Hoe ziet het eruit? Heeft het mooie kleuren? Staan er
tekeningen op? Voel ook maar eens aan het zakdoekje. Lekker zacht, he!
Dit mooie zakdoekje heeft al heel veel dingen meegemaakt. Leuke
dingen, droevige dingen, spannende dingen enz.
Zo is het zakdoekje ooit van een jongetje geweest dat
gevallen was met de fiets. Zijn knie bloedde en dus mocht het zakdoekje op de
knie van de jongen gaan liggen en het bloeden stopte.
Toen was het zakdoekje van een meisje dat naar een spannende
film op TV keek. De film was zo spannend dat het meisje in de zakdoek beet en
daarna de zakdoek voor haar ogen moest houden omdat ze zo bang was. s Avonds moest
het zakdoekje mee gaan slapen omdat het meisje nog steeds bang was.
Ook was het zakdoekje ooit van een mevrouw die een kindje
had gekregen. Die mevrouw was zo gelukkig dat ze ervan moest huilen. Het
zakdoekje mocht de tranen van de mama opvangen en haar zo troosten.
Weet jij van wie het zakdoekje nog geweest zou kunnen?
Denk er maar eens over na en vertel het mij morgen.
Ergens ver vandaan is een land en dat land heet:
oepsiefloepsieland. In dat land was niets zoals het bij ons in. Alles bijzonder:
-Als je een kast opendeed, hing daar niks in, als
je ze terug dicht deed moest je een kleur kiezen. Als je de kast opnieuw
opende, hingen er allemaal kleren in die kleur in.
-Als je dringend naar het toilet moest, moest je
gewoon op een stoel gaan zitten, en die veranderde direct in een toilet.
-Als je vuil was, kon je in een zwembad springen
om jezelf weer proper te maken.
-Als je op reis wilde gaan, moest je denken waar
je naartoe wilde en oepsiefloepsie, je was er!
-Als je honger had, deed je een kast open en het
eten dat je wenste stond in die kast, klaar om op te eten.
-Alles wat je nodig had, groeide aan een boom:
had je bed nodig, dan maakte je een tekening, je stak die in de grond en er
begon een boom te groeien. Aan die boom hing dan je bed.
In oepsiefloepsieland waren nog meer bijzondere dingen.
Welke speciale dingen zou jij nog kunnen bedenken?
Beeld je in dat je onderaan een hele mooie trap staat. De
trap staat gewoon ergens in het midden van een wei. Kijk eens goed naar de
trap. Is het een draaitrap of en rechte trap? Heeft hij een kleur of meerdere
kleuren? Is er een leuning aan de trap? Misschien is het wel een roltrap.
Onderaan de trap staat een meisje. Ze heeft 2 broers en 2
zussen en thuis is er dus altijd veel lawaai. Dus heeft het meisje heeft heel
veel zin om naar een rustig plekje te gaan. Ze stapt op de trap, rustig aan. Terwijl
ze stapt verdwijnt de wei stilletjes aan. Ze hoort ondertussen alleen nog
zachte muziek en ze ziet alleen nog hele rustige dingen: een kabbelend beekje,
een wolkje, de zon die schijnt Waaw, hiervan kan het meisje genieten. Na een
tijdje heeft het meisje genoeg van de stilte en gaat ze terug langs de trap
naar beneden. Terwijl ze stapt komt de wei stilletjes aan terug in zicht.
Beneden aan de trap staat ondertussen een papa te wachten.
De papa heeft zin om een strandwandeling te maken, maar woont te ver van het
strand. Ook hij gaat dus de trap op. Terwijl hij naar boven stapt verdwijnt de
wei stilletjes aan. Ondertussen hoort hij de meeuwen, de golven en zachtjesaan
voelt hij ook het zand onder zijn voeten. Hij ruikt ook de zee en zet zijn
wandeling op het strand verder. Na een tijdje heeft hij genoeg gewandeld en
gaat terug langs de trap naar beneden.
Nu sta jij beneden aan de trap. Denk maar eens waar jij
graag naartoe zou gaan als je de trap opging. Vertel mij morgen maar hoe het
was en waar je naartoe ging.
Beeld je in dat je in een kamer bent waarin alleen hele
zachte tapijten liggen. Doe je schoenen uit en voel met je voeten aan de grond.
Voel je de superzachte haartjes van het tapijt? Wiebel maar eens met je tenen
in het tapijt. En ga nu maar eens op de grond liggen, wrijf met je handen,
voeten, knieën, hielen, je rug enz. over het tapijt. Hmm zalig zacht.
Nu je daar ligt, kijk je ook eens naar boven en naar links
en naar rechts. Overal zie je superzachte tapijten. De tapijten zijn ook heel
mooi. Kijk maar eens goed naar de mooie kleuren en tekeningen.
Sta terug recht en voel ook maar eens aan de muren, zo
zacht. Ga er maar eens tegen staan en wrijf met je gezicht in de zachte
tapijten.
Je vindt ergens in een hoekje ook superzachte kussen. Voel
er maar eens aan.
Wandel nu verder in de kamer en geniet van alles wat zacht
is. Vertel me morgen eens welke zachte dingen je tegengekomen bent.
Wat is je lievelingskleur? Beeld je nu eens in dat alles in
de wereld die kleur heeft. Welke kleur is het? Bedenk eens hoe alles in jouw
kamer eruit zou zien? Je bed is ., je kast, en kijk ook maar eens naar de
grond. De grond heeft ook dezelfde kleur. Zie je ook dat de kleur soms licht en
soms donker is? Er zijn verschillende tinten van deze kleur in jouw kamer.
Kijk nu eens verder in ons huis. (vul hier zelf verder in)
Kijk zelf nog maar eens verder rond op school, bij oma en
opa, in de tuin en vertel me morgen maar wat je hebt gezien.
Er was eens een stift. Aan de buitenkant leek het een heel
gewone stift, wel een hele mooie, kijk er maar eens naar: heeft hij een kleur,
2 kleuren of meer kleuren? Doe het dopje van de stift. Het lijkt een gewone
stift. Het puntje van de stift is wit, niks speciaal. Misschien ruikt hij
lekker wanneer je ermee schrijft? Ruik maar eens.
Vooraleer je gaat schrijven met de stift moet je aan een
kleur denken. Denk je aan een kleur? Schrijf nu je naam op en kijk, de stift
schrijft jouw naam in de kleur waaraan jij dacht.Denk nu aan een andere kleur, bijvoorbeeld
grijs en teken een olifant. Zie je dat de stift de olifant in het grijs tekent?
De olifant heeft een rode strik rond zijn nek. Kan je die ook tekenen?
Maak nu in je hoofd zelf een mooie tekening met de mooiste
kleuren. Misschien zit er ook een regenboogkleur in de stift. Vertel me morgen
alles over jouw tekening.
Beeld je in dat je in een bibliotheek bent. Kijk maar eens
rond. Zie je de boeken? Het zijn dikke
boeken, dunne boeken, prentenboeken, leuke boeken, saaie boeken, boeken in
allerlei kleuren en vormen.
Zo ook staat er in deze bibliotheek een dik boek met hele
kleine letters. Niemand wil dat boek ooit lezen. De kinderen en grote mensen nemen
het vast, bladerden, maar zetten het heel snel terug, zooo saai. Dat vindt het
boek natuurlijk niet leuk.
Wat kan ik hieraan doen? dacht het boek bij zichzelf.
Opeens bedacht hij een plan .
Enkele dagen later komt er een vrouw de bibliotheek binnen. Ze
zoekt een kookboek met allemaal lekkere recepten in. Ze ziet het boek en begint
er in te bladeren. En ja, hoor, het boek
staat vol lekkere en gemakkelijke recepten. Dus neemt de vrouw het boek mee
naar huis. Enkele weken later brengt ze het boek weer terug. Wat een leuk boek.
Als het boek terug op zijn plaats staat, is er een meneer
die een boek zoekt over hoe hij zelf een tafel kan maken. Hij ziet het dikke
boek begint erin te lezen en ja, hoor, in het boek staat precies uitgelegd hoe
je zelf een tafel kan maken. Waaw, de man neemt het boek mee. Enkele weken
later is de tafel klaar en brengt de man het boek terug.
Daarna komt er een meisje/jongen binnen, het lijkt precies
op jou. Het kindje neemt het boekje vast en begint erin te kijken/lezen. Wat
leest het kindje? Welk verhaal zou er voor jou ingeschreven moeten staan?
Denk er maar eens over na en vertel het mij morgen.
Er was eens een mierenhoop. Een hele grote berg zand in een
bos waarin allemaal mieren leefden. Alle mieren waren hard aan het werk. Elke
mier had zijn eigen taak. Sommige mieren bouwden tunnels, andere mieren zochten
eten en weer andere mieren mochten voor de kleine babymieren zorgen.
Op een dag was er een mier die elke dag aar tunnels
bouwde. Dat vond ze niet meer leuk. De mier besloot om de mierenhoop te verlaten.
De andere mieren vonden dat niet goed, maar de mier wilde het heel erg graag.
De mier vertrok door het bos. Ze kwam bij een beekje. Het
water klaterde zachtjes door het bos. Luister maar eens, hoor je het klateren?
De mier had dorst en besloot van het water te drinken. Brr, koud. Voel jij het
ook? Voel maar eens met je handen aan het water. Proef je ook hoe lekker het
water smaak?
En toen, floeps, viel de mier in het water. Ze werd een
einde meegenomen door de rivier. Gelukkig kon ze zich vastgrijpen aan een
blaadje dat aan de rand van de rivier lag.
Het werd avond en de mier begon zijn vrienden te missen. Hij
zocht de weg terug. Hij hoorde hoe kleine takjes kraakten onder zijn voetjes.
Luister jij ook maar eens naar het gekraak.
En kijk, daar is de mierenhoop. De mier was dolgelukkig dat
hij terug bij zijn vrienden was. Ze ging vlijtig terug aan de slag met het
bouwen van mieren. Kan jij eens kijken in de mierenhoop of je de mieren tunnels
ziet bouwen, eten ziet zoeken, of voor de kleintjes zorgen of.. . wat doen de
mieren verder nog in de mierenhoop?
Kijk maar eens goed en vertel het mij morgen maar.
Er was eens een eenhoorn.Een hele mooie eenhoorn. Kijk er maar eens goed naar. Ziet hij eruit als
een gewoon paard of heeft hij verschillende kleuren?Kijk ook maar eens goed naar zijn hoorn.
Welke kleur heeft die? Misschien is die wel goud of zilver. Voel nu maar eens
aan de eenhoorn.Hoe voelt hij? Streel
maar eens over zijn rug. En ruik nu maar eens aan de eenhoorn. Waar ruikt hij
naar? Ruikt hij naar frietjes of snoepjes of ruik maar eens.
Kijk nu nog eens goed naar de eenhoorn. Heb je gezien dat hij mooie vleugels
heeft? Kijk dan nog maar eens goed. Hij slaat zijn vleugels open.
Dit is geen gewone eenhoorn. Het is een magische
eenhoorn.Met zijn hoorn kan hij voelen
welke kindjes graag een wens willen doen. Hij vliegt namelijk over de huizen.
Als een kindje een wens wil doen, vliegt hij naar beneden om te luisteren wat
de wens is en hoe hij deze kan laten uitkomen.
Laat de eenhoorn maar vertrekken.
Plots begint zijn hoorn op te lichten en begint hij te
landen. Hij voelt dat er een kleine jongen een wens wil doen.Het jongetje wil een huisdier, maar krijgt
dat niet van zijn mama en papa. Daarom zorgt de eenhoorn ervoor dat er elke dag
een poesje langs het huis van het
jongetje loopt. Het jongetje kan nu elke dag met het katje spelen.
De eenhoorn vliegt bijna over ons huis. Bedenk jij maar eens
een wens die je graag zou vervuld zien.
Er was eens een lammetje. Dat lammetje heette Piepje. Dat is
misschien een rare naam voor een lammetje, maar zijn ouders vonden dat een
mooie naam. Je mag zelf eens nadenken hoe Piepje eruit ziet. Hij mag eruit zien
zoals een gewoon schaap, maar je mag hem ook andere mooie kleuren geven. Voel
ook maar eens hoe zacht Piepje is.
Piepje was een heel lief schaapje dat graag speelde met zijn
vriendjes. Hij had maar één probleem: Piepje kon heel moeilijk in slaap vallen.
Wat hij ook probeerde, het lukte niet. Daarom besloot hij om raad te vragen aan
zijn vrienden.
Eerst ging hij naar het Wijze Oude Schaap. Die vertelde
Piepje dat hij voor het slapengaan een lepeltje melk moest drinken. Toen Piepje
die avond naar bed ging, dronk hij een lepeltje melk. Maar hij kon niet slapen.
De dag daarna probeerde hij het opnieuw, maar het werkte weer niet. Hij dacht:
ik probeer het nog één keer, maar weer werkte het niet.
Toen ging hij vragen of het varken geen oplossing had voor
hem. Het varken zei: als ik niet kan slapen, dan ga ik rollen in de modder.
Oei, zei het schaapje, dat zal mama niet leuk vinden.
Piepje ging raad vragen aan het paard. Wel, zei het paard,
als ik niet kan slapen, dan hinnik ik een liedje. Dat kan ik niet, zei
Piepje en hij probeerde te hinniken: huhublabla, huhublabla. Je moet gewoon
oefenen. zei het paard. En dat dat deed Piepje. Maar het maakte zon lawaai
dat ook zijn zusjes en broertjes niet konden slapen en ook Piepje zelf raakte
niet in slaap.
Dan maar aan de eenden vragen.De eenden kwebbelden door elkaar: als wij
niet kunnen slapen, slaan wij onze vleugels uit en gaan we vliegen. Maar ik
heb geen vleugels. Zei Piepje. Das jammer, zeiden de eenden en ze vlogen
weg.
Uiteindelijk besloot Piepje het aan de boer te vragen. De
boer antwoordde: das makkelijk, als ik niet kan slapen, dan tel ik schapen.
En dat deed het schaapje sindsdien. En soms raakte het
schaapje zelfs niet aan 10 schaapjes en was hij al in dromenland.
Er was eens een bloemetje, een supermooi bloemetje. Je mag
zelf nadenken hoe het bloemetje eruit ziet. Is het roze of groen, of heeft het
regenboogkleuren. Zijn de blaadjes rond of vierkant?
Het bloemetje ruikt ook superlekker. Ruik er maar eens aan. Waar ruikt het
naar?
Het bloemetje voelt ook heel erg zacht. Voel er maar eens aan.
Dat supermooie bloemetje stond in een wei met andere
supermooie bloemetjes. Kijk maar eens rond in de wei, zie je al de bloemetjes?
Dat ene bloemetje was het mooiste van allemaal en op een dag
besloot het bloemetje op reis te gaan. Ze rukte zich los met haar worteltjes
uit de grond en begon te stappen. Ze stapte uit de bloemenweide en kwam terecht
in een bos. In dat bos rook het heerlijk. Ruik zelf ook maar eens. Ruik je het
mos? En de natte bladeren?
Het bloemetje stapte rustig verder, plotseling struikelde
het over een steen en belandde in een rivier. Brr dacht het bloemetje,
koud. Maar het liet zich meedrijven. Het dreef langs andere weilanden, zomaar
het bos uit. Het bloemetje gleed over stenen, soms kwamen er vissen voorbij.
Drijf jij ook maar even mee. Oei, opeens zat het bloemetje vast. Het kon geen
kant meer uit. Gelukkig kwam er net een vogel voorbij die het bloemetje zag en
meenam. Boven een bloemenweide liet het vogeltje het bloemetje terugvallen. En
kan jij raden in welke bloemenweide?
Het bloemetje was heel blij dat het terug thuis was, zette
haar worteltjes terug stevig in de grond, sloot haar bloemblaadjes en viel in
slaap.