Ga liggen en sluit je ogen.
Er was eens een bloemetje, een supermooi bloemetje. Je mag
zelf nadenken hoe het bloemetje eruit ziet. Is het roze of groen, of heeft het
regenboogkleuren. Zijn de blaadjes rond of vierkant?
Het bloemetje ruikt ook superlekker. Ruik er maar eens aan. Waar ruikt het
naar?
Het bloemetje voelt ook heel erg zacht. Voel er maar eens aan.
Dat supermooie bloemetje stond in een wei met andere
supermooie bloemetjes. Kijk maar eens rond in de wei, zie je al de bloemetjes?
Dat ene bloemetje was het mooiste van allemaal en op een dag
besloot het bloemetje op reis te gaan. Ze rukte zich los met haar worteltjes
uit de grond en begon te stappen. Ze stapte uit de bloemenweide en kwam terecht
in een bos. In dat bos rook het heerlijk. Ruik zelf ook maar eens. Ruik je het
mos? En de natte bladeren?
Het bloemetje stapte rustig verder, plotseling struikelde
het over een steen en belandde in een rivier. Brr
dacht het bloemetje,
koud. Maar het liet zich meedrijven. Het dreef langs andere weilanden, zomaar
het bos uit. Het bloemetje gleed over stenen, soms kwamen er vissen voorbij.
Drijf jij ook maar even mee. Oei, opeens zat het bloemetje vast. Het kon geen
kant meer uit. Gelukkig kwam er net een vogel voorbij die het bloemetje zag en
meenam. Boven een bloemenweide liet het vogeltje het bloemetje terugvallen. En
kan jij raden in welke bloemenweide?
Het bloemetje was heel blij dat het terug thuis was, zette
haar worteltjes terug stevig in de grond, sloot haar bloemblaadjes en viel in
slaap.
Iets wat jij nu ook moet doen.
Slaaplekker.
|