Welkom

Foto
Copyright: wilt u een gedicht overnemen? vraag aub eerst toelating en vermeld mij als schrijver
Categorieën
  • A. in vrije vorm (61)
  • B. sonnetten (27)
  • C. gedichten op rijm (8)
  • D. gorgelrijmen (12)
  • E. stanka's (6)
  • F. anderstalig (3)
  • G. collagebollekes (5)
  • H. mededichters (9)
  • N. nieuws/columns (77)
  • Vera De Brauwer
    GEDICHTEN EN COLUMNS
    31-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meander
    In het literair e-zine Meander verscheen afgelopen weekend een interview met mij. Er werden ook drie gedichten gepubliceerd: Kalme zee, Grind en Taalbarrière.

    Wie geïnteresseerd is, klikt door naar Meandermagazine.


    Categorie:N. nieuws/columns
    29-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrie triestig
    Als je in een stukje (20/4/2010 "Algemene vergadering cultuurraad Ronse") schrijft dat je het jammer zou vinden wanneer de streektalen volledig verloren zouden gaan, dan moet je zelf het goede voorbeeld geven. Dus zong ik mijn gedicht "Intriest" ook eens in het dialect van mijn jeugd. Dit is de streektaal van de regio ten noorden van Gent (Oostakker, Zaffelare, Lochristi,...), niet te verwarren met het Gents, wat totaal andere klanken kent. 

    De gezongen versie is - zoals altijd - te beluisteren op mijn weblog met gezongen gedichten:

    Wie ervan houdt, zal wellicht ook de gezongen versie van "Van de regen in de soep" kunnen appreciëren: "Van de reëne in de soepe".

    Categorie:N. nieuws/columns
    20-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het groene monster jaloezie
    Op vier mei hemelde ik het nieuwste boek van Bernard Dewulf op. Ik vond "Kleine dagen" een parel en ik wist niet eens dat het genomineerd was voor de Libris literatuurprijs. Toen ik vernam dat Bernard de prijs gekregen had, was ik enorm blij voor hem. Een verzameling columns over het dagdagelijkse leven, meestal over zijn kindertjes, en dat wint zo'n prestigieuze prijs. Fantastisch toch? Geen hoogdravende prietpraat, geen oeverloos geneuk, geen zwartmakerij van collega-schrijvers, geen would be-literatuur, gewoon lieflijke verhaaltjes, maar dan wel verteld op een onnavolgbare manier, met Stijl ! Haaa... verademing. Ik gun het hem zo! 

    En wat zie je dan? Dat een net-niet-winnaar groen uitslaat van jaloezie. Dat hij het niet kan verkroppen dat iemand die "maar" columns schrijft die prijs wint. Dat er op Knack.be op 18 mei een column verschijnt waarin hij de stijl van de winnaar (wiens naam hij vijf keer vernoemt) belachelijk maakt en daar bovenop nog de persoon zelf ook. Hij heeft het er in zijn kwaadwillig stukje onder andere over dat mensen stinken, dat ze zich door de stank verbonden kunnen voelen. Meneer Peter Terrin, zoals ù stinkt, kunnen alleen andere jaloerse dikke nekken zich met u verbonden voelen... 


    Categorie:N. nieuws/columns
    13-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oepetijs
    Vorige week vrijdag, op de uitreiking van de Jotie T'Hooft poëzieprijzen 2010 heb ik enorm genoten van het allereerste optreden van Oepetijs, de groep van jeugdschrijver Marc de Bel. Als u deze groep ooit ergens op een affiche ziet prijken: ga luisteren, het is absoluut de moeite waard! Marc leest gedichten voor en de zangeres brengt onder instrumentale begeleiding bijpassende liedjes of een gezongen versie van het voorgedragen gedicht.

    In bijlage twee foto's van het optreden.
    (geplaatst met toestemming)

    Bijlagen:
    Marc de Bel en Oepetijs web.jpg (641.4 KB)   
    Marc de Bel en Zangeres web.jpg (341.1 KB)   


    Categorie:N. nieuws/columns
    12-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwe banden

    Ik had een promotie gezien: 25% korting bij aankoop van Goodyear-banden. De eerste keer dat ik in de garage kwam, was het type banden dat mijn autootje nodig had uitgeput.  Maar de daarop volgende week zouden ze er zeker zijn. Voor alle zekerheid belde ik de week nadien eerst even op. Het is een heel eind omrijden als ik daarlangs wil passeren na het werk.  De man kon zich niet herinneren dat ik al eens in zijn werkplaats gestaan had. Ja hoor, de banden waren binnen, type H. Komt u maar langs! Ik begon aan de filerijke omweg... meter per meter schoof ik naar mijn bestemming. Daar aangekomen meldde ik mij: "'t Is voor die banden, ik heb daarstraks gebeld." "Ah? Dat zal met nen collega geweest zijn. Zet u een beetje, het zal nog effekes duren." Effekes een goed half uur later was het mijn beurt. Dat het voor die banden was, dat ze de eerste keer niet binnen waren, maar nu wel. Of ik de maat kende? Omdat ik ze net zo goed ken als die van mijn beha, diepte ik een papiertje op: "195/60 R15 88". De man bekeek zijn PC-scherm, fronste de wenkbrauwen (wat meestal geen teken is van voorradige banden) en zei allervriendelijkst: "Die hebben we niet binnen hoor." Niet binnen? Waren ze na mijn telefoontje van een uur geleden al allemaal weer de deur uit? Of ik nog wist wie ik gesproken had? Natuurlijk niet. Hij ging even informeren bij de baas. Ik zag de twee elkaar verbouwereerd aankijken. Plots zag ik de enige mogelijke reden. "Dat is hier toch het Antwerpenplein hé?" wees ik naar buiten. "Ha nee, dat is hier De Sterre, het Antwerpenplein dat zijn onze collega's aan de Dampoort." Had ik doodgemoedereerd naar de verkeerde Midas-vestiging gebeld. Als ik wou, mocht ik drie kwartiertjes wachten ( "'t is spitsuur hé"), dan lieten ze de banden overbrengen van ginder. Ik bedankte voor het aanbod en zei dat ik wel terugkwam.

    En nu liggen er dus  nieuwe banden op mijn auto. Gloednieuwe, met eindeloos diepe profielen. Ik moet opletten dat ik me er niet te diep over buig want als ik erin val, vind niemand me nog terug. Het zijn H-banden. Er lagen eigenlijk T-banden op, maar die raakten om commerciële redenen niet voorradig. Vanaf nu kan ik dus aan een maximum snelheid van 210 km/u rondsnorren. Gelukkig maar, die 190 km/u waartoe mijn vorige banden zich leenden, waren echt wel peanuts, zeker in de bebouwde kom. Die T staat niet voor niets voor Traag...


    Categorie:N. nieuws/columns
    08-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jotie T'Hooft Poëzieprijs
    Gisteren vond in Eine de uitreiking van de Jotie T'Hooft poëzieprijs plaats. Nee, ik viel niet in de prijzen... maar onze dochter Silke wél! Ze veroverde in haar leeftijdscategorie (12 tot 15 jaar) de derde prijs met haar gedicht "Wachten". Het thema voor deze categorie was "Aan mijn prinses".

    Het was een gevarieerde avond met voordracht en muziek. Wat bij ons gezin het meest in de smaak viel, was het optreden van Marc de Bel en "zijn" zangeres en gitarist. De zangeres bracht met haar zuivere, warme stem enkele gedichten van Marc de Bel in het dialect: prachtig! Ook het optreden van Willy Pirotte mocht er zijn. Vooral bij de mooie vertelling "De man in de wolken" had hij het publiek in de ban.


    Wachten

    Leunend over het balkon wachtte ze,
    op iemand die niet komen zou.
    In de verte dreef een melkwitte wolk
    die in haar gedachten
    veranderde in een stoere hengst
    die haar droomprins bij haar bracht.

    "Aan mijn prinses",
    de eerste regel van een nooit verstuurde brief
    van haar allereerste lief,
    waarop ze maanden had gewacht.

    Terwijl ze zich losrukte van het balkon
    greep het verdriet haar bij de keel.
    Ze vulde een emmer met tranen
    en begon met het poetsen van haar luchtkasteel.

    Silke Henry


    In bijlage: een foto van Silke die haar gedicht voordraagt

    Bijlagen:
    Silke wachten 2.jpg (415.4 KB)   


    Categorie:N. nieuws/columns
    06-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pierre Perfect

    Ik heb me nog eens lekker ouderwets geërgerd. Het onderwerp van mijn ergernis was één van de bedrijfsleiders die in het TV-programma "Mijn restaurant" de verschillende restaurants ging keuren. Toen hij achteraf zijn mening mocht ventileren, sprak hij de bescheiden woorden: "Zoals ik in mijn bedrijf ook altijd zeg: silver is for losers". Mijn door-kleurshampoo-verdoezeld-grijze haren rezen te berge. Het zelfverklaard genie bloosde er niet eens bij, keek onverstoord in de lens.

    Zou zo iemand ooit een vrouw in zijn van alle luxe voorziene glimmende paleis durven binnenlaten? Stel je voor dat een nietsvermoedende dame voor deze man in zijn hypermoderne keuken de meest exquise maaltijd moet bereiden.  Zou het kunnen dat hij de goedheid heeft haar ongetwijfeld totale miskleun te vergeven? In de veronderstelling natuurlijk dat ze het perfecte lichaam heeft, alles in goddelijke proporties op de juiste hoogte. Haar jarenlange (maar ook weer niet té lange) succesvolle carrière als gerespecteerde zakenvrouw niet te vergeten.

    Stel je het onvoorstelbare voor... dat hij haar meetroont naar bed. Het bed met de zijden lakens, de hoofdkussens gevuld met dons van de uiterst zeldzame Arrogantis-eend. Dat zij hem het verrukkelijkste, meest fantastische orgasme bezorgt dat ooit een man op aard heeft mogen beleven. Dat hij haar de gunst verleent zijn ultrahoogbegaafde kinderen te dragen. Kinderen die geen beugel of bril nodig hebben, die uitblinken in alles wat ze ondernemen: goud in atletiek, prima ballerina, zwarte gordel, virtuoos, noem maar op.

    Nee. Het kan onmogelijk aangenaam leven zijn onder het dak van deze man, noch prettig werken in de firma waar Pierre Perfect de gouden plak zwaait. Laat ons hopen dat het een vrijgezel is die een éénmanszaak runt...


    Categorie:N. nieuws/columns
    04-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lezen

    Ik ben aan het lezen. Dat is niet zo bijzonder. Ik vind het een prachtig boek. Dát is wel bijzonder, voor mij. Lezen zorgt jammer genoeg regelmatig voor een teleurstelling. Ik lees steeds de achterflap en enkele lukraak gekozen paragrafen voor ik een boek ontleen. Toch lijkt het er achteraf soms op dat die flaptekst een heel ander boek beschreef of dat de paragrafen in een ander verhaal thuishoorden dan hetgeen ik zelf heb gelezen. Natuurlijk koop ik ook boeken, maar dan meestal diegene waarvan ik op voorhand weet dat ik niet bedrogen uitkom. Ik heb dus veel boeken staan in mijn boekenkast die ik tevoren in de bibliotheek heb ontleend. Of die ik in de boekhandel heb uitgelezen. Stiekem, verscholen tussen de Italiaanse kookboeken en de bloemschikcursussen, zoals ik deed met de bundel  "Gedichten voor gelukkige mensen" van Bart Moeyaert. Het winkelpersoneel kon niet klagen: ik heb de bundel na het lezen netjes gekocht, zoals normale mensen doen.

    Soms voel ik mij een parelvisser, wanneer ik uit de massa nepparels die verspreid liggen op de bodem van de literatuurzee een echte bovenhaal. Een kanjer van een parel, een glanzend wonder van woordkunst. Dan wordt het plezier van de ontdekking, van de verrukking niet overschaduwd maar wel begeleid door een stille jaloezie. Dan wroeten gedachten als "ik wou dat ik dit geschreven had" of "waarom schrijf ík -verdomme- niet zo goed?" in het genot van het lezen, als een mol in de groententuin. Dat heeft niets te maken met zucht naar winst. Misschien zelfs niet met de drang naar prestige of bewondering door anderen. Het heeft eerder te maken met eigenwaarde, fierheid op mezelf. Vera, kijk toch eens hoe origineel je het banale verwoordt, hoe subliem je ieders alledaagse pruik presenteert. De vitrine van de ijdelheid.

    Ach, ik heb er vrede mee . Zolang ik boeken ontdek als "Marcel" van Erwin Mortier of "Kleine dagen" van Bernard Dewulf, kan ik mij erbij neerleggen dat ik zelf geen mooischrijver ben. Overigens, het lezen van zulke boeken vraagt nogal wat minder tijd dan het schrijven ervan. Zo heb ik nog ruimschoots tijd over voor allerlei andere zaken of... om te zoeken naar andere juweeltjes in boekvorm!


    Categorie:N. nieuws/columns
    26-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Complimenten en cadeautjes

    Er werd bij ons thuis niet kwistig omgesprongen met complimenten. Dat strookte met de huiselijke credo's  'niet opvallen' en 'niet stoefen' (opscheppen). Gecombineerd met een aangeboren bescheidenheid leidde dit ertoe dat ik nooit goed overweg heb gekund met complimentjes.  "Ach, zo bijzonder is dat niet, hoor." Als ik het niet zeg, dan denk ik het wel. Hebt u de neiging om aan elke bezoeker die een presentje meebrengt te zeggen dat ze dat echt niet hadden moeten doen? Hoe onbeleefd van u... en van mij want ik doe het ook, alsof ik me schuldig voel hem of haar uitgenodigd te hebben. Terwijl ik zelf natuurlijk nergens met lege handen toekom én terwijl ik eigenlijk heel blij ben met de bloemen of het flesje wijn.

    Complimentjes geven, daarin ben ik daarentegen altijd een kei geweest. Geen valse, stroperige mouwfrotterij, neen, het gemeende gelukwensen of prijzen. Waarom zou ik een collega of iemand die vóór me staat aan de kassa niet complimenteren met die prachtige rok of dat magnifiek halssnoer? De kans is klein tot onbestaande dat ze die zelf gemaakt heeft, maar toch vind ik zo'n complimentje gepast. Ik prijs haar immers voor haar keuze, ik bevestig haar goede smaak, hoe subjectief dat ook moge zijn. Altijd verschijnt er dan een glimlach en volgt er een dankjewel. Natuurlijk ben ik niet op missie om ieders dag goed te maken en loop ik niet met een bomvolle tas complimentjes rond die tegen de avond leeg moet zijn, maar u begrijpt waar ik naartoe wil.

    Of misschien ook niet... want ik wou het over een ander soort complimentjes en cadeautjes hebben. Die waarbij je je echt geen houding weet te geven of die je ronduit liever niet krijgt. Toen ik dertig werd kreeg ik van mijn tien jaar jongere zus een pot antirimpelcrème en een tube tegen oogwallen cadeau. Ik bekeek het attente geschenk met een mengeling van ongeloof en afgrijzen, vooral omdat ik snel doorhad dat het niet als grap bedoeld was. Van een dierbare vriendin kreeg ik ooit een mysterieus cadeau. Om uw fantasie voldoende speelruimte te laten, geef ik hier geen nadere beschrijving. Ik reageerde enthousiast: "Dát is iets speciaal! Wat is het eigenlijk?" En vriendin, al even enthousiast: "Ha, dat weet ik niet! Maar ik zag het staan in een winkel en ik dacht dat het echt iets voor jou was!" Vriendin gaf mij dus een apart geformuleerd compliment voor mijn vindingrijkheid, voor mijn verbeeldingskracht!

    Onlangs mailde iemand mij de vleiende opmerking dat hij dacht dat ik iets heel intellectueels en gestudeerds deed op een universiteit "toch wel professor of zo, en nu blijk je een bankemployee te zijn". Snif, sorry, ik ben inderdaad maar een simpele duif. Helpt het mijn imago een beetje uit het slop als ik zeg dat er wel gigantische bedragen langs mijn toetsen passeren?

    Overigens wil ik u als afsluiter nog de raad geven toch niet al te kwistig om te springen met complimentjes en alleen gemeende flatterende opmerkingen te maken. U dient er immers rekening mee te houden dat de 'schitterende' vaas waarmee u uw vrienden onlangs complimenteerde (maar die u eigenlijk een wangedrocht vindt) misschien straks uw eigen dressoir zal sieren. Want welk passender cadeau dan een identieke vaas kunnen zij meebrengen als ze volgende week bij u op bezoek komen?



    Categorie:N. nieuws/columns
    20-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Algemene Vergadering Cultuurraad Ronse
    Op vraag van voorzitter Marc De Turck gaf ik afgelopen zondag een korte voordracht tijdens de algemene vergadering van de Cultuurraad van Ronse. De bijeenkomst ging door in het sportcentrum Rosco. De meer dan honderd aanwezigen werden bij aankomst vergast op verse koffie of warme chocolademelk, op lekkere boterkoeken, croissants en chocoladebroodjes. Ook de nieuwe inwoners van Ronse waren uitgenodigd zodat zij konden kennismaken met de diverse werkgroepen en de tachtig (!) verenigingen die Ronse rijk is. Na dit gezellig ontbijt, dat in mijn ogen veel weg had van een familiereünie (men viel elkaar in de armen, er werd gekust en van ver gezwaaid), opende Joris Vandenhoucke, schepen van cultuur, de vergadering... in het Ronsisch. Men wil het gebruik van het dialect in Ronse aanzwengelen. Persoonlijk juich ik dat toe. Hoewel een goede beheersing van de standaardtaal noodzakelijk is, zou ik het jammer vinden als op termijn de streektalen zouden verdwijnen. Maar ik pleit schuldig... ook mijn kinderen kennen het dialect van mijn jeugd niet meer. Wij spreken thuis een soort "gekuist dialect" (of V.A.N.? Verloederd Algemeen Nederlands?). Toen ik jaren geleden tijdens een wandeling opmerkte dat het "toch wel nen vriejen schuûnen buûm" was, die we passeerden, vroeg Silke wat "nen buûm" wel mocht zijn. Schande, mijn bloedeigen dochter "die giênen buûm van nen struik kost onderschieën". En "'t ges rond den buûm" kende ze natuurlijk ook niet. Misschien moet ik af en toe een dagje dialect inlassen.

    Maar ik dwaal af. De schepen deed zijn best, hoewel hij toegaf uit noodzaak de Ronsische "dictionnaire" geraadpleegd te hebben. Daarna was het woord aan de voorzitter, en één na één stelden de diverse werkgroepen zichzelf voor. Zelf vond ik de uitleg van de werkgroep Beiaard de boeiendste en ik nam mij voor om zeker naar één van de beiaardconcerten te gaan luisteren. Nadat de werkgroep Gedichtendag een woordje uitleg had gegeven over hun werking, mocht ik mijn ding doen. Eerlijk gezegd ben ik nog nooit op zulke uitbundige manier en met zulke superlatieven aangekondigd (waarvoor dank!) Gezien er meermaals op het spreken van het dialect was teruggekomen, bracht ik onder andere "Van de reëne in de soepe" ten gehore en het winnend Gedicht van de Stad Ronse 2010.

    Na de werkgroepen kregen ook de geïnteresseerde verenigingen de mogelijkheid zich kort voor te stellen, waarna de voormiddag werd afgesloten met een verzorgde receptie. Ik zag de verantwoordelijken van De Vrolijke Kring terug, maakte kennis met de dames van vereniging Markant en vatte samen met Cathérine Van Ongevalle het ludieke plan op om nóg een nieuwe vereniging op te richten, nl. die van de ex-winnaars van de poëziewedstrijd van Ronse (Cathérine won deze prijs in 2004).

    Bedankt dat ik erbij mocht zijn!

    Categorie:N. nieuws/columns
    17-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Vrolijke Kring
    Op de prijsuitreiking van de poëziewedstrijd van Ronse (gedichtendag 2010) kwam ik in gesprek met Marleen Van Der Poten, één van de verantwoordelijken voor de groep cultuur van De Vrolijke Kring uit Ronse, een vereniging waar armen het woord nemen. We spraken af dat ik voor de kinderen uit De Vrolijke Kring een gorgelvoordracht zou geven. Vorige woensdag was het zover. Ik werd heel hartelijk ontvangen met een kus, vers gezette koffie en zelfgebakken koekjes.

    Nadat iedereen een plaatsje gekregen had aan de lange tafel, begon ik met een klein woordje uitleg over wat een gorgelrijm nu precies is. Dan las ik het allereerste gorgelrijm voor, De blauwbilgorgel van Cees Buddingh'. Na deze opwarming ging ik van start met mijn eigen gorgelrijmen. Ik las eerst de tekst voor en gaf dan de gezongen versie ten beste. Snoevedorus, De knast, Willie de urk, De vonzigaard,..., ze passeerden allemaal de revue, ook de allerjongste telg uit de familie gorgelrijmen, De koeliebrom, geschreven naar aanleiding van mijn bezoek aan De Vrolijke Kring.

    Het werd leuk, zeker toen ik de tekst van De griespardot en Het groenpoepkuiken, die ik op een enorm groot blad papier had geschreven, omhoog hing. Op die manier konden we allemaal samen zingen (ja, ook de vele volwassenen!) Toen de kinderen een tekening maakten over hun favoriete gorgel (waaronder - natuurlijk - de griespardot), deed ik het tweede deel van mijn voordracht, de ernstige gedichten voor het volwassen publiek. Na afloop was er nog ruimschoots tijd om te antwoorden op de vele vragen en om gewoon even te babbelen bij een kopje koffie. Toen ik vertrok kreeg ik een mooie tekening cadeau én een doos met die lekkere koekjes!

    Categorie:N. nieuws/columns
    08-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De weg naar Gent
    Een tijdje geleden kwamen mijn man en ik op een avond van een receptie, in het centrum van Ronse. Het was rond middernacht, midden in de week, en er liepen derhalve weinig mensen op straat. We waren op weg naar onze wagen toen plots een auto met Franse nummerplaat kwam aangereden en vlak bij ons stopte. De man, een allochtoon, opende het raampje aan de passagierskant en vroeg in het Frans of we de weg wisten naar Gent. Nog voor we de tijd hadden om na te denken hoe we hem dat gingen uitleggen, was hij al uit de auto gesprongen en stond hij bij ons op het trottoir. We waren onmiddellijk op onze hoede. Het besef dat wij daar in een verlaten stadscentrum met een ons onbekende man te doen hadden die letterlijk toenadering zocht (hij stond geen halve meter van ons), maakte dat we niet veel zin hadden in “socializen”. Ik dacht: als hij één poot uitsteekt, gil ik de ganse buurt bij elkaar.

    De man zelf was zich van geen kwaad bewust, vertelde ons dat hij op weg was naar Gent, “chez son cousin”, en dat hij zo bang was geweest. Hij was een hele tijd gevolgd door een auto, “Pas par la police, je vous jure!”, die hem had proberen klemrijden. Hij had de auto uiteindelijk kunnen afschudden door in het centrum kriskras rond te rijden en nu was hij verdwaald in Ronse. Oh, wat had hij een schrik gehad. “Sentez monsieur, mon coeur!” en hij nam de hand van mijn echtgenoot en legde die op zijn eigen borstkas. Toen liet ik alle achterdocht varen, ik zag dat die man écht bang was geweest en dat hij nog steeds totaal van streek was door hetgeen hem was overkomen. Ik stelde voor dat hij ons eerst naar onze auto liet gaan, wij dan langs hem zouden passeren, hij ons kon volgen en dat we hem wel naar Gent zouden loodsen. We zouden Ronse uit rijden en daarna de N60 volgen. Ik legde hem uit dat wij op een bepaald moment rechts zouden afslaan en dat hij gewoon almaar rechtdoor moest blijven rijden, tot in Gent. “Vraiment? Vous allez m'aider? Vous n'allez pas partir? Elle est où, votre voiture?” Ik toonde hem waar onze auto stond en dat hij op ons kon rekenen. Hij bedankte ons al op voorhand, zei dat het zo vriendelijk was. Hij vroeg onze beide namen, wenste ons alle geluk toe en had hij gedurfd, hij knuffelde ons allebei!

    Okee, zo afgesproken. We stapten naar onze auto en reden traagjes voorbij de geparkeerde auto van de man, om hem de tijd te geven ons te volgen. Zo reden we Ronse uit en kwamen we op de N60 terecht. Een beetje voor we moesten afslaan, deden we onze vier knipperlichten gaan, zoals we hadden afgesproken. Wij vertraagden om af te slaan en de man flashte met zijn verstralers, reed ons voorbij, stak zijn vier knipperlichten eveneens aan, knipperde naar links, dan naar rechts, ... We zagen zijn autolichten dansen in de verte, alsof ook de auto blij was de juiste weg gevonden te hebben.

    Vreemd... hoe schrik en achterdocht je denken en handelen kunnen dicteren. Omwille van deze gevoelens was de man verdwaald geraakt en dachten wij met een overvaller te doen te hebben. Alleen de slechte gebeurtenissen komen in het nieuws: Fransman klemgereden in het centrum van Ronse, beroofd en voor dood achtergelaten, of nog: allochtoon steekt rond middernacht een echtpaar neer en gaat er met hun geparkeerde wagen vandoor, terwijl hij een eerder gestolen wagen op de plaats van het misdrijf achterlaat. Maar dat een bange vreemdeling door een echtpaar geholpen werd en dat zij door hém werden aangespoord om het goede te zien in onbekenden, al is het donker en staan ze in een verlaten stad, dat lees je niet in de krant en dat hoor je niet op TV.


    Categorie:N. nieuws/columns
    23-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Yeti, het verschrikkelijke sneeuwkonijn
    Opgewonden steekt ze de deur open: “Er zit een konijntje in onze tuin, dáár onder die struik. Zó een kleintje, gans alleen!” Ik beloof dat ik zal gaan kijken, van zodra ik klaar ben met de afwas. “Mag ik het ondertussen een wortel brengen en wat droog brood?” Wanneer ik buiten kom en me onder de besneeuwde struik buig, zie ik dat de wortel bijna net zo groot is als het pluizig bolletje dat ertegen ligt. Van knabbelen kan geen sprake zijn. “Zou het ziek zijn? Is het een wild konijntje, mama?” Omdat het zo'n plat snoetje heeft en zulke minuscule oortjes, gok ik dat het een ontsnapt tam konijntje is. Wat te doen? Ik vrees dat als we het in de vrieskou laten liggen, het morgen dood is. Dus besluit ik om het mee naar binnen te nemen.

    Vijf minuten later ligt ons konijnenjong in het hooi, in een plastic box. Ik bel een bevriende dierenarts op en vraag wat en hoe. Hij raadt aan een spuit te gebruiken voor het voeren (zonder naald, zo slim zijn we wel) en melk te geven waar we koffieroom aan hebben toegevoegd omdat ze goed vet moet zijn. Silke gaat naar de apotheek en komt thuis met een spuit van 25 ml! Net niet groot genoeg om ons konijntje een bad in te laten nemen...

    Silke voert het zo goed als ze kan, terwijl ik het piepkleine dier vasthou. Er wordt al gefantaseerd over later, wanneer het groot zal zijn. Misschien is het een vrouwtje voor Yoda? Of een kleine broer? En of ze een naam mogen kiezen? Ik gekscheer: “Laten we het Yeti noemen, het verschrikkelijke sneeuwkonijn.” Yeti wordt het! We laten hem achter op een zachte handdoek, dicht bij de chauffage. Al snel loopt Yeti naar een hoekje van de keuken en gaat liever bewegingloos op de koude grond liggen. We denken dat het geen kwaad kan hem vrij te laten, tot we hem plots eerst half, met spartelende achterpootjes, en nadien volledig zien verdwijnen onder een kast! Ongelooflijk, hij heeft zich door een smalle spleet gewurmd. Mijn man moet een plank uitbreken om Yeti te bevrijden. We zetten hem dan maar terug in de box (het konijn, niet de man).

    Wanneer we 's avonds aan het eten zijn, schiet plots de verstraler aan in de tuin. De bewegingssensor heeft iets geregistreerd: twee lange oren rennen in de sneeuw. Verschrikt kijken we elkaar aan. Dat zal toch niet... Ach, er lopen hier wel vaker konijnen. Toch zijn we er niet gerust in. De volgende dag gaan we zoeken op internet. We vinden foto's van een jong konijntje en een jong haasje. Nadat we ze aandachtig hebben bekeken en alle uitleg hebben gelezen is er geen twijfel mogelijk: we hebben een haasje in huis gehaald. Hazenjongen liggen blijkbaar niet in een hol, maar op de vlakke grond, alleen of met twee. De hazenmoeder komt de jongen slechts één à twee keer per dag zogen. Yeti heeft – zoals veel haasjes – een klein wit vlekje bovenop zijn kopje. We besluiten dat we hem bij valavond terug zullen leggen op de plaats waar we hem vonden, in de hoop dat zijn moeder terugkomt. De dag duurt lang voor de kinderen. Wanneer Silke met Yoda in haar armen de keuken binnenkomt, lijkt hij wel een reus! Wat een kanjer, in vergelijking met “ons” babyhaasje.

    Eindelijk is het halfzes. We gaan naar buiten, maken een bedje van stro en leggen Yeti erop, die aanstalten maakt om het op een lopen te zetten. Het lukt mij hem vast te houden tot hij gekalmeerd is. Wanneer ik mijn handen wegtrek, blijft hij roerloos liggen. We “haasten” ons weg en dan wordt het bang afwachten. Tijdens het avondeten kijkt Silke steeds naar buiten. Wanneer ze haar lege bord naar het aanrecht draagt, gilt ze het uit: “Oh, dáár lopen ze, alletwee! De mama en Yeti!!” In een oogwenk staat de hele familie voor het raam. Inderdaad, we zien twee silhouetten in de sneeuw: een grote langoor en een kleintje erachteraan. De moeder stopt steeds even tot het kleintje haar heeft ingehaald. Onze zoon spurt naar boven, waar zijn telescoop staat. Luttele tellen nadien roept hij: “Ik heb ze in het vizier!” We snellen de trap op en bedelen om het schouwspel te mogen gadeslaan. Met tranen in de ogen zien we om beurt hoe groot - en ondersteboven - de liefde tussen moeder en kind is, hoe er "ongehaast" in onze tuin gespeeld wordt, tot de dieren uiteindelijk het hazenpad kiezen.

    Bevrijd van het schuldgevoel een baby en zijn moeder te hebben gescheiden en dankbaar dat we de hereniging met eigen ogen mochten meemaken, gaan we slapen.


    Categorie:N. nieuws/columns
    18-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Master Yoda
    Wij zijn konijnminded. Dat komt door Yoda. Neen, niet de groene Jedi-meester maar ons dwergkonijn dat door onze zoon, die een hevige fan is van de Star Wars-saga, met die naam gedoopt werd. Yoda is pikzwart, tenzij hij in de rui is, dan komen er grijzige plukken tevoorschijn, in zijn vacht en op mijn vloer. Ook loopt hij op sokjes rond: het uiteinde van zijn pootjes is grijs. Een week voor Yoda bij ons zijn thuis vond, haalde ik een soortgenoot uit onze diepvries. Ik kan er niets aan doen, ik eet (neen át) graag konijn. Maar het idee om Luke of Prinses Leia gaar te stoven terwijl Yoda in huis rondsprong kon ik niet verkroppen. Ik weet niet meer of dat laatste konijn ons heeft gesmaakt, maar het bevroren exemplaar houden als speelkameraad voor Yoda was geen optie. Dan maar in de pot, overgoten met bier. En toen het op ons bord lag, onuitgesproken beloven dat we het écht nooit meer zouden doen.

    Daar was het dan: ons lévend exemplaar. Die eerste dag plaatsten we een rechthoekige plastic schaal op de grond in de keuken. Yoda zat in het midden en veroerde niet (in die zin leek hij op de diepvriesvariant), wij zaten een meter of drie van hem vandaan. We beloerden elkaar. Daar bleef het bij, dus zetten we hem na enkele uren met schaal en al terug in zijn hok, zodat hij kon bekomen van de schrik. Dit scenario herhaalde zich de volgende dagen, met dat verschil dat hij op een bepaald moment met zijn voorpoot jes en zijn halve romp over de schaal hing... om het knabbeltje dat wij daar hadden gelegd te kunnen bereiken. Van zodra hij er zijn tanden in had gezet, verschanste hij zich terug in zijn fort. Beetje bij beetje wende hij echter aan onze aanwezigheid tot hij op een dag op verkenning trok in de keuken en later ook in de woonkamer.

    Dat is ondertussen twee jaar geleden. Als ik op internet foto's zie van dwergkonijntjes, ben ik ervan overtuigd dat één van Yoda's voorouders een slippertje heeft gemaakt met een groter konijn, want al is Yoda geen Vlaamse Reus, een dwerg kun je hem ook niet noemen. En een hond evenmin. Als je hem roept én meneer heeft zin, dan komt hij aangehuppeld. Zoniet, dan draait hij gewoon zijn achterste naar je. (“Kiss my ass!”) We kochten een zwart konijnenleibandje met oranje worteltjes erop, om Yoda uit te laten in de tuin. Wisten wij veel dat zo'n leiband eerder dient om het konijn te gaan laten wandelen met zijn “baasje”, dan omgekeerd. “Kom Yoda, kom,” en ja hoor, hij komt. Kom op konijntje, doe maar wiebele, wiebele, huppel, doe maar huppele alsof... Huppele? Nee hoor, hij beslist dat hij nú gaat zitten of... dat hij gewoon terugkeert.

    Toch is hij aanhankelijk, zeker tegenover onze dochter. Silke is overigens de enige die hem op eender welk moment zonder problemen kan oppakken, wat handig is wanneer hij als een volleerde Zwarte Piet pepernoten begint rond te strooien. Als zij een boek leest of aan de computer zit, dan ligt Yoda aan haar voeten. Van zodra zij rechtstaat, springt hij op als een duiveltje uit een doosje en volgt haar. Gaat ze naar het toilet of naar haar kamer, dan zit hij aan de glazen deur te wachten tot ze terugkomt. Duurt het hem wat te lang, dan gaat hij liggen, met zijn snoet naar de deur om zijn beminde te zien komen. Zit ze in de sofa, dan springt hij naast haar of waarom niet direct op schoot? Ze is zijn favoriet en hij ook wel de hare. Want Jojo, Snozzel, Giorgios, Giorgeliniarus (!), Keutelbol, Zwartzak en Flapoor zijn geen soortgenoten van Yoda, maar wel alle koosnaampjes waarmee zij hem verwent.


    Categorie:N. nieuws/columns
    03-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mindfulness
    Mindfulness. Zegt het u iets? Ik las er artikels over en dacht dat het wel iets voor mij kon zijn. Dus schreef ik me in voor een cursus. Gedurende acht weken komt een groepje stresskippen één maal per week bij elkaar, onder leiding van de Grote Afkickkip en de andere dagen maken ze een uurtje per dag vrij om te oefenen. Oefenen? Inderdaad, we krijgen huiswerk: we moeten leren leven in het hier en nu, we moeten “zijn”. Ik vind dat geen onzin, anders had ik me niet ingeschreven. Ik vind het eigenlijk zo waar, zo poepsimpel, dat ik het gevoel heb dat ik zelf de grondlegger ben van die theorie. Maar de praktijk lijkt een ander paar mouwen.

    Telkens ik dergelijk artikel of een boek over dit thema las, zat ik te knikken: ja, hoor, this is it baby, this is THE way of living. Van zodra het boek uit was, werden echter ook de prachtige inzichten terzijde gelegd. Vandaar dat ik op cursus ben gegaan. Ik heb op het intakeformulier plechtig aangekruist dat ik elke dag van de acht weken zal oefenen (anders mocht ik niet deelnemen). Volgende zaterdag wil ik natuurlijk niet als een gieter afgaan als de Grote Afkickkip op haar rustige en begripvolle manier aan ons allen vraagt of we flink gemediteerd hebben.

    Zondag is het niet gelukt. Megadrukke dag, feestje elders, bezoek thuis, de was en de plas en doodop in bed, met iets van een beginnend schuldgevoel. Maar, zoals ik zaterdag gehoord had: elke dag, elk momént is een nieuwe mogelijkheid, je kan steeds herbeginnen, vriendelijk tegenover jezelf. Dus stelde ik vriendelijk mijn hoop op de volgende dag.

    Maandag. Half tien 's avonds. Een ineengezakte pudding beslist dat uitstel uit den boze is. Er wordt puddingsgewijs gemediteerd, basta. Onze CD/DVD-speler werd onlangs vervangen door een Blu-ray versie, dus moet het schijfje in een ander laatje dan hetgeen waar ik het laatste decennium een vertrouwensrelatie mee had opgebouwd. De natuur heeft mij stiefmoederlijk bejegend, ik ben geen nerd en heb jammer genoeg niet het excuus een beauty te zijn. Wat ik ook probeer, ik krijg het ding niet aan de praat, ondanks het gegoochel met drie afstandsbedieningen. Hop, daar schiet de televisie ongevraagd aan (ik zwéér dat hij uitstond!) en op het TV-scherm duikt een lijstje op: Track 1 – Track 2 – Track 3. Ik kies voor track 3, de bodyscan, het langste nummer: 42 minuten zaligheid waarmee ik mijn schuld van gisteren probeer in te lossen.

    Daar klinken de belletjes al! Snel spring ik de zetel in, ga languit liggen en luister naar de kalmerende stem van de vrouw die mij zegt dat ik okee ben, dat alles okee is, dat niets moet, dat ik nu enkel mag zijn. Zucht... ja, zijn... ja, okee... oww... als die TV de hele tijd aan blijft staan, dan branden die letters weer in op het scherm. Foert, dan is het maar zo. Ja, ik voel mijn adem, ja, in mijn buik, ja... die letters branden in!!! Ik huppel van de zetel naar de TV om die uit te schakelen, waarop ook mijn mindful-dame prompt het hazenpad kiest. Even een andere afstandsbediening proberen? Dit knopje in? Of uit? De CD even herladen? Of moet die versterker toch op DVD en niet op CD? Een Blu-ray is toch een soort DVD? Nee? Groempf.

    Hondserdanhondsmoe en kattigerdankattekoleirig kruip ik onder de dekens, mét kersenpitkussen, zónder meditatie. Ik ben helemáál niet okee! En die Blu-ray speler ook niet! En die stomme TV evenmin. Ik verfoei de buitenlandse beurs die mijn man - degene die opstandige toestellen wél getemd krijgt - heeft opgeslokt. Knarsetandend eis ik mijn CD-speler terug. Wat een gesukkel, wat ben ík een sukkel.

    Eén troost: de volgende zeven zaterdagen mag ik sukkel-onder-de-sukkels zijn. En halverwege de ochtend is er pauze, met koekjes! Geloof me, het “zijn” gaat je veel beter af met een chocolaatje of koekje in de mond.


    Categorie:N. nieuws/columns
    31-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedicht van de Stad Ronse 2010

    Op 28 januari nam ik deel aan de feestelijke avond georganiseerd door de werkgroep Gedichtendag van de Cultuurraad van de stad Ronse. We werden verwelkomd in een witte tent op de markt, waar we een bekertje glühwein of groentensoep aangeboden kregen. Telkens er voldoende mensen waren, werd een groepje gevormd om de poëziewandeling te starten "in, op en onder het stadhuis". In de statige inkom werden gedichten voorgedragen, in verschillende burelen (zelfs in het bureau van de burgemeester), in de gemeenteraadszaal mochten we plaatsnemen aan de lange tafel en werd er met veel verve een fabel van Jean de la Fontaine voorgelezen. Heel gedurfd: in "De hond die de maaltijd bracht aan zijn baas" werd het verbrassen van het belastinggeld door de schepenen en hun zakenvrienden op de korrel genomen! In een ander lokaal kregen we een aangrijpend toneelstukje te zien dat het drama van Sabine Dardenne en Laetitia Delhez verbeeldde. We mochten ook een kijkje nemen in het kille "cachot" waar het toepasselijke gedicht Gevangenis te horen was.

    Het "streepje muziek" en bijhorend drankje ging aan de twee laatste groepen voorbij gezien de voortschrijdende tijd. Er waren immers enorm veel deelnemers, een 240-tal (men heeft op een bepaald moment de inschrijvingen moeten stopzetten). Toen we in de zaal kwamen waar de prijsuitreiking plaats zou hebben, zat deze inderdaad al goed vol. Gezien mijn nominatie kreeg ik een plaatsje vlak bij het podium. Na een verwelkomingswoord door de burgemeester, maakte kinderboekenschrijfster Brigitte Minne op een heel aparte manier de namen bekend van de winnaars in de categorie kinderen jonger dan 12 jaar: Liam Decaluwé en Ismaël Rabhioui. De winnaars in de categorie jeugd (12 tot 18 jaar) waren Jana Dupont, Wouter Persoons en Lies Cansse. Toen was het de beurt aan de categorie volwassenen. Omdat tijdens de inleiding door voorzitter Marc De Turck een regel uit één van mijn genomineerde gedichten werd geciteerd en ook het woord "druppelsgewijs" viel, begon er bij mij een belletje te rinkelen... maar nog vóór ik de kans had goed en wel te beseffen wat dat gerinkel kon betekenen werd mijn naam reeds vernoemd en werd ik op het podium gevraagd.

    Uit het juryverslag:

    "Hoe 'door de tijd beslagen... herinneringen' op de grens van het nu-en-latermoment weer opwellen tot breekbare onzekerheden over wat de toekomst nog kan ontvouwen. Die 'gedichte' gedachte heeft de jury weten te boeien en vrijwel unaniem - "vanuit een buikgevoel" - ervan overtuigd de inzending "Druppelsgewijs" te bekronen als Gedicht van de Stad Ronse 2010 in de categorie der volwassenen."

    Ik mocht toen mijn gedicht voordragen en nadat ik vermeld had dat ik kort tevoren ook een melodie bedacht had voor dit gedicht, mocht ik het ook zingen. Omwille van de emotie klonk mijn stem wat beverig (vond ik), maar het enorme applaus overtuigde mij ervan dat het publiek het toch kon waarderen.

    De andere genomineerden waren Patrick Maroye, Cyrius Deheyt en Cyriel Gladines. Alle winnende en genomineerde gedichten, alsook de in het stadhuis voorgedragen gedichten werden gepubliceerd in een fraai bundeltje dat gratis werd uitgedeeld aan alle aanwezigen en dat eveneens kan worden afgehaald op de dienst cultuur van de Stad Ronse.

    Na de prijsuitreiking werd het woord gegeven aan Pjeroo Roobjee, die gedichten van Hugo Claus voordroeg, af en toe onderbroken door een stukje saxofoonmuziek van Ben Sluijs. Daarna kwam de eregast van de avond voor de microfoon te staan: Jan Decleir. Die bracht met veel overtuigingskracht een gedeelte uit de monoloog "Gilles!", eveneens van Claus. Het was een feest hem bezig te horen: wat een acteur!

    Tijdens de receptie was er ruimschoots gelegenheid om kennis te maken met mensen uit de cultuurraad, om te praten over gedichten, om te bedelen om een handtekening van Jan Decleir (welke échte Vlaming kan zeggen dat hij géén fan is van Decleir?) en om.... jawel, op de foto te mogen staan met hem, terwijl ik mijn trofee in handen hield: een staande koperen plaket, met daarop de alom bekende versregel van Lucebert "alles van waarde is weerloos" en de vermelding "Ronse gedichtendag 2010".

    De nacht was kort, maar de herinneringen zullen duren... al zullen ook zij een waas krijgen en "druppelsgewijs" minder scherp worden.


    Categorie:N. nieuws/columns
    21-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Genomineerd in gedichtenwedstrijd Ronse
    Ik kreeg bericht dat allebei mijn inzendingen werden genomineerd in de gedichtenwedstrijd editie 2010 georganiseerd door de Stad Ronse. Het thema was "Over de grens", wat ook het thema is van gedichtendag dit jaar.

    Op 28 januari zijn de "Muzen in de stad": om 18u30 begint een poëziewandeling "in, boven en onder het stadhuis", om 20u30 start de academische zitting waar de winnende gedichten worden bekendgemaakt. Daarna brengen Jan Decleir en Pjeroo Roobjee een gevarieerd programma, begeleid door saxofonist Ben Sluijs. Aansluitend volgt een receptie.

    Indien u zelf aanwezig wenst te zijn, moet u reserveren bij de Dienst Cultuur, tel. 055/23.28.01 of op cultuur@ronse.be
    Deelname is 5 euro per persoon.


    Voor meer details, klik hier.

    Categorie:N. nieuws/columns
    07-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.A small stone for a man, a giant rock for a kidney
    Ziezo, ik ben gescand, mijn streepjescode werd vanochtend ingelezen in de kliniek van Ronse. Het vermoeden bestaat dat ik weer met nierstenen zit. Dat is een oud zeer. Ik werd geboren met een afwijking die gelukkig voor mij pas werd vastgesteld toen ik al uit garantie was. Terugdragen naar de ooievaar was er voor mijn ouders niet meer bij. Jammer genoeg waren er tegen dan ook geen wisselstukken meer op de markt voor dit verouderd model en dus werd het opereren en behelpen.

    Als kleuter had ik regelmatig “buikpijn” (kan ik me niet herinneren, maar het verhaal doet de ronde) en dus ging moeder met mij bij de huisarts. Die stelde vast via een wichelroede dat ik een zwak levertje had en dat men er moest op letten dat ik niet teveel chocolade, eieren, frietjes, mayonaise, kortom al wat lekker is, at. Dus lette ik mijn hele jonge leven op, maar af en toe (gemiddeld zo'n drie keer per jaar) verging ik toch van de pijn in mijn rechterzij. De pijn kwam vooral 's nachts op en altijd was er wel een oorzaak te vinden: ik had het aangedurfd twéé eieren te eten, ik had een te grote portie frieten verorberd, ik had een gans chocolade paasei naar binnen gespeeld enz. Maar soms, heel soms had ik de buikpijngoden niet getart en werd ik toch gestraft. Zo lag ik een nacht krom van de pijn omdat ik een half brikpak Minute Maid had leeggedronken (ik kijk nog steeds argwanend naar het schap waar de dozen Minute Maid staan in de supermarkt en ik koop met een veel geruster gemoed Appelsientje). Tijdens het afzwaaifeestje van mijn neef had ik blijkbaar teveel verschillende drankjes soldaat gemaakt, met een slapeloze nacht als gevolg. En na een avondje uit in Het Wit Paard in Blankenberge, waar je in plaats van entree te betalen een reuzegrote consumptie kocht ("voor mij een litertje limonade alstublieft"), deed ik ook geen oog dicht. Jongens, wat een lever had ik toch, een kurkdroge, zo één die tegen geen vet en tegen geen nattigheid kon!

    Toen ik vierentwintig was, vertrouwde een collegaatje mij toe dat zij óók een “zwak levertje” had, overgehouden aan het bezoek van nonkel geelzucht. “En dus,” raadde zij me aan, “moet je véél drinken als je nog eens een crisis hebt, om je lever te zuiveren.” Tijdens een weekendje Valkenburg kreeg ik weer pijn. "Zou mijn lever geen Hollandse maaltijd verdragen?" vroeg ik me af. Ik dronk er lustig op los, een beekje water kabbelde naar mijn nieren. En de pijn? Werd almaar erger én erger... Bij thuiskomst naar mijn eigen huisdokter gestapt die wat beter bij de pinken was en de tarotkaarten in zijn schuif liet liggen voor tijdens het weekend. Hij stuurde me door voor verder onderzoek en toen werd vastgesteld dat er niets mis was met mijn lever, maar dat ik wel een afwijking had aan de rechternier : een congenitale pyelo-ureterale junctiestenose (dat staat heel chic op mijn visitekaartje), oftewel een aangeboren vernauwing tussen de nier en de urinebuis. Dat beekje water kon met andere woorden niet tijdig afgevoerd worden en een ballon kun je ook niet blijven opblazen zonder desastreuze gevolgen. Er werd dus een flinke rits gestoken in mijn rechterzij, maar ik kon tijdens mijn herstel wel naar hartenlust chocoladerepen smikkelen.

    Alles bleek in orde, tot ik zwanger werd en de niercrisissen terugkwamen. Het begon met een licht, zeurend gevoel dat ik – heel verontrust - aan de gynaecoloog meldde. Die wou me eerst niet geloven: “Ge zijt geopereerd aan uw nier en alles is hersteld.” Alsof IK niet wist wat pijn aan mijn nier was! Na de eerste niercrisis, die naar goede gewoonte een uur of twaalf duurde, geloofde hij me al een beetje. Er volgden bezoekjes aan mijn dierbare vriend de uroloog, echootjes, een beetje medicatie (weinig tot niks, gezien mijn zwangerschap), het steken van een stentje omdat de niercrisissen steeds frequenter werden et voilà, na negen maanden : een gezonde baby en een uitgeputte moeder.

    De eerste nierstenen werden verbrijzeld : “It's a small stone for a man, but a giant rock for a kidney.” Om een lang verhaal kort te maken: er volgden nog wat niercrisissen, nog een baby, nog twee verbrijzelingen en dan acht jaar absolute rust, in de nieren althans. In zoverre dat ik moest controleren waar mijn rits zat om te weten wat mijn “slechte kant” was. Maar nu weet ik dus ook zonder controle weer waar het niertje wringt. Er zijn erger dingen, véél erger dingen, en toen ik vanochtend door de gangen van het ziekenhuis liep, prees ik me gelukkig dat ik maar dát mankeer...



    Categorie:N. nieuws/columns
    03-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwjaarswens met strik errond

    Terwijl men je op allerhande gedichtensites met poëtische nieuwjaarswensen van de sokken slaat, moet ik in gebreke blijven. Ik kan dat niet. Ik kan geen mooi verpakte wensen uit mijn mouw schudden en evenmin uit mijn toetsenbord. Daar waar vrienden en kennissen wellicht verwachten iets origineels, of op zijn minst ongewoons, op mijn nieuwjaarskaartjes aan te treffen, staan daar – o schande - meestal slechts de standaard formules en daaronder de namen van onze gezinsleden. Dit jaar vond ik het zelfs ongepast de voorgedrukte wensen nog eens over te schrijven, alsof ik er anders vanuit ging dat al wie bevoorrecht is één van onze kaartjes te mogen ontvangen de voorkant van het hem toebestemde exemplaar niet eens had bekeken.

    Nochtans heb ik op zich niets tegen nieuwjaarsgedichten, er bestaan echt wel smakelijke exemplaren, vooral als ze met een humoristisch sausje overgoten zijn. Veelal worden dezelfde ingrediënten gebruikt: het afsteken van vuurwerk (vooral in Nederlandse gedichten populair), stoppen met roken, diëten, niet meer roddelen, vriendschap, Liefde-met-hoofdletter, kortom: genieten van het leven zonder de excessen.

    Welnu... ik wens iedereen hetzelfde, zonder het exces van een poëtische doos errond en een glanzende cliché strik.

    Maar... om u niet op uw dichterlijke honger te laten zitten, volgt hier als afsluiter “de” haiku, werkelijk een uniek exemplaar want het is de enige die ik ooit zal schrijven (waarover later meer). Geïnspireerd door oudejaarsnacht:

    vallende blaadjes
    kalende kalenderboom
    vannacht blote bast

    Een gelukkig en gezond 2010 voor uzelf en al wie u dierbaar is.


    Categorie:N. nieuws/columns
    29-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Opgebaard vervoerd
    Gisteren een dagje geopenbaarvervoe..., opengebaard verv..., opgebaard vervoerd. We startten blij- en vooral warmgemutst in het station van Oudenaarde, alwaar we onze trouwe vierwieler op de parking achterlieten. We boemelden tot in Gent Sint-Pieters, het eindstation van onze eerste treinreis. Er zit niet veel systeem in het omroepen van het eerstvolgend station waar halt gehouden wordt. Nu eens wel, dan weer niet, maar het eindstation wordt hoe dan ook afgeroepen. Dat ontlokte mij een aantal weken geleden - als enige - een schaterlach. “Dames en heren, we komen aan in Gent Sint-Pieters.” Vijf seconden radiostilte. “Het station” werd er plots nog aan toegevoegd...

    ”De trein is altijd een beetje reizen,” volgens de NMBS. En altijd een beetje verrassend! Ons vervoermiddel naar het kuststation Knokke had twintig minuten vertraging. Toen het kwam aangekropen werd er omgeroepen dat de reizigers voor Knokke in het eerste deel van de trein moesten plaatsnemen, de reizigers voor Blankenberge in het laatste deel (in Brugge werd de trein in twee gesplitst). Ik grapte nog: “Hoe weten we waar het eerste deel eindigt?” en: “Wat doen ze met de reizigers in de middelste wagon?” De trein was óvervol, ook de gangpaden. Alle Belgen naar zee! Toen we een tijdje aan het bollen waren, kwamen we via medepassagiers te weten dat de héle trein naar Blankenberge reed, dat was in Hasselt (!) reeds aangekondigd. Luttele minuten later werd ons via het omroepsysteem inderdaad meegedeeld dat reizigers voor Knokke “desgewenst konden meerijden tot Blankenberge en daar de kusttram konden nemen”. Dat wist men dus wél al in Limburg en nog niet in Gent? Na de trein dus de kusttram (veel tram, weinig kust want het is allesbehalve een mooi traject) en in Knokke ook nog de bus naar het Zwin. Grote affiches “HET ZWIN IN DE WINTER”... maar geen bus die er in de winter naartoe rijdt. We reden mee tot het eindpunt en deden de rest te voet. Het zwin is – naar mijn gevoel – te plat om echt móói te zijn. Ik hou van heuvels, niets aan te doen. Dus gingen we naar de verlaten duinen voorbij het Zoute : práchtig! Zeker in het winterse zonlicht.

    Na een lange strandwandeling terug de bus naar Knokke genomen waar de kinderen een uurtje konden schaatsen op de ijspiste terwijl mijn man en ik het glühweinstalletje leegdronken. Daarna een portie friet-met-mayonaise-én-stoofvleessaus. “C'est du chocolat qu'on met dessus?” vroeg een Franstalige man mij – met een grote glimlach op de lippen. “Oui, du chocolat chaud! Vous devez l'essayer, c'est bon,” antwoordde ik. Knokke, Het Zoute, men slaat je met Frans om de Nederlandstalige oren alsof dat deel van de kust aan Frankrijk grenst, terwijl het het meest noordelijk deel is van de Belgische kust! Ik heb niets tegen Frans (ik studeerde romaanse filologie), maar ik heb er wel een hekel aan als men je niet (óók) in het Nederlands kan te woord staan. Dit overkwam een collega van mijn echtgenoot toen die in een ijssalon in Knokke zijn ijscoupe enkel in het Frans kon bestellen. Sorry, dan zou ik groen uitslaan. (“Une coupe pistache!”)

    De terugreis verliep zonder problemen, we haalden zelfs onze aansluiting in Gent ondanks de kleine vertraging van onze trein uit Knokke. (“Welke trein moeten we hier hebben, mama?” “Dé trein Yente.” “Maar van welk perron?” “Van hét perron, er vertrekt hier maar één trein uit Knokke.”)



    Onderstaand niemendalletje schreef ik een jaar of zeven geleden:

    Een dag aan zee geeft veel plezier:
    een koffie drinken op de pier,
    een lange wandeling op 't strand
    en tussen tenen kriebelt zand...

    Oh néé! Het moet wel winter zijn!
    Dán vind ik 't zeetje reuzefijn.
    Geen blote lijven, geen gesmeer,
    maar rust en stilte des te meer.

    Bottienen, wanten, muts en sjaal,
    een rooie neus, 't mag allemaal.
    En als de vrieszon 't zeetje raakt
    dan is míjn dagje strand volmaakt.


    Categorie:N. nieuws/columns

    Foto

    Ik ben geboren in 1964 en studeerde af als licentiate Romaanse Filologie aan de Universiteit Gent.
    Mijn hobby's zijn vooral lezen, wandelen en het schrijven van gedichten. Omdat ik zelf liefst toegankelijke gedichten lees waarin ik de gedachten of gevoelens kan herkennen, probeer ik ook in die trant te schrijven. Soms schrijf ik in vaste vorm (vooral sonnetten), soms in vrije vorm. Liefst van al laat een gedicht mij achter in de overtuiging dat het op geen enkele andere manier kon geschreven worden.
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs