Iets is beter dan niets en we nemen de bus naar Mochima. Een nietig dorpje waar niets is, maar vanwaar je een bootje kan nemen naar een van de talrijke eilandjes die voorzien zijn van kleine zandstrandjes. De laatste vijf km. leggen we te voet af. Er is niets verkeerd aan om naar Mochima te gaan, maar je doet het beter niet op een zondag. Het strand waar wij door een zwartwerker, en na veel afbieden, worden gedropt, is meer dan overbevolkt. Maar we kunnen niet meer terug en moeten wachten tot het afgesproken uur waarop onze bootsman ons terug zal komen oppikken. Ver van de massa, op een strandje van keien en rotsen vinden we nog een nietig struikje dat enige beschutting biedt. De zon is namelijk ongenadig. Een zonnige zondag was het.
Waar studenten verblijven is leven, daar is muziek, daar is lawaai. Zwaar verkeer dondert over de weg die voor de posada loopt. Een open zolder is de minst geschikte plaats om deze hindernissen te ontlopen. Nog enkele jeuksessies maken een bijna slapeloze nacht compleet. Na het ontbijt wagen we ons op een overvol playa colorado tot de tropische zon ons terug naar de posada drijft.
Van de Gran Sabana hebben we na vijf dagen een heel klein stukje gezien. Een bezoek aan om het even welke belangrijke tepui vraagt meerdere dagreizen en relatief veel geld. De trek naar Roraima bvb kost zes dagen en ongeveer 250 euro. We hebben noch de tijd, noch het geld. We proberen nog aan goedkoop geld te raken via Brazilië. We steken de grens over naar de dichtstbijzijnde bank waar we reales willen afhalen om die dan voordelig om te ruilen voor bolivares. Maar ook in deze uithoek van Brazilië is een goedfunctionerende geldautomaat een illusie. Enig alternatief is een 220 km lange trip naar Boa Vista maar daar zien we tegenop. Een goede afloop is trouwens niet verzekerd.
We besluiten om een bus te nemen, helemaal tot aan de Caraïbische kust. We vertrekken donderdagavond om 21u30, helemaal over Ciudad Guayana, Ciudad Bolivar, Anaco, Barcelona en Puerto La Cruz waar we op vrijdag rond 14 uur aankomen. We houden het echter liever rustig en rijden richting Santa Fe. Onderweg stappen we af in de buurt van Playa Colorado. Playa Colorado is gewoon een langs de weg gelegen zandstrand waarrond enige toeristische activiteit is ontwikkeld. We vinden een hangmat op een open zolderruimte in Posada Jakera. Het is een prettige omgeving waar studenten, ook Vlaamse, cursussen Spaans volgen en dit combineren met vrijwilligerswerk. Wij hopen op een goede nachtrust.
De Gran Sabana is een 18.000 km2 grote vlakte die op een hoogte ligt die varieert tussen 750 en 1450 meter. Dit gebied is volledig omringd door oerwoud en wordt bevloeid door drie stroombekkens. In het Westen de Caroni, in het Zuiden de Uraricoera en in het Noorden en Noordoosten de Cuyuru en Muzurini rivier. Het is maar dat iedereen weet waar we juist zitten. Deze Gran Sabana is bezaaid met tepuis. Tepui is indiaans en betekent "berg". In wetenschappelijke kringen is deze naam aanvaard geworden maar dan enkel om bergen aan te duiden met enkele typische kenmerken. Het moet gaan om tafelbergen die een minimum hoogte hebben van 1000 meter en een maximum hoogte van 3000 meter. De Gran Sabana ligt bezaaid met dit soort tafelbergen. Bekendste is Roraima die met 2723 meter ook de hoogste is. Hoogteverschillen zorgen voor turbulente weersveranderingen en heel zelden zijn de tafelbergen vanop de vlakte volledig zichtbaar. De specifieke vorm van de bergen met zijn loodrechte wanden zorgt ervoor dat zij een eigen flora en fauna hebben gecreeerd. Iets wat wij niet zullen te zien krijgen want wij blijven gewoon beneden en rijden rond over de Gran Sabana.
In een 4X4 en met een Spaanstalige gidse bekijken wij de eerste dag enkele watervallen waaronder de salto Yuruani. Een ongeveer 80 meter brede waterval. Een muur van water dondert niet meer dan ongeveer 5 meter naar beneden, maar het is een geweldige bron van energie. Om andere watervallen te bereiken, laten wij onze gidse alleen achter en stappen soms enkele uren. Bijna iedere waterval heeft haar eigen natuurlijke zwemomgeving gevormd waarvan wij meermaals graag gebruik maken om op te frissen. De eerste dag (zondag) brengt Nouris (dat is haar naam) ons naar het uitzichtspunt "EL OSO" vanwaar we de volgende tepuis overschouwen:
- Tramen- tepui met 2700 m. - Ilu-tepui 2700 m - Karourin-tepui 2700 m - Yuruani-tepui 2400 m - wadakapiapue-tepui 2000m - Kukenan-tepui 2650 m
Deze plaats is indrukwekkend omwille van het uitzicht, maar vooral omwille van de stilte die er heerst. Een plaats waar ik moeilijk van los kan komen. Hier moet niets gezegd, niet gesproken worden. Dit is bijzonder mooi, een en al energie. We moeten dit toch ook maar weer achter ons laten en stoppen onderweg even bij een indiaanse familie. De ouders zijn echter niet thuis, wel vier van de zes kinderen. In het huisje is geen keuken, geen electriciteit. Alleen de mensen die er wonen en de dingen die zij nodig hebben om te (over)leven. De kinderen, in leeftijd variërend van +/- 4 tot +/-16 jaar, zijn nooit naar school geweest en doen de ganse dag niets anders dan "artesiana" maken. Kraaltjes, potjes, figuurtjes, stenen een vorm geven.... De ouders verkopen de spulletjes in San Francisco dat +/- 20 km hiervandaan ligt. Wat is geluk? wat is (hun) toekomst ?
Reizen is leerzaam, reizen is boeiend, reizen is spannend, reizen is vermoeiend. Reizen doet (tijdelijk) afscheid nemen, maar vooral, reizen brengt mensen dichter bij elkaar. Dit is nu de derde keer dat Stephaan en ik samen op reis gaan. Vooral op deze reis ervaren we hoe dicht we wel bij elkaar gekomen zijn. Ons kamertje in San Francisco meet niet meer dan 2,5 bij 2,5 meter. Zo dicht zijn we nog nooit bij elkaar geweest.
De nachten hier zijn bijzonder lang. Gelukkig kunnen we onze tijd nuttig besteden. We krabben ongeveer alles open wat in ons bereik ligt. Vooral onze armen en benen moeten er aan geloven. En s nachts onze slaap.
Dag twee en drie, dat is maandag en dinsdag, doen we hetzelfde. Ttz. rondrijden in jeep, naar watervallen stappen, zwemmen, opnieuw stappen ...en zweten, panorama s bewonderen. En vanaf vijf uur lange avonden overleven, zien of er nog iets anders te eten is dan kip met rijst en vijf keer rond San Francisco wandelen.
Dag vier, dus woensdag, rijden we naar El Pauji en het bergje El Abismo. De tocht met 4x4 duurt bijna drie uur (en terug) over vrij zware en moeilijk berijdbare weg. De wandeling naar boven kunnen we gelukkig beperken tot ongeveer anderhalf uur en levert ons een prachtig zicht over het Amazonewoud aan Braziliaanse kant. Ook weer iets om stil bij te worden. Er zijn echter ook nog Venezolanen die ons zijn gevolgd. Als je het hebt over twee of meer, dan kan je nooit nog spreken over stilte. In dit geval zijn het er meer dan tien.....
Wij haasten ons naar beneden en komen rond zeven uur terug in Santa Elena.
Donderdagmorgen gaan we naar het afgelegen busstation om een nachtbus naar Ciudad Bolivar te boeken. Uiteindelijk boeken we voor Puerto La Cruz. Puerto La Cruz ligt, als je de kaart van Venezuela neemt, loodrecht boven Santa Elena. Aan de kust, juist naast Barcelona, en zestien uur rijden. Vandaag hebben we dit huiswerk afgemaakt, een flinke wandeling gemaakt in de bergen rond Santa Elena en de zon getrotseerd. Nu nog de busrit en de lange nacht en meer dan halve dag overleven. We vertrekken hier straks om 21u30.
Na een vrijwel slapeloze nacht (te warm, te veel jeuk, Stephaan verkouden, enz...) doet de wekker zijn werk om 4u30. Het wordt weer een 12 uur durende lange busrit via Ciudad Guayana, Upata, El Dorado (!) en nog kleinere plaatsjes tot Santa Elena, eindstation voor vandaag.
Santa Elena situeert zich in het zuidoosten van Venezuela, vlak aan de grens met Brazilië en Guyana. Om hier te geraken zijn we over de Gran Sabana gereden. De gran sabana ligt op een hoogte van ongeveer 1500 meter. Een grasvlakte die bezaaid is met tepuis (tafelbergen) en watervallen. En hiervan willen we graag iets meepikken.
Nog even meegeven dat we weer even vol ongeloof het prijskaartje voor diesel hebben afgelezen. 0,0048 bolivares of minder dan EEN eurocent per liter.
Duitse veteraan Axel pikt ons op en brengt ons naar het dorp waar onze indiaanse gids woont. Dit dorpje ligt verrassend dicht bij het centrum van Puerto Ayacucho, maar Axel verzekert ons dat we ons nu bevinden bij een indianenstam die nog sterk aan de traditie vasthouden. Het zijn de Piaroa-indianen. Zij wonen op een oppervlakte van ongeveer 200 bij 200 km en dulden geen bezoekers die geen speciale toelating hebben gekregen om hun gebied te betreden. Maar wij zijn dus welkom. Met een van hen, een zekere Richard, gaan we twee dagen op stap in de jungle, het Amazonewoud.
Rond negen uur vertrekken we. Het vochtige klimaat zorgt ervoor dat we na 10 minuten al volledig doorweekt zijn. Wij zijn de laatsten om de bekwaamheid van onze gids in twijfel te trekken, maar een aantal keer is hij compleet het noorden, met als gevolg ook de weg kwijt. Wij nemen hem echter niets kwalijk, want met zijn 1,50 meter is het echt niet te doen om alles te overzien. We struikelen over boomwortels, worstelen ons door verwilderde maniokvelden, klimmen over omgevallen bomen, sommigen verliezen hun evenwicht en tuimelen in het eerste riviertje dat op onze weg ligt. Alles vraagt oefening. Na uren lopen komen wij plots bij een eenzame hut. Twee jonge meisjes zitten er hopen maniok te schillen, wij veronderstellen dat hier dus nog wel meer mensen zullen wonen. Tegen ongeveer 13 uur bereiken we een rivier en Richard heeft beslist om hier ons kamp op te slaan. Met de machete hakt hij een ruimte vrij, terwijl een tweede begeleider zich ontfermt over de kip, de wortel, de ui en de aardappel.
Alles gaat in een pot en wordt gekookt op een houtvuur.
En dan komen de natuurelementen een handje toesteken. Het zeil waaronder onze hangmatten moeten komen, is nog verre van op haar plaats wanneer we een tropische regenbui over ons krijgen. Ook onze kok verzuipt en de stoofpot met de bijna gare kip (en wortel, en............) en pasta wordt onder grote bladeren in veiligheid gebracht.
Na enige tijd en veel getouwtrek als ik het zo mag uitdrukken, is het zeil opgespannen en zijn we redelijk beschermd tegen regen en ontij.
En is het eten klaar. Er is dus voor kip met pasta gezorgd, zelfs voor thee om alles door te spoelen. Waar heeft men echter niet voor gezorgd?
Voor tassen, voor lepels, voor vorken, voor messen.....
Ik snij een plastiek fles in twee, dat zijn al twee tassen. De pot waarin het water werd gekookt is de derde. Zo staan we daar hulpeloos onder een plastiek zeil: in de ene hand een bord plus een would-be theetas -waarvan we echter niet kunnen drinken wegens maar twee handen- want in de tweede hand een stuk kip of een handvol pasta. We zijn ons min of meer bewust van o nze absurde situatie en wanneer Stephaan en ik elkaar zo staan te bekijken, kletsnat en vuil, krijgen we warempel de slappe lach van zoveel miserie. En over de vliegende pestduivels en reuzenmieren hebben we het nog niet gehad. Zo heeft Richard het regelmatig over de "veinte cuatro", de 24. Het is duidelijk dat hij het over een mier heeft en wij willen weten waar die naam vandaan komt. Hij zegt dat je na een beet van deze mier minstens 24 uur pijn hebt. Vandaar. Het is dan ook een beest van meer dan een centimeter lang.
Het is nu ongeveer vijf uur geworden en door het onweer is het redelijk donker geworden. De hangmatten annex muskietennetten worden geïnstalleerd en wij kruipen er noodgedwongen in. Wegens de invallende duisternis vindt onze gids het te gevaarlijk geworden om het bos in te trekken. Onze gidsen praten wat heen en weer en vertellen waarschijnlijk heel boeiende verhalen waarvan wij niets verstaan. Zij zorgen ook reeds voor de kip van morgen en roken ons min of meer uit onze hangmat. Dan wordt het helemaal donker en bijna helemaal stil. Helemaal stil wordt het als het gebrul en gekwaak van de kikkers, het gesjirp van krekels, het geritsel van bladeren, het geruis van de rivier....... als al die geluiden opgaan in je slaap......dan pas wordt het stil. En dan.........dan komt de regen. De regen komt hier niet zomaar eventjes. Nee, de regen komt hier voor urenlang. Reeds na enkele minuten komt, samen met de eerste druppels, het besef dat het zeil waaronder we slapen niet bestand is tegen zoveel water. Ik trotseer de muggen en de duisternis, op zoek naar regenkledij. Het is nu iets na middernacht. We kunnen niets anders dan hopen op beterschap en wachten op een vroege ochtend.
Die vroege ochtend begint om 5u30 met een ontbijt dat bestaat uit geroosterd brood en geroosterde kip. We maken een lange wandeling door het regenwoud. We zijn weer helemaal doorweekt, maar het maakt eigenlijk allemaal niets meer uit. Hier wordt je gewoon nat, of van de regen, of van het zweten. De voeten van Stephaan moeten eraan geloven en staan vol blaren. Maar onderweg zien we prachtige natuur, miniskule zwart-oranje gifkikkertjes (waar de indianen hun pijlpunten mee instrijken) en tarantula·s. Deze reuzenspinnen hebben hun nesten onder een of andere boom en Richard gebruikt een fijn twijgje om ze uit hun hol te lokken. Wij zijn al tevreden met "het zien van" maar voor hem is het pure ernst en het vooruitzicht op een proteïnerijke maaltijd. Terwijl het twijgje de tarantula bezighoudt, drukt hij haar met de andere hand tegen de grond. Hij brengt de twee maal vier poten bijeen, drukt met de top van de wijsvinger in de hartstreek en doodt de spin op een snelle en pijnloze manier. Dan ontdoet hij haar van haar achterlijf waar het gif en de angel zitten, en klaar is kees. Deze actie herhaalt zich nog een aantal keer. Tarantulas vangen is iets van niets.
Het is nu tijd om terug naar het kamp te keren waar we een laatste eenvoudige maaltijd binnenduwen. Richard nodigt mij uit om te proeven van zijn "geroosterde" tarantula. Men eet dat hier ongeveer zoals wij krab eten. Ik heb veel geroosterd geproefd, maar de smaak van tarantula is moeilijk te definiëren.
Onder een overvloed aan bijtjes, vliegen en muggen wordt het kamp-van-een-nacht opgebroken en na weer drie uur stappen laten we het stukje amazonewoud definitief achter ons.
Bij Axel, die ons in het indianendorp terug is komen ophalen met zijn gammele 4x4, kunnen we osn in een obscure achterbouw wat douchen en verkleden. We zijn ruim op tijd om de nachtbus naar Ciudad Bolivar te nemen. Dit wil zeggen opnieuw enkele honderden kilometers noordwaarts tot Caicara del Orinoco en dan in oostelijke richting tot Ciudad Bolivar. Een lange en weinig comfortabele tocht van ongeveer 700 km en meer dan 10 uur. Wij laten ons dnaar de Posada Don Carlos brengen en kunnen in de loop van de dag (het is donderdag geworden) niets beters verzinnen dan morgen door te trekken naar Santa Elena, dit in de veronderstelling dat vanaf daar de excursies goedkoper zullen zijn. Om de tijd te doden gaan we s avonds, aan de oever van de Orinoco, samen eten en een beetje mensen kijken. En vooral de Zuid-Amerikaanse smartlappenmuziek trotseren. Alles is goed om wakker te blijven.
Puerto Ayacucho. Ligt te slapen naast de Orinoco en is het eerste en laatste stadje op de weg vooraleer je je toegang zou willen verschaffen tot het Amazonewoud. En dat is nu juist wat wij willen. Er zijn een tiental organisatoren die ons zouden kunnen helpen, maar we vinden geen enkel kantoor geopend. In onze gids vinden we dan de naam van een oude rot in het vak die enkele kms buiten het dorp zou wonen. Na zeer lang lopen en zoeken vinden we inderdaad een indertijd verloren gelopen duitser die luistert naar de naam Axel Keleman. Wij hadden hem bijna verward. Slechts heel toevallig lopen we hem tegen het lijf (was zijn gazonnetje aan het afrijden).
We komen vrij snel conditie s overeen en gaan ons klaar maken om morgen te vertrekken.
Vanaf San Fernando duikt de weg richting Zuiden en recht naar Puerto Ayacucho. Weer voor ongeveer 400 km "Los Llanos". Enige afleiding wanneer onze bus een pont wordt opgereden om op die manier de rio Cinaruca over te steken.
Ook Puerte Ayacucho is in verval. Oude vervallen gebouwen, onafgewerkte nieuwe constructies, gapende putten in voetpaden, vuil en smerig. Met onze kamer is het al niet veel beter gesteld. Met bezorgde blik stellen wij vast dat kakkerlakken ons hier uit alle hoeken en spleten kunnen belagen. Het feit dat Stephaan al een kakkerlak als bedgenoot heeft moeten dulden in Los Llanos en een nog veel groter exemplaar heeft laten meereizen in zijn rugzak, betekent niet dat we nieuwe bezoekers op prijs zouden stellen.
Het is duidelijk aan alles te merken dat we stilaan de ons bekende beschaving achter ons hebben gelaten. Het stimuleert ons om snel iemand te vinden die ons kan gidsen zodat we snel de jungle in kunnen duiken en weer natuur kunnen opsnuiven.
We vinden dat het zo stilaan tijd wordt om actie te nemen en we gaan voor "Amazonas", de meest zuidelijke landstreek. Wat we daar mogen verwachten is veel regenwoud en weinig mensen. Amazonas is 180.000 km2 groot (1/5e van Venezuela) terwijl er slechts 1% van de bevolking woont. Vandaag overbruggen we de afstand Merida-San Fernando de Apure met overstap in Barinas. De totale afstand bedraagt 620 km. Van zodra we het Andesgebergte achter ons hebben gelaten, glijden we weer door Los Llanos, de onmetelijke grasvlakte. En een urenlange eentonige reis met enkel gras, water, koeien........ Af en toe rijden we voorbij een hek en achter dat hek.......niets. Nochtans is het de ingang van een prive-eigendom maar die vindt je dan kilometers verder. Het zijn "hatos", of boerderijen. Men spreekt hier over boeren die duizenden, sommige tienduizenden hectaren grond bezitten waarop dan ook weer duizenden stuks vee worden gekweekt. Een aantal van deze boeren zijn zich ook gaan toeleggen op toerisme. Toeristen kunnen dan zowel proeven van de natuur als van het leven op een dergelijk bedrijf. Wij rijden er gewoon langs en zoeken na zonsondergang een primitief onderkomen in San Fernando.
We zijn toe aan een dagje rust. Onze garderobe oogt en (vooral) ruikt niet meer zo fris en is aan een wasbeurt toe. Terwijl anderen zich daar over ontfermen, kunnen wij alles een beetje herschikken en plannen maken voor de nabije toekomst.
En enkele weetjes verzamelen mbt Venezuela:
Oppervlakte: 912.000 km2 Inwoners: 26 mio, hetzij ongeveer 26/km2 75% van de bevolking leeft in steden, vnl langs de noordkust (20% in Caracas!) Nog 2% is oorspronkelijk indiaans
Andere bewoners:
341 soorten reptielen 284 soorten amfibien 1790 soorten vissen 351 soorten zoogdieren 1360 soorten vogels (waarvan er 46 alleen hier voorkomen)
Heel klein beetje economie:
Venezuela is de vierde grootste olieproducent
Een liter benzine kost hier aan de pomp ongeveer TWEE eurocent.
En dan leggen we terug de iets meer dan 500 km af naar Merida. Venezuela is ongeveer 30x België en de verplaatsingen zijn dan ook tijdrovend. En omdat we weer de Andes moeten oversteken, ligt de gemiddelde snelheid aan de lage kant. Dorpen en steden aandoen in Venezuela betekent zoveel als Bolivar ontmoeten. Elke stad of dorp, zelfs die naam onwaardig, heeft zijn plaza of avenida die genoemd is naar de grote bevrijder van weleer.
Simon Bolivar is de man die het hele noordwesten van Zuid-Amerika (Venezuela, Colombia, Ecuador, Panama, Peru en Bolivië) heeft bevrijd uit de handen van de Spanjaarden. Hij werd geboren in Caracas op 24 juli 1783. In 1812 nam Bolivar het commando over van de bestaande revolutionairen. Gedurende jaren bevocht hij de Spaanse overheersers. Uiteindelijk verklaart hij in 1819 de Groot-Colombiaanse Federatie (Venezuela, Colombia en Ecuador) onafhankelijk. Hij droomde van een soort Verenigde Staten van Zuid-Amerika, maar slaagde niet in zijn opzet. Hij stierf arm en miskend in Colombia op 17 december 1830. Later werd hij in ere hersteld en vandaag is het al Simon Bolivar wat de klok slaat. En Chavez natuurlijk.
Los Llanos in enkele dagen verkennen is niet evident. "De Serengeti van Zuid-Amerika", zoals het gebied ook wel eens wordt genoemd, beslaat alleen al in Venezuela een oppervlakte van 300.000km2 met nog eens 250.000km2 op Boliviaans grondgebied. Het is een grasland dat in het regenseizoen (mei-november) wordt overstroomd door het wassende water van talloze rivieren. Het extreme klimaat zorgt dan weer voor grote droogte en verzengende hitte in het droge seizoen. Touroperatoren nemen toeristen voor enkele dagen mee om een indruk te geven van het leven, vooral dierenleven op Los Llanos.
Na gisteren hebben we het dan ook wel duidelijk gezien, maar aangezien het programma nog een dag omvat, heeft men wat ontspanning ingelast. ·s Morgens paardrijden. Rustig toeren voor het vlakke land en gezelschap krijgen van vooral vogels. En tegen de middag in volle galop naar huis om een nieuwe stortbui voor te blijven. In de late namiddag piranha·s vissen. Van de vangst mogen we ·s avonds culinair "genieten". Van de magere vangst zal echter niet veel te genieten vallen. Piranha·s zijn best wel lekker, maar ze leveren meer graten dan vlees en we hadden eigenlijk iemand nodig om onze vangst te komen vermenigvuldigen (samen met de fles wijn die hij dan ook had kunnen meebrengen). Het is al mij al mooi geweest. Niet zo met mijn voeten en enkels. Die staan vol rode knobbels en maken mij gek van de jeuk.
Na een eenvoudig ontbijt gaan we op safari in onze 4x4. Dit is wel muggenland, maar ook talloze vogels hebben hier hun habitat.
Reigers in alle soorten en maten, ooievaars, ibissen, roze lepelaars, nog andere en vele niet bij naam te noemen steltlopers en watervogels. We tellen minstens vijf soorten havikken. Arenden, kanaries, vliegenvangers.........het houdt niet op. Tussendoor zien we ook nog kaaimannen in het water glijden wanneer we te dichtbij komen. Er zijn ook nog de onvermijdelijke capibari. De capibara is het grootste knaagdier ter wereld. Het houdt het midden tussen een varken en een grote rat. Dit dier kan tot 90 cm hoog worden en is de belngrijkste voedingsbron voor de anaconda. De anaconda, ook alweer de grootste wurgslang ter wereld waarvan we al vrij snel een exemplaar mogen bewonderen. Het is een mannetje dat ua omvang ruim moet onderdoen voort de vrouwelijke sexe. De slang die wij uit het water halen meet toch ongeveer drie meter. Deze succesvolle voormiddag eindigt met een grandioze stortbui die vier uur gaat aanhouden. In een mum van tijd is ons kamp overstroomd en een siesta is de enige verstandige tijdsbesteding. Opeens wordt iedereen opgeschrikt door de opmerkelijke aanwezigheid van een reuzenslang. Een 50-tal meter buiten het kamp is een vrouwelijk beest aangetroffen. Een indrukwekkend die van ruim zes meter lengte, een moeilijk te schatten gewicht en een omtrek -ongeveer in het midden- van ruim 60 cm. Zo n monster heeft geen enkel probleem om bvb een volwassen mens te doden.
Rond drie uur in de namiddag stappen we in een bootje voor nog meer watergewenning, vogels...........en de roze dolfijn. We varen door en langs een soort van mangrove, maar dat is het natuurlijk niet. Mangrove vindt je enkel in brak of zout water maar dit is een look-a-like. Bossen in het water. Naast soorten ijsvogels, weer andere soorten reigers, aalscholvers.....weet ik veel wat nog, wordt onze aandacht speciaal getrokken op de Hoatzin. Opisthocomus Hoazin. Een wat raar uitziende vogel die volgens geleerden de link is tussen de dinosauriers en de huidige vogels. Hij/zij is ongeveer zo groot als een fazant, heeft een verwarde kuif op de blauwe kop en combineert de kleuren licht-, donker- en roodbruin. Op de poten heeft hij nog een klauw waarmee hij, voor hij kon vliegen, in bomen klom. Ze leven uitsluitend in bomen die in waterrijk gebied staan en hij is hier in grote getale aanwezig.
In het water komen nieuwsgierige roze zoetwaterdolfijnen ons bootje onderzoeken. Hun huid is dus roze, ze worden ongeveer twee meter lang en tot 200 kg zwaar. Ze hebben bijzonder slechte ogen en gebruiken een soort radar om prooien te vangen en om zich te orienteren. Op het einde van onze uitstap kunnen we niet aan de verleiding weerstaan om een duik te nemen in het warme water en de dolfijnen gezelschap te houden. Wanneer we in het donker naar het kamp terugkeren, komen de nachtvalken te voorschijn. Het is een donkerbruin gespikkelde, tot 20cm grote nachtelijke jager. Vorig jaar in Madagascar kon ik deze bijzondere vogel in zijn slaap verrassen en van zeer dichtbij bewonderen. Hier zijn ze zeer talrijk aanwezig.
Wanneer ik s nachts het vreselijke gesnurk van onze chauffeur ontvlucht, en bovendien door vreselijke jeuk moegekrabd mijn hangmat verlaat, ga ik een luchtje scheppen. In het schemerlicht van een nieuwe woensdag word ik omsingeld door een leger vleermuizen. Hele zwermen fladderen in en door het kamp en verduisteren het licht van de nieuwe dag. Ik weet niet wat ik zie!
Vooraleer de verslaggeving te beginnen hebben wij nog een kort bericht voor onze goede vriend "Buenas Dias"
Buenas dias, nuestro amigo BD,
Las problemas ue encontramos no son problemas irresoluble para nosotros. En este caso, pensamos ue conocemos su identidad. Estas un hombre bastante gordo, con bigote muy grande y estas muy envidioso de nosotros por ue no puedes viajar y no puedes acompañarnos. Vagabunlocuazgolondrinala nuestro amigo. Hast luego.
Tot zover dit persoonlijk bericht.
Vandaag vertrekken we in 4x4jeep met nog vier andere toeristen naar Los Llanos. We verlaten Merida en moeten klimmem tot op ongeveer 3.800 meter. We passeren langs de hoogste pieken van deze uitloper van de Andes zoals Pico Bolivar met 5000 meter en Pico Humboldt die 4950 meter hoogte haalt. Van gematigd warm daalt de temperatuur naar redelijk koud. Na enkele uren begint de afdaling en we belanden stilaan in een warme tot tropisch warme en vochtige omgeving. Na ongeveer 540 km, twaalf uur rijden -en enkele stops- komen we aan op onze bestemming, ons kamp in Los Llanos. Los Llanos betekent "vlakte", eindeloze vlakte zeg maar. Los Llanos, eindeloze grasvlakte waar slechts een handvol veetelers wonen. In het droge seizoen een kurkdroge, barre streek, maar in het regenseizoen, waar we nu volop inzitten, wordt deze vlakte omgetoverd tot een groot moeras en waterland. Muggen vinden hier de gedroomde omstandigheden om zich op een ongehoorde manier te vermenigvuldigen. Anti-muggenmelk of niet, het baat niet. We zitten onder het zweet en de muggen. We verblijven in een eenvoudig campement en slapen allemaal samen in een soort slaapzaal waar voor ieder van ons een hangmat klaarhangt.
Oefening baart kunst, maar te weinig oefening baart stramme spieren.
We weten waar we voor staan en plannen een nieuwe dagtrip, hoger de bergen in. La culata is als het ware geen bestemming, eerder het eindpunt van een busrit en de startplaats van onze bergtocht van vandaag. We vertrekken met goed weer maar na ongeveer twee uur stappen beneemt een aanzwellende mist ons het zicht.
We nemen geen risico en keren op onze stappen terug. Bij het vertrekpunt is het hopeloos wachten op een busje terug. Ik stel voor om het er maar tevoet op te wagen hoewel we er ons van bewust zijn dat er ongeveer 30 km voor ons liggen. Les belges sont fous, zegt de dame van het Franse koppel waarmee we in gesprek geraakt zijn. Maar zij zullen de buschauffeur vragen ons een lift te geven als zij ons zullen voorbijrijden.
Maar een bus waar al enkele uren vele mensen op staan te wachten heeft geen enkel plaatsje meer voor naïeve stappers en rijdt ons ongeïnteresseerd voorbij. Ik loop al vele kilometers met mijn duim omhoog, maar voor Venezolanen zijn wij zonder meer quantite neglisable.
Dan stopt uiteindelijk auto nummer 547. Een Europees uitziende man die ons verwijst naar de open bak, maar ons uiteindelijk tot praktisch voor de deur van onze posada brengt. Onze vele kilometers zitten erop. Onze spieren hebben het geweten.
Morgen vertrekken we voor vier dagen naar Los Llanos, een soort pampas waar we dieren gaan spotten. We zeggen nog niet dewelke en hoeveel, we willen niet elke keer afgaan als een gieter. Meer dan waarschijnlijk zal onze blog dan ook voor deze periode inactief blijven, tenzij jullie massaal gaan beginnen reageren natuurlijk.
Wat wij op vrijdag uitspookten, las je natuurlijk bij donderdag. Donderdag en vrijdag zijn vlotjes in mekaar overgegaan via een nachtelijke busrit.
Acclimatiseren in Merida doen we via een daguitstap naar JAJI (uitspreken als ha-hee). Een por puesto (klein busje) brengt ons er naartoe. Jaji is een klein maar uiterst pittoresk bergdorpje met kleine huisjes, een lichtblauw kerkje, smalle straatjes en bijzonder weinig inwoners. Binnen het half uur hebben we alles gezien en we dalen te voet af naar La Mesa, het volgende dorpje. Onderweg staat er een vrouw in een soort open veldkeuken en we zien rode halve kippen en eveneens rode vissen samen boven een houtvuur hangen. We vragen ons af hoe zij aan die kleur komen en blijkt dat zij zijn gemarineerd in "mora", het sap van een soort braambes. Wij schuiven aan tafel en de kip wordt in stukken gehakt en gefrituurd. We hebben al zelden zo goed gegeten hier in Venezuela.
We vervolgen onze wandeling en stappen uiteindelijk zo n twintig kilometer door en vooral langs regenwoud. We beschouwen het als een eerste training na lang nietsdoen en ongeduldig wachten.
"Een baaldag", zou onze Nederlandse gastheer dit noemen. Bootje naar Chuao, een wandeling door cacaoplantages en dan lang wachten op een bootje terug richting Choroni. Ik voel me helemaal niet lekker (keel- en hoofdpijn) en zoek de schaduw op. Stephaan neemt het kleine strandje voor zijn rekening, maar langer dan een uur hou je het onder deze tropische zon niet vol.
Het goede nieuws dat we net ontvingen is dat we verder kunnen doorreizen. We rekenen snel af met Nederlandse Bart en springen op een nachtbus die ons tot in Merida brengt. We krijgen een ijskoude maar confortabele slaapbus die er ongeveer twaalf uur over doet. In Merida belanden we in de posada van een Duitser (waarom zouden al die Nederlanders, Duitsers, Zwitsers en zo Europa ontvlucht zijn?).
We kuieren wat door de stad en maken afspraken en vergelijken prijzen van diverse reisorganisaties. Ergens langs de kant zit ook nog een oude genezer die ons in een onduidelijk Spaans wil uitleggen wat hij allemaal wel kan genezen. Maar dan verontschuldigt hij zich want hij moet snel terug de bergen in om een vrouw te gaan genezen. Hij brengt zijn handen naar zijn kruis, en Stephaan heeft eruit verstaan dat er iets niet in orde is met de prostaat. Tot ik hem uitleg dat vrouwen geen prostaat hebben. Hij moet de vagina gaan genezen (of zoiets...).
Nog steeds om de tijd te doden nemen we een bus naar Choroni. Het vraagt ongeveer twee uur om via een kronkelende bergpas (en dwars door Parque Pittier) Choroni en de kust te bereiken. De chauffeur is een kamikaze en het is beter dat we verstand op nul zetten. Hij raast door de bochten en heeft meer aandacht voor de klaxon dan voor de meer belangrijke instrumenten zoals stuur en rem. Alles loslaten!
Choroni is een klein slaperig dorpje met mooie pastelkleurige huisjes, maar er is echt niets te beleven. Morgen varen we door (een half uurtje maar) naar nog een kleiner gat (het noemt Chuao voor de geinteresseerden) waar we gaan rondneuzen op cacao plantages.
Ik ben inmiddels slachtoffer geworden van aircotoestanden op bussen en hotelkamers en ben snipverkouden. En het wordt hoog tijd dat er hier wat actie in de zaak komt.
We ondernemen een nieuwe poging om Henri Pittier te vereren met een bezoek. Vandaag is alles gemakkelijk. Een Frans koppel met een huurauto neemt ons mee. Het hek is open en de wachters doen niet moeilijk Op gidsen kunnen we vandaag echter geen beroep doen (we doen geen moeite en vragen niet naar de reden). Daarom moeten we ons beperken tot een ocharme twee uur durende wandeling over een platgelopen pad. In de wetenschap dat dit park meer dan 1.000 vierkante km groot is, hoeft het niet te verwonderen dat we geen enkel van de potentieel aanwezige dieren tegenkomen. Die beesten zijn niet gek om juist daar in onze weg te komen lopen. De ervaring heeft ons trouwens al geleerd om op dit vlak niet te veel verwachtingen te koesteren.
We zoeken weer onze posada op waar we nog steeds min of meer gegijzeld worden door een tijdrovende geldtransfert. We doden de tijd met wandelen en lezen. We beklimmen ook nog een mangoboom die een ietsje teveel staat te pronken.