Duitse veteraan Axel pikt ons op en brengt ons naar het dorp waar onze indiaanse gids woont. Dit dorpje ligt verrassend dicht bij het centrum van Puerto Ayacucho, maar Axel verzekert ons dat we ons nu bevinden bij een indianenstam die nog sterk aan de traditie vasthouden. Het zijn de Piaroa-indianen. Zij wonen op een oppervlakte van ongeveer 200 bij 200 km en dulden geen bezoekers die geen speciale toelating hebben gekregen om hun gebied te betreden. Maar wij zijn dus welkom. Met een van hen, een zekere Richard, gaan we twee dagen op stap in de jungle, het Amazonewoud.
Rond negen uur vertrekken we. Het vochtige klimaat zorgt ervoor dat we na 10 minuten al volledig doorweekt zijn. Wij zijn de laatsten om de bekwaamheid van onze gids in twijfel te trekken, maar een aantal keer is hij compleet het noorden, met als gevolg ook de weg kwijt. Wij nemen hem echter niets kwalijk, want met zijn 1,50 meter is het echt niet te doen om alles te overzien. We struikelen over boomwortels, worstelen ons door verwilderde maniokvelden, klimmen over omgevallen bomen, sommigen verliezen hun evenwicht en tuimelen in het eerste riviertje dat op onze weg ligt. Alles vraagt oefening. Na uren lopen komen wij plots bij een eenzame hut. Twee jonge meisjes zitten er hopen maniok te schillen, wij veronderstellen dat hier dus nog wel meer mensen zullen wonen. Tegen ongeveer 13 uur bereiken we een rivier en Richard heeft beslist om hier ons kamp op te slaan. Met de machete hakt hij een ruimte vrij, terwijl een tweede begeleider zich ontfermt over de kip, de wortel, de ui en de aardappel.
Alles gaat in een pot en wordt gekookt op een houtvuur.
En dan komen de natuurelementen een handje toesteken. Het zeil waaronder onze hangmatten moeten komen, is nog verre van op haar plaats wanneer we een tropische regenbui over ons krijgen. Ook onze kok verzuipt en de stoofpot met de bijna gare kip (en wortel, en............) en pasta wordt onder grote bladeren in veiligheid gebracht.
Na enige tijd en veel getouwtrek als ik het zo mag uitdrukken, is het zeil opgespannen en zijn we redelijk beschermd tegen regen en ontij.
En is het eten klaar. Er is dus voor kip met pasta gezorgd, zelfs voor thee om alles door te spoelen. Waar heeft men echter niet voor gezorgd?
Voor tassen, voor lepels, voor vorken, voor messen.....
Ik snij een plastiek fles in twee, dat zijn al twee tassen. De pot waarin het water werd gekookt is de derde. Zo staan we daar hulpeloos onder een plastiek zeil: in de ene hand een bord plus een would-be theetas -waarvan we echter niet kunnen drinken wegens maar twee handen- want in de tweede hand een stuk kip of een handvol pasta. We zijn ons min of meer bewust van o nze absurde situatie en wanneer Stephaan en ik elkaar zo staan te bekijken, kletsnat en vuil, krijgen we warempel de slappe lach van zoveel miserie. En over de vliegende pestduivels en reuzenmieren hebben we het nog niet gehad. Zo heeft Richard het regelmatig over de "veinte cuatro", de 24. Het is duidelijk dat hij het over een mier heeft en wij willen weten waar die naam vandaan komt. Hij zegt dat je na een beet van deze mier minstens 24 uur pijn hebt. Vandaar. Het is dan ook een beest van meer dan een centimeter lang.
Het is nu ongeveer vijf uur geworden en door het onweer is het redelijk donker geworden. De hangmatten annex muskietennetten worden geïnstalleerd en wij kruipen er noodgedwongen in. Wegens de invallende duisternis vindt onze gids het te gevaarlijk geworden om het bos in te trekken. Onze gidsen praten wat heen en weer en vertellen waarschijnlijk heel boeiende verhalen waarvan wij niets verstaan. Zij zorgen ook reeds voor de kip van morgen en roken ons min of meer uit onze hangmat. Dan wordt het helemaal donker en bijna helemaal stil. Helemaal stil wordt het als het gebrul en gekwaak van de kikkers, het gesjirp van krekels, het geritsel van bladeren, het geruis van de rivier....... als al die geluiden opgaan in je slaap......dan pas wordt het stil. En dan.........dan komt de regen. De regen komt hier niet zomaar eventjes. Nee, de regen komt hier voor urenlang. Reeds na enkele minuten komt, samen met de eerste druppels, het besef dat het zeil waaronder we slapen niet bestand is tegen zoveel water. Ik trotseer de muggen en de duisternis, op zoek naar regenkledij. Het is nu iets na middernacht. We kunnen niets anders dan hopen op beterschap en wachten op een vroege ochtend.
Die vroege ochtend begint om 5u30 met een ontbijt dat bestaat uit geroosterd brood en geroosterde kip. We maken een lange wandeling door het regenwoud. We zijn weer helemaal doorweekt, maar het maakt eigenlijk allemaal niets meer uit. Hier wordt je gewoon nat, of van de regen, of van het zweten. De voeten van Stephaan moeten eraan geloven en staan vol blaren. Maar onderweg zien we prachtige natuur, miniskule zwart-oranje gifkikkertjes (waar de indianen hun pijlpunten mee instrijken) en tarantula·s. Deze reuzenspinnen hebben hun nesten onder een of andere boom en Richard gebruikt een fijn twijgje om ze uit hun hol te lokken. Wij zijn al tevreden met "het zien van" maar voor hem is het pure ernst en het vooruitzicht op een proteïnerijke maaltijd. Terwijl het twijgje de tarantula bezighoudt, drukt hij haar met de andere hand tegen de grond. Hij brengt de twee maal vier poten bijeen, drukt met de top van de wijsvinger in de hartstreek en doodt de spin op een snelle en pijnloze manier. Dan ontdoet hij haar van haar achterlijf waar het gif en de angel zitten, en klaar is kees. Deze actie herhaalt zich nog een aantal keer. Tarantulas vangen is iets van niets.
Het is nu tijd om terug naar het kamp te keren waar we een laatste eenvoudige maaltijd binnenduwen. Richard nodigt mij uit om te proeven van zijn "geroosterde" tarantula. Men eet dat hier ongeveer zoals wij krab eten. Ik heb veel geroosterd geproefd, maar de smaak van tarantula is moeilijk te definiëren.
Onder een overvloed aan bijtjes, vliegen en muggen wordt het kamp-van-een-nacht opgebroken en na weer drie uur stappen laten we het stukje amazonewoud definitief achter ons.
Bij Axel, die ons in het indianendorp terug is komen ophalen met zijn gammele 4x4, kunnen we osn in een obscure achterbouw wat douchen en verkleden. We zijn ruim op tijd om de nachtbus naar Ciudad Bolivar te nemen. Dit wil zeggen opnieuw enkele honderden kilometers noordwaarts tot Caicara del Orinoco en dan in oostelijke richting tot Ciudad Bolivar. Een lange en weinig comfortabele tocht van ongeveer 700 km en meer dan 10 uur. Wij laten ons dnaar de Posada Don Carlos brengen en kunnen in de loop van de dag (het is donderdag geworden) niets beters verzinnen dan morgen door te trekken naar Santa Elena, dit in de veronderstelling dat vanaf daar de excursies goedkoper zullen zijn. Om de tijd te doden gaan we s avonds, aan de oever van de Orinoco, samen eten en een beetje mensen kijken. En vooral de Zuid-Amerikaanse smartlappenmuziek trotseren. Alles is goed om wakker te blijven.
|