Het ontstaan van camouflagepatronen vloeide voort uit het gebruik van khaki en veldgrijs. Toch was er nog een heel andere invloed.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gevlekte camouflage toegepast om artilleriegeschut, tanks, vliegtuigen en boten samen te laten smelten met hun omgeving.
Aanvankelijk koos men alleen voor khaki, maar men ontdekte dat door meer kleuren toe te passen de vorm van het object minder zichtbaar werd.
In de periode 1914-1918 werd de camouflage echter nog niet toegepast op uniformen. Alleen de Duitse stormtroepen beschilderden hun ĀStahlhelmĀ met camouflagepatronen om minder zichtbaar te zijn als zij boven de loopgraven uitstaken.
Na de oorlog bestudeerden diverse landen, waaronder de Verenigde Staten, Italiƫ en Frankrijk, de mogelijkheid om camouflage toe te passen op de uniformering en ander militair materiaal.
Het waren echter de Duitsers, met name de Waffen-SS, die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog gedrukte camouflage in zijn meest gevarieerde vormen op grote schaal toepasten.
Het succes van de Duitse uniformering maakte dat ook de Amerikanen, Britten, Russen en Italianen op camouflage overgingen, waarbij ieder zijn eigen patroon ontwikkelde.
Na de Tweede Wereldoorlog werd het scala aan patronen zo uitgebreid dat er vandaag binnen de uniformen honderden verschillende soorten bestaan.
Voegt men hier de talloze Āwilde patronen en zogenaamde funcamoĀs in opvallende kleuren aan toe dan loopt het aantal in de duizenden.
Want camouflage is kennelijk niet alleen geschikt voor de soldaat, maar ook voor de burger. Van groot tot klein, van jong tot oud hullen mensen zich in camouflage, alsof het leven een survivaltocht is.
De kledingstukken variƫren van outdoor-scherfvesten en combatbroeken van de dump tot balletshirtjes, badpakken en avondjurken van Valentino.
In de laatste decennia van de twintigste eeuw pasten modeontwerpers als Gianni Versace en John Bartlett camouflage uitgebreid toe op designkleding van leer en zijde.
Het dragen van khaki en camouflage kwam in de jaren zestig in de mode. De Verenigde Staten van Amerika Waren sinds 1964 in de Vietnamoorlog verwikkeld.
De Vietnamoorlog heeft veel invloed op de Amerikaanse samenleving gehad.
Terwijl de rechtvaardiging van de oorlog voor veel Amerikanen twijfelachtig was, vielen er in naam van de democratie steeds meer slachtoffers. In de jaren zeventig leidde de onvrede over de Vietnamoorlog tot stormachtige protesten. Jongeren gingen legerkleding dragen uit sympathie vóór en identificatie met de jongens die gedwongen werden te vechten voor democratie in een vreemd land; anderen juist omdat zij tégen deze, in hun ogen zinloze, oorlog waren.
Tijdens Woodstock in 1969 zong Country Joe and the Fish zijn protestlied ĀWhat are we fighting forĀ, gekleed in het hemd van een Amerikaans gevechtspak.
Legergroen werd de kleur van de vrede, niet van de oorlog. Voor- en tegenstanders hulden zich in parkaĀs, gevechtsbroeken en soldatenkistjes of ClarkĀs Ā de van oorsprong militaire woestijnschoen Ā terwijl de teruggekeerde veteranen hun oude gevechtspakken bleven dragen. Deze voorkeur voor dumpkleding werd aan het eind van de jaren zeventig en begin jaren tachtig gevoed door Hollywoodfilms als The Deerhunter en Apocalypse Now. Dergelijke films huldigden de Vietnamveteranen, óf toonden de nieuwe held, de outlaw, de eenling in zijn strijd tegen het kwaad.
Rambo, Exterminator, The A-team, leverden gekleed in gevechtsuitrustingen die door iedere dumpstore geleverd konden worden, een grote bijdrage aan het straatbeeld van de laatste decennia van de twintigste eeuw.
In een maatschappij die steeds harder en gewelddadiger werd, leek gevechtskleding bovendien de enige passende uitrusting voor zowel de strijdlustige als de vredelievende te zijn.
Wanneer we de laatste decennia van de vorige eeuw bekijken, worden we veelvuldig geconfronteerd met terreuracties, gijzelingen, oorlogen, wapenwedlopen en fundamentalisme. Het is dan ook niet vreemd dat de mode zich door het uniform laat beĆÆnvloeden en dat de actualiteit in de kleding doorklinkt.




|