Het rijkswachtuniform
Aan het uniform herkent men de rijkswachter. Maar waar komt die "tweede huid"
vandaan? Welke gedaanteverwisselingen onderging het uniform door de jaren
heen?
Wie maakt zo'n uniform ? Hoe ? Waarmee ?
De oprichting van de Belgische Nationale Gendarmerie
werd op 6 oktober 1830, in het vuur van actie van de Omwenteling,
beslist. Op 19 november 1830 werd deze oprichting officieel
bekrachtigd door een besluit van de Voorlopige Regering.
In de vorige eeuwen was het uniform ook van groot belang; het moest
kleurrijk zijn, gezag afdwingen en ... schrik aanjagen.
Het eerste officieel uniform van de Belgische Nationale Gendarmerie
werd bij Koninklijk Besluit vastgelegd op 15 april 1832. Het bestond uit
een groot en een klein tenue.
Het groot tenue, zowel voor officieren, onderofficieren als gendarmen,
bestond uit een koningsblauwe rok met scharlaken omslagen en
boordsel. Officieren, onderofficieren en gendarmen te paard droegen
een wildlederen broek, de onderofficieren en gendarmen te voet een
broek van grijs laken.
Het Koninklijk besluit voorzag voor het klein tenue dezelfde rok als
voor het groot tenue en een broek van grijs laken voor onderofficieren
en gendarmen te voet en te paard.
De gendarmen kregen bovendien nog kledingstukken die eveneens in
koningsblauw laken vervaardigd waren: mantel en politiemuts voor de
officieren; mantel, politiemuts en rijjas voor de onderofficieren en
gendarmen te paard; kapmantel, politiemuts en ronde jas, gelijkend op
die van de gendarmerie te paard, voor de onderofficieren en
gendarmen te voet. De politiemuts, versierd met een granaat, was van
dezelfde stof als de rok.
Hetzelfde besluit rustte de gendarmen uit met de legendarische
berenmuts waarvan de basis versierd was met scharlaken stof en
waarop vooraan een granaat was aangebracht.
Alle elementen waren er dus :
Kleurrijk: blauw en scharlaken stof. Deze kleuren - die we tot
heden bewaard hebben - zijn onder meer die van de provoost
aan het hof ten tijde van Karel de Stoute.
Gezag afdwingen: onze vroegere gendarmen waren groot van
gestalte. Hun uniform, met hoge kraag en talrijke versiersels -
bijvoorbeeld schouderstukken, knopen op de mouw en de
"aiguillettes" (koorden) - was toch voor de meeste mensen heel
indrukwekkend.
Schrik aanjagen: grote mannen, kleurrijk uniform met veel
versiersels ... met een enorme berenmuts, geweer,en sabel ...
Wie zou er niet bang zijn voor die "pakkemannen"?
Dit uniform evolueerde weinig in de vorige eeuw. In de jaren '70
verving de tuniek de rok. Rond 1890 werd de kepie amper toegelaten
ter vervanging van de berenmuts ... In 1920 kwam er wat verandering:
een nieuw tenue, aangepast aan de tijd, werd aangenomen, maar de
traditionele elementen beleven: kleuren, granaat, aiguillettes ...
Tot 1969 bleef het rijkswachtuniform zeer traditioneel. Daarna werd
ons uniform "moderner": een pet verving de mooie traditionele
Belgische kepie van weleer, de kraag is open en voortaan dragen de
rijkswachters een hemd en een das (boze tongen vertellen dat we
vroeger geen dasknoop konden maken...)
Bijzondere rijkswachteenheden passen hun uniform aan: motorrijders
met leren broek en vest, helm en laarzen, dragen nu Gore-texpakken
... Ruiters met rijbroek, laarzen en sporen ...
De granaat
In 1676 had de compagnie "Grenadiers te paard van het Koninklijk
Huis" (Lodewijk XIV) een witzijden standaard, met gouden boordsels en
franjes en als embleem een brandkogel, die in de lucht uiteenspat en
vuurgranaten wegslingert. Het was waarschijnlijk de eerste voorstelling van
de granaat als kenteken. Die afbeelding ging zich verspreiden op andere
uitrustingsvoorwerpen (knopen, opgeslagen rokpanden, hoofddeksels...)
Op 17 april 1798 verschenen de granaten overal op de uniformen van de
gendarmen (op de opgeslagen rokpanden, op de politiemuts, op de kleppen
van de patroontas, op het paarden en ... in de haren). Die kentekens werden
in Belgiƫ in omloop gebracht na de organisatie van de gendarmerie in onze
gewesten in 1796.
De granaat werd, in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, op de
uniformen van de Koninlijke Marechaussee behouden (1815-1830).
In 1832 werden de granaten op de eerste officiƫle uniformen van de
Belgische gendarmerie aangebracht. Het is nu nog altijd zo.
De aiguillettes of de "koorden
In de XIII en XIV eeuw waren de aiguillettes slechts veters of koordjes,
waarvan het gebruik met onze knopen en knoopsgaten overeenkomt. Zij
dienden onder meer om zekere wapenuitrustingsstukken samen te knopen;
zij waren nu eens in zijde, dan weer in garen, in leder of in touw.
In de XV eeuw dienden de aiguillettes om het harnas, ter bescherming van
de gendarmen, vast te maken. De witte aiguillettes werden weldra het
kenteken van de elite, voorbehouden aan de officieren van het Franse
Koninklijke Huis.
De aiguillettes met drievoudige streng en een koord in wit garen met metalen
staafjes, werden weldra ƩƩn van de karakteristieken van het uniform van het
keurkorps, de Franse Marechaussee. Die onderscheiding werd haar in de
XVII eeuw voor de bewezen diensten toegekend. De ruiters van de
marechaussee hadden de aiguillettes in garen; zij alleen droegen die.
De Franse Nationale Gendarmerie nam de tradities van de marechaussee in
1791 over en behield de aiguillettes.
In het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden droeg de marechaussee de
aiguillettes. Ze werden behouden na de Belgische Omwenteling.
Tot in 1906 werden de aiguillettes ter gelegenheid van alle diensten
gedragen, behalve tijdens de nachtdiensten en wanneer de mantel, de
kapoot of de caban gedragen werd. De aiguillettes worden links gedragen.
Het korpsrondschrijven van 15 januari 1856 schreef echter voor dat de
officieren van de staf van het korps en de adjudant-onderofficieren de
aiguillettes rechts moesten dragen. Deze voorschriften zullen pas in 1969, bij
de aanneming van het nieuwe uniform, afgeschaft worden, maar
vereenvoudigde aiguillettes blijven bestaan.
Knopen op de mouw
Enkele woordjes nog over de hoge kragen, de schouderstukken en de
knopen op de mouw. Hoge kragen en schouderstukken komen uit een
periode toen er vooral met blanke wapens werd gevochten; deze verstevigde
kledingselementen beschermden zowel de soldaat als de gendarme. Wat
betreft die knopen op de mouw ... foei, foei! Vroeger gebruikten zowel de
soldaten als de gendarmen geen neusdoek en ze veegden hun snot af aan
hun mouw ... De knopen moesten dit verhinderen ...
Een "maatpak" voor de rijkswachter
De rijkswacht heeft een erkende
kleermaker in de burgerij. Het is de firma
Pelsmaekers die dat contract (ook voor het Koninlijk
Escorte) in handen heeft. Deze firma heeft ook
contracten afgesloten met het leger, met de
gevangenissen en met de civiele bescherming.
Het atelier Pelsmaekers is gevestigd in Antwerpen
en heeft zo'n vijftig personen in dienst.
Adjudant-chef Fons Maire van het
toerustingsmagazijn van de Algemene Directie van
het Logistiek Beheer speelt een fundamentele rol bij
het maken van een uniform. Zijn taken zijn zeer
uiteenlopend. Hij moet het werk van de kleermaker
controleren, erop toezien dat het contract dat de
rijkswacht met die persoon heeft afgesloten, wordt
nageleefd en het lastenkohier bijhouden.
Maar dat is niet alles. Hij neemt ook de administratie van het uniform voor zijn
rekening. Hoewel er een adjunct is bijgekomen, blijft dat werk nog zwaar.
Hoe gaat hij te werk? Adjudant-chef Maire bereidt samen met de kleermaker de
planning voor de zes komende maanden voor. Wanneer die planning op punt staat,
worden de eenheden ingelicht over de data waarop zij bezoek van de kleermaker
mogen verwachten. Gemiddeld wordt maandelijks ƩƩn grote eenheid aangedaan,
terwijl een kleinere eenheid om de twee maand wordt bezocht. Voor de dringende
bestellingen kunnen de leden van de eenheden zich de gewenste artikels aanschaffen
wanneer de kleermaker bij hen langskomt.
Nadat de kleermaker de maten heeft genomen en die op een individuele fiche heeft
ingevuld, wordt het model van de broek of de jas gedigitaliseerd voor een specifiek
computerprogramma. Een arbeidster voert de persoonlijke gegevens van de
toekomstige eigenaar in aan de hand van zijn individuele fiche die de kleermaker heeft
opgesteld (we merken op dat vijftien parameters worden gevat voor een broek en
vijfenveertig voor een jas waardoor de kledij als "op maat" wordt gekwalificeerd).
Nadat de computer heeft berekend hoeveel stof er nodig is, verschijnt de tekening van
de stukken op het scherm en kan men deze zodanig schikken dat het verlies aan stof
minimaal is. Die gegevens worden op diskette bewaard en vervolgens naar de
snijmachine gestuurd. De stukken worden per geadresseerde verzameld en bij de
individuele fiche van de rijkswachter gevoegd. Als alles dan is samengevoegd, is ƩƩn
deel van het uniform klaar
Eens de maten zijn genomen, moet een termijn van zes Ć acht weken in acht worden
genomen voor de confectie. In nood kan die termijn echter worden ingekort.
Voor onze vrouwelijke collega's is er een speciaal uniform dat bestaat uit een rok en
een kepie. De praktische kant van dat uniform moet echter nog worden bijgeschaafd.
Ook al wordt een dergelijk uniform al enkele jaren niet meer besteld, toch is het nog
altijd mogelijk er ƩƩn te bekomen.
Enkele contractuele kleermakers (die duurder zijn dan onze erkende kleermaker)
maken ook uniformen.
De andere uitrustingen die deel uitmaken van het uniform, zijn te verkrijgen in het
toerustingsmagazijn.
Een broek kost 2500 BEF en een jas 8000 BEF
Rijkswachtkepies: wie maakt ze en hoe?
Wie maakt ze ?
De kepies van de rijkswacht worden gemaakt bij de firma Seymour in Moeskroen.
Twintig jaar geleden wees de rijkswacht het contract voor haar kepies toe aan die
firma.
Het bedrijf staat nog in voor de confectie van andere producten zoals bepaalde
uniformen voor de Belgische politie.
Hoe ?
De confectie verloopt in verschillende fases:
het administratieve werk (maatwerk, prijsaanvraag,...);
snit, voorbereiding, confectie, versiering met de verschillende graden;
strijken, afwerking, verpakking;
levering aan het toerustingsmagazijn.
De hele procedure neemt min of meer zes weken in beslag, maar in dringende
gevallen is het mogelijk om alles in enkele dagen tijd voor elkaar te brengen.








|