Recent lanceerde de Vlaamse overheid de idee om armoedeverenigingen uit éénzelfde regio verplicht te laten samenwerken. Zoals bij elke verplichte samenwerking stuit dit op veel verzet, maar er is meer aan de hand. Heel wat van die verenigingen draaien op vrijwilligers die de werking van hun vereniging, met vallen en opstaan, in eigen beheer uitgebouwd hebben.
Ze zijn fier op wat ze tot stand gebracht hebben, maar vooral op de manier waarop ze dit gedaan hebben: hand in hand met zij die in armoede leven. Ze zijn organisch gegroeid op het tempo van de gezinnen in armoede. Met participatie hoog in het vaandel laten ze die gezinnen de werking en de projecten van de vereniging mee bepalen. Dit is niet alleen een principiële kwestie, het is ook de motor om arme gezinnen aansluiting te laten vinden bij het maatschappelijk leven. Rechtstreekse inspraak werkt enorm verbindend naar diegenen die helemaal op zichzelf teruggevallen waren, het is het middel bij uitstek tegen verzuring en zet bij velen een proces van persoonlijke groei op gang. Tien jaar tandemwerking in T Hope heeft dit overtuigend aangetoond.
De idee van verplichte samenwerking zet deze essentiële praktijk van meedenken, meebepalen en mee beslissen in de eigen vereniging op de helling. Het ondergraaft de kern van de werking die zich uit in het gevoel dat de vereniging iets van hen geworden is, iets wat ze zelf tot stand gebracht hebben en blijvend mee kunnen vormgeven. Niet alleen voor de vrijwilligers uit de middenklasse, maar zeker ook en in de eerste plaats voor de vrijwilligers die in armoede leven. Met de woorden van Louis Tobback: het raakt hen in het hart en de ziel tegelijk.
Grotere gehelen maken participatie complexer, je moet rekening houden met hogere niveaus, inzicht hebben in de structuren van de samenwerking en de functies die daaraan vasthangen. Net daarmee hebben mensen in armoede het vaak heel moeilijk. Ze voelen zich pas thuis in een vereniging waar ze iedereen kennen, waar iedereen onmiddellijk en persoonlijk kan aangesproken worden, van de voorzitter en de coördinator tot de toevallige passant op de ontmoetingsnamiddag.
Tot nog toe was het de taak van de professionelen in deze verenigingen om ondersteunend en aanvullend te werken aan de dagelijkse samenwerking tussen vrijwilligers die in armoede leven en vrijwilligers uit de middenklasse. Een verplichting tot grotere gehelen dreigt de opdracht van de professionelen te veranderen, waardoor vrijwilligers minder zelf zullen kunnen bepalen.
Daarom vergist de overheid zich, niet gestoord door een grondige kennis van het vrijwilligerswerk aan de basis. Armoedebestrijding is in de eerste plaats een ontmoeting van mens tot mens en het zelf kunnen bepalen hoe je die ontmoeting vorm geeft. Ten minste als je de gezinnen in armoede zelf bij dit proces wilt betrekken. Al de rest, hoe belangrijk ook, kan slechts een kers op de taart van de vrijwillige basiswerking zijn. Als de overheid dit niet kan meenemen in haar plannen, stevenen we af op een blunder van formaat.
Stel je eens voor. Je ontmoet een vrouw met armoede ervaringen van in de wieg, die bereid is telkens opnieuw bij die ervaringen stil te staan. En je ontmoet een vrouw zonder armoede ervaringen, die bereid is telkens opnieuw haar eigen levenservaringen naast die van de vrouw in armoede te leggen.
En stel je nu eens voor dat je het voorrecht geniet om het gesprek tussen deze beide vrouwen mee te kunnen volgen, stilletjes op je stoel. Door hun gesprek, dat voelt, aftast, onderzoekt en samenbrengt, begin je voor het eerst iets te voelen van de werkelijke kloof tussen mensen die in armoede leven en zij uit de middenklasse. Je begint het te voelen, je begint het te zien in allerlei schijnbaar onbelangrijke uitspraken en ervaringen. Voorheen wist je het alleen maar, had je alleen maar wat kennis over armoede van buiten af.
Stel je eens voor dat beide vrouwen, elk vanuit hun eigen buikgevoel, jouw beperkte kennis ook nog eens in een ruimer theoretisch kader zetten. Eten en drinken tegelijk is dat!
Gisterenavond zag ik Monique Adyns en Joke Deprez voor het eerst sinds een jaar weer aan het werk in hun vormingsaanbod over de binnenkant van de armoede. Genieten was het. Ze zijn beide nog heel wat sterker geworden.
De riante ontslagpremies van sommige managers zoals Fortis-topman Gilbert Mittler zijn ronduit immoreel. In de media en blijkbaar ook in de politiek gaat het daarbij enkel over de enorme bedragen die hier bij te pas komen: 4 miljoen euro voor onze topman in kwestie. Eerste minister Yves Leterme houdt er zich dan ook alleen mee bezig om deze bedragen wat naar beneden te halen. Als zijn nieuwe wet in werking treedt zouden topmanagers nog slechts één jaar loon als gouden valscherm kunnen krijgen.
De ware onrechtvaardigheid schuilt erin dat mensen in armoede, en alle gewone burgers met hen, helemaal niet over een valscherm beschikken. Niet bij ontslag, niet bij ongedekte uitgaven. Als mensen in armoede de cowboy uithangen, straffen ze alleen zichzelf. De hoofdcowboys van financiële instellingen worden hoe dan ook beloond, zelfs als ze finaal de bocht uit gaan. Dat is het fundamentele onrecht van dit systeem.
Een voorbeeld: als je een collectieve schuldenregeling krijgt, vervalt een deel van je schulden, mits je alle overige afbetalingen strikt volgt en je geen nieuwe schulden maakt. Het is de bedoeling om mensen met onbetaalbare schulden een tweede kans in het leven te geven. Welnu, als je ook maar één fout maakt, vervalt elke bescherming van de rechtbank tegenover je schuldeisers. Collectieve schuldenregeling is een goed systeem, maar het is onverbiddelijk. Je mag geen misstap begaan. Dit staat in schril contrast met de fouten die topmanagers mogen maken, en ondanks dat toch beloond worden. Het zou me sterk verwonderen indien Yves Leterme een versoepeling van de regelgeving zou overwogen hebben, in een poging om deze onrechtvaardigheid recht te trekken.
Heb je al eens bedacht wat er allemaal mogelijk zou zijn als we een fonds zouden oprichten met de 4 miljoen van Mittler? Bedenk eens voor hoeveel gezinnen in armoede we een tweede kans zouden kunnen geven voor een onverantwoorde uitgave of een lening die ze eigenlijk niet konden aangaan? Bedenk eens hoeveel gezinnen in armoede we een gratis hospitaalverzekering zouden kunnen geven. Of hoeveel gezinnen in armoede we renteloos de waarborg van hun huur zouden kunnen voorschieten, zonder voorwaarden. Een tweede kans in het leven.
Het fonds Mittler zou een ongelooflijk aantal mensen in armoede het recht kunnen geven om ook eens mens te zijn, om ook eens een misstap te kunnen begaan. Om niet terecht te komen in een spiraal van uitsluiting en uitzichtloosheid. Een mini valschermpje.
17 oktober is de werelddag van verzet tegen armoede (www.17oktober.be). Het is een dag om armoede aan te klagen. De armoede die ondertussen weer toeneemt in Europa, in België, in het rijke Vlaanderen.
17 oktober is een belangrijke dag voor de mensen in armoede. Zij komen in Brussel, maar ook overal te lande bijeen, samen met hun medestanders die armoede een onaanvaardbaar onrecht vinden. Ze zijn met anderhalf miljoen in België en toch zijn ze zelden zichtbaar. De werelddag van verzet tegen armoede geeft hen letterlijk een gezicht.
Het mag ook een dag zijn om te feesten onder lotgenoten, om evenementen te organiseren met al wie hun verzet wil steunen. Feesten is een vorm van respect tonen voor elkaar, een manier om te tonen dat iedereen recht heeft op een waardige plaats in onze samenleving.
Op 17 oktober moet niemand zeggen dat armen niet genoeg doen om uit hun armoede te geraken. In tegendeel, eigenlijk zou het een asieldag moeten zijn. Een dag waarop gezinnen in armoede niet uit hun huis gezet kunnen worden, een dag waarop ze niet geschorst kunnen worden van de werkloosheidsuitkering, een dag waarop deurwaarders niet mogen aankloppen of waarop hun kinderen niet kunnen geplaatst worden.
Dan pas zou het een dag zijn om stil te staan, een dag om onbevreesd en open te praten over de eigen miserie. Een feestdag in de ware zin van het woord!
Sommige mensen hebben een duwtje nodig om in actie te schieten. Dat lijkt zowat het kernthema achter het activeren van mensen in armoede. Zalven, kansen geven, maar ook een flinke tik uitdelen wanneer mensen geen stappen ondernemen in de goede richting.
Als je een goede tik geeft op een ontspannen veer, dan springt die omhoog. Tot zover klopt het uitgangspunt. Maar wanneer de veer zwaar onder spanning staat, dan krijg je quasi geen reactie meer. Een nog wat hardere tik en inderdaad .
Bij heel wat mensen in armoede staat de veer heel zwaar onder druk, of is die gebroken door vroegere negatieve ervaringen. Een maatschappelijke tik doet dan alleen nog heel veel pijn. Mensen kruipen in hun schulp of worden agressief. Van opspringen en in actie schieten in de gewenste richting is in elk geval geen sprake. Een tik leidt niet zomaar tot tewerkstelling.
Hetzelfde geldt voor de lastigen, de onbegeleidbaren in de hulpverlening. Druk zetten vanuit de hulpverlening heeft bij sommigen effect, maar werkt bij velen juist omgekeerd: het vergroot alleen de pijn en dus ook de weerstand.
Laten we het daarbij of gaan we ook eens nadenken over een andere, bredere aanpak? Het wordt hoog tijd dat het beleid eens gaat nadenken over het lot van die mensen bij wie een tik niet meer werkt. De voorzitter van het OCMW van Antwerpen heeft alvast de verdienste dat zij een aanzet gegeven heeft tot dit debat.
Gezinnen in armoede hebben nood aan een asielplaats waar ze met een gerust hart bij anderen terecht kunnen. Zo krijgen ze de kans om weer op krachten te komen, weer wat veerkracht op te bouwen, vooraleer zij op een aantal vlakken in actie kunnen schieten.
Talenten kun je ontwikkelen op school of via deelname aan het maatschappelijk leven. Voor jongeren gaat het dan over jeugdbeweging, sportclub, muziekacademie enzovoort. Beide beïnvloeden elkaar, hetzij in positieve, hetzij - bij gebrek aan aansluiting - in de negatieve richting.
De ervaring spreekt voor zich: in onze vereniging zijn er geen mensen in armoede met een diploma hoger onderwijs, zelfs nagenoeg niet met een technisch of middelbaar diploma. Hun deelname aan het maatschappelijk leven is erg beperkt, zeker in termen van persoonlijke ontwikkeling.
Omgekeerd komen laaggeschoolden veel moeilijker aan de bak op de arbeidsmarkt. Ze maken dus veel meer kans om in armoede terecht te komen.
Maar onze werking leert ook dat veel mensen in armoede niet laaggetalenteerd zijn. Ze zijn vaak erg taalvaardig, hebben soms verrassend scherpe inzichten, sommigen hebben een fijn muzikaal aanvoelen, anderen zijn visueel erg sterk. Alleen weten ze vaak niet van zichzelf dat ze die mogelijkheden hebben, Zijn ze om één of andere reden nooit aangesproken op hun kunnen of hebben dit nooit zo ervaren.
De diversiteit in talenten in T Hope is vermoedelijk dezelfde als die in de maatschappij in zijn geheel. Het is dan ook pijnlijk om vast te stellen dat de oogst in schoolse termen zo laag uitvalt.
En zeg niet dat al deze mensen als jongere geen interesse hadden om hun talenten te ontwikkelen of om bij te leren. Ook daar is onze ervaring anders in toneel, interne vorming, poëzieproject enzovoort. Ze vonden evenwel als kind hun weg niet op school noch in de samenleving. Velen zijn daardoor getekend.
Het zal ondertussen genoegzaam bekend zijn dat vele mensen in armoede niet op reis kunnen. Dit terwijl de gemiddelde Vlaming onder de dalende koopkracht zijn uitgaven beperkt, behalve wat betreft zijn jaarlijkse vakanties. Dat vernemen we in de media.
Organisaties zoals Vakantieparticipatie of Gandalf verrichten pionierswerk om toch één en ander mogelijk te maken voor zij die in armoede leven. Waarvoor dank, want iedereen heeft het recht om er eens uit te zijn, zeker als je dagelijks in de miserie leeft.
Maar daarmee is niet alles gezegd. Verlof betekent niet gaan werken. Maar wat als je geen job hebt? Verlof betekent eens terugplooien en genieten. Maar wat als je je dagelijkse problemen niet achter je kunt laten en de geneugten van het leven niet kunt betalen? Verlof betekent eens niet moeten maar wat als je geld toch weer op is voor het einde van de maand? Genieten van een leven zonder drukte, met een pilsje op het terras, lijkt eerder een verre droom dan een vakantieactiviteit.
Heel wat gezinnen die in armoede leven, zien op tegen de vakantieperiode. De kinderen zijn thuis maar het huis is in slechte staat en er is geen tuin. Als er iets gebeurt, kun je niemand bereiken, hulpverleners en vrijwilligers zijn op vakantie. De confrontatie met het er niet uit kunnen is groot.
Armoede kent geen verlof, kent geen pauze, het gaat steeds door. Wie het zich kan permitteren, trekt zich terug uit de drukte of zoekt andere oorden op om de batterijen op te laden. De druk van de armoede laat dit, voor een groeiend aantal gezinnen, zelden toe.