Ik ben Cantaert Danny, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Dannycant.
Ik ben een man en woon in Zottegem (België) en mijn beroep is Bouwvakker....
Ik ben geboren op 26/03/1962 en ben nu dus 63 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Schrijven, lezen....
23 November 2008 kwam mijn eerste roman uit, Jan de Lichte...De weg naar de hel!
Dit in volle samenwerking met het Loui
Als papyrusschilder van het plaatselijke parochieblad werd ik wel vaker op feestjes uitgenodigd. Toch was dit er eentje dat mij nog lang zou heugen.
Wat moest doorgaan voor een gezellig laatavonddiner onder vrienden, draaide uit op een regelrecht braspartijtje. Ik was daar getuige van.
Het was vrij aanzitten aan die ene grote tafel in het midden van de zaal, en daar begonnen de problemen. Jezus gaf die avond een afscheidsfeestje. Hij had van zijn vader het bericht ontvangen dat die hem heel binnenkort kwam halen voor een verre reis. Natuurlijk wou iedereen heel dicht bij hem zitten, want vertellen kon Jezus als de beste. Zijn verhalen leken zo ongeloofwaardig, dat ze haast waar moesten zijn. En dan had je zijn goocheltrucs nog niet gezien. Ja, Jezus kon het publiek naar zijn hand zetten en was enorm populair.
Ik merkte hoe de twaalf genodigden bijna vochten om toch maar in zijn buurt te zetelen. Geroep en getier vulden de ruimte, een gekibbel van jewelste. Petrus wou niet naast Judas plaatsnemen! Die was nijdig omdat Jezus de beste stoel kreeg. Marcus was dan weer jaloers. Jaloers omdat hij een boontje had voor Magdalena, de enige vrouw in het gezelschap. Die zag hem echter niet staan. Zij had het zwaar te pakken voor het feestvarken die avond en liet dit ongeremd blijken.
Na heel wat tumult namen ze eindelijk plaats en kon ik aan de momentopname beginnen. Ik zag terloops dat er Pita op het menu stond. Daar Jezus net aan het doorgeefluik van de keuken zat, werd de schotel met broodjes aan hem gegeven. Eén voor één gaf hij ze door met de woorden; 'Haast U een beetje, want ze zijn heel erg warm!'
Dorst werd er evenmin geleden. De fles rode wijn ging duchtig rond. Jezus had die gekozen en bleek in mijn ogen een echte kenner. De Grand Cru Petrus van het jaar nul was echt wel een topwijn. Bijzonder zeldzaam en verwonderlijk dat er hier zo kwistig werd mee omgesprongen. Ze dronken zich het lazarus en ik had alle moeite van de wereld om hun profiel vast te leggen. Toen Jezus even later recht stond en met een handgebaar de anderen het zwijgen oplegde, wist ik dat het nu of nooit zou was. Hij keek zijn vrienden één voor één aan, en begon aan een lange toespraak.
Aan elk van hen wist hij wel iets te zeggen. Hij had het over bouwplannen, ergens op een rots. Ook het woord verraad hoorde ik vallen maar was te geconcentreerd bezig om het hele verhaal te volgen. Al vlug begon hij op te scheppen. Over die keer toen hij over water liep, welk een formidabele visser hij wel was. Van het feest waar hij water in wijn veranderde! Dat vond hij nog steeds één van zijn strafste stoten. De plaatselijke brouwers liggen er nog altijd wakker van.
Na zowat de tiende 'toast' was hij uitgepraat. De helft van het gezelschap lag uitgeteld, ze hadden die verhalen dan ook al zo vaak gehoord. De waard bracht een gepeperde rekening die Judas graag vereffende. Hij had die dag een 'meevallertje' gekend en wou dit niet alleen oppoten. Hij tastte diep in zijn buidel en de fooi was ruim.
Voor ze er erg in hadden, kraaide een haan al voor de tweede keer. Ze besloten met zijn allen te verkassen naar een afterparty op de Tempelberg. Die club daar stond bekend voor zijn martini's met olijven.
Terwijl ze één voor één Jezus achterna strompelden voor een laatste halte die nacht, ogenschouwde ik het tafereel dat nu nog als een ruwe schets lag te wachten om te worden vereeuwigd. Het zal ongetwijfeld een mooi plaatsje in het parochieblad krijgen met als opschrift; 'het laatste avondmaal'.
Voldaan schaarde ik mijn spulletjes bijeen. Toen ik wat later huiswaarts trok, kraaide de haan voor een derde keer. 'Rotbeest', kafferde ik, 'ze moesten die dieren op hok zetten.'
Er hing onweer in de lucht, en ik spoedde mij naar huis.
Zondermeer een gevleugelde quote, maar ze omvat dan ook de kern van dit schrijven, de essentie van mijn roman waarin ik één weergave schets van hoe een volkse jongen in zeer korte tijd wist uit te groeien tot één van de wreedste bendeleiders die onze streek ooit heeft gekend.
En neen, hij was geen Robin Hood! Niet eens een graag gezien figuur. Hij deed wat hij dacht te moeten doen en dit alleen maar uit overlevingsdrang.
Ruim 250 jaar na zijn dood, spreekt dit illustere heerschap nog altijd tot de verbeelding en roept zijn naam in onze streken telkens weer de herinnering aan diepdonkere tijden op.
Het volk bezat niets, de rijken alles Dat staaft een legende dat hij stal van de gegoeden en het schonk aan de schooiers!
Helaas.
Vagebond en struikrover, sociale dief, moordenaar of schelm het zijn maar enkele van de synoniemen die verbonden zijn met zijn naam en die dan ook nog steeds het waarom van zijn daden in vraag stellen!
Daarom dus dit boek!
Tegen een historisch verantwoord tijdschema en correct juiste locaties, een bevolking die gebukt gaat onder de vele oorlogen welke hier voor verdeeldheid en bittere armoede zorgden, schets ik één beeld van hoe een volksjongen kon uitgroeien tot een beruchte bendeleider en moordenaar om uiteindelijk op amper 25 jarige leeftijd een méér dan afschuwelijke dood te sterven!
Op 14 november 1748 wordt hij op de Markt in Aalst geradbraakt.
Maar zijn dood schonk leven aan de legende en vele plaatsen in onze Vlaamse Ardennen houden deze in ere. Ze roepen herinneringen op aan die verderfelijke periode en kenmerken zo de levenswijze van het gespuis dat geen andere uitwegen zag.
Een wel héél bijzonder naslagwerk over deze periode en De bende van Jan de Lichte, is zondermeer het 22 ste jaarboek van de Zottegemse Culturele kring!
Volledig verzorgd door de heer Lamarcq Danny, Historicus en uitgever van talrijke publicaties, gunt het ons een blik naar het verleden en geeft haarfijn de historische achtergrond van die woelige periode in de achttiende eeuw weer.
Het leven was in die periode bijzonder hard. De Zuidelijke Nederlanden gingen gebukt onder de voorturende schermutselingen van drie mogendheden. In het oosten lagen de Hannoverse troepen, het zuid-westen was Frans gebied en de Nederlanders kwamen vanuit het noorden. Onze streek lag dus in een soort niemandsland en altijd waren er wel soldatenbenden aan het plunderen. Maar ook van brandstichtingen, verkrachtingen of moorden waren deze niet vies.