HERKENNING: Door het zwartwitte koppatroon en de opvallende kuif is de Kuifmees gemakkelijk van de andere mezensoorten te onderscheiden.
BIOTOOP: De kuifmees houdt zich bij voorkeur op in de naaldbossen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Koolmees en de Pimpelmees, die ook veel loofbossen verblijven.
VOEDSEL: Kuifmezen eten het hele jaar door insecten, maar ze gaan, daarnaast 's winters ook wel over op zaden. Zij zijn echter veel kieskeuriger dan de Pimpelmezen of de Koolmezen, die ook wel bessen en delen van groene planten eten, afhankelijk van het seizoen.
KOMT in onze contreiën VOOR ALS: Standvogel. De Kuifmees is veel meer een standvogel dan de andere mezensoorten. In de winter trekken zij niet naar Zuidelijke bestemmingen maar blijven voornamelijk in of rond hun broedgebied. Slechts als de voedselsituatie hen er toe dwingt trekken ze een eind verder weg. Om strenge koude te kunnen verdragen, zijn aanpassingen nodig. Zo leggen kuifmezen in spleten, tussen schors en onder korstmossen, voorraden aan van zaden en insectenpoppen, die zij in de winter kunnen gebruiken. Het nest wordt in boomholten gemaakt en kunstig voorzien van een goede bekleding van spinrag, wol en mos. Aan de bovenkant is de zo gevormde nestruimte met dit materiaal ook vrijwel volledig afgesloten. Dit om het verlies van warmte te beletten.
BEDREIGD of NIET ? : Sinds 1984 is er een geleidelijke toename van het aantal broedvogels in onze streken vastgesteld. De tegenwoordige stand is circa zeventig procent hoger dan die in het midden van de jaren '80. Dank zij de aanpassingen aan koudere omstandigheden liep de stand van de Kuifmees in ons gebied ook niet merkbaar terug na relatief koude winters zoals in '84 - '85. Hoewel er de laatste tijd veel naaldbossen worden gekapt, profiteert de Kuifmees toch plaatselijk juist van het geleidelijk ouder worden van de naaldbossen en van het minder intensieve bosbeheer dat tegenwoordig in vele bossen wordt uitgevoerd.
In dit artikel wil ik toch iets vertellen over het grootbrengen van uw vogels met de hand. De echte kenners zullen al wel snel doorhebben dat het hier gaat om het grootbrengen van agapornieden. Dit wil nu ook weer niet zeggen dat deze methode niet zou geschikt zijn voor om het even welke andere vogel, enkel de gebruikte ingrediënten in de samenstelling van het voer zullen moeten aangepast worden.
Als eerste punt wil ik wel aanhalen dat je uw vogels best NIET met de hand moet groot brengen, tenzij er grondige redenen bestaan die deze methode verantwoorden. Enkele redenen om dit toch toe te passen zijn o.m.: Wanneer de ouders weigeren om de jongen te voeren of wanneer de pop overleden is en wanneer we geen pleegouders ter beschikking hebben. Het is ook mogelijk dat het ouderkoppel niet voldoende voer bij de jongen brengt en reeds bezig is met een volgende broedsel. Sommige tentoonstellers vinden er hun genoegen in om de jongen toch met de hand groot te brengen. Handtam zullen die jongen zeker wel worden, vraag is echter; Welke waarde gaan deze vogels, als kweekvogels nog hebben in de toekomst, is wel bedenkelijk. Ieder zal voor zich maar moeten uitmaken waar hij voor kiest. Waarschijnlijk zal de keuze vallen op de methode die voor de liefhebber het meest renderende zal blijken, zoals meestal trouwens zal ook hier het financiele aspect de bovenhand halen. Spijtig in elk geval voor de vogels.
Wanneer kan je nu best beginnen met de handopfok? Dit is een vraag die moeilijk te beantwoorden is. Het zal veel afhangen of het een bewuste keuze is of dat we genoodzaakt zijn door bepaalde omstandigheden. Bij onze gastheer, kweker van Rosei-collie's, worden de jongen geplukt door de ouders in het nest, zelfs wanneer de veren pas beginnen door te stoten, dit is dan op de ouderdom van 2 weken. Dit is voor hem dan ook het sein om de jongen te scheiden van de ouders. De eerste 2 weken krijgen ze wel normaal hun voeding van de ouders en dit is wel zeer belangrijk voor de jongen, de kropmelk is voor een vogel immers van groot belang. Volgens de kweker hebben de jongen na 2 weken reeds een goede basis om verder te gaan. De jongen zitten echter nog wel niet volledig in de veren en dit schept misschien een ander probleem, nl. de koude, dit is een punt waar we zeker rekening moeten mee houden en voorzorgen dienen te nemen. (zie benodigdheden)
BENODIGDHEDEN:
Om jonge vogels noodgedwongen met de hand groot te brengen heeft u volgende zaken nodig: Schaf deze ruim op tijd aan, dan kan je op je gemak de gebruiksaanwijzingen doornemen en evt. nog onbeantwoorde vragen stellen aan personen met meer ervaring.
- Pot met opfokvoer bv.; Nutribird of Cedé - Spuitje van 10ml (zonder naald) te verkrijgen bij de apotheker + reserve spuitjes. - Waterkoker - 2 schaaltjes of bakjes - Thermometer - Warm waterkruik of magnetronkruik (zoals die gebruikt worden voor baby's) - Maatschepje - Mini-garde.
De BEREIDING van de VOEDING:
Zelf gebruik ik Nutribird A21 van Versele-Laga als handopfok voeding zegt de kweker. Per pot van 800 gr kost dit ongeveer 9.50 €uro Bij een nest van 4 jongen doe ik ongeveer 1 week met deze pot. Er zijn ook emmers van 3 kgr te koop en die zijn merkelijk beterkoop. Omgerekend krijg ik vaak 800 gram gratis bij aankoop van 3 kgr. Zoals eerder reeds aangegeven zijn er ook andere (goedkopere) merken in de handel, ik gebruik echter altijd dit merk. Ik heb trouwens geen ervaring met andere merken, dus zal ik mij ook beperken tot de bereiding van dit soort opfokvoer.
De voeding is een poederige substantie die heel erg zoet ruikt (naar snoep). Vooraleer u er mee begint, toch best eerst de gebruiksaanwijzing goed lezen want hier staan wel belangrijke dingen in vermeld. Voor Nutribird A21 is een verhouding van 1/2 nodig. Dit wil zeggen 1 maatschepje voer mengen met 2 schepjes gekookt water. Voor dat u kunt beginnen, dus eerst water koken. Terwijl u het water aan de kook brengt kan u de benodigde hoeveelheid voer alvast afmeten. Onthou dus goed hoeveel schepjes u gebruikt hebt. U hebt nl. dubbel zoveel schepjes aan gekookt water nodig. Het voer kan u in een schaaltje (kommetje) doen. Wanneer het water even gekookt heeft doe ik steeds een ruime hoeveelheid in het andere schaaltje. Met het maatschepje meet ik het benodigde aantal schepjes water af en voeg dit bij het voer. Met de mini-garde kan je het geheel nu goed omzetten (roeren). Roer net zo lang totdat je een klontvrije youghurtachtige substantie bekomt. Laat de voeding nu uitkoelen tot 39 graden Celcius. Hier kunt u de thermometer gebruiken. Als de voeding te koud is, zal de vogel het niet eten. Voeding die te fel is afgekoeld of over is, kan je niet meer opwarmen. Overschotten van de voeding dus nooit hergebruiken maar weggooien. Je kan de voeding op temperatuur houden door het schaaltje met de voeding in een schaal te plaatsen, gevuld met warm water "Bij marie"
HET TOEDIENEN van de VOEDING:
Leg de jongen op tafel op een handdoek. Zuig de voeding in de spuit door het tuitje in de voeding te steken en langzaam op te zuigen. De spuit vult zich dan vanzelf met de voeding. Let er op dat u, voordat u gaat voeren alle lucht uit de spuit heeft verwijdert. U heeft vast al wel eens op TV gezien dat artsen even tegen de spuit tikken. Door dit tikken zal de lucht naar boven gaan en kan u deze eruit duwen. Als het jong nu op de handdoek zit kan u beginnen. Steek het spuitje voorzichtig tussen de boven- en ondersnavel. U kunt hiervoor best het kopje zachtjes vasthouden terwijl u met de andere hand de spuit. Het jong zal bij de eerste voeding niet echt meewerken, dus reken erop dat dit niet altijd even gemakkelijk zal gaan. Spuit vervolgens een beetje voeding op de ondersnavel, met een beetje bedoel ik ook een heel klein beetje want de vogel moet de voeding zelf kunnen opslikken. Bij een te grote hoeveelheid voeding te geven loopt het jong het risico om te stikken. Niet bijvoeren vooraleer het jong alles heeft doorgeslikt. De hoeveelheid voeding die u dient te geven is afhankelijk van de ouderdom. U werkt dus van enkele ml tot zo'n 8 ml, als de jongen ouder.U kan goed de krop voller zien komen. Wanneer het kropje goed gevuld is stop dan met voeren. De tweede voeding zal waarschijnlijk veel vlotter verlopen, de jongen hebben snel door vanwaar de voeding komt. Vaak openen ze de snavel al als ze de spuit zien of ruiken. Doordat het jong nogal wild tekeer gaat met het kopje bestaat de kans dat u af en toe wat voer morst en dus de kop ondersmeert. Geen nood, na het voeren, gewoon met de handdoek wat schoon vegen. Op die manier geraken ze ook aan andere dingen gewend. Wanneer we het gemorste voer niet zouden wegvegen zou het gaan vast koeken in de veren en zal de jonge vogel uiteindelijk pijn gaan bezorgen. Na iedere voeding de vogel schoon maken is dus noodzakelijk. Als u de vogel gevoerd hebt, leg hem dan terug in z'n kooi. Zelf maken wij altijd een magnetronkruik warm. Deze kruik rollen we in een handdoek en leggen deze halverwege de kooi. De jongen hebben immers nog geen veren om zich warm te houden. De jongen vinden het heerlijk om zich te kunnen warmen aan de warme handdoek op de bodem van de kooi.
WANNEER en HOE DIKWIJLS voeren?
Allereerst wil ik mijn standpunt uitleggen. Handopfok is schitterend om doen maar kost veel tijd en energie. Onderschat de tijd niet en besef dat het een regelrechte aanslag op uw agenda is. Ik vind dat de jongen zich aan mij moeten aanpassen en niet ik aan hen. Ik voer dus niet wanneer de jongen beginnen te piepen maar wel vaste tijdstippen die ik zelf bepaal. Eén belangrijk punt mag u echter niet uit het oog verliezen; Nooit voeren als de krop nog niet leeg is. Voeren toch bij, dan lopen de jongen het risico dat het overgebleven voedsel in de krop gaat verzuren omdat het niet tijdig is opgenomen in het lichaam. Als dit nu toch mocht gebeuren dan spreekt men van kropverzuring en kan de dood van uw jonge vogel voor gevolg hebben. Voeren doe ik, zoals reeds gezegd op vaste uren, bij mij is dat om de 4 uur. De laatste voeding van de dag krijgen ze omstreeks 23.00 uur. Naargelang de jongen ouder worden passen ik de tijden wat aan, ze kunnen dan wat langer teren op één dosis van 8 ml. Als de jongen groot genoeg zijn, dan schakel ik over op 4 voedingen i.p.v. van 5 per dag, dus met een tussenpause van 5 uur.
Als de jongen zo'n 5 à 6 weken oud zijn, leg ik wat trosgierst op de bodem van de kooi. De gierst ophangen heeft weinig zin omdat de vogels nog steeds op de bodem van de kooi leven. De vogels zullen met de trosgierst wat zitten te rommelen tot ze uiteindelijk ontdekken dat het voedsel is. U kan vaak aan de krop voelen en ook wel zien, dat er zaadjes in zitten. Wanneer we dit vaststellen dan gaan we de hoeveelheid opfokvoer lichtjes verminderen. Zodoende houdt de jonge vogel nog wat hongergevoel over en zal hem stimuleren om terug aan te vullen met trosgierst. Zo leren ze uiteindelijk een volwaardige zaadeter te worden. Wanneer we sterk verminderen met de opfokvoeding, zet dan steeds een bakje met zaden en een bakje water op de bodem van de kooi. Ook water is dan noodzakelijk omdat de vogel voldoende vocht binnenkreeg door de opfokvoeding. U zal snel merken dat de vogels steeds meer zullen overgaan naar het zaad. Als ge nu merkt dat de kropjes goed gevuld zijn met zaadjes, dan kan u stoppen met de spuitvoeding. We zullen de jongen toch nog enkele dagen in de gaten dienen te houden want ze moeten vanaf nu al hun voedsel zelf tot zich nemen. Op de leeftijd van 6 à 7 weken zou de vogel zelfstandig moeten zijn. Het komt soms wel voor dat de vogels het gemakkelijk vinden om met de spuit gevoerd te worden. In zulke gevallen moet je streng zijn en de vogel dwingen om zelf te gaan eten.
Nog ENKELE BELANGRIJKE PUNTEN:
Na iedere voeding het materiaal grondig reinigen. Spuiten met gekookt water proper spuiten. - Niet op de krop knijpen wanneer u gevoerd hebt, de voeding kan dan omhoog geduwd worden en in de keel geraken met verstikking tot gevolg. - Bij het opnemen van de jongen, zodanig opletten dat de voeding niet in de keel kan terecht komen. - Te veel gemaakte voeding steeds weggooien, zeker niet opwarmen om opnieuw te gebruiken. - Leer een gezinslid of iemand anders ook hoe men de vogels moet voeren, dit is altijd een pluspunt indien uzelf iets mocht overkomen of wanneer u belet bent.
Wat een blog toch allemaal kan teweeg brengen bij sommige, kleinzielige mensen.
Sinds een paar dagen is er een "boy-cot-poging" lopende tegen deze blog. Het is toch niet mijn schuld dat sommigen niet tegen de waarheid bestand zijn. Iedereen spreekt over bepaalde toestanden die niet rechtvaardig zijn in dit milieu van sommige liefhebbers. Niemand durft hierover echter een woord reppen tegen de verantwoordelijken om hen te wijzen op de situaties die regelmatig fout lopen. Ik doe dit dan echter wel en meteen krijg ik het deksel op mijn neus. Het ergste is dan nog dat het bestuursleden van bedoelde vereniging zijn die zich gekrenkt voelen. Met dergelijke "schoolmeestersmentaliteit " moet ik wel moeite doen om mijn lach in te houden en mij hierbij ernstige vragen te stellen bij hun bedoelingen.
Tot voor kort deed ik het redactionele werk voor een Brabantse club. Door vaststellingen van heel wat onderlinge tekortkomingen gaf ik dan ook mijn ontslag en begon mijn eigen blog. Dit is dan de doorn in de ogen van hen, die enkel hun eigen belang in acht namen binnen die club. Voor mij gaat het enkel om de liefhebbers van dienst te zijn. Nu dat men echter niet goed meer weet van welk hout pijlen maken, vonden ze het aangewezen om mij, via een vals e-mail, te beschuldigen van al het vuil der aarde in mijn "gastenboek" op deze blog. Zo dachten zij misschien dat ik niet zou te weten komen van wie die beschuldigingen kwamen, wel goed van opzet maar heel slecht gedacht. Enkele dagen heb ik ze laten sudderen en heb er dan een eind aan gemaakt door mijn gastenboek te blokkeren. Gedaan met lachen, nu ben ik aan zet. Hetgeen ze mij in alle toonaarden verweten doen ze op dit moment zelf op grote schaal. "Jan met de pet" moet nu zelf de verantwoordelijkheid voor het clubblad op zich nemen en in hun eerste editie doen ze reeds een greep naar Internet. Klakkeloos worden teksten overgenomen om toch maar wat stof te vergaren om hun boekje vol te krijgen. Wel gemakkelijk en bovendien is er geen werk aan. De leden zullen tevreden zijn. Zou wel eens één van de laatste stuiptrekkingen kunnen zijn, daar zal ik echter niet van wakker liggen. Een van de redenen van mijn ontslag was ondermeer, bepaalde oneerlijkheden tijdens de tentoonstellingen. Hier werden bepaalde prijzen toegekend aan personen die daar helemaal geen recht op hadden maar door enkele bestuursleden aanzien werd als een beloning voor bewezen diensten. De niets vermoedende, kleine liefhebbertjes trapten dan ook met beide voeten in deze val. Wat men allemaal al niet doet om zijn eigen imago op te krikken. Tientallen onregelmatigheden zou ik kunnen aanhalen, ik ga hier echter niet meer woorden aan vuil maken en hoop dat ze opnieuw met beide voetjes op de begane grond zullen terecht komen maar dan met een gezondere clubgeest dit maal.
Er is in de "Vogelwetenschap" reeds heel wat geschreven en gepraat over "groenvoer". We weten één ding met zekerheid; veel vogels houden van groenvoer in verschillende vormen. Kanaries, tropische en de wildzangvogels lusten maar al te graag een "groen blaadje".
Als we spreken over "groenvoer" dan hebben we het in de eerste plaats over hele planten of delen ervan. Voorts zijn er in de natuur voorkomende rijpe en halfrijpe zaden. Deze kunnen als aanvulling op het dagelijkse menu goed van pas komen. Heel veel mensen weten wel wat er allemaal aan vogels verstrekt kan en mag worden, velen moeten echter hierin nog een pak ervaring opdoen. Gelukkig hoeven we niet meer, door schade en schande wijs te worden in deze materie, er is immers al heel wat bekend. Natuurlijk delen wij onze ervaringen met elkaar want daarvoor zijn we overigens lid van een vereniging, indien ze normaal werkt. Indien we groenvoer willen geven moeten we ons van een paar zaken bewust zijn. In alle voeders, dus ook in groenvoer, zitten bepaalde stoffe. Die stoffen hebben allemaal hun eigen werking op op het gestel van onze vogels. Dat kan een positieve werking zijn, maar net zo goed een negatieve. Met negatieve bedoel ik niet meteen dat de vogels er dood zullen van gaan. Ze kunnen echter wel een kleurinvloed hebben na de ruiperiode.Bij de roodfactorige vogels zal dat niet veel hinderen maar bij de gele (of dominant witte) kan dat nadelig zijn. De kleur stimulerende werking die van de onkruidzaden uitgaat heeft een verkeerde invloed op de vogels. De kleur wordt er zogezegd "warmer" van, misschien is het beter te zeggen dat de kleur onzuiver wordt. Hier moeten we ons toch erg bewust van zijn. Indien we groenvoer geven moeten we dat ook regelmatig doen. Het kan niet zo zijn dat we een poosje elke dag groenvoer geven, en dan weer enkele dagen niets geven.
Wel, nu hebben we de negatieve kant wel genoeg belicht denk ik zo. Groenvoer heeft ook terdege positieve kanten. In de eerste plaats wordt het gemakkelijk en goed opgenomen door de vogels, ook door de oudere. Ze voeren ermee dat het een lieve lust is. De ouders hoeven weinig moeite te doen om de kropjes van de jongen vol te stouwen. Een nadeel kan zijn, dat ze niet doorvoeren als er voedsel is wat minder goed opneembaar is en waar ze meer moeite moeten voor doen. Ook de jongen krijgen door het groenvoer, gemakkelijker verteerbaar voedsel en zullen al snel vragen om meer. In vele onkruiden en bladgroen zitten veel vitaminen die voor jonge vogels van groot belang kunnen zijn.Vooral sporenelementen zijn hierin aanwezig. Dit zijn zaken die voor de opbouw van het jonge leven van belang zijn, ook echter voor het in stand houden van het lichaam der oudervogels. We hebben het nu even gehad over de positieve bijdrage aan de voederdrift. Dat kan in sommige gevallen een uitkomst zijn. Als de ouders niet willen voeren is het geven van onkruiden of bladgroenten een goede zaak, juist omdat het zo gemakkelijk opneembaar is wordt er ook zo goed mee gevoerd. Dit kan dan een prikkel zijn om er mee door te gaan. Laten we eerlijk zijn, er is niets zo verdrietig dan dat de oude vogels hun jongen in het nest laten verhongeren. Indien we dit op deze manier kunnen voorkomen zullen we het zeker niet laten.
Dit is het geschikte moment om de noodzakelijke voorzorgen te treffen in de voorbereiding op de kweek. Wij kunnen er niet genoeg de nadruk op leggen dat deze voorzorgsmaatregelen noodwendig zijn om tot goede kweekresultaten te komen. Inderdaad, wij hebben het wel degelijk over het preventief bestrijden van de overheersende plaag van de bloedluis en/of vedermijt.Iedere liefhebber heeft deze gasten al wel eens op bezoek gehad met al de nadelige gevolgen vandien. Ik zou zeggen "Trap niet blindelings in de val door te denken dat u dit seizoen wel niet zal overkomen.Wanneer je ze hebt is het reeds te laat en is er nog maar weinig tegen te beginnen. Ook de vedermijt heeft zich de laatste jaren ook weer massaal laten opmerken en richt heel wat schade aan. Nu zal u zich misschien wel afvragen "Hoe komen ze in mijn kooien terecht?". Wel, in de meeste gevallen heeft de liefhebber zelf schuld aan deze ongewenste invasie.Wanneer je het met de hygiëne niet zo nauw voor hebt ligt het voor de hand dat je op zeker moment moet vaststellen dat je prijs hebt. In dit geval moet je echt de schuld bij uzelf gaan zoeken. Dit zal dan een lesje zijn dat je niet al te snel zal vergeten. Hou daarom uw kooien en vluchten proper door preventieve behandelingen. Sproei af en toe eens kwistig in de hoeken, onder de laden en zelfs op de vogels met Ocepoe of een ander verdelgingsmiddel dat vriendelijk is. Bij enig zoekwerk kan men nog wel ergens "Ocepoe" op de kop tikken, zij het dan nog op illegale trafiek. Er zijn nog wel een resem andere middeltjes, let er echter toch steeds op dat het middel dat u wenst te gebruiken ook vogelvriendelijk is.
Bij deze wil ik echter niet zeggen dat iedereen die dit ongedierte in zijn hok krijgt, zelf schuldig is hiervoor, in tegendeel je kan je vogels en kooien pico-bello onderhouden en op zeker moment heb je ze toch in huis en zitten ze reeds aan de pennen van de vogels te peuzelen. Deze kans is niet denkbeeldig maar dat heeft dan niets te maken met de hygiëne van uw huisvesting. Door een kleine onoplettendheid kan je luizen en/of mijten bij u binnen halen. Dit kan gebeuren via tentoonstellingen. Wanneer de geburen van uw vogels op de tentoonstelling er mee zitten dan kan je er donder op zeggen dat ze ook meekomen naar uw verblijf en dan is het zover. Een goede tentoonsteller zal zijn kooien en vogels controleren en desnoods behandelen vooraleer naar een TT te gaan. Er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen die deze preventie niet nodig achten. Ook bij de aankoop van nieuwe vogels is een controle en eventuele ontsmettingsbeurt geen overbodige luxe. Nieuw aangekochte vogels zet men best enkele dagen in een afzonderlijke ruimte na ze te hebben behandeld met ontsmettingsprodukten die onschadelijk zijn voor de vogels maar wel de luizen en neten vernietigen. In dien je zeker bent dat ze ongedierte vrij zijn kan je ze toevoegen aan uw overige vogelbestand.
In de handel zijn diverse soorten poeders e.a. te verkrijgen die een gunstige bestrijding bevorderen. Ze alleen maar kopen is zeker niet voldoende hoor... je moet ze ook gebruiken. Nu zijn er liefhebbers die nog steeds niet doorhebben dat "ontsmetten" en " bestrijden" 2 verschillende behandelingen zijn. Het "ontsmetten" is preventief toe te passen en moet zeker gebeuren voor de aanvang en liefst ook nog eens na de kweek. Vooraleer we met de kweek beginnen gaan we zeker de kweekbakken en de volledige huisvesting ontsmetten. Voor deze ontsmettingskuur gebruiken we tamelijk warm water om er de bakken en nestjes goed mee af te wassen. In dit water doen we best jodium of javel. Er zijn nog meerdere produkten op de markt ter vervanging van de javel. Zo kunnen we ook wel Dettol,Halamid, Soda,Chloramide of andere insectendodende bestanden gebruiken. Ieder heeft zijn eigen middeltjes wel, als ze maar voldoen aan de eisen die wij stellen n.l.: Het vernietigen van het ongedierte en de neten ervan. Denk na een behandeling nu zeker niet dat je gerust mag zijn voor de rest van het jaar en denk vooral niet dat je geen luizen of mijten meer zult aantreffen. Belangrijk is echter om regelmatig Oce-poe of Sevin te gebruiken als preventief bestrijdingsmiddel. Door deze produkten regelmatig te gebruiken zullen we na een zekere periode kunnen spreken van een gezonde hygiënische toestand zonder ongedierte. Wanneer we voornoemde bestrijdingsmiddelen gebruiken, dan hoeven we de vogels niet te verwijderen uit de ruimte en kunnen we zelfs op de vogels sproeien. Wel is het raadzaam om de eet- en drinkbakjes te verwijderen tijdens de verstuiving van het produkt.
Anders is het gesteld wanneer we de zware middelen gaan hanteren. Onder "zware middelen" verstaan wij dat wij de vogels zeker moeten verwijderen uit de te behandelen ruimte. (in sommige gevallen zelfs tot 3 weken ontluchten). Lees daarom zeker grondig de bijsluiter van de produkten vooraleer je er mee begint. Bij deze middelen zeker ook voorzorgen nemen om uw eigen gezondheid niet in gevaar te brengen. Zorg bij deze behandeling steeds dat je een mondmasker draagt.
Voor deze bestrijdingsbehandeling bestaan er diverse middelen in de handel, de ene al wat sterker dan de andere maar toch allemaal afdoende in het resultaat. Zo kunnen we er enkele noemen: U2 - U3 - Alugan (apotheker) - Baygon (bloemist) - en een nieuw natuurlijk product: "Home Shield". Dit laatste is een zuiver natuurlijk produkt op basis van plankton. "Home Shield" is een degelijk alternatief voor de, in België, uit de handel genomen produkten of goede produkten waarin bepaalde elementen, om gezondheidsredenen zijn uit verwijderd en hierdoor veel van hun kracht hebben verloren. "Home Shield" is momenteel enkel verkrijgbaar in poedervormen is niet oplosbaar in water. Laboratoria zijn echter druk doende om hier een oplossing voor te zoeken, zodat we het waarschijnlijk in de toekomst in spuitbussen zullen kunnen verkrijgen.
Indien de vogels in mindere conditie of ziek zijn: Controleren op eventuele aanwezigheid van wormen, coccidiose, vederparasieten, hokparasieten en de algemene voedingstoestand d.m.v. een fysisch onderzoeken een mestcontrole, om deze controles degelijk te laten uitvoeren is een veearts wel aangewezen.
Het LICHTSCHEMA:
De bijverlichting optrekken tot een max. van 15 uur per dag, 14 dagen voor het samenzetten . Bij een vroegtijdige en intensieve winterkweek moeten de mannen steeds 14 dagen eerder op het max. der verlichting zitten, zoniet, zul je de eerste ronde een resem aan onbevruchte eieren hebben.
De VOEDING in de KWEEKPERIODE:
Per kgr opfokvoeding gaan we deze verrijken met versterkende supplementen zoals aminozuren, carnitrine, vitamines, enzymen en/of andere bestanddelen, dit naar gelang de vogels nood daaraan hebben. Zeker niet overdrijven hierin want dan krijg je een oververzadiging van deze en dit is dan weer aanleiding geven tot andere ongemakken en/of ziektes. Dus nooit de voorgeschreven dosis overschrijden.
Bij te WEINIG DRIFT:
Wat kempzaad, negerzaad en extra vitamines bijgeven.
Bij te DUNNE EIERSCHALEN of KLARE EIEREN:
Algemene controle op de algemene conditie, parasieten en bepluiming, de belichtingstijd iets verhogen, voldoende grit en sepia ter beschikking stellen, oesterschelpen kunnen hier hun vruchten afwerpen.
Tijdens het BROEDEN:
Indien mogelijk en indien alles prima verloopt, het lichtschema een uurtje terug brengen en zeker geen driftopwekkende voeding toedienen (zaden)
Bij ZWEETZIEKTE of COLIBACILLOSE:
Vanaf de eerste dag 1 koffielepel "voedingssupplement ter preventie van kop- en darmziektes" toedienen via het drinkwater of het opfokvoer. Wanneer geen verbetering merkbaar is, overstappen naar een geschikt antibioticum voor de betreffende vogels.
Het VEDERPIKKEN of BLOEDPIKKEN door de ouders rond de 15de dag:
Dubbele dosis"opfok-kweek-conditie-rui" geven, donkerder zetten en vanaf de 2de week nieuw nestmateriaal aanbrengen in de nesten. De oorzaak is meestaleiwitgebrek of te veel drift om een nieuw nest te beginnen.
In de RUIPERIODE:
In die periode hebben de vogels een hogere behoefte aan eiwitten; 4 soeplepels "opfok-kweek-conditie-rui" per 0,5 kgr opfokvoer bijgeven.
Om de CONDITIE te verhogen NA ziekte of VOOR de tentoonstellingen:
Een kuur geven met "conditie-tonic" - één soeplepel per liter water gedurende 2 dagen per week - zolang geven tot er beterschap merkbaar is.
Bij SNOT, PIEPENDE Ademhaling of Ornthose:
Hier dienen we een geschikt antibioticum toe te dienen gedurende 6 dagen. Indien niet genezen, na 4 dagen de kuur herhalen. "TYLAN" is hier zeer aan te bevelen.
Bij slepende DARMZIEKTE, PARATYFOSE of HEXAMITIASE:
Minder kiemzaden geven, minder groenvoer en zeker geen houtskool, noch suikers, dextrose of honing geven. Wel geven we dan een voedingssuplement ter preventie van kop- en darmziektes. Per 0,5 kgr opfokvoer 3 soeplepels rijstgriesmeel, dit 14 dagen aanhouden, daarna 4 dagen om de 2 weken en gedurende 2 maanden. Bij de echte paratyfose dient er een geschikt antibioticum bijgegeven te worden.
Bij STERFTE door STRESS:
Sommige vogelsoorten zijn erg gevoelig voor het uitvangen uit de vluchten of kooien, de Padda's zijnhier een mooi voorbeeld van. Vanaf 3 dagen voor het uitvangen geven we 1 soeplepel voedingssupplement ter preventie van stressproblemen, deze behandeling doorgeven tot 3 dagen NA het uitvangen.
Tegen KANARIEPOKKEN:
Alle kanaries en vinkachtigeninenten in de maand juli - augustus door middel van een priknaald en de juiste entstof. Deze entstof is verkrijgbaar bij de apotheker. Deze behandeling is niet goedkoop maar wel noodzakelijk ter preventie tegen de pokken.
Dit blauw-groen spiraalvormig zeealgje kan men rangschikken bij de rijkste natuurlijke vitamines en mineralen ter wereld. Dat dit een krachtbron is voor ieder levend wezen spreekt voor zichzelf. Wanneer we weten dat in de contractvoorwaarden van sommige prof wielerclubs de "SPIRULINA-tabletten" aan de orde zijn. Zo had bv. Peter Post, destijds in het contract laten opnemen dat al zijn renners, per dag, minstens 6 tabletten moesten tot zich nemen. Renners die deze voorwaarde niet zo nauw namen en deze verplichting aan hun laars lapten, vlogen er onherroepelijk uit. Eric Vanderaerde kan hiervan getuigen. Dit maar om aan te tonen hoeveel geneeskundige kracht van dit groene algje wel uit gaat. Spirulina is verkrijgbaar in poedervorm en in tabletten.
SPIRULINA bestaat voornamelijk uit volwaardige eiwitten, een tiental vitamines (o.a. B12) en een twaalftal mineralen (o.a. ijzer), een zeer hoge concentratie aan chlorofyl of bladgroen en andere phytochemicaliën, enzymen en antioxidanten met een celbeschermende functie. Het is tevens zeer rijk aan het anti - inflammatoire gammalinozuur dat ook een rol speelt in het cholesterolmethabolisme.
Voor het menselijk lichaam is het een aanrader om spirulina te gebruiken bij:
Aan te raden is echter wel om bij gebruik steeds vooraf de huisarts te raadplegen om neven verschijnselen te voorkomen. Bij langdurig gebruik verbeterd Spirulina de celstofwisseling en zorgt voor een normaliserend effect op de eetlust, de drang om te snoepen verdwijnt. Een huisarts zal u zeker helpen bij het samenstellen van de juiste dosis, geschikt voor uw lichaam.
SPIRULINA heeft een versterkende werking en is tevens een natuurlijk antibioticum. Het versnelt de opbouw van het cellulairimmumsysteem, verhoogt de antilichaam productie en beschermt tegen contactbacillen.Spirulina bevat phycocyanin, dat werkt als erythropoetin (epo). Epo is het hormoon dat het beenmerg reguleert bij de productie van witte bloedlichaampjes.
TOEPASSINGEN bij onze VOGELS:
Voor onze vogels is Spirulina een zeer hoogstaande natuurlijke geneeskrachtige bron. Zieke of verzwakte vogels een kuur geven met spirulina kan wonderen verrichten en heeft geen nadelige gevolgen op hun gezondheid of op de kweek. Nu is het wel zo dat dit kan toegepast worden op vogels die niet moeten optreden als tentoonstellingsvogels.
Wanneer u nu bv. gele vetstof kanaries kweekt om deel te nemen aan wedstrijden is dit echt uit den boze omdat spirulina de eigenschap in zich heeft om de hoorndelen van de vogel zwarter te maken en dit is dan aangeraden voor vogels uit de zwartreeks. Dus voor vogels uit de zwartreeks is dit het ideale hulpmiddeltje om de juiste tint te geven aan de hoorndelen. Dus opletten en uitkijken aan welke vogels Spirulina mag worden gegeven.
Maakt men gebruik van Spirulina, hetzij in poedervorm, gemengd onder het eivoer, hetzij als oplossing in het drinkwater, wees steeds de regel indachtig; Overdrijf er nooit mee, hou het bij een kleine dosis. Het is wel zo dat er geen nadelige gevolgen kunnen zijn voor de gezondheid van de vogel want het teveel aan Spirulina in het vogellichaam zal automatisch afgescheiden worden. Dus voer de dosis niet extra hoog op om sneller tot resultaat te komen, dit heeft echt geen zin.
Heb je twijfels over het gebruik ervan, vraag dan advies aan uw apotheker. Let tot slot er vooral op dat we geen Spirulina geven aan tentoonstellingsvogels met bleke hoorndelen.
Dit exotisch duifje is van Australische origine en meet ongeveer 19 cm. De meeste kwekers kennen het diamantduifje in 3 kleurvormen n.: grijs, zilverkleurig en de grijs-witte. Momenteel zijn deze kleuren reeds heel wat verder uitgebreid met verschillende nieuwe kleurmutaties, waaronder de Isabel, de agaatkleurige roodbruine, de pastel, de overgoten en nog heel wat anderen. Er is ook de witstuit, deze kan men combineren met alle andere kleuren..
Diamantduifjes zijn een der meest vreedzame duivensoortendie we kennen. Zo kunnen ze best gehouden worden in een gezelschapsvolière met diverse kleinere soorten vogels, zoals allerlei prachtvinken. Ze gedragen zich zeer vrienschappelijk tegenover hun medebewoners. In de kweekperiode kunnen de mannetjes het wel eens aan de stok krijgen onderling. Daarom is het dan ook aan te raden om slechts één koppeltje per vlucht te huisvesten. Het diamantduifje kan ook best in een kamervolière gehouden en zelfs gekweekt worden. Gezien zijn rustige aard is dit geen enkel probleem. Toch willen we er op wijzen dat de diamantduifjes nogal snel opschrikken voor bruuske bewegingen, dus nooit onnodige bewegingen maken. De duifjes zijn zowat 18 à 19 cm groot en het geslachtsonderscheid is, na enige ervaring, gemakkelijk te herkennen. De rode oogring is bij de doffer (mannetje) wat breder dan bij het duivinnetje. In de kweekperiode vooral is deze oogring ook feller rood gekleurd. Het bruine pigment bij het wijfje is gewoonlijk ook dieper bruin dan bij de mannetjes. Een baltsende doffer is uitzonderlijk levendig en maakt met zijn waaiervormige, hoog opgestokenstaartveren, sierlijke buigingen voor het wijfje. (De emancipatie is ook hier reeds doorgedrongen).
Voor wat de behuizing betreft zorgen we best dat de volière zo is geplaatst dat ze kunnen genieten van voldoende zonlicht. Het zijn echte zonaanbidders. Van baden daarentegen houden ze niet zo erg, bij langere warme periodes waarderen ze wel af en toe eens een beneveling met een fijne plantensproeier. In de winterperiode moeten ze zich wel kunnen terugtrekken in een vorstvrij nachthok.Drinken doen deze duifjes erg weinig maar dit wil nog niet zeggen dat je ze geen drinkwater moet ter beschikking stellen.
Aan hun voeding stellen ze al evenmin veel eisen. Hun basis menu bestaat uit kanariezaad, gierst,opfokvoer,soms wat fijn gehakt groenvoer, kiemzaad en eimengsels. Zelfs tijdens de opfokperiode der jongen hoeft dit menu amper te worden aangevuld (behalve dan wat meer eivoer). Grit en maagkiezel moet, zoals trouwens bij de meerderheid der vogels steeds ter beschikking te staan, zodat ze er naar eigen behoefte kunnen van opnemen. Behoudens hun geliefkoosde zonnebaden houden ze er ook van om languit op de bodem van de volière te liggen om van de zon te genieten en dan met uitgestrekte vleugels. Daarom zorgen we dan ook voor een bodembedekking van schelpenzand of gewone rijnzand. Om de duifjes van dienst te zijn in de kweekperiode hangen we enkele nestkastjes op in de volière met een oppervlakte van 12 X 12 cm. Houten nestkastjes waarderen ze maar met mate. Hun voorkeur gaat uit naar een nestkastje van draadwerk, vraag me niet naar de rede hiervan want daar is men nog niet achter gekomen. De bouw van hun nest is ook al niet veel soeps. Enkele dunne twijgjes en wat grashalmen volstaan voor hen om zich veilig te voelen en om hun jongen groot te brengen. Kort voor, tijdens en een poosje na de kweek hebben ze wel de behoefte aan een verhoging van het eivoer op hun menu.
De diamantduifjesleggen 2 witte eitjes en deze worden bebroed door beide ouders. Wanneer de jongen na 12 à 13 dagen dan gekipt zijn, zal het wijfje de jongen alleen voeren met kropmelk, de man mag alleen maar toezien in deze periode. Na een 10-tal dagen begint de doffer dan ook zijn deel te doen en helpt hij mee om de jongen te voeren omdat de duivin deze taak alleen niet meer aan kan. 12 à 14 dagen na het kippen der eieren doen de jongen een eerste poging om uit te vliegen. Aangezien ze nog niet echt goed voor zichzelf kunnen zorgen worden ze nog enkele weken door beide ouders begeleid en bijgevoerd.
Wanneer ze in topconditie verkeren kunnen de ouderparen 2 à 3 legsels per jaar groot brengen. In een gezelschapsvolière zouden deze diamantduifjes zeker niet mogen ontbreken.
In de jaren '80 kwamen we deze mooie zangvogel nog regelmatig tegen op onze RR. Iedere kweker van Europese vogels had destijds wel iets te met de ortolaan, hetzij in de zuivere kweek, hetzij voor een kruisingsprogramma. Momenteel staat deze mooie zanger geboekt op de "Rode lijst" van de bedreigde diersoorten.
De Ortolaan is ondergebracht in de orde van de zangvogels en hoort thuis in de Gorzenfamilie. Met zijn 15 à 17 cm is hij wel een van de grotere soorten in zijn familie. Hij was, in betere tijden, een regelmatige broedvogel in onze streken en hij hield zich voornamelijk op in een open landschap met wat loofbomen en struiken. In Zuid Europa kon je hem voornamelijk tegen komen in de open berggebieden met uitgestrekte vlaktes en aan de bosranden, meestal op een hoogte van boven de 1500 meter.
De Ortolaan is een trekvogel die zich in Europa laat horen en zien vanaf de maand april tot zowat half september. Na de broedperiode maken zij zich reeds op om de trek aan te vatten om te gaan overwinteren ten Zuiden van de Sahara. In de Sahel en zelfs nog zuidelijker, in Tropisch Afrika.
Deze vogel heeft een kleinschalig, struktuurlijk agrarisch landschap nodig om voldoende voedsel te kunnen vergaren voor zijn jongen. Zo kan u reeds begrijpen waar een groot deel is te zoeken voor de gedeeltelijke verdwijnen van de Ortolaan. Agrarische oorden zijn als maar meer zeldzaam aan 't worden en de ortolaan heeft daar echt wel behoefte aan, dus is hij practisch verdwenen uit onze streken. Nog maar eens een bewijs dat " de mens" , met zijn industriële drang, de natuur om zeep aan 't helpen is. Wij staan echter machteloos tegenover de kapitalistische overheersing van de industrie.
In het Oostelijke gedeelte van België en Nederland zijn er sporadisch nog enkele broedparen op te merken maar op korte termijn zullen ook zij het voor bekeken houden en rest er ons alleen nog maar de herinnering aan deze mooie zanger. Misschien zijner toch nog liefhebbers onder ons die de ortolaan nog in hun bezit hebben en er nog nakomelingen uit kweken. Zo ja, graag een seintje dan. Wij willen er een volledige reportage van maken, het houden, verzorgen en kweken ervan. Een reportage in woord en beeld om te bewaren voor het nageslacht.
(Avena Sativa) - IS NIET ALLEEN MAAR PAARDENVOER...
Heel wat vogelliefhebbers schrijven "HAVER" een goede naam toe. Haver is een graangewas uit de grassenfamilie die belangrijke stoffen bevat. Zo is deze graansoort zeer rijk aan zetmeel, eiwitten en vetten. Haver is een éénjarige plant die in praktisch alle grondsoorten goed kan aarden. Vroeger werd er ook gele en zwarte haver geteeld. De ons bekende en gebruikte haversoort in de zaadmengelingenis afkomstig van de wilde of de onkruidhaver. Wanneer we nu de inhoudstoffen van haver even van nabij onder de loupe nemen is het niet verwonderlijk dat haver (meestal de gebroken haver) graag door onze vogels opgenomen word.
In deze waardetabel merken we dat deze graansoort overwegend rijk is aan koolhydraten (63 %) - Eiwitten (12 %) - en voor 5 % vetten. Verder bevat haver ook nog in ruime mate: Saponinen, Kiezelzuur, Magnesium, Fosfor, Kobalt, IJzer en de vitaminen K, E, B1, B2, B6 en de Provitaminen A. De geoogste haver wordt meestal "gebeukt", dit is een bewerking waarbij slecht gedorste korrels van de lange kafnaalden wordt ontdaan. Dit noemen we dan de "gepunte" haver. Indien we onze gepunte haver onder een pletwals dan bewerken spreken we van "Geplette haver". Door de haver van het kaf te ontdoen bekomen we de door ons gekende "gepelde haver".
Voor de productie van Havermout ondergaat de gepelde haver dan nog een ontbitteringsproces. Havermout is een echt "Volkoren" produkt doodat de zemel en de kiem grotendeels behouden blijven. In onze kanariemengeling wordt steeds de gepunte en de gepelde haver gebruikt. Zoals reeds gezegd wordt haver opgenomen door onze vogels en vlot aan de nestjongen gevoerd. Toch een waarschuwende vinger bij het gebruik van haver. Voer dit met mate, dus zeker niet overdrijven want er zou wel eens vervetting kunnen optreden. Zeker beperken in de rustperiode. Tijdens de kweek maakt dit echter niet veel uit omdat de vogels dan voldoende energie verbruiken om vervetting te voorkomen.
Haver bevat tevens een gunstig aminozurenpatroon met een hoog percentage leucine en arginine (ongeveer 7 %) en kan alleen maar ten goede komen bij de gezondheid van de vogels. Een aanbeveling is zeker om in de rustperiode ongebroken haver op het menu te zetten. De vogels hebben dan een ideale bezigheid om hun vervelingsmomenten te verbijten. Door het ontbolsteren der zaden zullen ze hun zinnen hierop zetten en het niet in hun hoofd halen om anderen lastig te vallen of zichzelf te zitten plukken. Bovendien is deze ontbolsteringsbezigheid een unieke therapie om hun snavel te versterken. Zeker jonge vogels zullen hier de goede gevolgen van ondervinden.
En...de vampiers ook weer op bezoek gehad ? Waarschijnlijk wel hé. Liefhebbers, die beweren van nog nooit bloedluizen in hun hok te hebben gehad, beliegen zich zelf en hun collega's. Hallo, kroket... laat me niet lachen . Iedereen is er zich toch wel degelijk van bewust hoe moeilijk het is om dit ongedierte buiten te houden, al weten we soms niet vanwaar ze komen. Er zijn heel wat bestrijdingsmiddeltjes hiertegen, deze hebben we reeds eerder al aan bod laten komen.
Nu wil dit ook weer niet zeggen dat je de kat bij de melk moet zetten en het bedje moet spreiden om het ze aantrekkelijk te maken. In tegendeel, tracht zoveel mogelijk schuilgelegenheden uit te schakelen binnen de kweekruimte en in 't bijzonder in de kweekbakken. Waar vinden we die zielige luizen meestal terug in de kweekbakken? Inderdaad, op/in alle mogelijke spleetjes en kieren. Een vaste stek om te schuilen in de kweekbakken zijn zeker de uiteinden van de zitstokken die tegen de achterwand van de kooi zijn bevestigd.
Een goede raad, haal al uw vaste zitstokken uit de kweekkooien en vervang ze door uitneembare. Deze kunnen we op maat maken zodat ze enerzijds in het front worden geklemd en anderzijds tegen de achterwand spannen. Nu hoor ik de slimmerikken al protesteren. Waarom een probleem verwijderen om het te vervangen door hetzelfde? Sorry hé, kritikasters, de loszittende stokken zullen we aan de achterzijde, de zijde die tegen de rugwand zal klemmen, aanscherpen tot een fijn puntje, zoals op de foto is te merken. Dit kleine puntjee zal slechts de achterwand raken en bijgevolg zullen de luizen de kans ontnomen worden om zich hier nog te gaan nestelen of verschuilen.
Een tweede voordeel van deze loszittende zitstokken is zeker ook niet te onderschatten. Men kan de stokken in één handbeweging uit de kooien verwijderen om ze te reinigen. Zo zullen we steeds propere hygiënische zitstokken in onze kweekbakken hebben. Eén voorwaarde echter. .Men moet het wel toepassen
De GRIJZE GORS wordt ook nog wel eens de Weide Gors of de Baardgors genoemd. Volgens Wolters wordt deze gors als volgt in het zoölogisch systeem gerangschikt.
Familie: Emberizidae of gorzen
Soort: Emberiza L. 1758
Aard: Emberiza cia L. 1766
Er bestaan 6 ondersoorten: De Cia, Africana, Prageri, Par, Strachey en de Fleminorum.
VERSPREIDINGSGEBIED:
De GRIJZE GORS leeft verspreid in Noord-West Afrika en in de Zuidelijke gebieden, aanleunend bij Azië. Hij bewoont ook de bergen van Zuid- en Midden Europa. In Duitsland vinden we hem terug in de dalen van de Rijn, de Nekker en de Moezel. Van daaruit verspreidt hij zich verder noordwaarts. In Midden Europa zijn er naar schatting nog zo'n 3 à 4.000 broedparen aanwezig. Enkel de Noordelijke populaties trekken en overwinteren in de broedgebieden van de Zuidelijke soortgenoten. Deze laatsten zijn gedeeltelijk standvogels en trekken bij barre winters noodgedwongen naar lager gelegen gebieden.
LEEFGEBIEDEN:
Hun voorkeur gaat uit naar bergachtige gebieden waar men aan wijnbouw doet en de zonnige berghellingen waar rotsblokken afwisselen met steengruis en alleenstaande bomen. Hij is eveneens te vinden in de bijhorende dalen. Zij houden van warme gebieden maar broeden nochtans in de Zwitserse Alpen tot op een hoogte van 2000 meter. Daarentegen komt men ze in de Beierse Alpen slecht zeer sporadisch tegen.
UITERLIJKE KENMERKEN:
Emberiza cia heeft een lengte van 16 cm, dit is een gemiddelde gorzenlengte. Het mannetje heeft een lichtgrijze kop met sterke zwarte bestreping en een oranjeachtige onderzijde. Het lichtgrijs, voornamelijk boven de oogstreep neigt meer naar wit. De bovenzijde is bruin met zwarte bestreping. Van alle andere gorzen, onderscheidt deze gors zich door zijn helle, asgrijze keel en borst.De stuit is kastanjebruin, terwijl de buitenste staartpennen witte zomen hebben. De vleugels hebben onbeduidende smalle witte strepen. Bij het wijfje is de kop bruin en de zwarte tekening is meer verwaterd. De keel is evenwel ook asgrijs. De overige kleurpatronen komen overeen met deze van het mannetje, alhoewel veel minder uitgesproken en de zwarte delen in de vleugels ontbreken. De snavel kleurt in de broedtijd donker grijs en de poten zijn vleeskleurig.
GEDRAG:
De GRIJZE GORS begint 's zomers een uur voor zonsopgang reeds te zingen. 's Winters begint hij een uur voor zonsopgang zijn voedsel te zoeken. Wanneer hij bij deze bezigheid gestoord wordt, dan vlucht hij onmiddellijk in een hoge boomkruin. In de vroegste ochtenduren worden de hoogste twijgen als zangpost gebruikt. Gedurende de heetste momenten van de warme zomerdagen zoekt hij echter schaduwrijke plekken op om te zingen. Overnachten doen deze vogels als enkeling, vrij zittend in struiken of heesters. Tegen de winter aan vormen ze kleine slaapgemeenschappen. Bij zeer koude omstandigheden trekken ze één poot in de veren. Zelfs voedsel zoeken doen ze dan al huppelend op één poot.Wordt bij de aanvang van het broedseizoen, een zo groot mogelijk territorium bezet, dan zal bij een goede voedselsituatie, alleen de nestomgeving verdedigd worden. De grijzegors wipt regelmatigmet zijn staart. Om opwinding uit te drukken spreidt hij deze bliksemsnel, waardoor de helwitte buitenzoom zichtbaar wordt. Bij rivaliteit zet hij een imponerende ronde borst op terwijl hij een agressief geluid laat horen. Deze roep wordt eveneens meermaals herhaald tijdens zijn achtervolgingsvluchten, zowel van rivalen als tijdens het baltsritueel.
STEM:
Bij het opvliegen hoort men steeds "sisi-sip" of "zirr". Gedurende de vlucht is een "trrr"te horen. De lokroep is een gedempt "zhip". Zijn gezang is eenhaastige strofe met hoge toonhoogtes "pe-zizi-pe-zizzi" of iets daar op lijkend. Het heeft veel weg van de zang van de heggemus en zorgt soms voor zo'n stimulerende wisselwerking dat het tussen deze twee soorten heel gemakkelijk tot heuse zangduels komt. Wanneer de grijze gors zingt legt hij zijn lichaam op zijn pootjes, knikt de staart naar beneden en houdt zijn kop hoog opgericht.
HET HOUDEN IN DE VOLIERE:
De Grijze Gors stelt geen hoge eisen aan de inrichting van de volière. Een paar busseltjes heidekruid en middelhoge grassen zijn reeds voldoende om een nestplaats te vinden. In het midden plaatst men best een vlierstruik die dienst doet als zangpost. Het komt er hoofdzakelijk op aan om een open volière te creëren. Wel moet de mogelijkheid bestaan om te kunnen zonnen en een zandbad te kunnen nemen. Deze gors is winterhard en kan in een beschutte buitenvolière gehouden worden. Een vorstvrij overwinteringsruimte is echter steeds welkom omdat het drinkwater en het voedsel dan vorstvrij kan aangeboden worden.
DE VOORTPLANTING:
Het zijn vogels die, zoals de meeste Europese, een paarverbintenis aangaan. Zij broeden van april tot eind juli. In de volière hebben ze meestal 2 broedsels, drie is zeker geen uitzondering. In hun broedgebied zijn het de mannetjes die eerst arriveren. Hun territorium gebondenheid is zo dominant dat alle, later toekomende mannetjes verdreven worden. Aan het territorium verdedigen neemt ook het wijfje deel. Daar de mannetjes telken jaren hetzelfde territorium bezetten gebeurt het vaak dat steeds dezelfde partners voor de nakomelingen zorgen. Jonge mannetjes die reeds een territorium bezetten, wachten overvliegende wijfjes op met uitgespeide waaierstaart. Vertoont een vrouwtje interesse dan benadert hij dit met "tjuk-tjuk " geroep. Met licht afhangende vleugels en sidderend vleugeltrillen nodigt hij het wijfje dan uit om tot de paring over te gaan. Eens de paring voltrokken blijkt het huwelijk bezegeld.
HET NEST:
Het nest wordt meestal op de bodem, in de kruidlaag gebouwd of tussen grasbundels. Alleen het vrouwtje knapt deze klus op. Vooreerst draait ze een kuiltje waarna ze een krans van gedroogde grashalmen er omheen weet te vlechten. Slecht daarna wordt het kuiltje met mos en schorsschilfers bekleed. Het nest wordt zo goed gecamoufleerd en aangepast dat het niet te onderscheiden is van de omgevende plantengroei. De nestkom heeft een doormeter van 6 cm en een diepte van 4 cm. Ze hebben 4 tot 12 dagen nodig om hun woning af te maken.
HET LEGSEL:
De eieren zijn stomp ovaal, glad en zwak glanzend. Ze zijn licht purper of bruin overgoten met gelijkmatig verdeelde zwarte streepjes en krassen. Het legsel bestaat uit 3 tot 5 eieren, ze worden dagelijks in de vroege morgen gelegd. De broedduur omvat een 14-tal dagen. De broedzorg is enkel voor het wijfje. Na het uitkomen worden de jongen de eerste dagen alleen door het wijfje verzorgd. De eierschalen en de mestproppen worden door het wijfje opgegeten. De eerste dag brengt het mannetje het voedsel bij en geeft het aan de pop die dan de jongen voert. Vanaf de tweede dag is de voedselbevoorrading een taak voor beide ouders. Als afleidingslist landen ze op enkele meters van het nest om de verdere afstand te voet af te leggen. Na 10 dagen verlaten de jongen het nest en verstoppen zich in de omgeving. Heel dikwijls sluiten er zich cirlgorzen bij deze groepjes aan. Ondertussen beginnen de ouders meestal aan een tweede broesel. De jongen vallen dan in hun jeugdrui. De overjaarse gorzen doorlopen een totaalrui. Hoe later op het seizoen geboren des te vlugger ruien de jongen uit.
HET VOEDSEL:
De Grijze gors neemt zijn voedsel van op de grond. Zitten de zaden nog in de halmen vast, dan trekt hij deze naar beneden om aan het begeerde voedsel te geraken.. Insectenworden, ofwel van de grond opgenomen ofwel van de struiken en kruiden afgepluk, desnoods met een korte achtervolgingsvlucht buit gemaakt. Bij de zaden gaat hun voorkeur naar zuring, bies, ganzevoet, grassen, haver, boterbloem, gierst, perzikkruid, vogelmuur, rogge en tarwe.De jongen worden uitsluitend met insecten gevoerd; spinnen,slakjes en wormen. Wanneer vliegende insecten te groot zijn om te voeren worden deze door de ouders van hun vleugels ontdaan. In de volière volstaat een goede zaadmengeling voor Europese vogels, aangevuld met de seizoensgebonden onkruid- en graszaden. Voor de opfok der jongen worden pinky's, meel- en buffelwormen aangeboden. Vanaf de derde dag kunnen de jongen ook grotere insecten aan. Wanneer de ouders het aannemen kunnen de geboden insecten met een vitamine preparaat en sporenelementen bepoederd worden. Eivoer waaraan caseïre wordt toegevoegd en ook paté wordt eveneens aanvaard. Bij het groter worden der nestjongen worden ook halfrijpe onkruidzaden gevoerd.
Wel een eigenaardige titel voor een artikel dat moet handelen over de vogelliefhebberij, de liefhebbers en hun kronkelige grillen. De TT'en zijn weer even achter de rug Voor sommigen is deze periode een tijdstip waar ze naambekendheid hebben kunnen verwerven, dat er koopjes kunnen gesloten worden en soms overeenkomsten gemaakt worden in het vooruitzicht van het nakende kweekseizoen. Vanuit deze categorie liefhebbers zullen er zelden protestgeluiden te noteren vallen. Voor hen zijn de keuringen immers perfect verlopen en hebben ze verkregen waarop ze hadden gehoopt.
Anders is het gesteld met de 2de categorie, zij die minder goed of zelfs slecht hebben gescoord. Ook zij hadden bij de aanvang van het TTseizoen hoge verwachtingen voor hun vogels. Misschien hadden ze de lat wel iets te hoog gelegd in evenredigheid met het vogelbestand dat zij ter beschikking hadden. Van deze liefhebbers horen we dan een zondvloed van wantrouwen en zelfs verwijten aan het adres van (in de eerste plaats) de keurmeesters. Graag geef ik grif toe dat er keurmeesters zijn die er soms met de klak naar smijten en dit is dan wel betreurenswaardig. Deze handelswijze mogen we zeker niet veralgemenen. Laar ons die "fouten" echter niet overroepen en niet steeds dezelfde stok hanteren om het falen van onze vogels wit te wassen. Vergeet bovendien niet, dat een keuring een momentp^name is en wie zal u komen vertellen hoe uw vogel er op het moment der keuring bij zat? Het is niet, omdat jij denkt dat uw vogels allemaal toppers zijn, dat iedereen die mening met u moet delen. Wanneer u wat tot rust gekomen bent moet ge uw vogels eens grondig analyseren naar de geest van de desbetreffende standaardnormen. Meestal zal je dan wel moeten vaststellen dat er toch foutjes aan te merken vallen waar je gewoon over gekeken hebt.Niet enkel de vogel heeft zijn invloed op de keuringen. Een keuringsruimte waar de verlichting te wensen overlaat kan een grote invloed op het uiteindelijk resultaat dat op uw keurbriefjes terecht zal komen. De lichtinval van buiten af kan ook zijn effect hebben. Neem bv. een vogel die om 09.00 uur wordt gekeurd bij een mistig buitenluchtje. Deze vogel zal voor de keurmeester zeker niet tot zijn volste recht komen. Neem nu die zelfde vogel en beoordeel deze rond het middaguur, wanneer er wat zonsinval in de zaal is, u zal hier duidelijk merken dat we met een totaal andere beoordeling rekening moeten houden en zal er ongetwijfeld een puntenverschil waar te nemen zijn. De liefhebberheeft echter alleen maar oog op het resultaat, de rest is van geen belang. Laat mij hier dan ook stellen dat de verwijten naar de beoordelaars toe, in de meeste gevallen al te voorbarig zijn. Een oplossing voor deze problematiek zou een totale "tafelkeuring" kunnen bieden. Iedere vogel met dezelfde (kunst) verlichting op tafel brengen voor de keuring.Op deze manier heeft iedere vogel gelijke kansen voor wat het licht betreft. Nu beweer ik hier ook weer niet dat de extreme herrieschoppers toch nog andere argumenten zullen naar voor schuiven om het slecht presteren van hun vogels af te wentelen op de rug van de keurmeesters. Deze (liefhebbers) kunnen we de raad geven om in de toekomst alles eens te relativeren en vooral, en vooral dan in de eerste plaats. Ze zouden best hun eigen vogels wat beter leren kennen, vooraleer met modder te gooien naar de keurmeesters en deze dan, samen met de vuile was, gewoon aan de grote klok te hangen. Dat iedere liefhebber een vleugje egoïsme bezit, is wel eigen aan de mens. Tracht deze drang echter te onderdrukken en leg u neer bij sommige , (al dan niet) terechte beslissingen. Trouwens, heb je al iemand horen klagen dat zijn vogels te veel punten hebben gekregen? Die wil ik wel eens tegenkomen. Tot slot nog dit, zorg eerst en vooral er voor dat uw vogels, proper en netjes op de TT's terecht komen. In de eerste plaats, observeer voortdurend uw vogels en zoek zelf uit of ze in alle opzichten voldoen aan de standaardeisen.
Zodoende zal u zich niet meer hoeven te ergeren aan anderen en kan u uw beschuldigingen opbergen. Hou uw VUILE was dus liefst BINNENSHUIS.
Ik ben Theunis Julien, en gebruik soms ook wel de schuilnaam TJip.
Ik ben een man en woon in Mijngebied - Beringen (Belgisch Limburg) en mijn beroep is Typograaf - Drukker .
Ik ben geboren op 24/08/1939 en ben nu dus 85 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Ornithologie - Fotografie - Fauna en Flora - Verslaggeving - Interviews - Fotosessies.
Ben vooral bekend om mijn "Scherpe pen" - Sommige artikels laten een wrange nasmaak achter bij nogal wat indi