Dit is het geschikte moment om de noodzakelijke voorzorgen te treffen in de voorbereiding op de kweek. Wij kunnen er niet genoeg de nadruk op leggen dat deze voorzorgsmaatregelen noodwendig zijn om tot goede kweekresultaten te komen. Inderdaad, wij hebben het wel degelijk over het preventief bestrijden van de overheersende plaag van de bloedluis en/of vedermijt.Iedere liefhebber heeft deze gasten al wel eens op bezoek gehad met al de nadelige gevolgen vandien. Ik zou zeggen "Trap niet blindelings in de val door te denken dat u dit seizoen wel niet zal overkomen.Wanneer je ze hebt is het reeds te laat en is er nog maar weinig tegen te beginnen. Ook de vedermijt heeft zich de laatste jaren ook weer massaal laten opmerken en richt heel wat schade aan. Nu zal u zich misschien wel afvragen "Hoe komen ze in mijn kooien terecht?". Wel, in de meeste gevallen heeft de liefhebber zelf schuld aan deze ongewenste invasie.Wanneer je het met de hygiëne niet zo nauw voor hebt ligt het voor de hand dat je op zeker moment moet vaststellen dat je prijs hebt. In dit geval moet je echt de schuld bij uzelf gaan zoeken. Dit zal dan een lesje zijn dat je niet al te snel zal vergeten. Hou daarom uw kooien en vluchten proper door preventieve behandelingen. Sproei af en toe eens kwistig in de hoeken, onder de laden en zelfs op de vogels met Ocepoe of een ander verdelgingsmiddel dat vriendelijk is. Bij enig zoekwerk kan men nog wel ergens "Ocepoe" op de kop tikken, zij het dan nog op illegale trafiek. Er zijn nog wel een resem andere middeltjes, let er echter toch steeds op dat het middel dat u wenst te gebruiken ook vogelvriendelijk is.
Bij deze wil ik echter niet zeggen dat iedereen die dit ongedierte in zijn hok krijgt, zelf schuldig is hiervoor, in tegendeel je kan je vogels en kooien pico-bello onderhouden en op zeker moment heb je ze toch in huis en zitten ze reeds aan de pennen van de vogels te peuzelen. Deze kans is niet denkbeeldig maar dat heeft dan niets te maken met de hygiëne van uw huisvesting. Door een kleine onoplettendheid kan je luizen en/of mijten bij u binnen halen. Dit kan gebeuren via tentoonstellingen. Wanneer de geburen van uw vogels op de tentoonstelling er mee zitten dan kan je er donder op zeggen dat ze ook meekomen naar uw verblijf en dan is het zover. Een goede tentoonsteller zal zijn kooien en vogels controleren en desnoods behandelen vooraleer naar een TT te gaan. Er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen die deze preventie niet nodig achten. Ook bij de aankoop van nieuwe vogels is een controle en eventuele ontsmettingsbeurt geen overbodige luxe. Nieuw aangekochte vogels zet men best enkele dagen in een afzonderlijke ruimte na ze te hebben behandeld met ontsmettingsprodukten die onschadelijk zijn voor de vogels maar wel de luizen en neten vernietigen. In dien je zeker bent dat ze ongedierte vrij zijn kan je ze toevoegen aan uw overige vogelbestand.
In de handel zijn diverse soorten poeders e.a. te verkrijgen die een gunstige bestrijding bevorderen. Ze alleen maar kopen is zeker niet voldoende hoor... je moet ze ook gebruiken. Nu zijn er liefhebbers die nog steeds niet doorhebben dat "ontsmetten" en " bestrijden" 2 verschillende behandelingen zijn. Het "ontsmetten" is preventief toe te passen en moet zeker gebeuren voor de aanvang en liefst ook nog eens na de kweek. Vooraleer we met de kweek beginnen gaan we zeker de kweekbakken en de volledige huisvesting ontsmetten. Voor deze ontsmettingskuur gebruiken we tamelijk warm water om er de bakken en nestjes goed mee af te wassen. In dit water doen we best jodium of javel. Er zijn nog meerdere produkten op de markt ter vervanging van de javel. Zo kunnen we ook wel Dettol,Halamid, Soda,Chloramide of andere insectendodende bestanden gebruiken. Ieder heeft zijn eigen middeltjes wel, als ze maar voldoen aan de eisen die wij stellen n.l.: Het vernietigen van het ongedierte en de neten ervan. Denk na een behandeling nu zeker niet dat je gerust mag zijn voor de rest van het jaar en denk vooral niet dat je geen luizen of mijten meer zult aantreffen. Belangrijk is echter om regelmatig Oce-poe of Sevin te gebruiken als preventief bestrijdingsmiddel. Door deze produkten regelmatig te gebruiken zullen we na een zekere periode kunnen spreken van een gezonde hygiënische toestand zonder ongedierte. Wanneer we voornoemde bestrijdingsmiddelen gebruiken, dan hoeven we de vogels niet te verwijderen uit de ruimte en kunnen we zelfs op de vogels sproeien. Wel is het raadzaam om de eet- en drinkbakjes te verwijderen tijdens de verstuiving van het produkt.
Anders is het gesteld wanneer we de zware middelen gaan hanteren. Onder "zware middelen" verstaan wij dat wij de vogels zeker moeten verwijderen uit de te behandelen ruimte. (in sommige gevallen zelfs tot 3 weken ontluchten). Lees daarom zeker grondig de bijsluiter van de produkten vooraleer je er mee begint. Bij deze middelen zeker ook voorzorgen nemen om uw eigen gezondheid niet in gevaar te brengen. Zorg bij deze behandeling steeds dat je een mondmasker draagt.
Voor deze bestrijdingsbehandeling bestaan er diverse middelen in de handel, de ene al wat sterker dan de andere maar toch allemaal afdoende in het resultaat. Zo kunnen we er enkele noemen: U2 - U3 - Alugan (apotheker) - Baygon (bloemist) - en een nieuw natuurlijk product: "Home Shield". Dit laatste is een zuiver natuurlijk produkt op basis van plankton. "Home Shield" is een degelijk alternatief voor de, in België, uit de handel genomen produkten of goede produkten waarin bepaalde elementen, om gezondheidsredenen zijn uit verwijderd en hierdoor veel van hun kracht hebben verloren. "Home Shield" is momenteel enkel verkrijgbaar in poedervormen is niet oplosbaar in water. Laboratoria zijn echter druk doende om hier een oplossing voor te zoeken, zodat we het waarschijnlijk in de toekomst in spuitbussen zullen kunnen verkrijgen.
Indien de vogels in mindere conditie of ziek zijn: Controleren op eventuele aanwezigheid van wormen, coccidiose, vederparasieten, hokparasieten en de algemene voedingstoestand d.m.v. een fysisch onderzoeken een mestcontrole, om deze controles degelijk te laten uitvoeren is een veearts wel aangewezen.
Het LICHTSCHEMA:
De bijverlichting optrekken tot een max. van 15 uur per dag, 14 dagen voor het samenzetten . Bij een vroegtijdige en intensieve winterkweek moeten de mannen steeds 14 dagen eerder op het max. der verlichting zitten, zoniet, zul je de eerste ronde een resem aan onbevruchte eieren hebben.
De VOEDING in de KWEEKPERIODE:
Per kgr opfokvoeding gaan we deze verrijken met versterkende supplementen zoals aminozuren, carnitrine, vitamines, enzymen en/of andere bestanddelen, dit naar gelang de vogels nood daaraan hebben. Zeker niet overdrijven hierin want dan krijg je een oververzadiging van deze en dit is dan weer aanleiding geven tot andere ongemakken en/of ziektes. Dus nooit de voorgeschreven dosis overschrijden.
Bij te WEINIG DRIFT:
Wat kempzaad, negerzaad en extra vitamines bijgeven.
Bij te DUNNE EIERSCHALEN of KLARE EIEREN:
Algemene controle op de algemene conditie, parasieten en bepluiming, de belichtingstijd iets verhogen, voldoende grit en sepia ter beschikking stellen, oesterschelpen kunnen hier hun vruchten afwerpen.
Tijdens het BROEDEN:
Indien mogelijk en indien alles prima verloopt, het lichtschema een uurtje terug brengen en zeker geen driftopwekkende voeding toedienen (zaden)
Bij ZWEETZIEKTE of COLIBACILLOSE:
Vanaf de eerste dag 1 koffielepel "voedingssupplement ter preventie van kop- en darmziektes" toedienen via het drinkwater of het opfokvoer. Wanneer geen verbetering merkbaar is, overstappen naar een geschikt antibioticum voor de betreffende vogels.
Het VEDERPIKKEN of BLOEDPIKKEN door de ouders rond de 15de dag:
Dubbele dosis"opfok-kweek-conditie-rui" geven, donkerder zetten en vanaf de 2de week nieuw nestmateriaal aanbrengen in de nesten. De oorzaak is meestaleiwitgebrek of te veel drift om een nieuw nest te beginnen.
In de RUIPERIODE:
In die periode hebben de vogels een hogere behoefte aan eiwitten; 4 soeplepels "opfok-kweek-conditie-rui" per 0,5 kgr opfokvoer bijgeven.
Om de CONDITIE te verhogen NA ziekte of VOOR de tentoonstellingen:
Een kuur geven met "conditie-tonic" - één soeplepel per liter water gedurende 2 dagen per week - zolang geven tot er beterschap merkbaar is.
Bij SNOT, PIEPENDE Ademhaling of Ornthose:
Hier dienen we een geschikt antibioticum toe te dienen gedurende 6 dagen. Indien niet genezen, na 4 dagen de kuur herhalen. "TYLAN" is hier zeer aan te bevelen.
Bij slepende DARMZIEKTE, PARATYFOSE of HEXAMITIASE:
Minder kiemzaden geven, minder groenvoer en zeker geen houtskool, noch suikers, dextrose of honing geven. Wel geven we dan een voedingssuplement ter preventie van kop- en darmziektes. Per 0,5 kgr opfokvoer 3 soeplepels rijstgriesmeel, dit 14 dagen aanhouden, daarna 4 dagen om de 2 weken en gedurende 2 maanden. Bij de echte paratyfose dient er een geschikt antibioticum bijgegeven te worden.
Bij STERFTE door STRESS:
Sommige vogelsoorten zijn erg gevoelig voor het uitvangen uit de vluchten of kooien, de Padda's zijnhier een mooi voorbeeld van. Vanaf 3 dagen voor het uitvangen geven we 1 soeplepel voedingssupplement ter preventie van stressproblemen, deze behandeling doorgeven tot 3 dagen NA het uitvangen.
Tegen KANARIEPOKKEN:
Alle kanaries en vinkachtigeninenten in de maand juli - augustus door middel van een priknaald en de juiste entstof. Deze entstof is verkrijgbaar bij de apotheker. Deze behandeling is niet goedkoop maar wel noodzakelijk ter preventie tegen de pokken.
Dit blauw-groen spiraalvormig zeealgje kan men rangschikken bij de rijkste natuurlijke vitamines en mineralen ter wereld. Dat dit een krachtbron is voor ieder levend wezen spreekt voor zichzelf. Wanneer we weten dat in de contractvoorwaarden van sommige prof wielerclubs de "SPIRULINA-tabletten" aan de orde zijn. Zo had bv. Peter Post, destijds in het contract laten opnemen dat al zijn renners, per dag, minstens 6 tabletten moesten tot zich nemen. Renners die deze voorwaarde niet zo nauw namen en deze verplichting aan hun laars lapten, vlogen er onherroepelijk uit. Eric Vanderaerde kan hiervan getuigen. Dit maar om aan te tonen hoeveel geneeskundige kracht van dit groene algje wel uit gaat. Spirulina is verkrijgbaar in poedervorm en in tabletten.
SPIRULINA bestaat voornamelijk uit volwaardige eiwitten, een tiental vitamines (o.a. B12) en een twaalftal mineralen (o.a. ijzer), een zeer hoge concentratie aan chlorofyl of bladgroen en andere phytochemicaliën, enzymen en antioxidanten met een celbeschermende functie. Het is tevens zeer rijk aan het anti - inflammatoire gammalinozuur dat ook een rol speelt in het cholesterolmethabolisme.
Voor het menselijk lichaam is het een aanrader om spirulina te gebruiken bij:
Aan te raden is echter wel om bij gebruik steeds vooraf de huisarts te raadplegen om neven verschijnselen te voorkomen. Bij langdurig gebruik verbeterd Spirulina de celstofwisseling en zorgt voor een normaliserend effect op de eetlust, de drang om te snoepen verdwijnt. Een huisarts zal u zeker helpen bij het samenstellen van de juiste dosis, geschikt voor uw lichaam.
SPIRULINA heeft een versterkende werking en is tevens een natuurlijk antibioticum. Het versnelt de opbouw van het cellulairimmumsysteem, verhoogt de antilichaam productie en beschermt tegen contactbacillen.Spirulina bevat phycocyanin, dat werkt als erythropoetin (epo). Epo is het hormoon dat het beenmerg reguleert bij de productie van witte bloedlichaampjes.
TOEPASSINGEN bij onze VOGELS:
Voor onze vogels is Spirulina een zeer hoogstaande natuurlijke geneeskrachtige bron. Zieke of verzwakte vogels een kuur geven met spirulina kan wonderen verrichten en heeft geen nadelige gevolgen op hun gezondheid of op de kweek. Nu is het wel zo dat dit kan toegepast worden op vogels die niet moeten optreden als tentoonstellingsvogels.
Wanneer u nu bv. gele vetstof kanaries kweekt om deel te nemen aan wedstrijden is dit echt uit den boze omdat spirulina de eigenschap in zich heeft om de hoorndelen van de vogel zwarter te maken en dit is dan aangeraden voor vogels uit de zwartreeks. Dus voor vogels uit de zwartreeks is dit het ideale hulpmiddeltje om de juiste tint te geven aan de hoorndelen. Dus opletten en uitkijken aan welke vogels Spirulina mag worden gegeven.
Maakt men gebruik van Spirulina, hetzij in poedervorm, gemengd onder het eivoer, hetzij als oplossing in het drinkwater, wees steeds de regel indachtig; Overdrijf er nooit mee, hou het bij een kleine dosis. Het is wel zo dat er geen nadelige gevolgen kunnen zijn voor de gezondheid van de vogel want het teveel aan Spirulina in het vogellichaam zal automatisch afgescheiden worden. Dus voer de dosis niet extra hoog op om sneller tot resultaat te komen, dit heeft echt geen zin.
Heb je twijfels over het gebruik ervan, vraag dan advies aan uw apotheker. Let tot slot er vooral op dat we geen Spirulina geven aan tentoonstellingsvogels met bleke hoorndelen.
Dit exotisch duifje is van Australische origine en meet ongeveer 19 cm. De meeste kwekers kennen het diamantduifje in 3 kleurvormen n.: grijs, zilverkleurig en de grijs-witte. Momenteel zijn deze kleuren reeds heel wat verder uitgebreid met verschillende nieuwe kleurmutaties, waaronder de Isabel, de agaatkleurige roodbruine, de pastel, de overgoten en nog heel wat anderen. Er is ook de witstuit, deze kan men combineren met alle andere kleuren..
Diamantduifjes zijn een der meest vreedzame duivensoortendie we kennen. Zo kunnen ze best gehouden worden in een gezelschapsvolière met diverse kleinere soorten vogels, zoals allerlei prachtvinken. Ze gedragen zich zeer vrienschappelijk tegenover hun medebewoners. In de kweekperiode kunnen de mannetjes het wel eens aan de stok krijgen onderling. Daarom is het dan ook aan te raden om slechts één koppeltje per vlucht te huisvesten. Het diamantduifje kan ook best in een kamervolière gehouden en zelfs gekweekt worden. Gezien zijn rustige aard is dit geen enkel probleem. Toch willen we er op wijzen dat de diamantduifjes nogal snel opschrikken voor bruuske bewegingen, dus nooit onnodige bewegingen maken. De duifjes zijn zowat 18 à 19 cm groot en het geslachtsonderscheid is, na enige ervaring, gemakkelijk te herkennen. De rode oogring is bij de doffer (mannetje) wat breder dan bij het duivinnetje. In de kweekperiode vooral is deze oogring ook feller rood gekleurd. Het bruine pigment bij het wijfje is gewoonlijk ook dieper bruin dan bij de mannetjes. Een baltsende doffer is uitzonderlijk levendig en maakt met zijn waaiervormige, hoog opgestokenstaartveren, sierlijke buigingen voor het wijfje. (De emancipatie is ook hier reeds doorgedrongen).
Voor wat de behuizing betreft zorgen we best dat de volière zo is geplaatst dat ze kunnen genieten van voldoende zonlicht. Het zijn echte zonaanbidders. Van baden daarentegen houden ze niet zo erg, bij langere warme periodes waarderen ze wel af en toe eens een beneveling met een fijne plantensproeier. In de winterperiode moeten ze zich wel kunnen terugtrekken in een vorstvrij nachthok.Drinken doen deze duifjes erg weinig maar dit wil nog niet zeggen dat je ze geen drinkwater moet ter beschikking stellen.
Aan hun voeding stellen ze al evenmin veel eisen. Hun basis menu bestaat uit kanariezaad, gierst,opfokvoer,soms wat fijn gehakt groenvoer, kiemzaad en eimengsels. Zelfs tijdens de opfokperiode der jongen hoeft dit menu amper te worden aangevuld (behalve dan wat meer eivoer). Grit en maagkiezel moet, zoals trouwens bij de meerderheid der vogels steeds ter beschikking te staan, zodat ze er naar eigen behoefte kunnen van opnemen. Behoudens hun geliefkoosde zonnebaden houden ze er ook van om languit op de bodem van de volière te liggen om van de zon te genieten en dan met uitgestrekte vleugels. Daarom zorgen we dan ook voor een bodembedekking van schelpenzand of gewone rijnzand. Om de duifjes van dienst te zijn in de kweekperiode hangen we enkele nestkastjes op in de volière met een oppervlakte van 12 X 12 cm. Houten nestkastjes waarderen ze maar met mate. Hun voorkeur gaat uit naar een nestkastje van draadwerk, vraag me niet naar de rede hiervan want daar is men nog niet achter gekomen. De bouw van hun nest is ook al niet veel soeps. Enkele dunne twijgjes en wat grashalmen volstaan voor hen om zich veilig te voelen en om hun jongen groot te brengen. Kort voor, tijdens en een poosje na de kweek hebben ze wel de behoefte aan een verhoging van het eivoer op hun menu.
De diamantduifjesleggen 2 witte eitjes en deze worden bebroed door beide ouders. Wanneer de jongen na 12 à 13 dagen dan gekipt zijn, zal het wijfje de jongen alleen voeren met kropmelk, de man mag alleen maar toezien in deze periode. Na een 10-tal dagen begint de doffer dan ook zijn deel te doen en helpt hij mee om de jongen te voeren omdat de duivin deze taak alleen niet meer aan kan. 12 à 14 dagen na het kippen der eieren doen de jongen een eerste poging om uit te vliegen. Aangezien ze nog niet echt goed voor zichzelf kunnen zorgen worden ze nog enkele weken door beide ouders begeleid en bijgevoerd.
Wanneer ze in topconditie verkeren kunnen de ouderparen 2 à 3 legsels per jaar groot brengen. In een gezelschapsvolière zouden deze diamantduifjes zeker niet mogen ontbreken.
In de jaren '80 kwamen we deze mooie zangvogel nog regelmatig tegen op onze RR. Iedere kweker van Europese vogels had destijds wel iets te met de ortolaan, hetzij in de zuivere kweek, hetzij voor een kruisingsprogramma. Momenteel staat deze mooie zanger geboekt op de "Rode lijst" van de bedreigde diersoorten.
De Ortolaan is ondergebracht in de orde van de zangvogels en hoort thuis in de Gorzenfamilie. Met zijn 15 à 17 cm is hij wel een van de grotere soorten in zijn familie. Hij was, in betere tijden, een regelmatige broedvogel in onze streken en hij hield zich voornamelijk op in een open landschap met wat loofbomen en struiken. In Zuid Europa kon je hem voornamelijk tegen komen in de open berggebieden met uitgestrekte vlaktes en aan de bosranden, meestal op een hoogte van boven de 1500 meter.
De Ortolaan is een trekvogel die zich in Europa laat horen en zien vanaf de maand april tot zowat half september. Na de broedperiode maken zij zich reeds op om de trek aan te vatten om te gaan overwinteren ten Zuiden van de Sahara. In de Sahel en zelfs nog zuidelijker, in Tropisch Afrika.
Deze vogel heeft een kleinschalig, struktuurlijk agrarisch landschap nodig om voldoende voedsel te kunnen vergaren voor zijn jongen. Zo kan u reeds begrijpen waar een groot deel is te zoeken voor de gedeeltelijke verdwijnen van de Ortolaan. Agrarische oorden zijn als maar meer zeldzaam aan 't worden en de ortolaan heeft daar echt wel behoefte aan, dus is hij practisch verdwenen uit onze streken. Nog maar eens een bewijs dat " de mens" , met zijn industriële drang, de natuur om zeep aan 't helpen is. Wij staan echter machteloos tegenover de kapitalistische overheersing van de industrie.
In het Oostelijke gedeelte van België en Nederland zijn er sporadisch nog enkele broedparen op te merken maar op korte termijn zullen ook zij het voor bekeken houden en rest er ons alleen nog maar de herinnering aan deze mooie zanger. Misschien zijner toch nog liefhebbers onder ons die de ortolaan nog in hun bezit hebben en er nog nakomelingen uit kweken. Zo ja, graag een seintje dan. Wij willen er een volledige reportage van maken, het houden, verzorgen en kweken ervan. Een reportage in woord en beeld om te bewaren voor het nageslacht.
(Avena Sativa) - IS NIET ALLEEN MAAR PAARDENVOER...
Heel wat vogelliefhebbers schrijven "HAVER" een goede naam toe. Haver is een graangewas uit de grassenfamilie die belangrijke stoffen bevat. Zo is deze graansoort zeer rijk aan zetmeel, eiwitten en vetten. Haver is een éénjarige plant die in praktisch alle grondsoorten goed kan aarden. Vroeger werd er ook gele en zwarte haver geteeld. De ons bekende en gebruikte haversoort in de zaadmengelingenis afkomstig van de wilde of de onkruidhaver. Wanneer we nu de inhoudstoffen van haver even van nabij onder de loupe nemen is het niet verwonderlijk dat haver (meestal de gebroken haver) graag door onze vogels opgenomen word.
In deze waardetabel merken we dat deze graansoort overwegend rijk is aan koolhydraten (63 %) - Eiwitten (12 %) - en voor 5 % vetten. Verder bevat haver ook nog in ruime mate: Saponinen, Kiezelzuur, Magnesium, Fosfor, Kobalt, IJzer en de vitaminen K, E, B1, B2, B6 en de Provitaminen A. De geoogste haver wordt meestal "gebeukt", dit is een bewerking waarbij slecht gedorste korrels van de lange kafnaalden wordt ontdaan. Dit noemen we dan de "gepunte" haver. Indien we onze gepunte haver onder een pletwals dan bewerken spreken we van "Geplette haver". Door de haver van het kaf te ontdoen bekomen we de door ons gekende "gepelde haver".
Voor de productie van Havermout ondergaat de gepelde haver dan nog een ontbitteringsproces. Havermout is een echt "Volkoren" produkt doodat de zemel en de kiem grotendeels behouden blijven. In onze kanariemengeling wordt steeds de gepunte en de gepelde haver gebruikt. Zoals reeds gezegd wordt haver opgenomen door onze vogels en vlot aan de nestjongen gevoerd. Toch een waarschuwende vinger bij het gebruik van haver. Voer dit met mate, dus zeker niet overdrijven want er zou wel eens vervetting kunnen optreden. Zeker beperken in de rustperiode. Tijdens de kweek maakt dit echter niet veel uit omdat de vogels dan voldoende energie verbruiken om vervetting te voorkomen.
Haver bevat tevens een gunstig aminozurenpatroon met een hoog percentage leucine en arginine (ongeveer 7 %) en kan alleen maar ten goede komen bij de gezondheid van de vogels. Een aanbeveling is zeker om in de rustperiode ongebroken haver op het menu te zetten. De vogels hebben dan een ideale bezigheid om hun vervelingsmomenten te verbijten. Door het ontbolsteren der zaden zullen ze hun zinnen hierop zetten en het niet in hun hoofd halen om anderen lastig te vallen of zichzelf te zitten plukken. Bovendien is deze ontbolsteringsbezigheid een unieke therapie om hun snavel te versterken. Zeker jonge vogels zullen hier de goede gevolgen van ondervinden.
En...de vampiers ook weer op bezoek gehad ? Waarschijnlijk wel hé. Liefhebbers, die beweren van nog nooit bloedluizen in hun hok te hebben gehad, beliegen zich zelf en hun collega's. Hallo, kroket... laat me niet lachen . Iedereen is er zich toch wel degelijk van bewust hoe moeilijk het is om dit ongedierte buiten te houden, al weten we soms niet vanwaar ze komen. Er zijn heel wat bestrijdingsmiddeltjes hiertegen, deze hebben we reeds eerder al aan bod laten komen.
Nu wil dit ook weer niet zeggen dat je de kat bij de melk moet zetten en het bedje moet spreiden om het ze aantrekkelijk te maken. In tegendeel, tracht zoveel mogelijk schuilgelegenheden uit te schakelen binnen de kweekruimte en in 't bijzonder in de kweekbakken. Waar vinden we die zielige luizen meestal terug in de kweekbakken? Inderdaad, op/in alle mogelijke spleetjes en kieren. Een vaste stek om te schuilen in de kweekbakken zijn zeker de uiteinden van de zitstokken die tegen de achterwand van de kooi zijn bevestigd.
Een goede raad, haal al uw vaste zitstokken uit de kweekkooien en vervang ze door uitneembare. Deze kunnen we op maat maken zodat ze enerzijds in het front worden geklemd en anderzijds tegen de achterwand spannen. Nu hoor ik de slimmerikken al protesteren. Waarom een probleem verwijderen om het te vervangen door hetzelfde? Sorry hé, kritikasters, de loszittende stokken zullen we aan de achterzijde, de zijde die tegen de rugwand zal klemmen, aanscherpen tot een fijn puntje, zoals op de foto is te merken. Dit kleine puntjee zal slechts de achterwand raken en bijgevolg zullen de luizen de kans ontnomen worden om zich hier nog te gaan nestelen of verschuilen.
Een tweede voordeel van deze loszittende zitstokken is zeker ook niet te onderschatten. Men kan de stokken in één handbeweging uit de kooien verwijderen om ze te reinigen. Zo zullen we steeds propere hygiënische zitstokken in onze kweekbakken hebben. Eén voorwaarde echter. .Men moet het wel toepassen
De GRIJZE GORS wordt ook nog wel eens de Weide Gors of de Baardgors genoemd. Volgens Wolters wordt deze gors als volgt in het zoölogisch systeem gerangschikt.
Familie: Emberizidae of gorzen
Soort: Emberiza L. 1758
Aard: Emberiza cia L. 1766
Er bestaan 6 ondersoorten: De Cia, Africana, Prageri, Par, Strachey en de Fleminorum.
VERSPREIDINGSGEBIED:
De GRIJZE GORS leeft verspreid in Noord-West Afrika en in de Zuidelijke gebieden, aanleunend bij Azië. Hij bewoont ook de bergen van Zuid- en Midden Europa. In Duitsland vinden we hem terug in de dalen van de Rijn, de Nekker en de Moezel. Van daaruit verspreidt hij zich verder noordwaarts. In Midden Europa zijn er naar schatting nog zo'n 3 à 4.000 broedparen aanwezig. Enkel de Noordelijke populaties trekken en overwinteren in de broedgebieden van de Zuidelijke soortgenoten. Deze laatsten zijn gedeeltelijk standvogels en trekken bij barre winters noodgedwongen naar lager gelegen gebieden.
LEEFGEBIEDEN:
Hun voorkeur gaat uit naar bergachtige gebieden waar men aan wijnbouw doet en de zonnige berghellingen waar rotsblokken afwisselen met steengruis en alleenstaande bomen. Hij is eveneens te vinden in de bijhorende dalen. Zij houden van warme gebieden maar broeden nochtans in de Zwitserse Alpen tot op een hoogte van 2000 meter. Daarentegen komt men ze in de Beierse Alpen slecht zeer sporadisch tegen.
UITERLIJKE KENMERKEN:
Emberiza cia heeft een lengte van 16 cm, dit is een gemiddelde gorzenlengte. Het mannetje heeft een lichtgrijze kop met sterke zwarte bestreping en een oranjeachtige onderzijde. Het lichtgrijs, voornamelijk boven de oogstreep neigt meer naar wit. De bovenzijde is bruin met zwarte bestreping. Van alle andere gorzen, onderscheidt deze gors zich door zijn helle, asgrijze keel en borst.De stuit is kastanjebruin, terwijl de buitenste staartpennen witte zomen hebben. De vleugels hebben onbeduidende smalle witte strepen. Bij het wijfje is de kop bruin en de zwarte tekening is meer verwaterd. De keel is evenwel ook asgrijs. De overige kleurpatronen komen overeen met deze van het mannetje, alhoewel veel minder uitgesproken en de zwarte delen in de vleugels ontbreken. De snavel kleurt in de broedtijd donker grijs en de poten zijn vleeskleurig.
GEDRAG:
De GRIJZE GORS begint 's zomers een uur voor zonsopgang reeds te zingen. 's Winters begint hij een uur voor zonsopgang zijn voedsel te zoeken. Wanneer hij bij deze bezigheid gestoord wordt, dan vlucht hij onmiddellijk in een hoge boomkruin. In de vroegste ochtenduren worden de hoogste twijgen als zangpost gebruikt. Gedurende de heetste momenten van de warme zomerdagen zoekt hij echter schaduwrijke plekken op om te zingen. Overnachten doen deze vogels als enkeling, vrij zittend in struiken of heesters. Tegen de winter aan vormen ze kleine slaapgemeenschappen. Bij zeer koude omstandigheden trekken ze één poot in de veren. Zelfs voedsel zoeken doen ze dan al huppelend op één poot.Wordt bij de aanvang van het broedseizoen, een zo groot mogelijk territorium bezet, dan zal bij een goede voedselsituatie, alleen de nestomgeving verdedigd worden. De grijzegors wipt regelmatigmet zijn staart. Om opwinding uit te drukken spreidt hij deze bliksemsnel, waardoor de helwitte buitenzoom zichtbaar wordt. Bij rivaliteit zet hij een imponerende ronde borst op terwijl hij een agressief geluid laat horen. Deze roep wordt eveneens meermaals herhaald tijdens zijn achtervolgingsvluchten, zowel van rivalen als tijdens het baltsritueel.
STEM:
Bij het opvliegen hoort men steeds "sisi-sip" of "zirr". Gedurende de vlucht is een "trrr"te horen. De lokroep is een gedempt "zhip". Zijn gezang is eenhaastige strofe met hoge toonhoogtes "pe-zizi-pe-zizzi" of iets daar op lijkend. Het heeft veel weg van de zang van de heggemus en zorgt soms voor zo'n stimulerende wisselwerking dat het tussen deze twee soorten heel gemakkelijk tot heuse zangduels komt. Wanneer de grijze gors zingt legt hij zijn lichaam op zijn pootjes, knikt de staart naar beneden en houdt zijn kop hoog opgericht.
HET HOUDEN IN DE VOLIERE:
De Grijze Gors stelt geen hoge eisen aan de inrichting van de volière. Een paar busseltjes heidekruid en middelhoge grassen zijn reeds voldoende om een nestplaats te vinden. In het midden plaatst men best een vlierstruik die dienst doet als zangpost. Het komt er hoofdzakelijk op aan om een open volière te creëren. Wel moet de mogelijkheid bestaan om te kunnen zonnen en een zandbad te kunnen nemen. Deze gors is winterhard en kan in een beschutte buitenvolière gehouden worden. Een vorstvrij overwinteringsruimte is echter steeds welkom omdat het drinkwater en het voedsel dan vorstvrij kan aangeboden worden.
DE VOORTPLANTING:
Het zijn vogels die, zoals de meeste Europese, een paarverbintenis aangaan. Zij broeden van april tot eind juli. In de volière hebben ze meestal 2 broedsels, drie is zeker geen uitzondering. In hun broedgebied zijn het de mannetjes die eerst arriveren. Hun territorium gebondenheid is zo dominant dat alle, later toekomende mannetjes verdreven worden. Aan het territorium verdedigen neemt ook het wijfje deel. Daar de mannetjes telken jaren hetzelfde territorium bezetten gebeurt het vaak dat steeds dezelfde partners voor de nakomelingen zorgen. Jonge mannetjes die reeds een territorium bezetten, wachten overvliegende wijfjes op met uitgespeide waaierstaart. Vertoont een vrouwtje interesse dan benadert hij dit met "tjuk-tjuk " geroep. Met licht afhangende vleugels en sidderend vleugeltrillen nodigt hij het wijfje dan uit om tot de paring over te gaan. Eens de paring voltrokken blijkt het huwelijk bezegeld.
HET NEST:
Het nest wordt meestal op de bodem, in de kruidlaag gebouwd of tussen grasbundels. Alleen het vrouwtje knapt deze klus op. Vooreerst draait ze een kuiltje waarna ze een krans van gedroogde grashalmen er omheen weet te vlechten. Slecht daarna wordt het kuiltje met mos en schorsschilfers bekleed. Het nest wordt zo goed gecamoufleerd en aangepast dat het niet te onderscheiden is van de omgevende plantengroei. De nestkom heeft een doormeter van 6 cm en een diepte van 4 cm. Ze hebben 4 tot 12 dagen nodig om hun woning af te maken.
HET LEGSEL:
De eieren zijn stomp ovaal, glad en zwak glanzend. Ze zijn licht purper of bruin overgoten met gelijkmatig verdeelde zwarte streepjes en krassen. Het legsel bestaat uit 3 tot 5 eieren, ze worden dagelijks in de vroege morgen gelegd. De broedduur omvat een 14-tal dagen. De broedzorg is enkel voor het wijfje. Na het uitkomen worden de jongen de eerste dagen alleen door het wijfje verzorgd. De eierschalen en de mestproppen worden door het wijfje opgegeten. De eerste dag brengt het mannetje het voedsel bij en geeft het aan de pop die dan de jongen voert. Vanaf de tweede dag is de voedselbevoorrading een taak voor beide ouders. Als afleidingslist landen ze op enkele meters van het nest om de verdere afstand te voet af te leggen. Na 10 dagen verlaten de jongen het nest en verstoppen zich in de omgeving. Heel dikwijls sluiten er zich cirlgorzen bij deze groepjes aan. Ondertussen beginnen de ouders meestal aan een tweede broesel. De jongen vallen dan in hun jeugdrui. De overjaarse gorzen doorlopen een totaalrui. Hoe later op het seizoen geboren des te vlugger ruien de jongen uit.
HET VOEDSEL:
De Grijze gors neemt zijn voedsel van op de grond. Zitten de zaden nog in de halmen vast, dan trekt hij deze naar beneden om aan het begeerde voedsel te geraken.. Insectenworden, ofwel van de grond opgenomen ofwel van de struiken en kruiden afgepluk, desnoods met een korte achtervolgingsvlucht buit gemaakt. Bij de zaden gaat hun voorkeur naar zuring, bies, ganzevoet, grassen, haver, boterbloem, gierst, perzikkruid, vogelmuur, rogge en tarwe.De jongen worden uitsluitend met insecten gevoerd; spinnen,slakjes en wormen. Wanneer vliegende insecten te groot zijn om te voeren worden deze door de ouders van hun vleugels ontdaan. In de volière volstaat een goede zaadmengeling voor Europese vogels, aangevuld met de seizoensgebonden onkruid- en graszaden. Voor de opfok der jongen worden pinky's, meel- en buffelwormen aangeboden. Vanaf de derde dag kunnen de jongen ook grotere insecten aan. Wanneer de ouders het aannemen kunnen de geboden insecten met een vitamine preparaat en sporenelementen bepoederd worden. Eivoer waaraan caseïre wordt toegevoegd en ook paté wordt eveneens aanvaard. Bij het groter worden der nestjongen worden ook halfrijpe onkruidzaden gevoerd.
Wel een eigenaardige titel voor een artikel dat moet handelen over de vogelliefhebberij, de liefhebbers en hun kronkelige grillen. De TT'en zijn weer even achter de rug Voor sommigen is deze periode een tijdstip waar ze naambekendheid hebben kunnen verwerven, dat er koopjes kunnen gesloten worden en soms overeenkomsten gemaakt worden in het vooruitzicht van het nakende kweekseizoen. Vanuit deze categorie liefhebbers zullen er zelden protestgeluiden te noteren vallen. Voor hen zijn de keuringen immers perfect verlopen en hebben ze verkregen waarop ze hadden gehoopt.
Anders is het gesteld met de 2de categorie, zij die minder goed of zelfs slecht hebben gescoord. Ook zij hadden bij de aanvang van het TTseizoen hoge verwachtingen voor hun vogels. Misschien hadden ze de lat wel iets te hoog gelegd in evenredigheid met het vogelbestand dat zij ter beschikking hadden. Van deze liefhebbers horen we dan een zondvloed van wantrouwen en zelfs verwijten aan het adres van (in de eerste plaats) de keurmeesters. Graag geef ik grif toe dat er keurmeesters zijn die er soms met de klak naar smijten en dit is dan wel betreurenswaardig. Deze handelswijze mogen we zeker niet veralgemenen. Laar ons die "fouten" echter niet overroepen en niet steeds dezelfde stok hanteren om het falen van onze vogels wit te wassen. Vergeet bovendien niet, dat een keuring een momentp^name is en wie zal u komen vertellen hoe uw vogel er op het moment der keuring bij zat? Het is niet, omdat jij denkt dat uw vogels allemaal toppers zijn, dat iedereen die mening met u moet delen. Wanneer u wat tot rust gekomen bent moet ge uw vogels eens grondig analyseren naar de geest van de desbetreffende standaardnormen. Meestal zal je dan wel moeten vaststellen dat er toch foutjes aan te merken vallen waar je gewoon over gekeken hebt.Niet enkel de vogel heeft zijn invloed op de keuringen. Een keuringsruimte waar de verlichting te wensen overlaat kan een grote invloed op het uiteindelijk resultaat dat op uw keurbriefjes terecht zal komen. De lichtinval van buiten af kan ook zijn effect hebben. Neem bv. een vogel die om 09.00 uur wordt gekeurd bij een mistig buitenluchtje. Deze vogel zal voor de keurmeester zeker niet tot zijn volste recht komen. Neem nu die zelfde vogel en beoordeel deze rond het middaguur, wanneer er wat zonsinval in de zaal is, u zal hier duidelijk merken dat we met een totaal andere beoordeling rekening moeten houden en zal er ongetwijfeld een puntenverschil waar te nemen zijn. De liefhebberheeft echter alleen maar oog op het resultaat, de rest is van geen belang. Laat mij hier dan ook stellen dat de verwijten naar de beoordelaars toe, in de meeste gevallen al te voorbarig zijn. Een oplossing voor deze problematiek zou een totale "tafelkeuring" kunnen bieden. Iedere vogel met dezelfde (kunst) verlichting op tafel brengen voor de keuring.Op deze manier heeft iedere vogel gelijke kansen voor wat het licht betreft. Nu beweer ik hier ook weer niet dat de extreme herrieschoppers toch nog andere argumenten zullen naar voor schuiven om het slecht presteren van hun vogels af te wentelen op de rug van de keurmeesters. Deze (liefhebbers) kunnen we de raad geven om in de toekomst alles eens te relativeren en vooral, en vooral dan in de eerste plaats. Ze zouden best hun eigen vogels wat beter leren kennen, vooraleer met modder te gooien naar de keurmeesters en deze dan, samen met de vuile was, gewoon aan de grote klok te hangen. Dat iedere liefhebber een vleugje egoïsme bezit, is wel eigen aan de mens. Tracht deze drang echter te onderdrukken en leg u neer bij sommige , (al dan niet) terechte beslissingen. Trouwens, heb je al iemand horen klagen dat zijn vogels te veel punten hebben gekregen? Die wil ik wel eens tegenkomen. Tot slot nog dit, zorg eerst en vooral er voor dat uw vogels, proper en netjes op de TT's terecht komen. In de eerste plaats, observeer voortdurend uw vogels en zoek zelf uit of ze in alle opzichten voldoen aan de standaardeisen.
Zodoende zal u zich niet meer hoeven te ergeren aan anderen en kan u uw beschuldigingen opbergen. Hou uw VUILE was dus liefst BINNENSHUIS.
In het jaar 1758 is de Distelvink voor het eerst omschreven door Linnaenus. Deze wetenschapper bracht deze vogel onder in de volgende identiteit: Latijnse benaming: Carduelis carduelis - Hij behoort thuis in de klasse van de vogels en in de orde van de zangvogels. Zijn familie zijn de vinkachtigen van het geslacht Carduelis. De bewering dat de Distelvink een louter Europese vogel zou zijn strookt helemaal niet met de realiteit. Ppk in Noord Afrika en Zuid West Azië is hij wel te vinden. De Distelvink is in hoofdzaak wel een Europese standvogel.Enkel de populatie uit het hoge noorden zoekt in de winterperiode de meer zuidelijke oorden op om te overwinteren. In de jaren '70 was onze putter in aantal sterk aan 't afnemen. Gelukkig is de verstrengde vogelvangstwet tijdig in werking getreden en is er voorkomen dat ook ons putterke op de "Rode lijst" is terecht gekomen.
Momenteel stijgt het aantal broedparen jaarlijks in Belgi*e waar ze meestal actief zijn in het oostelijk gedeelte van het land. Het biothoop waar de Istelvink zich het best thuis voelt is een half open cultuurgebied en bossige gedeeltes in en om de steden en dorpen. De Distelvink kan men als zijnde een kieskeurige vogel situeren. Zo kan hij tot broeden overgaan in bomen, maar meestal maakt hij zijn nest in heggen en dicht struikgewas. Vanaf half april tot eind mei is hun broedperiode. Het legsel bestaat uit 5 à 6 witachtig, bruin gevlekte eitjes dewelke enkel door het vrouwtje worden bebroed. Deze kleurrijke zanger voedt zich met bessen en zaden. Vaak vinden we ze terug in berken- en/of elzenbosjes, waar ze zich, samen met de sijsjes en andere vinkachtigen, tegoed doen aan de zaadjes.
De Distelvink heeft een nogal lange en scherpe snavel, hetgeen dienst bewijst bij het lospeuteren van de zaadplantjes. 's Winterskomen ze zelfs eten zoeken in de dichte omgeving van de woningen en zelfs tot in de volle stadskernen, hij is dan ook niet erg schuw van aard. De kleurrijke Distelvink is tevens een geliefkoosde TT-vogel. Liefhebbers, dewelke zich specialiseren op het kweken van kruisingen vinden in de Distelvink dan ook de geschikte vogel terug. Dit omwille van zijn kleurrijke uiterlijke en zijn sociaal gedrag tegenover andere vogels. Op onze tentoonstellingen vinden we zelfs heel wat verschillende kleurmutaties en ondersoorten. Zo zagen we reeds de bruine, de agaat, de isabel de opaal, de pastel de satinet, de albino, de eumo, de witkeel, de witte en de gele mutaties. Het prijskaartje voor dergelijke kleurafwijkingen is echter wel geen spek voor de bek van de kleine liefhebbers. Dat de Distelvink niet zo maar de eerste de beste vogel is bewijst de belangstelling van de grote kunstschilders in het verleden. De in Delft geboren, veelzijdige kunstenaar Carel Fabricius, de rechterhand en topleerling van de grote Rembrand, heeft verschillende schilderijen van de Distelvink samen geborsteld. Deze kostbare schilderijen dateren uit de periode tussen 1640 en 1658. Aan de hand van goed bewaarde geschriften heeft men kunnen achterhalen dat Meester Rembrand zijn leerling Fabricius feliciteerde met dezes werk van "Het Puttertje" en voegde er aan toe "Ik zou het zeker niet beter gekund hebben".
Merkwaardig aan dit kunstenaarsverhaal is wel dat het schilderij van Fabricius dateerd uit het jaar 1645. De eerste omschrijving door ornithologen van de Distelvink is terug te vinden in het jaar 1758, dus ruim 100 jaar nadat de Distelvink op doek is gesteld door Carel Fabricius. Toch eigenaardig, maar er zal wel ergens een rede voor te vinden zijn zeker.
Dat de hedendaagse samenleving in een dieptepunt is terecht gekomen heb ik nog maar eens aan den lijve ondervonden. Zij, die reeds langer mijn stijl van publicaties kennen, zouden beter moeten weten. Wanneer men nu denkt om mij de daver op het lijf te jagen moet zich echt geen illusies maken, voor hen zal ik mijn stijl niet veranderen. Recht voor de raap en geen achterbaks gedoe, dat blijft mijn leuze.
Zolang men voor sommigen de barmhartige Samaritaan uithangt ben je hun beste maatje. Opgepast echter, wanneer je uw tegemoetkomingen op een lager pitje zet, dan gaan de poppen aan 't dansen en komt de arrogantie te voorschijn. Mijn streefdoel is (en zal steeds zo blijven) om, onwaarheden, leugens en/of wantoestanden binnen bepaalde leefgroepen, openbaar te maken voor iedereen.
In vele gevallen zal men dit niet in dank aanvaarden, dat weet ik reeds jaar en dag. De wereldverbeteraars en/of betweters wil ik bij deze er attent op maken dat hun toch al bedenkelijke meningen mij geen barst kunnen schelen. Meestal komt de kritiek van hen, die zelf een scheve schaats plegen te rijden. Van mijzelf kan ik gerust zeggen dat ik nog tamelijk bescheiden ben in mijn verslaggevingen. (Zou het ook nog wel wat duidelijker en scherper kunnen stellen.)
Dat sommige instanties of beleidsmensen, het systeem "Doofpot" hanteren om het imago van zichzelf of hun leefgroep te beschermen en minstens niet te beschamen, is reeds een vaag teken aan de wand. "Doofpotacties" zijn bewijzen dat betrokkenen mede aan de basis liggen van de wantoestanden. De voorbije dagen kreeg ik zware kritiek op enkele van de onlangs verschenen artikels die op mijn blog zijn verschenen. Ik ga hier niet verder op ingaan en zeker niet in de tegenaanval gaan. Denk steeds aan een citaat uit de bijbel: God vergeef het hen want zij weten niet waarover ze het hebben. (of zoiets). Wel wil ik duidelijk maken aan de betrokkenen dat ik zeker door hun dreigementen geen moer zal veranderen aan mijn stijl of principes. In tegendeel, ik zal in de toekomst mijn argusogen nog wat meer toespitsen op sommige twijfelgevallen binnen het milieu. Misschien is het wel de bedoeling geweest om mij in de gordijnen te jagen en om mij iets te laten neerpennen waar zij munt zouden kunnen uit slaan.
Laat het duidelijk wezen, slechts één zaak kan mij op andere gedachten brengen en dat is dan een wijziging in de wettekst op de privacy. Wij leven nog steeds in een vrij land ? (voorlopig) waar de persvrijheid nog bestaat. U zal mij niet kunnen betrappen op het beschuldigen van organisaties en/of personen. Wie tussen de regels ook wat kan lezen zal zijn besluiten wel kunnen trekken. Wie het schoentje past...trekke het maar aan, en daarmee is alles gezegd.
Bij onze vorige generaties was het zowat traditie dat iedereen zich in een nieuw pakje stak om het Paasfeest te vieren. Zo ook is dit het geval bij onze vogels, zij het dan op een ander tijdstip en om andere redenen. De rui is een jaarlijks ritueel waar geen enkele vogel kan aan ontsnappen. De verenwisseling bij de vogels mogen we zeker niet als een ziekte beschouwen. Net als alles wat veel in werking is, zijn ook de veren van onze vogels aan slijtage onderworpen. Het is dan ook noodzakelijk dat zij jaarlijks hun versleten manteltje afwerpen om plaats te maken voor een nieuw verenpak. Tevens is de verenrui een noodzaak om de vogels een hogere overlevingskans te geven naar volgend seizoen toe. De rui is een natuurlijke reactie en de aanzet hier naartoe komt tot stand door normale tijdstoestanden. In het najaar, wanneer de dagen beginnen te korten zullen de eerste veertjes in de kooien te vinden zijn en zal de rui beginnen.
Wij, als kwekers, nemen de natuur nogal eens in eigen handen door zelf de lichturen te bepalen. Door deze onnatuurlijke ingreep zullen onze vogels ook sneller in de rui vallen. De kwekers die zeer vroeg beginnen te kweken zullen hun vogels dus ook vlugger in de rui zien gaan dan zij die pas in maart-april met de kweek zullen beginnen. Dit mag geen obstakel vormen voor het verloop van deze periode. De natuur steekt hier ook wel een handje toe. Zo zullen de jonge eerste jaarsvogels tijdens de rui, enkel hun donsveertjes wisselen en niet de vleugel-en de staartpennen. Bij de jaarvogels is dit wel het geval. Een eigenaardigheidje in dit ruiproces is wel, dat niet alle veren gelijktijdig gewisseld worden. De pennen worden gewisseld met onderbrekingen, dus overhands. Zodoende kan de vogel steeds blijven vliegen. Zwakkere vogels kunnen hier wel eens wat hinder van ondervinden en hun pennen gelijktijdig verliezen, die zitten dan wel in de problemen. De ruiperiode vergt heel veel energie van de vogels. De zwaksten onder hen zullen het zelfs moeilijk hebben om te overleven. Hoe dikwijls horen we niet zeggen van liefhebbers dat ze enkele vogels niet door de rui hebben gekregen. Daarom ook zullen we onze vogels in deze periode speciale aandacht en verzorging dienen te geven. Zoals reeds gezegd begint deze periode korte tijd na de kweek en zullen we zeker het eivoer moeten blijven geven (3 à 4 keer per week). Ook blijven zorgen voor de kwaliteitsvolle mengeling en deze aanvullen met de nodige vitamines en mineralen. Elk tekort dat onze vogel in deze periode moet verwerken zal zich uiten in een negatieve uitgroei van het nieuwe verenkleed, hetzij in kleur/tekening, hetzij in de vorm. Eén van deze ongewenste gevolgen zijn de onderbrekingen in de groei van de nieuwe verenschacht, wij noemen dit in het jargon "groeistrepen". Door gebrek aan bepaalde grondstoffen zal de groei gebeuren met onregelmatige opstoten en zal dit zich soms laten zien in misvormde pennen. Dus, zorg steeds voor een regelmatige en uitgebalanceerde voeding, zodat er gezonde voedingssappen kunnen doorstromen naar de klieren die verantwoordelijk zijn voor een regelmatige rui. Zo is het ook aan te raden om de vogels 3 X per wek een bad te geven . Dit badwater zal de vogels een gedeelte van de stress ontnemen en zullen ze zich beter gaan voelen in hun vel. In dit badwater gaan we af en toe wat badzout toevoegen. Dit zout gaat er voor zorgen dat het nieuwe verenkleed meer zal gaan glanzen. Buiten de genoemde badbeurten ook enkele keren per week de vogels wat benevelen met lauw water (waarin we al/of niet, wat Birdill mengen) . Dit zal de vogels een nog mooiere glans bezorgen en de vogels worden er bovendien kalm en rustig, dus zeker een pluspunt voor TT vogels.
Nog een belangrijk punt in de ruiperiode is zeker de huisvesting der vogels. Om te beginnen gaan we zeker de oude en de jonge vogels gescheiden houden in de vluchtjes. Deze vliegruimtes zeker niet overbevolken zodat ze ruimte hebben om wat rond te vliegen. Het belangrijkste in deze vluchtjes kunnen we als volgt vooropstellen: Eerst en vooral moet de ruimte droog en tochtvrij gehouden worden en er moet voldoende afleidingsmateriaal aanwezig zijn voor de vogels. Onder afleiding verstaan wij dan het ophangen van een bundeltje trosgierst en/of een bosje gerafelde touw. Deze afleidingselementen hebben ze nodig om het ruiproces wat op de achtergrond te verdringen en voornamelijk, om het verenplukken te vermijden. Dit verenplukken is tevens de rede dat de ruimtes niet overbevolkt mogen zijn. Nog een middel om het verenplukken te beperken of beter, te verhinderen, zijn de zitstokken. Of te wel hangen we zitstokjes in de vluchten warop maar één vogel op kan plaats nemen, zo kunnen ze zeker niet aan mekaar zitten te frummelen. Nu is het best mogelijk dat je hiertoe niet de mogelijkheid hebt, wel, dan kan je een alternatief toepassen door op de langere zitstokken afscheidingen aan te brengen zodat ze niet aan mekaar kunnen. Deze afscheiding kan eenvoudig door wasknijpers op de stokken te steken met telkens een ruimte tussen voor één vogel. We zullen er ook zorg voor dragen dat de bodemlaag droog en proper blijft. Wanneer je nu weet dat een kanarie meer dan 1500 veertjes bezit en dat die allemaal moeten gewisseld worden, kan je zich wel voorstellen dat dit heel wat opruimingswerk met zich brengt. Om het u gemakkelijk te maken plaats je op de bodem in een hoekje een plankje, schuin tegen de wand, zodat er een holte ontstaat. Het grootste gedeelte van de vallende veertjes zullen zich hieronder ophopen en is het een makkie om deze op te ruimen. De geruide veren en dons moeten wel regelmatig opgeruimd worden omdat de vogels hier anders zitten in te pikken en leren ze het nog maar met moeite af. Wanneer ze dan toch opgeruimd zullen worden gaan ze bij gebrek aan wat anders mekaar beginnen te plukken. Nu kan je wel zeggen ; Dan laten we de pluimpjes toch maar liggen, dat kan je doen ja, maar vergeet dan niet dat je een ideale schuilplaats hebt tot stand gebracht voor allerlei ongedierte zoals luizen enz... Nee, hou het gewoon netjes en zorg voor voldoende afleiding. Iedere liefhebber, en zeker de tentoonstellers kijken elk jaar met spanning uit naar het tijdstip dat de rui achter de rug is. Dit is dan niet zo zeer de oorzaak dat ze van een ongemak verlost zijn maar veeleer uit nieuwsgierigheid hoe hun vogels er gaan uit zien met hun nieuw pakje aan.Het beëindigen van de ruiperiode is ook het tijdstip dat de jonge vogels zullen gaan laten zien wat ze tot dan toe verborgen hebben gehouden voor de liefhebber. Het nieuw verenkleed kan een totaal andere vogel te voorschijn brengen. Onherroepelijk zullen soms verborgen gebreken van gezondheid en/of van het verenkleed aan het licht komen. Zo kan een goedogende vogel van voor de rui, nadien een verenpak laten zien dat heel wat gebreken vertoond en daardoor zelfs ongeschikt is geworden voor de tentoonstellingen. Het omgekeerde is gelukkig eveneens ook waar. Een misbaksel op het eerste zicht in verband met kleur en tekening kan na de rui een topper blijken te zijn met een kleedje om "U" tegen te zeggen. Vandaar dus de spanning bij de liefhebbers om te hunkeren naar het einde van de rui.
Dus, een goede raad, doe uw jonge vogels zeker niet te snel van de hand, je weet maar nooit. Toch wil nog even het probleem van de "stokrui" aankaarten. Dit is geen natuurlijke rui maar je zou het een ziekte kunnen noemen. Bij een ervaren liefhebber zal dit zeker zelden of nooit voorkomen. Mensen echter, die bv. een kanarie in huis hebben voor de gezelligheid gaan soms niet letten op de uren licht dat hun vogel krijgt per dag. Zo zal hij misschien 11 uren licht hebben vandaag en morgen 17 uur en dan weer misschien maar 8 uur. De hypofyse van deze vogel zal snel tilt slaan en zal niet meer weten of het nu winter of zomer is, en zal spontaan in de rui slaan. Door het feit dat de vogel van slag is zal hij blijven ruien,niet meer fluiten en er moedeloos gaan bijzitten. Dit noemen we dan stokrui. De vogel die in deze toestand is beland zal het niet lang meer uitzingen en staat ten dode opgeschreven. Tot slot kunnen we wel concluderen dat de rui niet zo maar iets is van: Pluimpje weg....nieuw pluimpje in de plaats, nee, de rui is van levensbelang voor onze vogels. Help uw vogeltjes door deze periode door ze een goede verzorging te geven, zij zullen u dankbaar zijn.
PS - Nog een tipje als hulpmiddel om de rui sneller en vlotter te laten verlopen; Geef ze regelmatig een halve ajuin, je zal zien dat dit soms wonderen kan doen. In 't begin zullen ze hun bek misschien wel optrekken maar als ze het eenmaal hebben geproefd...man...man... - zeker proberen.
Nog een middeltje, met zowat dezelfde uitwerking: Geef regelmatig (samen met, of in plaats van een ajuin) een doodgewone aardappel. Snij deze in de lengte doormidden en het effect zal niet uitblijven. Deze aardappel kan u gewoon rauw geven of gekookt (wel koken zonder zout dan). Lusten ze het niet in rauwe toestand dan kan u het proberen om ze te koken.
Ik ben Theunis Julien, en gebruik soms ook wel de schuilnaam TJip.
Ik ben een man en woon in Mijngebied - Beringen (Belgisch Limburg) en mijn beroep is Typograaf - Drukker .
Ik ben geboren op 24/08/1939 en ben nu dus 85 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Ornithologie - Fotografie - Fauna en Flora - Verslaggeving - Interviews - Fotosessies.
Ben vooral bekend om mijn "Scherpe pen" - Sommige artikels laten een wrange nasmaak achter bij nogal wat indi