9. Hermes, het boefje (2).xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< klik op de afbeelding om te vergroten
Het duurde niet lang voor Apollo er achter kwam wie zijn koeien gestolen had. Hij haalde de kleine boef uit zijn wieg en bracht hem tot vóór de troon van vader Zeus onder beschuldiging van diefstal. De kleine Hermes ontkende eerst alles, maar tenslotte gaf hij toch zijn misdaad toe. Maar, zo sprak hij, ik heb er maar twee gedood en hun vlees heb ik in twaalf gelijke delen verdeeld en ik heb het geofferd aan elk van de twaalf goden. Op dat ogenblik waren er nog maar elf Olympische goden. Zeus en Apollo vroegen wie die twaalfde dan wel mocht zijn. Die twaalfde ben ík, zij Hermes zelfverzekerd, mijn deel heb ik overigens opgegeten. Terwijl Zeus en vooral Apollo daar hevig tegen protesteerden, haalde Hermes de lier te voorschijn, die hij inderhaast had meegenomen, en hij begon erop te tokkelen. Apollo was zo verrukt over die heerlijke klanken dat hij Hermes voorstelde hem de lier te geven in ruil voor de koeien. Akoord, zei het knaapje, als ik die twaalfde god mag worden. Apollo vond het allang goed, maar Zeus moest natuurlijk zijn toestemming geven. De oppergod bleek snel bereid aan dat verzoek van zijn pientere telg te voldoen en hem zijn zonde te vergeven. Hermes moest echter beloven nooit meer een dergelijke misdaad te plegen, het eigendomsrecht van eenieder te eerbiedigen en niet meer te liegen. Hermes beloofde het, al voegde hij er guitig aan toe, niet te kunnen verzekeren dat hij altijd de hele waarheid zou vertellen.
Zeus gaf zijn zoon een staf met linten, gevleugelde sandalen om zich snel door het luchtruim van de ene plaats naar de andere te kunnen verplaatsen, en een ronde hoed tegen de regen, en hij stelde hem aan tot bode van de goden en tot god van de commercie.
|