§3. Koning Oidipous (3)
Maar wat toen gebeurde! De stier richtte zich op in zijn volle lengte en hij zette het op een lopen, recht naar de zee. Een onbeschrijflijke angst overviel de prinses. Hoog op de rug van de stier zat ze. Ze voelde haar hart kloppen tot in haar keel. Het leek of haar adem was afgesneden. Krampachtig omklemde ze de horens van de stier. In geen tijd waren ze een heel eind ver in zee. In een razende vaart doorkliefden ze het water. Europa wilde het uitgillen maar haar keel was als t ware toegesnoerd en ze kon geen geluid uitbrengen. Het duizelde voor haar ogen en plots realiseerde zij zich niet goed meer wat er te gebeuren stond.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ze werd wakker op een zonnig eiland, in de schaduw van een reusachtige palmboom. Ze had een rare droom gehad: niemand minder dan de oppergod Zeus had haar ontvoerd uit haar geboorteland en wilde haar tot zijn bruid maken. Ze wreef zich de ogen uit: vóór haar stond een knappe jonge man! Europa herinnerde zich niets meer van hetgeen met haar was gebeurd. De angst die ze had uitgestaan bleek nu helemaal verdwenen te zijn.
- Waar ben ik, vroeg ze. En wie ben jij?
- Je bent op het eiland Kreta, sprak de jonge man. En ik ben Zeus, de oppergod.
Helemaal niet uit haar lood geslagen, antwoordde Europa:
- Jij, Zeus!? Maak dat de zotten wijs. Je hebt weliswaar het mooie lichaam van een jonge god, maar Zeus kan je niet zijn. Zeus draagt schitterende gouden gewaden en een gouden staf en in zijn rechterhand houdt hij de bliksem. Zo heeft mijn vader mij dat geleerd.
|