Ze werden genoemd de ereburgers van het land,
stonden in de jaren '70 geregeld in de krant.
onder in de mijn waren ze kompels voor altijd,
daar hadden ze van dat werk geen spijt.
Ze waren er allemaal vuil en zwart,
hadden voor mekaar een groot hart.
droegen allen hetzelfde pak en mijnlamp,
moesten er kruipen, en kregen dan wel eens kramp.
Er werkten vele nationaliteiten,
elkeen werd geprezen voor zijn kwaliteiten.
Grieken, turken en italianen,
allemaal spraken ze verschillende talen.
Onder in de put, telde maar een taal,
hun maaltijd deelden ze royaal.
kolen houwen, deden ze allemaal,
eensgezinds waren ze optimaal.
Opeens, paniek er ontsnapte gas,
de dood, was de onverwachte gast.
vele lieten er hun leven, gingen heen,
en lieten vrouw en kinderen alleen.
4 december was hun dag,
het was de dag van Barbara.
hun patrones die waakte over hen,
dan hoorde ze er ook bij, dat telde wel.
Deze dag wordt hier in Eisden nog gevierd,
dan staan de brankardiers heel fier.
ze denken dan steeds aan vroegere tijden,
waar het afzien was, en in stilte lijden.
Deze tijd gaat eens voorbij,
want ze sloten onze mijn.
De jeugd van heden, vind daar geen werk meer,
dat waren tijden van weleer.
Moeder,
je werd geboren op een boot,
daar werd je dan ook groot.
Je maakte 2 oorlogen mee,
maar toch bleef je tevree.
Je zorgde voor man en kinderen,
niets kon je hinderen.
Je was er altijd voor hen,
wij zijn blij dat we je hebben gekend.
Stilletjes hebben we je gekust;
nu heb je eindelijk rust.
Op zaterdagavond 19 januari, kwam jij in ons leven,
wij konden jouw heel onze liefde geven.
Wij hadden maandenlang op een dochtertje gehoopt,
je werd dan ook WENDY gedoopt.
Als ik s'morgens je in je bedje kwam wekken,
moest jij nog eventjes je beentjes strekken.
Dan zag ik jouw bruine ogen staren,
een weinig bedekt, met nog ongekamde haren,
Je was nog klein, je verloor je pa,
ik blijf bij je, waar je ook heen gaat.
Zo werd onze reis verdergezet,
het was niet altijd pret.
Je ging naar de eerste klas,
je vertelde hoe leuk het er was.
Je werd ouder en wijzer,
en ik alsmaar grijzer.
Je ging werken in een een restaurant,
en ik werd je vaste klant.
Wat was ik dan trots,
ik kon bouwen op je als een rots.
Blijf zo verder leven,
en blijf steeds veel liefde geven.
Je bent de liefste in mijn leven,
waar ik alles, maar ook alles voor zou geven.
Vader, je werd geboren op een schip.
je zat al vroeg op de wip.
Je ouders voeren voor hun dagelijks brood,
jij zat lachend op je moeders schoot.
Later ging je werken in de mijn,
waar er enkel kompels zijn.
Het was er donker en heet,
en waar de zon nooit binnen scheen.
Je kwam je vrouw tegen, en stichtte een gezin,
en werd door hen zeer bemind.
Er waren dagen goed en slecht,
maar alles kwam uiteindelijk op zijn pootjes terecht.
Dan kwam voor jou het welverdiende pensioen,
je had thuis nog veel te doen.
Je verdeelde jouw aandacht tussen vrouw en werk,
samen stonden jullie heel sterk.
Je vrouw werd ziek, je kwam alleen te staan,
maar steeds ging je verder, je kon het leven wel aan.
Je bent een rots in de branding,
een rots om op te bouwen,
daarom is het niet moeilijk, om van je te houden.
Wanneer de kerstperiode begint,
zou men moeten zijn goed gezind
Proberen je zorgen even te vergeten,
niet luisteren naar wanhopige kreten.
Het is de tijd om te bezinnen,
om elkander te beminnen.
Maar het is niet overal vree,
veel mensen zitten ermee.
Kerst is de tijd van feesten,
verdrijft toch even die zwarte geesten,
Nodig eens een vreemde uit,
verkondig de vrede luid.
Dan denk ik ook aan mijn zoon,
die niet meer bij mij woont
Ik hoop dat hij gelukkig is,
hij weet niet hoezeer ik hem mis.
Stiekem hoop ik op zijn woord,
en wat hij mij heeft beloofd.
Dat zou voor mij pas kerstmis zijn,
een tijdje zonder innerlijke pijn.
Hij zou dan af en toe eens thuis kunnen komen,
een kopje koffie drinken zonder woorden.
Hij blijft toch altijd voormij mijn kind;
en word door mij voor immer bemind
Vleugels wou ik voor je kopen, vleugels want dat leek me fijn. Was de hemel altijd open, hoefde je nooit bang te zijn. En je leek dan op een engel, was je licht en was je rein. Want je weet wel dat een engel, nergens schuldig aan kan zijn. Vleugels, ja dat leek me wat, maar geen winkel die ze had....
Toen dacht ik, een regenboog, want je houdt van mooie kleuren. Zit je ergens mee omhoog, klim je op de regenboog. Kijk je hoog op alles neer, geeft jou regenboog vrede, na een poosje kom je weer. Heel tevreden naar beneden. Een regenboog, dat leek me wat, maar geen winkel, die ze had...
Vleugels of een regenboog, zijn ongrijpbaar in dit leven. Mijn verlangens gaan te hoog, zoiets moois kan ik niet geven. Daarom schrijf ik dit gedichtje, als een moeder die om je geeft, misschien is het een heel klein lichtje, dat een beetje warmte afgeeft.
Als moeder lees ik pijn of verdriet in je ogen, ik voel het verdriet in je hart. En telkens weer vraag ik me af, heb je genoeg moeder liefde gehad. Mijn moederhart huilt dikke tranen, als het stilstaat bij aangerichte pijn. En ik kan alleen maar zeggen, mijn moederhart is groot genoeg, "toe laat mij je moeder zijn" Ik zal proberen je te beschermen, tegen de wreedheid die er is. In goede of slechte dagen, zal ik er altijd voor je zijn, en vergeet nooit mijn kind, je zit voor altijd in mijn hart.
Ik zou willen dat ik kon huilen, maar het gevoel is te goed verborgen. Van jongs af aan werd het erin geslagen, huilen doe je op je eigen kamer.
Dat ben ik blijven doen, mijn hele leven, blijven doen, alsof mij niets kon schelen. Maar ben ik alleen, op mijn kamer, dan krijg ik steeds een klop van de hamer.
Ik zou willen dat ik kon huilen, en mij niet steeds achter een masker moest verschuilen. Dt ik mijn gevoelens een spontaan kon uiten, dat je eens kon zien, hoe ik eruit zie van buiten.
Iedereen zegt je bent een sterke vrouw, ze moesten eens weten, hoe ik in stilte rouw. Ik heb veel verdriet, niemand die mijn innerlijke tranen ziet.
Eenzaam zijn doet soms pijn,
en dat kunnen vele dagen zijn.
Klamp je dan vast aan een steunpilaar,
want deze staat steeds voor je klaar.
Een groot verdriet waar niemand van weet,
wat je alle dagen stilletjes opvreet.
Het blijft bij je dag en nacht;
dat had je nooit verwacht.
Dit alles stop je het liefst in een oude doos,
je bent op alles en iedereen boos.
Je ziet het leven even niet meer zitten,
den kunt alleen en op alles vitten.
Dan kijk je naar de lach van je kind,
dat je voor je gans leven bemind.
En zie je weer problemen rijzen,
hij of zij, zal je de weg weer wijzen.
Soms zit je leven in een slop,
en voel je rond je hals een strop.
Dan zie je het leven even niet meer zitten,
en kun je op alles en iedereen vitten.
Je scheld, je vloekt en tiert,
en alles interessert je geen zier.
Dan trek je je deken over je hoofd,
en denk je niet aan eten of brood.
Thuis vindt je gen rust,
wanneer heb ik jou voor het laatst gekust.
Mijn gedachten zijn heel vaag,
was het gisteren of vandaag.
Dan klim je stilletjes uit je dal,
kun je lachen met een kind met een bal.
Dan voel ik mij gelukkig en blij,
en in mijn hart ben jij bij mij.
Een streling van jou, of gewoon een zoen,
dan kan vaak wonderen doen.
En elk moment dat ik jou kan omarmen,
begrijp ik elke leeftijd heeft zijn charme.