Ik zou best weer even kind willen zijn,
zorgenloos dat lijkt me wel fijn.
Beschermend in mijn moeders armen,
mijn hartje weer laten verwarmen.
Ik wil wel even terug naar toen,
mijn jeugd nog eens stilletjes overdoen.
De fee uit mijn dromen terug laten komen,
nog over al dat onbezorgde dromen.
Ik verlang soms weer naar die mooie tijd,
mijn bedje iedere avond lekker gespreid.
geen mens of dier die mij pijn zou doen,
want dan gaf mijn vader ze van katoen.
Uit de afgelegen gebieden van mijn grijze hersencellen,
komen flarden bovendrijven, van luchtbellen.
dan denk ik aan vroeger, en aan wat er is geweest,
want mijn jeugd, was niet altijd rozegeur en feest.
Al zeg ik het toch zelf, ik sla me er toch aardig doorheen,
met steun van man en kinderen, ben ik toch niet alleen.
En na 50 jaar, kom ik tot conclusie,
dat het leven niet alleen en enkel bestaat uit illusie.
Er is echt meer tussen hemel en aarde,
daarom ben ik dankbaar, dat mijn moeder mij baarde.
De wereld zou een speeltuin
moeten kunnen zijn,
waar alle mensen kunnen spelen,
groot of klein.
Waar geen honger heerst,
en geen gevaar,
maar waar we in vrede,
samen kunnen zijn met alkaar.
Het is geen dwaze droom,
geen realiteit,
mensen raken langzaam,
hun droman weer kwijt.
Twee handen,
die stralen,
die zoveel vertellen,
die zoveel verhalen.
De oude hand,
spreekt van een werkzaam leven,
de jonge hand,
nog vol vertrouwen,
nog niet weet,
wat het leven kan geven.
De oude hand,
weet wat de inhoud van het leven is,
soms moeilijk, soms zwaar,
met hopelijk ook geluk.
De jonge hand,
nog zo heel erg aan het begin,
dit leventje kan nog niet stuk.
Beide handen ineen,
geeft nog meer glans,
aan het leven van allebei.
De oude en de jonge hand,
gaan zoals het hoort,
zij aan zij.
Je streelt zacht door mijn haren,
sla je armen om me heen,
jij bent de bron van mijn liefde,
en de reden van mijn bestaan.
Je bent het water,
als ik dorst heb.
Jij bent mijn schouder,
als ik eenzaam ben.
Jij bent de hoop,
waar ik mij aan koester.
Maar bovenal
ben jij mijn vriend.
Ik droog mijn tranen,
maar ze blijven stromen.
Het houd niet meer op,
want verdriet blijft komen.
Mijn tranen probeer ik te verbergen,
ook al heb ik veel verdriet.
Alles gebeurt als ik alleen ben,
als ik zeker weet dat niemand me ziet.
Het leven is soms pijnlijk stil,
zo warmteloos en kil.
Als men de liefde niet heeft gevonden,
voelt men zich niet verbonden.
Maar waar er liefde is,
voel je nooit een gemis.
Verdriet mag best zichtbaar zijn,
je hoeft niet alles op te kroppen,
want slik je steeds je tranen in,
zit je alleen je zelf te foppen.
Dus laat maar gaan die tranen,
laat maar zien, dat groot verdriet,
er zullen altijd mensen voor je zijn,
en zij vergeten je niet.
Eenzaamheid,
een gevoel van isolement,
zelden een prettig gevoel,
meest een gevoel dat alles je spijt,
dat niemand je meer kent,
dat je leeft zonder doel.
Ik ben niet die je denkt,
te zien, te horen of te voelen.
Maar lees mijn woorden,
met je hart, niet met je ogen.
Dan voel ik mij door jou,
voor nimmer ooit bedrogen.
Het maakt het leven net iets fijner,
als er zomaar iemand aan je denkt.
Het maakt de zorgen wel iets kleiner,
wanneer er iemand aan je denkt.
Het maakt je dag dan goed,
en kun je er weer tegen vol goede moed.
Echte vrienden, daar kun je op bouwen,
echte vrienden, die kun je vertrouwen,
echte vrienden, hebben een luisterend oor,
echte vrienden, lenen zich daar ook voor,
echte vrienden, staan altijd voor je klaar,
zo zit vriendschap in elkaar.
Je vader blijft, je vader
zo eigen en vertrouwd.
Je wilt hem niet graag missen,
omdat je van hem houdt.
Maar eens komt de dag,
dat je hem moet laten gaan.
Je verstand zegt dat het goed is,
maar in je ogen blinkt een traan.
Achter de groene takken,
groeit voor ieder mens een plant.
Soms lijkt het bos ondoordringbaar,
en trap je het tere plantje stuk.
Maar met geduld en veel liefde,
vaak met water van een traan.
Kun je het plantje weer zien groeien,
je moet het alleen weten staan.
Aan de overkant van het meer,
zal ik je weer ontmoeten.
Als ik varen mag met het meer,
jou, mijn lief, voor eeuwig mag begroeten.
Maar mijn tijd is nog niet gekomen,
ik mag nog niet gaan,
ik ben nog ver van jou vandaan.
Een hand strek ik naar je uit,
Om je te helpen.
Deel je verdriet en zorgen,
misschien kan ik het wel stelpen.
Worstel niet alleen,
Ik geef je mijn armen.
Weet dat ik het meen,
Laat mij je kille hart verwarmen.
Er komt een dag, voor ieder verschillend,
voor de ene vroeg, voor de andere laat.
Dat zij die jou het leven gaf het zelf weer verlaat.
Er komt een dag dat je alleen bent,
nooit meer ben je iemand's kind.
Nooit was je zo dierbaar,
niemand heeft je zo bemind.
Eens komt de dag, voor ieder verschillend,
dat jij ook het leven laat.
Dan zie je haar weer,
daar boven bij onze lieve heer.
Ik heb je naam in het zand geschreven,
maar de golven hebben hem uitgeveegd.
Ik heb je naam in een schors gegrift,
maar de schors is afgevallen.
Ik heb je naam in marmer gebrast,
maar de steen is gebroken.
Ik heb je naam in mijn hart gebrand,
en zal hem altijd bewaren.
Een standbeeld zal ik niet krijgen,
of een medaille van de koningin.
Want ik maakte geen carriere,
zorgde alleen voor mijn gezin.
Een heel gewoon leven dus,
toch leef ik met gratie.
Er voor je gezin willen zijn,
is och een hele prestatie.
Grenzen in je leven,
geef jezelf aan.
Laat ons dan duidelijk weten,
tot hoever je zou willen gaan.
Laat je niet overhalen,
uiteindelijk gaat dat mis.
Want jij weet,
als geen ander,
welke grens voor jou
het beste is.
Bladeren vallen op straat,
bruin en geel,
bladeren die aangeven,
dat het leven weer verder gaat.
Bladeren van verlies,
verdriet maar ook geluk,
bladeren die door de momenten van het leven
kijken naar de gouden randen van toen
Bladeren om te bewaren,
gedroogd in je levensboek.
Woorden, alsmaar woorden,
ze vormen een verhaal.
Zijn soms uilaatkleppen,
ongeacht hun taal.
Woorden, alsmaar woorden,
ze vertalen wat ik wil,
maar als het er echt, toe doet,
dan vallen woorden stil.
De blik in je ogen,
vertellen me alles.
Wat je niet zegt,
de blik in je ogen,
vertellen me,
hoe hard je ook vecht.
Soms staan ze vol wanhoop,
soms staan ze vol verdriet,
dan straalt er weer een lach.
de blik in je ogen,
vertellen me alles,
wat de buitenwereld niet ziet.
Lieverd ga heen,
en begin je eigen leven.
Ga heen,
en maak een nieuwe start.
Liefde hebben we je genoeg gegeven,
treed het tegemoet.
Met een open hart,
geef vriendschap, verdien respect.
Laat anderen in hun waarde,
dan vind ook jij,
je plekje hier op aarde.
Even mijmeren,
over hoe het had kunnen zijn,
maar het doet zo'n pijn
liefde, mijn kind kent geen grenzen
kent geen afstand en geen tijd,
die liefde kind,
raak ik nooit kwijt.
Ik wil, ik moet en ik zal
zeg je in je jonge jaren.
Als je ouder wordt kom je
vanzelf tot bedaren.
Dan zegt menig vrouw of man :
ik ben blij dat ik nog wat kan.
Dat jeugdig, laaiend vuur
dat zullen, moeten en willen
leert het leven je wel af,
gaat langzaamaan verstillen.
Dan zegt menig vrouw of man,
ik ben blij dat ik nog wat kan.
Dan is het de tijd van mogen,
de druk is van het leven af,
en probeer je te accepteren
wat het leven nam en gaf.
Dan zegt menig vrouw of man,
ik ben blij dat ik nog wat kan.
Oordeel niet over een ander,
leef in vrede naast elkander.
Een vriendelijk woord is zo gegeven,
niemand gaat feilloos door het leven.
Oordeel niet over de fouten van een ander,
morgen bent u misschien de tegenstander.
Iemand groeten, is geen schande,
daar zal me, zich niet aan verbranden.
Oordeel niet over uw medemens,
verleg ook eens spontaan de grens.
Een misstap die is zo gemaakt,
ook al voelen wij niet hoe diep die raakt.
Handen vertellen een verhaal,
ieder heeft een andere taal.
De een heeft zachte handen,
een ander gekloofd of nagels met randen.
Er zijn ook handen,
waar je voor moet vrezen.
Maar echt uit iedere hand
kun je een leven lezen.
nu ik een aantal jaren geleden,
de computer heb ontdekt,
is niets op dit ding me nog te gek
gedichten sturen, sites bouwen,
kletsen met andere, noem het maar op
mijn hele leven staat ervan op zijn kop.
kaartjes sturen naar kleinkinderen,
of kinderen is voortaan de gewoonste zaak,
en een e-mail bericht is ook al snel door hen gemaakt
waarom kunnen veel mensen,
elkaar niet tolereren
waarom moeten veel mensen,
elkaar discrimineren.
waarom kunnen veel mensen,
dit niet accepteren
waarom willen veel mensen,
dit niet leren.
Er waren eens zeven beren,
die sliepen op een waterbed.
Het deinen kon hen niet deren,
het was elke nacht een dolle pret.
Tot op een nacht hun vader verscheen,
en zei : is het nu uit heren.
Hoor ik klaag steen en been
ook ik wil eens slapen.
vaart met z'n allen heen,
dan kan ik naar hartelust gapen,
zo slaap ik tenminste meteen.
Met vallen en opstaan, moet je leven,
meer dan jezelf, kun je toch niet geven.
Daarom is het steeds goed jezelf te zijn,
gevoel en verstand op een lijn.
En soms voel je je, net een grote clown,
als je zo ligt te vechten, met je ups en downs.
Grijp en ga je kansen niet verspelen,
want dat doen er al zo velen.
Kom je bij een chirurg of god,
dan beheersen zij je lot.
Ze gaan je binnenste buiten keren,
en zien alle dingen die mankeren.
want ze gaan door tot het bot