Inhoud blog
  • audiovisuele reportage: de mythe van het maagdenvlies
  • wetenschappelijk artikel:
  • column: de smaak van keuze
  • sfeerverslag - de telepostzegelmachine
  • "Jean-Marie Pfaff achterna" (column over taal)
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Journalistieke schrijfsels et alia, door Marilien

    26-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.reisreportage SLUIS

    Alvorens het nieuwe jaar in te duiken gaan we nog even op uitstap. Meer bepaald naar Sluis, u misschien wel bekend. Indien niet, dan is deze reportage de ideale gelegenheid voor een eerste ontmoeting. (Was het maar altijd zo eenvoudig, niet waar?) Voor wie Sluis wél kent: hopelijk biedt deze repo een nieuwe kijk op het gezellige Nederlandse stadje.

    Alvast fijne feesten en mijn allerbeste wensen voor 2012!
    Ik zie u graag volgend jaar terug! ;-)   

         
    Sluis ontsluierd   

    Op stap door de binnenstad met bellenman ‘Jantje van Sluis’

     

    “Hoort Burgers en Burgeressen, Jong en Oud uit Nederland, België of waar ook ter wereld. Als stadsomroeper heet ik u allen van harte welkom, hier in onze toeristenstad Sluis.” Vol verwondering bekijk ik het grote witte blad dat ik ontrold tussen mijn vingers houd. “Neem maar mee naar huis, als je wil”, merkt mijn gastheer op. Zijn lieve glimlach kijkt me van overal aan: van de levensechte versie aan mijn zijde tot de geportretteerde versie aan de muur en de gefotografeerde versie in de albums en krantenknipsels die speciaal voor mijn komst werden bovengehaald. Ik voel me vereerd door zo’n warme ontvangst. Maar niet in het minst ook bij de gedachte dat ik uitgerekend met deze man op stap mag: “Cees Blaeke, stadsomroeper van Sluis sedert 1942”.

     

    Jantje van Sluis

     

    Sluis is een kleine stad, maar groot in toeristenaantallen. “Meer dan 15 miljoen bezoekers per jaar”, weet Cees me te vertellen. En dat merk je. Terwijl we richting stadscentrum wandelen, neemt de drukte zienderogen toe. Niet enkel Nederlands gekeuvel, maar ook Vlaamse klanken rijzen op uit de menigte. De nabijheid van Vlaanderen is inderdaad sterk voelbaar. Niet zo verwonderlijk trouwens, gezien de geografische ligging van Sluis: ten zuidwesten van Zeeland, net voorbij de Belgische grens. Maar ook rasechte Sluizenaren ontbreken niet in het straatbeeld. Ik herken ze meteen. In eerste instantie aan hun taaltje (een soort West-Vlaams dialect in een Nederlands jasje), maar  vooral aan hun reacties wanneer ze Cees en mij tegen het lijf lopen. “Hey Cees!”, “Hoi Cees!”, “Oh Jantje!”. Cees is duidelijk een geliefd persoon in Sluis. En ik begrijp onmiddellijk waarom.

    “Zie je dat mannetje in de top van het Belfort?”, vraagt hij als we op de Grote Markt zijn aangekomen. “Dat is Jantje van Sluis. De held van onze stad. Ieder kwartier slaat hij de klok.” Hij draagt een kleurrijk uniform en een scheef hoedje. Dezelfde outfit die ik zopas op het portret van Cees heb gezien. Inderdaad, als stadsomroeper vertegenwoordigt Cees Jantje van Sluis en draagt daarom hetzelfde pakje. “In de jaren 1600 was Sluis verwikkeld in de Tachtigjarige Oorlog”, vertelt Cees. “Om Sluis in te palmen bedachten de Spanjaarden een list. Klokslag middernacht zouden ze de stad aanvallen. Maar omdat Jantje – de toenmalige klokkensteller van het Belfort – een glaasje te veel ophad, slaagde hij er niet meer in de klok te luiden. Middernacht werd niet geslagen, Sluis werd niet aangevallen, Jantje werd een held.”

     

    Op de trappen van het Belfort

     

    Het beeld van Jantje is niet het enige dat de bijzondere band tussen Cees en het Belfort verklaart. Hij neemt me mee op de trappen aan de zijkant van het Belfort. “Hier heb ik al veel gestaan”, vertelt hij. “Vooral voor huwelijken. Dan komt het bruidspaar uit het stadhuis en sta ik hier klaar om hen aan te kondigen aan het volk.” Cees is beslist trots op het Belfort. “Het enige belfort van Nederland!”, benadrukt hij met graagte. De deur van het Belfort is helaas gesloten wegens restauratiewerken. “Jammer”, meent Cees, “want er is heel wat moois te zien binnenin. Schilderijen van Rubens en van Dijck bijvoorbeeld. En vanop de toren heb je een prachtig zicht over de stad”.

    Voor vandaag houden we het dan maar bij een zicht vanop de trappen. Helemaal rechts wijst Cees me het voormalige huis van de burgemeester aan, dat is getransformeerd tot een café-restaurant. Iets dichterbij: het koffiehuis, de bakker en de kruidenier, die plaats hebben geruimd voor een restaurant, een homeopathisch winkeltje en de prestigieuze Hilfiger Denim Store. Enkel de Meerminnestraat recht tegenover ons roept bij Cees nog dezelfde herinnering op als vroeger: “De plaats waar ik bijna zeventig jaar geleden begon met omroepen”. Maar ook daar heeft het moderne toerisme zijn intrede gedaan. Winkels. Veel winkels. En nog meer winkels wanneer we de Kapellestraat inwandelen. Maar ook restaurants. Het schoolvoorbeeld van een gezellige plek waar menig culinair- en shopverslaafd toerist zijn hart dreigt te verliezen.

     

    Van stoomtram tot moderne kunst

     

    Op wandel door de winkelstraat wijst Cees plots een beeld aan. Met typerende snor en hoed roept de afgebeelde man algauw de gedachte aan Jantje van Sluis op. Het beeld schept een bijzondere sfeer, zo tussen de reclameborden. Ook de ‘woningachtige uitstraling’ van het gebouw waar het beeld vóór staat contrasteert met de winkeletalages. “Dit heb ik recentelijk samen met de burgemeester officieel geopend”, vertelt Cees. Nieuwsgierig wandel ik binnen in het ‘café’, dat al snel geen café blijkt te zijn. Aan de muur pronken verschillende schilderijen. Van amateuristische en minder amateuristische hand, zo blijkt. Kunstenaars allerhande kunnen er hun werken exposeren. Of hun materiaal aanschaffen, in het achterste deel van de galerie. De ligging in het midden van de winkelstraat is blijkbaar geen toeval: “Op die manier willen we de drempel voor het bezoeken van kunstgaleries verlagen en kunst ‘toegankelijker’ maken. De galerie is bovendien niet alleen bedoeld als een plaats om naar kunst te kijken, maar ook om erover te praten”, vertelt de winkeldame, en ze wijst naar de tafels en stoelen. “Een ontmoetingsplek dus voor al wie interesse heeft in kunst.”

    Bij het buitengaan besef ik dat de galerie lang niet de enige vernieuwing is in de Sluise centrumstraten. Het graanpakhuis bijvoorbeeld, waarover Cees vertelt, is nergens meer te bespeuren. Het postkantoor evenmin. En de stoomtram heeft zelfs zijn sporen niet nagelaten.

     

    Een vleugje authenticiteit

     

    En toch. De herinnering aan vroegere tijden blijkt minder ver dan gedacht, wanneer vlak voor ons één van de belangrijkste symbolen van Sluis in het vizier komt: windkorenmolen ‘De Brak’. Als één van de laatste der Mohikanen waakt hij over heel Sluis en geeft een gezellige en romantische touch aan de binnenstad. “Momenteel vooral een toeristische trekpleister”, weet Cees, “maar vroeger werd hij gebruikt voor het malen van graan voor de dieren”. Vandaag echter voedt hij vooral de menselijke buiken, in de brasserie onderaan de molen. En de souvenirliefhebber vindt er gegarandeerd voedsel voor het oog.

    Aan de molen veranderen we even van koers, zodat we de rest van de binnenstad kunnen verkennen. Cees leidt me naar de Beestenmarkt, waar ik opnieuw kennis maak met een authentiek stukje Sluis. De hoogste bomen, die een flink stuk van het plein inpalmen, dateren van voor de geboorte van Cees. Ook tearoom ‘Lindenhoeve’ doet zowel door zijn naam als door zijn voorgevel nog denken aan de boerderij die het vroeger was. Zo ook de kaaskwekerij, die niet alleen het uitzicht maar zelfs de oorspronkelijk functie van het bijbouwsel van de boerderij heeft bewaard.

    Het is datzelfde plein dat me het adres onthult van het befaamde restaurant ‘Oud Sluis’, waar Sergio Herman zijn gerechten serveert. “Ja, Sluis heeft wel wat bekend volk”, zegt Cees niet zonder trots. “En opgelet, er komt nog meer!”. Maar hij houdt me nog even in spanning. 

     

    De Kaai

     

    Gezellig kletsend vloeien we mee met de mensenstroom, in de richting van de Kaai. Wat een drukte. En dat op zondag. “Net omdat het zondag is”, verbetert Cees me. “Aangezien er in Sluis geen winkelsluiting is op zondag, is die dag tegenwoordig veruit de belangrijkste voor de inkomsten van onze stad.” Een stevige bries bevestigt dat we op de Kaai zijn aangekomen. Een beetje weggedoken in zijn sjaal, vertelt Cees over het water dat links van ons vloeit. Het is de Damse Vaart, die Sluis met Brugge – en dus Nederland met België – verbindt. “Dit kanaal werd in 1810  gegraven op bevel van Napoleon en speelde vooral in de negentiende eeuw een cruciale rol voor Sluis als handelsstad”, legt Cees uit. Al is er nu geen scheepvaart meer op de Kaai, het water is daarom niet minder bevolkt: “Zwemwedstrijden in de zomer. Schaatspartijen in de winter”.

    De Kaai komt uit op het Walplein, waar ik – zoals Cees me had beloofd – een andere ‘bekende Sluizenaar’ ontmoet: “Johan Hendrik van Dale, grondlegger van het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal”. Al meer dan 85 jaar kijkt hij uit op het Walplein, met zijn rug naar de Damse Vaart.

    Vanaf hier vermindert de drukte en ruimen de toeristen opnieuw plaats voor rasechte Sluizenaren. We komen hen tegen aan bakkerij Sint-Paulus, “de beste bakkerij van Sluis”. Het zijn kennissen van Cees. Uiteraard, als ervaren stadsomroeper kent hij zowat de gehele Sluise bevolking. Een kort praatje met hen leert me al snel hoe zijzelf over hun stad denken: “Klein maar fijn”, zo klinkt het. “En dapper!”. Ik beaam.

     

    Religieuze overblijfselen

     

    Na een babbelpauze met de ‘locals’, neemt Cees me verder mee door de minder toeristische binnenstraten, waar niet het toerisme maar de godsdienst mensen bij elkaar brengt. Althans, zo ging het vroeger. In de Hoogstraat wijst hij een blok appartementsgebouwen aan. “Dit was vroeger een protestantenkerk”, weet hij. “Maar zoals je ziet blijft daar nu niet veel meer van over. Enkel de gewelven onder de grond zijn nog bewaard”. Aan de andere kant van de straat is ook de protestantse school, waar van Dale ooit zijn schooltijd doorbracht, sinds een halve eeuw niet meer in gebruik. De protestanten, of “andersdenkenden” zoals Cees zegt, hebben wel nog een klein ‘ontmoetingscentrum’ in de buurt. Langs kleine, rustige straatjes leidt Cees me verder naar de plek waar ooit de katholieken een grote verzamelplaats hadden: de Sint-Janskerk. Sinds de brand van 1811 echter is van de kerk niets overgebleven, op de graven en stukken steunpilaren na. Het muurtje dat Cees en zijn collega-metsers jaren geleden rond de overgebleven fundamenten gebouwd hebben, toont het prototype van de plattegrond van de kruiskerk, zoals ik me die uit de lessen geschiedenis herinner.

     

    Wanneer we de Dinsdagstraat indraaien herken ik het begin van onze route. Bij Cees thuis praten we nog even verder over de stad. Er valt duidelijk nog heel wat te vertellen: over de Wallen en het groene gedeelte van de stad bijvoorbeeld, maar dat is een ander verhaal. “Je komt maar eens terug”, zegt Cees, “dan laat ik je de andere kant van Sluis zien”. Met een streekbier – een ‘Jantje van Sluis’ – op zak, keer ik huiswaarts. Op jouw gezondheid, Jantje!

     

    26-12-2011 om 00:00 geschreven door Marilien  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)

    Archief per week
  • 28/05-03/06 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 26/12-01/01 2012
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs