Vierde zondag van de advent
Bronnen: www.biblija.net
www.stichtingsamuel.nl
Kinderen mogen het zeggen - jaar A, B en C (Jacques Verhees)
Voor de lezingen werd de Willibrordvertaling gebruikt.
Jaar B
Eerste lezing: 2 Sam. 7, 1 5 . 8b 11 . 16
Tweede lezing: Rom. 16, 25 - 27
Evangelie: Lc. 1, 26 38
In de zesde maand werd de engel Gabriël door God gezonden naar een stad in Galilea, met de naam Nazaret, naar een maagd die verloofd was met een man genaamd Jozef, die uit het huis van David stamde; haar naam was Maria. De engel trad bij haar binnen en zei: Verheug u, begenadigde, de Heer is met u. Zij raakte geheel in verwarring door wat hij zei en vroeg zich af wat deze begroeting te betekenen had. Maar de engel zei: Schrik niet, Maria, u hebt genade gevonden bij God. U zult zwanger worden en een zoon baren, die u de naam Jezus moet geven. Hij zal een groot man zijn, en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven. Hij zal eeuwig koning zijn over het huis van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen. Maar hoe moet dat dan? zei Maria tegen de engel. Ik heb geen omgang met een man. De engel antwoordde haar: Heilige Geest zal op u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overdekken. Daarom zal het kind heilig genoemd worden, Zoon van God. Bovendien, ook Elisabet, uw verwante, is op haar oude dag zwanger van een zoon; zij werd onvruchtbaar genoemd, maar zij is al in haar zesde maand. Want voor God is niets onmogelijk. Toen zei Maria: Ik ben de dienares van de Heer; laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt. Toen ging de engel van haar weg.
Bij de lezingen van deze zondag (jaar B)
Voor volwassenen
In de eerste lezing en in het evangelie wordt ons verteld : Ons leven en heel ons bestaan maken wij niet zelf. Het wordt ons gegeven.
In de eerste lezing horen we dat David een tempel voor de Heer wil bouwen. Maar hij wordt tot bescheidenheid aangemaand door de profeet Natan. Hij wordt eraan herinnerd dat de God van Israël een God is die steeds met mensen onderweg is. Hij trekt met hen mee. Hij laat zich dan ook niet opsluiten in een tempel. Hij wil in de geschiedenis van Israël een voortrekker naar de toekomst blijven. Als er iemand een bouwheer is, dan is God dat zelf. Hij laat David weten dat Hij het is die zal bouwen. Hij zal voor David een huis een nageslacht dus bouwen en hem op die manier toekomst geven.
Ook in het evangelie is het weer God zelf die aan mensen leven en toekomst schenkt. Elisabet, die nochtans al oud is, zal een zoon ter wereld brengen, want voor God is niets onmogelijk. En Maria zal ook een zoon ter wereld brengen, omdat zij genade heeft gevonden bij God.
Op beide verhalen volgt een loflied op de Heer, die de gever van alle leven is. David looft Hem om twee dingen: Hij heeft zijn volk bevrijd uit Egypte, en Hij heeft aan David een nageslacht beloofd dat op die manier toekomst zal schenken. In het evangelie prijst ook Maria de Heer. Leven, tijd van leven en toekomst worden ons gegeven. Zoals David en Maria mogen we er ontvankelijk voor zijn. Maria wordt door Elisabet zalig geprezen omdat zij geloofd heeft, omdat zij zich dus ontvankelijk en vertrouwvol heeft opgesteld.
Net als David en Maria mogen wij dankbaar zijn. We mogen die dankbaarheid uitspreken tegenover Hem, die ons menslievend leven en toekomst schenkt. In de tweede lezing wordt Hij dankbaar geprezen om zijn genadige tegemoetkoming aan mensen in Jezus, de Christus.
Voor kinderen
Grote mensen zeggen dat kinderen wonderen zijn. Tenminste, zolang die kinderen nog heel klein zijn. Wanneer een kindje geboren wordt, sturen de ouders meestal geboortekaartjes rond om te laten weten hoe blij en dankbaar ze zijn. Vandaag gaat het over Maria, die ook een kindje zou krijgen. Haar kind zou het licht van de wereld worden. Met Kerstmis gaan wij dat wereldwijd vieren. Maar vandaag mogen we al een beetje dankbaar zijn, net als Maria. Zij zei ja tegen God. Met haar mogen ook wij verwachten dat Gods licht en vrede bij ons zullen zijn, tot vreugde van alle mensen op aarde.
|