De Openbaring van de Heer is beter bekend als Driekoningen, en valt op 6 januari. Op die dag herdenkt men de bijbelse gebeurtenis van de wijzen die een ster in het oosten zagen staan. Zij volgden deze tot in Betlehem. Daardoor konden zij Jezus begroeten als de pasgeboren koning der joden.
De Openbaring van de Heer, de Doop van de Heer en de Opdracht van de Heer in de tempel (2 februari) zijn de drie feesten die te maken hebben met de kinderjaren van Jezus. Deze feesten sluiten de kerstkring af. Met de Openbaring van de Heer wordt gevierd dat Jezus wordt voorgesteld aan de volkeren. Die volkeren worden voorgesteld door de drie wijzen. Zij waren uit het Oosten gekomen en volgden een ster. Ze brachten het Kind hulde en schonken het goud, wierook en mirre. Toen keerden ze terug, nu zonder de ster als wegwijzer naar Christus. Ze hadden Hem immers al gevonden.
Het feest ontstond in de vierde eeuw in het Oosters christendom. Het was oorspronkelijk bedoeld om de verschijning van de mensgeworden Zoon van God op aarde te vieren. Daarbij werden de tekenen van Jezus goddelijkheid herdacht : de geboorte uit de Maagd Maria, het bezoek en de aanbidding van de Wijzen uit het Oosten, gebeurtenissen uit Jezus jeugd en de doop door Johannes de Doper.
Driekoningen wordt door zowel katholieken als protestanten gevierd. In Nederland en in België kent men het gebruik van het sterzingen. Kinderen komen in groepjes van drie, verkleed als koningen, zingen aan de deur. Als beloning voor het zingen krijgen ze snoep en geld. In Vlaanderen kent men ook het bakken van een taart waarin een bruine bioon verstopt zit. Diegene die de boon vindt, krijgt een kroontje als koning van de dag.
Driekoningen was vroeger net als Pasen traditioneel een doopdag. Ter herinnering aan de doop vindt met Driekoningen de wijding van water plaats. Met dit wijwater kunnen huizen worden gezegend. Bij deze wijding schrijft men in vele landen met krijt de letters C+B+M op de deur. Zo hoopt men alle kwaad op een afstand te houden. Deze letters blijven op of boven de deur staan tot Pinksteren.
De letters staan voor de Latijnse zegenspreuk Christus Mansionem Benedictat. Dat betekent Christus, zegen dit huis. De gebruikelijke vorm is dan xx+C+B+M+xx, waarbij de xx staan voor het jaar waarin men het huis wijdt. Voor 2010 is dat dan 20+C+B+M+10, waarbij de + staat voor het kruisteken.
In Nederland worden met Driekoningen door parochies vaak langwerpige kaarten (ter grootte van een derde van een A4 blad) uitgedeeld met deze letters erop. Dit kaartje wordt dan in de hal of in de huiskamer opgehangen.
De koningen huldigen Jezus - visioenen A. K. Emmerich (1/4)
De koningen huldigen Jezus volgens de visioenen van A.K. Emmerich
Hieronder volgt het verhaal van de drie koningen die hulde brengen aan de pas geboren Jezus, zoals het werkelijk gebeurde. We weten dit door de visioenen de A.K. Emmerich had.
Bron: Het leven van de H. Maagd Maria volgens de visioenen van A.K. Emmerich
De koningen zijn Mensor, Teokeno en Saïr genaamd. Mensor en de bruine Saïr keken in het bergland naar de sterren. Ze keken op een piramidevormige toren door lange buizen naar de ster van Jakob, die een staartster was. De ster verruimde en deelde zich voor hun ogen en daarin verscheen een grote, schitterende Maagd. Voor Haar vertoonde zich nog een schitterender Kindje. Uit zijn rechterzijde kwam een tak geschoten. Daarboven opende zich een torentje. Het had meerdere ingangen en tenslotte ontwikkelde het zich tot een hemelse stad. Direct na deze verschijning reisden de beide koningen af. Teokeno woonde een paar dagreizen meer oostwaarts. Hij had op hetzelfde uur hetzelfde beeld in de ster gezien en reisde ook snel af om zijn beide vrienden nog in te halen.
De hele stoet waarmee de drie koningen reisden, bestond uit drie groepen. Elk van de drie koningen heeft op deze reis vier dichte verwanten of vrienden uit zijn familie bij zich. Zo zijn er in het geheel, de koningen meegerekend, vijftien voorname personen in deze stoet. De koning is de voornaamste en staat in voor de goede gang van zaken. Hij zorgt voor alles, hij beveelt en verdeelt alles. Elke groep bestaat verder uit en menigte kameeldrijvers en dienstknechten.
Elk van deze drie groepen bestaat uit mensen van verschillende gelaatskleur. De stam van Mensor was van een lichtbruine kleur. Die van Saïr was donkerder bruin en die van Teokeno had een mooie geelachtige gelaatskleur.
Op een late avond kwamen de koningen in een kleine stad aan. De huizen lagen vrij verspreid en ze waren omgeven door hoge, gesloten omheiningen. Maar de koningen trokken verder zonder oponthoud en gingen rond een donkere, nevelige stad. Zij staken een rivier over en kwamen op een goede weg. Ze kwamen in een stad waar joden en heidenen door elkaar woonden. De mensen waren er slecht en wilden de koningen niet door hun stad laten trekken, hoewel de grote verkeersweg er doorheen liep.
Wordt vervolgd
De koningen huldigen Jezus - visioenen A. K. Emmerich (2/4)
De koningen sloegen hun tenten op in een ommuurde ruimte aan de oostkant van de stad. Ze verbleven er een paar dagen om uit te rusten. Ze spraken met de grootste vriendelijkheid tegen de mensen over het doel van hun reis. Desondanks wilde niemand iets van de nieuwgeboren koning geloven. Na twee dagen maakten de koningen aanstalten om te vertrekken. Hoewel de inwoners herhaaldelijk naar de ster stonden te kijken op momenten dat ze zichtbaar was, en zij heel verbaasd waren, toch werden ze niet eerbiediger.
De koningen reisden s nachts verder langs een aangelegde weg. Ze trokken door geen steden meer, maar wel langs al de kleine plaatsen waar Jezus in de maanden juli en augustus van zijn derde jaar van zijn openbaar leven heeft gepredikt. Hij genas er ook zieken en zegende kinderen.
s Morgens vroeg staken zij de Jordaan over en trokken in de richting van Jeruzalem. s Avonds kwam de stoet van de koningen bij de stadspoorten van Jeruzalem aan. Ze verbleven in een stadsherberg nabij de vismarkt van Jeruzalem.
Ondertussen had Herodes van hun komst gehoord en zond een dienaar naar de koningen. Teokeno werd s avonds heimelijk naar het paleis van Herodes gebracht. Hij werd uitgevraagd over zijn komst. De hofbeambte bracht verslag uit bij Herodes. Die was heel ontsteld, maar liet meedelen aan Teokeno dat hij de zaak zou onderzoeken.
Vroeg in de morgen liet Herodes de koningen in alle stilte naar zijn paleis brengen. Zij vroegen opnieuw naar de nieuwgeboren Koning der joden. Herodes verborg zijn onrust zo goed als hij kon en deed zelfs alsof hij zeer in zijn schik was met hun komst en met het nieuws dat zij hem brachten. Hij ondervroeg de koningen over wat zij zoal gezien hadden. Zij vertelden hem over hun laatste verschijning. Daarna vertrokken zij weer, zonder iets gegeten te hebben van de spijzen die Herodes hen had aangeboden. Herodes hield zijn onderhandeling met hen geheim, om in de stad gepraat en opschudding te voorkomen. Ondertussen maakten de koningen zich klaar om te vertrekken uit Jeruzalem.
Wordt vervolgd
De koningen huldigen Jezus - visioenen A. K. Emmerich (3/4)
Tegen de avond kwamen de koningen bij Betlehem aan. Ineens zien zij een lichtglans aan de hemel stralen, die hen naar de geboortegrot leidde. Daar aangekomen sloegen zij hun tenten op. Enkele herders hielpen hen daarbij.
Nog dezelfde avond maakten de koningen zich klaar om plechtig hulde te brengen aan het Kindje. Zij droegen wijde, witte mantels, die een lange sleep hadden. Deze glansden geelachtig, alsof ze van ruwe zijde waren. Het waren liturgische mantels, die ze altijd bij hun liturgische plechtigheden droegen. Aan hun gordels om hun middel hadden ze alle drie beurzen en gouden doosjes hangen.
Bij deze hulde werd elk van de drie koningen door de vier voorname personen uit zijn familie gevolgd. Er waren ook nog enkele dienaars van Mensor bij, die een kleine tafel, die als presenteertafel moest dienen, en een tapijt met kwasten en enkele banen lichte stof droegen.
Zij volgden Jozef in processie tot onder het afdak voor de ingang van de grot. Ze bedekten de tafel met het tapijt met kwasten. Ieder van de koningen maakte enkele van zijn gouden beurzen en doosjes los van zijn gordel en plaatste die op de tafel. Dit waren hun gezamenlijke geschenken. Bij de ingang van de grot maakte iedereen de sandalen van hun voeten los. Mensor ging het eerst binnen in de grot, gevolgd door twee jongelingen die de tafel met geschenken droegen. Bij de Heilige Maagd gekomen, knielde Mensor, nam de geschenken en zette ze op een bankje aan Marias voeten neer. De dragers trokken zich terug.
Mensor haalde uit een buidel die aan zijn gordel hing een handvol dikke, zware, blinkende staafjes van een vinger lang. Ze waren goudkleurig. Hij legde ze naast het Kindje Jezus neer, op de schoot van de Heilige Maagd. Zij nam het goud liefdevol dankend aan en bedekte het met een hoek van haar mantel. Mensor schonk deze bundel zuivere goudstaafjes omdat hij vol trouw en liefde was en met een onwankelbare vroomhied en volgehouden inspanning de waarheid zocht.
Wordt vervolgd
De koningen huldigen Jezus - visioenen A. K. Emmerich (4/4)
Nadat Mensor het Kindje hulde gebracht had, kwam Saïr met zijn gevolg binnen en knielde ootmoedig neer. Hij bood zijn geschenk aan terwijl hij een gouden wierookscheepje vol kleine, groenachtige harskorrels op het tafeltje voor Jezus neerzette. Zijn persoonlijk geschenk bestond uit wierook, want hij was diegene die zich bereidvaardig en vol liefde voegde naar Gods wil, die hij met de grootste ijver wilde volbrengen. Hij bleef lang en godvruchtig neergeknield. Daarna trok hij zich terug.
Nu kwam Teokeno, de blanke, binnen. Hij was al hoogbejaard en kon niet meer neerknielen omdat hij ook zwaarlijvig was. Hij bleef diep gebogen staan en plaatste een gouden vaas met een fijne groene plant op het tafeltje. Het was een levende plant, een edelgewas, een zeer fijn, groen, rechtstammig boompje met kroezige kruin, waaraan fijne witte bloempjes bloeiden. Het was mirre. Teokeno offerde mirre omdat dit op verstorvenheid en overwonnen hartstochten wijst, want deze man van beproefde deugd had geweldige bekoringen tot afgodendienst, tot veelwijverij en opvliegendheid te bekampen gehad.
De Moeder Gods nam alle geschenken ootmoedig dankend aan. Eerst drukte zij haar gevoelens niet in woorden uit. Tenslotte stamelde Maria toch enkele vriendelijke woorden van dank tot iedereen.
Nadat de koningen met hun gezellen de grot weer verlaten hadden en naar hun tent teruggekeerd waren, kwamen enkele dienaren binnen. Zij hadden ondertussen de tent opgeslagen, de dieren ontladen en alles op zijn plaats gezet. Daarna wachtten zij geduldig voor de deur van de grot hun beurt af om Jezus te begroeten.
De dienaren kwamen in groepjes van vijf binnen en knielden rondom het Kind neer. Zij vereerden Jezus in stilte. Wanneer zij allemaal weg waren, kwamen de koningen weer binnen. Zij droegen wierookvaten in hun handen en bewierookten met de grootste eerbied het Kind, zijn moeder en Jozef en de hele grot. Na een diepe buiging gemaakt te hebben, verlieten zij weer de grot.
Einde
10-01-2010
Evangelielezing Openbaring van de Heer (6 januari)
Evangelielezingen van de Openbaring van de Heer (6 januari)
Bronnen : Kinderen mogen het zeggen, jaar A, B en C (Jacques Verhees)
De schriftgeleerden en joodse leiders erkenden Jezus niet en wezen Zijn boodschap af. Maar vreemdelingen hebben wel hun erkentelijkheid betuigd. Zij brachten Hem hulde en waren vervuld van vreugde. Zij waren zoekende, maar schriftgeleerden en hun zelfgenoegzame soortgenoten bleken niet ontvankelijk voor het licht van de waarheid die Jezus bracht.
Het evangelie van vandaag is bedoeld als inleiding op het evangelie van Matteüs. Hierin geeft Matteüs heel kort al aan wat hij verder in zijn evangelie langer en uitgebreider zal vertellen, nl. dat Jezus het heil is van alle mensen, wie ze ook zijn, waar ze ook wonen, in welke tijd ze ook leven. Jezus is niet gekomen voor één volk, in één bepaalde tijd, maar voor alle volkeren, in alle tijden (dus ook voor ons, in deze tijd).
Maar zijn inleidend verhaal verbergt terzelfder tijd een vraag aan ons: hoe sta jij tegenover die Jezus? Is er in je leven plaats voor hem, voor zijn boodschap, voor het heil dat hij brengt? Of is er bij jou geen plaats?
De evangelist beschrijft twee categorieën van mensen. Enerzijds die wijzen uit het Oosten. Zij volgden een ster, een nieuw licht. Ze wisten dat zij zelf de wijsheid en de kennis niet in pacht hadden. Daarom stonden ze open voor het licht dat de ster aanwees: Jezus de Christus. Ze gingen er zelfs naar op zoek. Daartegenover stonden Herodes en zijn trawanten: de hogepriesters en de farizeeën; een groep van eigenwijze mensen die niets meer te leren, niets meer te zoeken of te vinden, niets meer te ontmoeten hadden. Zij dachten dat ze de wijsheid en het heil wél in pacht hadden. Herodes blijft zitten op zijn troon van eigenbelang. Hij had geen nieuwe koning nodig. De farizeeën hadden zich vastgebeten in eigen geloof en eigen gelijk. Die verroerden geen vin. Zij hadden geen redding nodig; er moest niets nieuws komen. Het nieuwe maakte hen alleen maar overstuur.
De boodschap van het evangelie is ook voor ons bedoeld. Zijn wij zelf nog ontvankelijk voor het licht van God-met-ons ? Of lopen wij het gevaar om even zelfgenoegzaam en ongeïnteresseerd te worden als de hogepriesters en de Bijbelgeleerden in het Jeruzalem van toen? Dat zou jammer zijn, en ons ontoegankelijk maken voor de grote vreugde die zoekenden van harte gegund wordt.
Voor kinderen :
Jezus werd geboren in Betlehem, in het land van de joden, maar Hij was een licht voor alle mensen op aarde, in alle tijden. Ooit zijn mensen van ver weg op zoek gegaan naar het pasgeboren kind Jezus. Ze hebben Jezus geschenken aangeboden toen ze Hem vonden : goud, wierook en mirre.
Dat Jezus geboren werd, mag ons gelukkig maken. Wie Hem volgt, zal ook gelukkig worden en vrede vinden. Proberen wij zelf, in ons eigen leven, anderen gelukkig te maken ? Kunnen wij fouten toegeven en elkaar vergeven ? Laten we vooral proberen om lieve mensen te worden voor elkaar. Zo tonen we dat we open staan voor wat Jezus ons wil vertellen, en dat we Jezus écht willen volgen.
De Doop van de Heer is het feest dat in de Rooms-katholieke Kerk de kersttijd afsluit. Dit feest gedenkt de doop van Jezus in de Jordaan door Johannes de Doper. God openbaarde hier dat Jezus Zijn geliefde Zoon is.
De doop van Jezus wordt gevierd op de zondag na Driekoningen (6 januari).
Jezus wordt niet in een kerk gedoopt, maar in een rivier, de Jordaan. En Jezus was niet de enige die op dat moment gedoopt werd. Johannes hield zijn preek aan de oevers van de rivier en nodigt de mensen uit om zich te laten dopen. De aanwezigen die geraakt zijn door wat Johannes vertelt en die zich tot God willen richten, doen dat ook.
Ook Jezus laat zich dopen. Dat doet hij niet omdat Hij nog bekeerd moest worden of gereinigd moest worden van zonden. Hij laat zich dopen om op die manier Gods gerechtigheid te laten vervullen, zo vertelt Matteüs in zijn evangelie.
Evangelielezing Doop van de Heer
Evangelielezingen van de Doop van de Heer
Bronnen : Kinderen mogen het zeggen, jaar A, B en C (Jacques Verhees)
Jezus laat zich door Johannes dopen, al vindt die dat Jezus dat doopsel van bekering niet nodig heeft. Maar Jezus sluit zich solidair aan bij mensen die berouwvol een nieuw leven willen beginnen door Johannes oproep te volgen. Zij willen delen met wie niets heeft. Door zich te laten dopen werkt Jezus op Zijn manier mee aan een nieuwe en eerlijke wereld.
Johannes was een radicale jongere die indruk maakte op zijn tijdgenoten. Hij leefde in de woestijn, maar velen kwamen hem daar opzoeken. Mensen kregen van hem te horen dat de samenleving, maar ook zij zelf moesten veranderen. Als teken van verandering doopte hij hen. Ze moesten een nieuw leven beginnen, en daarin zou God met hen zijn. Hij verkondigde dus een doopsel van bekering.
Wanneer we lezen over het doopsel van Jezus, staat in het verhaal dat de hemel openscheurde en de Geest neerdaalde. Daarbij werden ook de volgende woorden uitgesproken: Jij bent Mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind. Deze passage vertelt ons dat Jezus, nu hij met de Geest vervuld is, een nieuwe wereld begonnen is. Hierbij zien we ook duidelijk de Drieëenheid van God, samen aanwezig : Jezus, de zoon die gedoopt wordt; de Heilige Geest in de vorm van een duif; en God, die aanwezig is in de stem die spreekt tot Jezus. God drukt hierin Zijn liefde uit voor Zijn Zoon.
Ook wij, in onze tijd, mogen ons nog steeds vervuld weten van de Geest, die ons op weg wil helpen om te leven naar Jezus voorbeeld. Ook wij moeten, als gedoopten, nog steeds werken aan een nieuwe wereld, elk in onze eigen omgeving. We moeten het niet aan anderen overlaten. We moeten niet de anderen de schuld geven als er niets verandert. Wij moeten zelf veranderen en werken aan die nieuwe wereld.
Ook wij zijn als kind gedoopt, en door dit doopsel zijn we opgenomen in de gemeenschap van christenen. We staan er dus niet alleen voor om onze taak als christen op te nemen. Anderen kunnen ons hierbij helpen, en allen mogen we ons gesteund weten door God en het gebed. Maar we hebben zelf ook een taak, om anderen te steunen op hun weg als christen. Tegelijk wordt van ons verwacht dat wij een voorbeeld zijn voor anderen, dat ook wij Gods wil vervullen, en dat we de opdracht om goede christenen te zijn, op ons nemen.
Voor kinderen:
Kerstmis is een mooi feest, maar het leven gaat door. Jezus wordt groter, en Hij gaat naar Johannes de Doper om zich te laten dopen. Allebei wilden ze de wereld nieuw maken, een wereld waarin alles eerlijk werd verdeeld. Vele mensen zeiden ook ja tegen deze boodschap en lieten zich ook dopen.
Maar starten met een betere wereld, is beginnen bij jezelf, is zelf nieuwer, dus anders en beter worden. Wij zijn allemaal gedoopt, dus moeten we de oproep van Johannes volgen en doen als Jezus. Dat is niet altijd even gemakkelijk. Het goede doen moeten we leren, stap voor stap. En God kan ons daarbij helpen.