De pelgrims waren door alles wat zij
gehoord en gezien hadden, beter op de hoogte van het leven van de leerlingen en
hun daarom meer genegen dan vele anderen. Toen de uitgezonden leerlingen op hen
toetraden en hun vreugdevol verkondigden dat zojuist de Belofte van de Heilige
Geest in vervulling was gegaan, herinnerden zij zich hun eigen ontroering,
waarvan zij nu de oorzaak vernamen en begrepen. Op uitnodiging van de
leerlingen begaven zij zich allen naar de nabije vijver Bethesda.
In het huis van het avondmaal legde Petrus
ondertussen de handen op aan vijf apostelen, die aan de vijver Bethesda moesten
helpen onderrichten en dopen. Het waren Jakobus de Mindere, Bartholomeüs,
Matthias, Thomas en Judas Taddeüs. Ik zag gedurende deze wijding, dat de
laatste een visioen had. Het was als zag ik hem het lichaam van de Heer met
zijn armen voor de borst omvatten. Vooraleer zij zich voor de wijding van het
water en voor de doop naar de vijver Bethesda met het nodige gerief voor de
wijding begaven, ontvingen ze geknield de zegen van de Heilige Maagd. Voor
Jezus hemelvaart ontvingen zij die zegen ook al, naar dan gebogen staande. Telkens
als de apostelen weggingen en terugkeerden ontvingen ze die zegen.
De Heilige Maagd had bij die zegeningen en
in het algemeen telkens als zij in haar waardigheid onder de apostelen
verscheen, een grote witte mantel om, een geelachtige sluier voor het gezicht,
en op het hoofd een hemelsblauwe, smalle band, die aan beide zijden bijna tot
op de grond neerhing. Deze was van voor een weinig omgeslagen en op die omgeslagen
rand was borduurwerk te zien en op het hoofd was die met een wit fijn zijden
kroontje vastgehecht.
Aan de vijver van Bethesda stroomden vele
mensen toe. Ze kwamen uit de omliggende herbergen niet ver van het Cenakel. Ze
waren door de uitgezonden leerlingen ontboden. Onder de toegestroomde menigte
heerste een grote drukte. De leerlingen verhaalden en verklaarden hun met veel enthousiasme
wat er gebeurd was. Voor het feest waren er vele voorbereidselen gemaakt in de
synagoge bij de vijver. Deze synagoge hadden de leerlingen onlangs in bezit
genomen. Ze hadden de muren van de synagoge met tapijten behangen. Men had er
kasten in aangebracht en er door schutsels afdelingen in gemaakt. In het midden
van het huis stond een soort altaar. Van aan de vijver tot bij de ingang van de
synagoge had men een onverdekte gang ingericht. Deze synagoge werd de eerste
kerk : de Bethesdakerk. Ook aan de vijver zelf waren voorbereidselen getroffen.
De apostelen begaven zich nu uit het
Cenakel naar de Bethesdakerk aan de vijver Bethesda. In hun lange witte
feestkleren gingen zij op een plechtige wijze twee per twee als in een
processie met alle benodigdheden voor het wijden van het water en het toedienen
van de doop. De H. Maagd en andere heilige vrouwen en leerlingen volgden hen en
maakten daar toebereidselen tot het uitdelen van doopkleren. De apostelen
hadden een leren zak met gewijd water en een wijwaterbosje (i.p.v. kwast een
bosje hysop). Jezus had hen na de laatste maaltijd voor zijn Hemelvaart
nogmaals over het water wijden en de doop onderricht. Zij werden door de
vergaderde menigte vreugdevol en geestdriftig ontvangen.
De vijf apostelen aan wie Petrus de handen
had opgelegd, verdeelden zich naar de vijf ingangen van de vijver en richtten
daar met grote geestdrift het woord tot de verzamelde menigte. Petrus besteeg
een leerstoel, die voor hem was opgericht. Terwijl de apostelen het woord tot
hen richtten, was de menigte zeer aangegrepen en ontsteld, want allen hoorden
hen in hun eigen taal spreken.
Omdat er zich velen voor de doop aanboden,
wijdde Petrus en Joannes en Jakobus de Mindere op plechtige wijze het water van
de vijver. Petrus sproeide het wijwater dat zij uit het Cenakel in een leren
zak hadden meegebracht met het bosje in fijne stralen ver over de vijver.
De H. Maagd en andere vrouwen waren in de
synagoge bezig met het uitdelen van witte kleren aan de dopelingen. De mouwen
van die kleren waren boven de handen met zwarte linten om de arm gebonden. Na
de doop werden ze losgemaakt en op een hoop gestapeld.
De vijf apostelen, aan wie Petrus de handen
had opgelegd, stonden te dopen bij de vijf ingangen van de vijver. Het water
werd met een bekken geschept en hieruit met de hand driemaal op hun hoofd
gestort, waarna het door de goten terug in de vijver liep.
Twee gedoopten haalden telkens twee
doopkandidaten in hun plaats en legden hun als peters de handen op. De
eerstgedoopten waren meestal leerlingen en aanhangers die nog maar de doop van
Joannes ontvangen hadden. Ook de Heilige Vrouwen werden gedoopt.
Het aantal mensen die dan tot de
gemeenschap toetraden waren wel met drieduizend. Het dopen met de
voorbereidende onderrichtingen duurde de hele dag. s Avonds keerden zij naar
het Cenakel terug en namen een maaltijd. Er werd daar ook veel gezegend brood
uitgedeeld en daarna nog het avondgebed gedaan.
Tegen de morgen zag ik boven de Olijfberg,
van waar Jezus ten hemel gevaren was, een zilverwitte, watten, glanzende
lichtwolk uit de hemel in dalende richting naar het huis van de apostelen (Cenakel)
neerkomen. In het begin zag ik ze in de verte als een ronde bol, die in zijn
beweging van een zachte, warme windstroom vergezeld was. Deze lichtwolk werd
groter en gleed als een glansrijke nevelige massa over de stad. Boven Sion en
het Cenakel trok ze zich hoe langer hoe dichter samen, schitterde hoe langer
hoe doorzichtiger, tot zij als een dichte, blinkende zon stilstond en tenslotte
met een toenemend windgedruis, als een laag hangende onweerswolk neerzonk.
Bij dit gedruis zag ik vele Joden, die de
wolk zagen, op hun weg verschrikt naar de tempel lopen. Het huis van de
apostelen en de omstreken werden steeds helderder. Nu zag ik voor zonsopgang (3
uur) opeens uit de suizende wolk zeven witte lichtstromen, die de zeven gaven
verbeeldden, neerstorten. Ze kruisten elkaar zevenvoudig en onder die
kruispunten losten ze zich op in afzonderlijke stralen en druppelen van vuur,
die op het huis en zijn omgeving neerstroomden. Het punt waar de zeven
lichtstromen elkaar doorsneden, was met een kring van zevenkleurig
regenbooglicht omgeven. En ik zag hoe zich in die kring als een schitterende,
zwevende gedaante vormde. Het scheen mij ook als had die gedaante uitgebreide
vleugels onder de schouders. Maar ik kan eigenlijk niet zeggen dat het vleugels
waren, want alles aan die gedaante scheen als een louter uitstroming van licht.
Op dat ogenblik was het hele huis met alle zalen door en door met licht
overstroomd en doordrenkt. Ik zag de luchter met zijn vijf armen en lampen niet
meer lichten.
Alle aanwezigen waren als buiten zichzelf, verrukt
en bewegingsloos. Zij waren in extase. Zij hieven als bewusteloos hun gezichten
dorstig omhoog. Ik zag in de mond van iedere aanwezige een lichtstroom vloeien,
in de gedaante van laaiende, vlamvormige vuurtongen, verschillend in kleuren en
intensiteit.
Het was als ademden zij, als dronken zij
het vuur dorstig in, en als flakkerde hun begeerte, als laaide iets uit hun
mond deze vlammen dorstend tegemoet.
Ook op de leerlingen in de zijzalen en op
de aanwezige vrouwen in de voorzaal goot zich die glanzende, heilige vuurwolk
uit, en zo verminderde geleidelijk en verdween tenslotte die lichtwolk.
Dit gedruis als van een onweer had vele
mensen uit hun slaap gewekt. De Geest vervulde ook met ontroering vele
aanhangers en leerlingen die in de omgeving woonden. Als de uitstorting voorbij
was, waren allen met een blijde moed en doorzettingsvermogen bezield. Allen
waren bewogen, als dronken van vreugde en met vertrouwen vervuld. Ze schaarden
zich rond de H. Maagd. Zij was stil en kalm, zoals altijd, en in haar binnenste
vol heilige zelfbeheersing. De apostelen echter omarmden elkaar en waren van
heilige vreugde, durf en vrijmoedigheid om te spreken vervuld. Ook de
leerlingen die in de gangen waren even ontroerd en geestdriftig. Ze kenden geen
vrees, noch aarzeling meer.
De eerste ontboezeming van de ontvangen
inwendige verlichting en versterking ging nu in een vurige dankzegging over. Zij
plaatsten zich als naar gewoonte in rangschikking voor het gebed. Zij loofden
God en betuigden Hem met grote vurigheid hun diepe dankzegging. Geleidelijk was
het buitengewone licht verdwenen.
Petrus hield een redevoering voor de leerlingen
en zond er verscheidene naar de kampeerplaatsen van de bestgezinde
vreemdelingen, die voor het Pinksterfeest naar Jeruzalem gekomen waren. Van bij
het Cenakel naar de vijver van Bethesda toe waren verscheidene afdaken of
schuren, tenten en openbare herbergen, waar feestpelgrims overnachtten en hun
lastdieren stalden. Velen lagen er nog te slapen, maar anderen, uit hun slaap
gewekt, waren aan de genade van de H. Geest deelachtig geworden, want in de
hele natuur was er een algemene beweging geweest. Vele goede mensen hadden een
inwendige verkwikking ontvangen, maar de bozen voelden schrik, waren vol angst
en nog meer verstokt dan vroeger. De meeste pelgrims die in de wijk, waar de
ontluikende Gemeente haar verblijf had, herbergden, kampeerden hier sedert
Pasen, omdat de grote afstand van hun woonplaatsen de heen- en terugreis tussen
Pasen en Pinksteren onmogelijk maakten.
Bedankt voor het lezen van deze Levend Geloof 3 blog.
Hartelijk dank voor het lezen van mijn Levend Geloof 3 blog. Ik had niet gedacht dat ik aan een vierde Levend Geloof-blog zou geraken. Zelf ben ik een God zoeker (zoals heel veel mensen) en ik zou me niet kunnen inbeelden dat ik mijn zoektocht zou moeten staken. Ik wil zo nu en dan wel eens mijn zegje doen, maar uiteindelijk wil ik het helemaal aan de kapstok van God hangen. In elk geval volg ik dezelfde weg met Levend Geloof 4. Nog veel leesplezier gewenst !