Mary Kathryn Baxter - in de hel ( ndl + in gespreksvorm) deel 1
1. Naar de hel
In maart 1976, terwijl ik thuis in gebed was, kreeg ik bezoek van de Heer Jezus
Christus. Ik was reeds dagenlang in de Geest aan het bidden, toen ik opeens de
onmiskenbare tegenwoordigheid van God ervoer. Zijn kracht en Zijn heerlijkheid
vulden het huis. Een schitterend licht verlichtte de kamer waar ik bad, en een
lieflijk en wonderbaar gevoel kwam over mij. Lichtstalen stroomden in golven,
rolden in en over elkaar en scheidden zich weer. Het was een spectaculair
gezicht! En toen begon de stem van de Heer tot mij te spreken.
Jezus :
Ik ben Jezus Christus, jouw Heer, en Ik wens je een openbaring te geven om de
heiligen gereed te maken voor Mijn wederkomst en om velen tot gerechtigheid te
brengen. De machten der duisternis zijn reëel en Mijn oordelen zijn waarachtig.
Mijn kind, Ik zal je door Mijn Geest meenemen naar de hel, en Ik zal je vele
dingen tonen omdat Ik wil dat de wereld die weet. Ik zal vele malen aan je
verschijnen; Ik zal je geest uit je lichaam nemen en je werkelijk naar de hel
brengen. Ik wil dat je een boek schrijft, waarin je vertelt over de visioenen
en alles wat Ik je openbaar. Jij en Ik zullen samen door de hel gaan. Maak een
verslag van deze dingen die waren, die zijn en nog komen moeten. Mijn woorden
zijn waarachtig, getrouw en betrouwbaar. Ik Ben Die Is, en er is niemand buiten
Mij.
Mary K.
: Lieve Heer, wat wilt U dat ik doe ?
Mijn hele wezen wilde tot Jezus roepen, om mijn erkentelijkheid voor
Zijn aanwezigheid te uiten. De beste manier waarop ik dit gebeuren kan
beschrijven is door u te zeggen dat liefde over mij werd uitgestort. Het was de
mooiste, vredigste, machtigste en meest vreugdevolle liefde die ik ooit heb
gevoeld. Gods lof begon uit mij voort te vloeien. Opeens wilde ik mijn hele
leven aan Hem geven om door Hem gebruikt te worden bij het redden van de mensen
hun zonden. Ik wist, door Zijn Geest, dat het werkelijk Jezus was, de Zoon van
God die bij mij in de kamer was. Ik kan geen woorden vinden om Zijn Goddelijke
tegenwoordigheid tot uitdrukking te brengen. Maar ik weet dat het de Heer was.
Jezus
: Zie, Mijn kind, Ik ga je door Mijn Geest meenemen naar de hel, opdat je in
staat zult zijn om een verslag te maken deze realiteit, en om heel de aarde te
vertellen dat de hel echt bestaat, en om de verlorenen uit de duisternis tot
het licht van het Evangelie van Jezus Christus te brengen.
Onmiddellijk werd mijn ziel uit mijn lichaam getrokken. Ik ging met
Jezus omhoog, mijn kamer uit en de lucht in. Ik wist alles wat er om mij heen
gebeurde. Ik zag mijn man en mijn kinderen slapen in ons huis, beneden ons.
Het was net alsof ik gestorven was en mijn lichaam op mijn bed had
achtergelaten terwijl mijn geest met Jezus door het dak van het huis opsteeg.
Het leek wel alsof het hele dak teruggerold was, en ik mijn familie zag slapen
in hun bedden. Ik voelde de aanraking van Jezus toen Hij zei:
Jezus
: Wees niet bang. Zij zijn veilig.
Hij kende mijn gedachten. Ik wil proberen om zoveel mogelijk
stap-voor-stap te vertellen wat ik zag en voelde. Sommige van de dingen begreep
ik niet. De Heer Jezus legde mij de betekenis uit van het meeste wat ik zag,
maar er waren dingen die Hij mij niet vertelde. Ik wist toen en ik weet nu, dat
deze dingen werkelijk gebeurden en dat alleen God ze mij kon tonen. Prijs Zijn
heilige naam. Mensen, geloof mij, de hel bestaat echt. Ik werd daar vele malen
door de Geest naartoe gebracht, tijdens de voorbereidingen van dit verslag. Spoedig
waren wij hoog in de lucht. Ik keerde mij om en keek naar Jezus. Hij was vol
van glorie en macht, en stromen van vrede vloeiden uit Hem. Hij nam mijn hand
en zei:
Jezus
: Ik heb je lief. Vrees niet, want Ik ben met je.
Toen Hij dat zei stegen wij nog hoger de lucht in, en ik kon de aarde
beneden ons zien. Op vele plaatsen, overal verspreid, staken trechters uit de
aarde die snel ronddraaiden naar een centraal punt en dan terugkeerden. Deze
trechters bewogen zich aanhoudend hoog boven de aarde en rezen vanuit de aarde
over heel het oppervlak omhoog.
Mary K.
: Wat zijn dat ?
Jezus :
Dit zijn de poorten van de hel. Door één van die poorten zullen wij de hel
binnengaan.
Onmiddellijk gingen we één van de trechters binnen. Vanbinnen leek het
op een tunnel die rond en rond draaide en dan weer terug, net als een tol. Diepe
duisternis daalde over ons neer, en met die duisternis kwam er een stank, zo
verschrikkelijk dat het mijn adem benam. Langs de zijkanten van deze tunnel
waren levende vormen ingesloten in de wand. Donkergrijs in kleur, bewogen de
vormen zich en schreeuwden naar ons als wij ze voorbij gingen. Ik wist, zonder
dat het mij werd verteld, dat het boosaardige wezens waren. De vormen konden
zich bewegen, maar zaten nog in de muren vast. Een vreselijke stank ging van
hen uit, en zij krijsten naar ons met een afschuwelijk geluid. Ik voelde een
onzichtbare, kwade macht bewegen binnenin de tunnel. Nu en dan kon ik in de
duisternis de omtrek van de vormen waarnemen. De meesten van hen waren bedekt
met een vuile mist.
Mary K.
(Jezus hand goed vasthoudend): Heer, wat zijn dit ?
Jezus :
Dit zijn boze geesten, gereed om op de aarde uitgespuwd te worden, wanneer $atan
de bevelen geeft.
Terwijl wij binnenin de tunnel afdaalden, lachten de kwade vormen en
riepen ons na. Zij probeerden ons aan te raken, maar konden het niet door de
kracht van Jezus. De lucht was geheel besmet en vuil en alleen de aanwezigheid
van Jezus beschermde mij dat ik het uitgilde van louter afgrijzen. O ja, ik had
al mijn zintuigen - ik kon het boze van deze plaats horen, ruiken, zien, voelen
en zelfs proeven. Mijn zintuigen waren in feite zelfs gevoeliger geworden, en
de reuk en smerigheid maakten mij misselijk. Gekrijs vulde de lucht toen wij
het einde van de tunnel naderden. Doordringend gegil rees omhoog en kwam op ons
af uit de duisternis. Allerlei soorten geluiden vulden de lucht. Overal om mij
heen voelde ik angst, dood en zonde. De ergste stank die ik ooit geroken heb
vulde de lucht. Het was de stank van ontbindend vlees, en het scheen uit alle
richtingen te komen. Op aarde had ik nooit zulke boosheid gevoeld of zon
wanhopig gegil gehoord. Spoedig zou ik ontdekken dat dit het gillen was van de
doden en dat de hel vervuld was van hun gejammer. Ik voelde een vlaag van een
kwade wind en enige zuigkracht op ons afkomen. Lichten, die op bliksemflitsen
leken, drongen door de zwarte duisternis heen en wierpen grijze schaduwen op de
muren. Ik kon amper de vorm waarnemen van iets dat voor mij uitging. Geschokt
deinsde ik terug toen ik mij realiseerde dat het een grote slang was die zich
voor ons voortbewoog. Toen ik bleef kijken zag ik overal van die afschuwelijke
slangen glibberen.
Jezus
: Wij zullen spoedig het linkerbeen van de hel binnengaan. Je zult groot lijden,
pathetische droefheid en onbeschrijfelijke verschrikkingen zien. Blijf dicht
bij Mij, en Ik zal je sterkte en bescherming geven, terwijl wij door de hel
gaan. De dingen die je straks zult zien zijn een waarschuwing. Het boek dat je
zult schrijven zal vele zielen redden van de hel. Wat je ziet is werkelijkheid.
Wees niet bang, want Ik zal bij je zijn.
Eindelijk waren de Heer Jezus en ik op de bodem van de tunnel. Wij
stapten eruit en gingen de hel binnen. Ik zal proberen zo goed mogelijk te
vertellen wat ik zag, en ik zal het vertellen in de volgorde waarin God het mij
gaf. Vóór ons waren, zover als ik kon zien, vliegende voorwerpen die overal
heen schoten. Gekerm en meelijwekkend gehuil vulden de lucht. Voor ons zag ik
een flauw licht en wij liepen ernaar toe. Het pad bestond uit droge, poederige
grond. Wij waren al gauw bij de ingang van een smalle, donkere tunnel. Sommige
dingen kan ik niet op papier zetten omdat die te erg waren om te beschrijven.
De angst in de hel kon je proeven. Als Jezus niet bij mij was geweest, had ik
niet terug kunnen komen. Terwijl ik dit schrijf, begrijp ik nog steeds niet alle
dingen die ik zag, maar de Heer weet alle dingen, en Hij hielp mij het meeste
van hetgeen ik zag te begrijpen. Laat mij u waarschuwen blijf van die plaats
weg. Het is een afschuwelijke plaats vol martelingen, folterende pijn en
eeuwige smart. Uw ziel zal altijd blijven leven, want de ziel leeft voor
eeuwig. De ziel is uw werkelijk uzelf, en uw ziel zal ofwel naar de hemel ofwel
naar de hel gaan. Er zijn geen andere opties. Voor degenen onder u die denken
dat de hel hier op aarde is, wil ik zeggen : u heeft gelijk, het is waar! De
hel is in het centrum van de aarde, en daar zijn er zielen die dag en nacht
folteringen ondergaan. Er zijn geen feestjes in de hel. Geen liefde. Geen
ontferming. Geen rust. Het is een plaats waar zon grote smart aanwezig is, dat
het ons bevattingsvermogen te boven gaat.
2a. Het linkerbeen van de hel Een vreselijke stank vervulde de lucht.
Jezus
: In het linkerbeen van de hel zijn vele putten. Deze tunnel heeft vertakkingen
naar andere delen van de hel, maar wij zullen eerst enige tijd doorbrengen in
het linkerbeen. De dingen die je nu ziet, zullen je altijd bijblijven. De
wereld moet weten dat de hel werkelijkheid is. Vele zondaars en zelfs sommigen
van Mijn volk geloven niet dat de hel werkelijk bestaat. Je bent door Mij
gekozen om deze waarheden aan hen te openbaren. Alles wat Ik je zal laten zien
van de hel, en al het andere wat Ik je zal tonen, is waar.
Jezus had Zich aan mij getoond in de vorm van een helder schijnend
licht, stralender dan de zon. In het centrum van dat licht was de vorm van een
man. Soms zag ik Jezus als een man, maar op andere tijden had Hij de vorm van
een geest. Jezus : Kind, wanneer Ik spreek,
heeft de Vader gesproken. De Vader en Ik zijn één. Denk eraan, liefhebben en
elkaar vergeven is het belangrijkste. Kom nu, volg Mij.
Terwijl wij voortgingen, vluchtten boze geesten weg van de
tegenwoordigheid van de Heer.
Mary K.
(wenend) : O God, o God, Wat komt er nu?
Zoals ik al eerder zei, behield ik al mijn zintuigen. Die werkten nu op
volle kracht. Angst was er nu aan alle kanten en onuitsprekelijke gevaren lagen
overal op de loer. Iedere stap die ik nam, was afschuwelijker dan die ervoor.
Er waren deuropeningen die ongeveer de grootte van een klein raam hadden,
bovenin de tunnel. Zij openden en sloten zich heel snel. Gegil vulde de ruimte,
als vele boze wezens ons voorbijvlogen, in en uit de poorten van de hel.
Spoedig waren wij aan het eind van de tunnel. Ik beefde van schrik door het
gevaar en de angst om ons heen.
Ik was zo dankbaar voor de bescherming van Jezus. Ik dank God voor Zijn
almachtige kracht die ons beschermt, zelfs in de putten van de hel. Zelfs met
dat beschermende schild, bleef ik denken: Niet mijn wil, Vader, maar Uw wil
geschiede. Ik keek naar mijn lichaam. Voor de eerste keer merkte ik op, dat ik
in een geestesvorm was, en dat mijn vorm de gedaante van mijzelf had. Ik vroeg
mij af wat er nu zou komen. Jezus en ik stapten uit de tunnel op een pad dat
tussen twee stroken land liep. Er waren overal vuurputten zo ver als het oog
kon zien. De putten waren schaalvormig en ongeveer 1 1/3 meter wijd en een
meter diep.
Jezus
: Er zijn veel van die putten in het linkerbeen van de hel. Kom, Ik zal je er enkele
van laten zien.
Ik stond naast Jezus op het pad en keek in één van de putten. Zwavel was
ingesloten in de kant van de put, en gloeide rood als gloeiende vurige kolen.
In het midden van de put was een verloren ziel die gestorven was en naar de hel
was gegaan. Vuur begon te branden op de bodem van de put, schoot omhoog en
hulde de verloren ziel in vlammen. In een ogenblik doofde het vuur weer bijna
uit om dan weer met een geruis omhoog te schieten, over en rondom de gefolterde
ziel in de put. Toen ik keek zag ik dat de verloren ziel in de put zat gekooid,
binnenin de vorm van een geraamte.
Mary K.
(wenend) : Mijn Heer, kunt U haar er niet uithalen?
Hoe verschrikkelijk was de aanblik! Ik dacht: Ik had daar kunnen zitten.
Mary K.
: Heer, wat is het droevig om te zien en te weten dat daarbinnen een levende
ziel is.
Ik hoorde een luide kreet uit het midden van die eerste put komen. De
ziel, binnenin de vorm van een geraamte, huilde:
Vrouw
(huilend) : Jezus, heb medelijden !
Mary K. :
O, Heer !
Het was de stem van een vrouw. Ik keek naar haar en wilde haar wel uit
het vuur trekken. Haar aanblik brak mijn hart. De skeletvorm van een vrouw met
een vuilgrijze mist vanbinnen, was tegen Jezus aan het praten. Ik luisterde
naar haar, diep geschokt. Flarden halfvergaan vlees hingen aan haar beenderen.
En wanneer het brandde viel het naar beneden op de bodem van de put. Er waren
alleen maar lege oogholten waar haar ogen waren geweest. Zij had geen haar. Het
vuur begon bij haar voeten in kleine vlammen, die groter werden als het vuur
omhoogklom over en op haar lichaam. De vrouw scheen aanhoudend te branden,
zelfs wanneer het vuur alleen maar tot gloeiende kolen werd.
Vrouw
(wanhopig gejammer, diep vanuit haar binnenste) : Heer, Heer, ik wil eruit !
Zij bleef haar armen naar Jezus uitstrekken. Ik keek naar Jezus en er
was grote smart op Zijn gelaat.
Jezus (tegen
Mary K.) : Mijn kind, je bent hier met Mij om de wereld te laten weten dat
zonde de dood voortbrengt, dat de hel echt bestaat.
Ik keek weer naar de vrouw, en wormen kropen uit haar beenderen van haar
geraamte. Zij hadden geen last van het vuur.
Jezus
: Zij weet dat die wormen binnenin haar zijn, zij voelt ze.
Mary K.
: God, ontferm U ! (als het vuur zijn hoogtepunt bereikte en het afgrijselijke
branden weer helemaal opnieuw begon)
Luide kreten en diepe snikken schudden de vorm van deze vrouwenziel. Zij
was verloren. Er was geen uitkomst.
Mary K.
(erg bang) : Jezus, waarom is zij hier ?
Jezus
: Kom.
Het pad, waarop wij liepen was niet recht maar kronkelde zich van en
naar de vuurputten, zo ver als ik kon zien. Het geklaag van de levende doden,
vermengd met gekerm en afschuwelijk gekrijs, kwam van alle kanten op mij af. Er
zijn geen tijden van rust in de hel. De geur van dood en rottend vlees hing
zwaar in de ruimte. Wij kwamen bij de volgende put. Binnenin deze put, die
dezelfde afmetingen had als de eerste, was ook een skeletvorm. De stem van een
man riep vanuit de put:
Man
: Heer, ontferm U over mij !
Alleen wanneer zij spraken kon ik zeggen of de ziel een man of een vrouw
was. Grote jammerende snikken kwamen uit deze man:
Man
: Het spijt me zo, Jezus. Vergeef mij. Neem me weg vanhier. Ik ben al jaren in
deze folterplaats. Ik smeek U, laat mij eruit !
Diepe snikken schudden zijn geraamte.
Man
(smekend) : Alstublieft Jezus, laat mij eruit !
Ik keek naar Jezus en zag dat ook Hij weende.
Man
(huilend vanuit de brandende put) : Heer Jezus, heb ik niet genoeg geleden voor
mijn zonden? Ik ben veertig jaar geleden gestorven.
Jezus (wenend): Er staat geschreven: "De
rechtvaardige zal uit het geloof leven!" Alle spotters en ongelovigen
zullen hun deel hebben in de poel des vuurs. U wilde de waarheid niet geloven.
Vele malen werden Mijn mensen naar u toegezonden om u de weg te wijzen, maar u
wilde niet naar hen luisteren. U lachte hen uit en weigerde het Evangelie.
Hoewel Ik voor u aan een kruis stierf, spotte u met Mij en wilde geen berouw
tonen van uw zonden. Mijn Vader gaf u vele gelegenheden om gered te worden. Als
u alleen maar had willen luisteren!
Man (roepend)
: Ik weet het Heer, ik weet het ! Maar ik heb nu berouw.
Jezus
: Het is te laat. Het oordeel is vastgesteld.
Man
: Heer, sommigen van mijn familieleden zullen hier komen, want zij willen zich
ook niet bekeren. Alstublieft Heer, sta mij toe naar ze toe te gaan om ze te
vertellen dat zij zich moeten bekeren van hun zonden terwijl zij nog op aarde
zijn. Ik wil niet dat zij ook hier komen.
Jezus
: Zij hebben predikers, leraars, oudsten die allen het Evangelie bedienen. Die
vertellen het hun. Zij kunnen ook profijt trekken van de moderne
communicatiesystemen, ook zijn er vele andere mogelijkheden om van Mij te
leren. Ik heb arbeiders naar hen gezonden, opdat zij zullen geloven en gered
worden. Als zij niet willen geloven wanneer zij het Evangelie horen, dan zullen
zij zich ook niet laten overreden door iemand die uit de dood verrezen is.
Hierop werd de man erg kwaad en begon te vloeken. Godslasterlijke
woorden kwamen uit zijn mond. Ik keek toe in afgrijzen als de vlammen omhoog
rezen en zijn dood, rottend vlees begon te branden en van hem af te vallen.
Binnenin deze dode verloren man zag ik zijn ziel, die eruit zag als een
vuilgrijze mist, en die zijn geraamte vanbinnen vulde.
Mary K. (tot Jezus) : Heer, wat
verschrikkelijk !
Jezus
: De hel is realiteit, en het oordeel is ook realiteit. Ik heb ze zo lief, Mijn
kind. Dit is slechts het begin van de vreselijke dingen die Ik je moet tonen.
Er komt nog veel meer. Vertel de wereld, voor Mij, dat de hel bestaat, dat
mannen en vrouwen zich moeten bekeren van hun zonden. Kom, volg Mij. Wij moeten
verder gaan.
2b. Het linkerbeen van de hel In de volgende put was een tenger gebouwde vrouw die een jaar of tachtig
leek. Ik kan niet zeggen hoe ik haar leeftijd wist, maar ik wist het. Het vlees
was door de aanhoudende vlam verwijderd van haar gebeente en alleen de
beenderen waren er nog en een ziel vanbinnen als een vuile mist. Ik keek toe
terwijl zij brandde in het vuur. Ik zag alleen beenderen en de wormen die
daarbinnen kropen, die het vuur niet kon verbranden.
Mary K.
(wenend) : Heer, wat vreselijk ! Ik weet niet of ik wel door kan gaan, dit is
een ongelofelijke gruwel.
Zo ver als mijn ogen konden zien waren zielen aan het branden in putten
vol vuur.
Jezus
: Mijn kind, daarom ben je hier. Je moet eerst de waarheid weten en dan de
waarheid vertellen over de hel. De hemel is realiteit! De hel is realiteit!
Kom, wij moeten verder gaan.
Ik keek om naar de vrouw. Haar geschrei klonk zo bedroefd. Terwijl ik
naar haar keek vouwde zij haar knokige handen samen, als in gebed. Ik moest wenen.
Ik wist dat de mensen in de hel ook al deze dingen voelden. Jezus kende mijn
gedachten.
Jezus :
Ja kind, dat doen ze ook. Wanneer mensen in de hel komen, hebben ze nog
dezelfde gevoelens en gedachten als toen zij op aarde waren. Zij herinneren
zich hun gezinnen en vrienden. Al de tijd op aarde hadden zij de kans om zich
te bekeren, maar zij hebben geweigerd. Zij blijven zich alles herinneren.
Hadden zij het Evangelie maar geloofd, en berouw getoond voor het te laat was.
Ik keek nog eens naar de oude vrouw, en deze keer merkte ik op dat zij
maar één been had, en het was alsof er gaten in haar heupgewrichten waren
geboord.
Mary K.
: Wat zijn dat Jezus?
Jezus
: Kind, toen zij op aarde was, had zij kanker en veel pijn. Zij werd geopereerd
om haar leven te redden. Zij lag vele jaren ziek, een bittere oude vrouw. Velen
van Mijn mensen kwamen om voor haar te bidden en haar vertellen dat Ik haar kon
genezen. Zij zei: "God deed me dit aan" en zij wilde zich niet
bekeren en het Evangelie geloven. Eens kende zij Mij, maar door de tijd heen
begon zij Mij te haten. Zij zei dat ze God niet nodig had en niet wilde dat ik haar
genas. Toch pleitte Ik bij haar, want Ik wilde haar nog altijd helpen, Ik wilde
haar genezen en zegenen. Zij keerde Mij de rug toe en vervloekte Mij. Zij zei
dat ze Mij niet wilde. Mijn Geest bleef pleiten bij haar. Zelfs nadat ze Mij de
rug had toegekeerd, probeerde Ik haar tot Mij te trekken door Mijn Geest, maar
ze wilde niet luisteren. Tenslotte stierf zij en kwam hier.
Vrouw (onder
diepe snikken) : Heer Jezus, vergeef mij nu, alstublieft. Het spijt mij dat ik
geen berouw had toen ik op aarde was. Had ik me maar bekeerd voordat het te
laat was! Heer, help me hieruit. Ik zal U dienen, ik zal goed zijn. Heb ik nog
niet genoeg geleden ? Waarom wachtte ik tot het te laat was? O, waarom heb ik
gewacht totdat Uw Geest ophield met het worstelen om mijn ziel ?
Jezus
: U kreeg kans na kans om u te bekeren en Mij te dienen.
Droefheid was op Jezus gelaat, toen wij doorliepen. Terwijl ik de oude
vrouw hoorde roepen, vroeg ik: Heer, wat komt er nu? Overal om mij heen voelde
ik vrees. Overal was er kommer, kreten van pijn en een sfeer vervuld van de
dood. Jezus en ik gingen met droefheid en medelijden naar de volgende put.
Slechts door Zijn kracht kon ik verder gaan. Ik nog steeds op geruime afstand de
kreten van berouw horen en het pleiten om vergiffenis van de oude vrouw. Was er
maar iets wat ik kon doen om haar te helpen, dacht ik. Zondaar, wacht alstublieft niet totdat Gods Geest ophoudt met u te
worstelen om uw ziel. In de volgende put zat een vrouw op haar knieën, alsof
zij iets aan het zoeken was. Haar skeletvorm was vol gaten. Haar beenderen
waren duidelijk te zien en haar verscheurde jurk was aan het branden. Haar
hoofd was kaal en er waren slechts gaten waar haar ogen en neus vroeger stonden.
Een klein vuur brandde om haar voeten heen, terwijl zij knielde, en zij klauwde
zich vast aan de kanten van de zwavelput. Het vuur hing aan haar handen, en
dood vlees bleef van haar afvallen terwijl zij haar nagels ingroef.
Vrouw
(onder geweldige snikken die haar deden schudden) : O Heer, o Heer, Ik wil
eruit.
Terwijl wij toekeken had zij zich eindelijk naar de opening van de put
geklauwd met haar handen en voeten. Ik dacht dat zij eruit zou gaan toen een
grote demon met grote vleugels die bovenaan gebroken leken, en langs zijn
zijden hingen, naar haar toe kwam rennen. Zijn kleur was bruinachtig-zwart, en
hij had haar over heel zijn grote vorm. Zijn ogen waren heel diep in zijn hoofd
gezet, en hij was zo ongeveer de grootte van een grote grijze beer. De demon
rende naar de vrouw en duwde haar heel hard achterover de put en het vuur in.
Ik keek toe in afgrijzen toen zij viel. Ik had zon medelijden met haar. Ik
wilde haar in mijn armen nemen en vasthouden, en God vragen haar te genezen en
hiervandaan te halen.
Jezus (mijn
gedachten lezend) : Mijn kind, het oordeel is vastgesteld. God heeft gesproken.
Reeds toen zij een kind was riep Ik haar telkens weer om zich te bekeren en Mij
te dienen. Toen zij zestien jaar was, kwam Ik naar haar toe en zei: "Ik
heb je lief. Geef je leven aan Mij en kom, volg Mij, want Ik heb je geroepen
voor een speciaal doel". Haar hele leven riep Ik haar, maar zij wilde niet
luisteren. Zij zei: Eens op een dag zal ik U dienen. Ik heb nu geen tijd voor
U. Geen tijd, geen tijd, ik wil mijn leven van plezier. Geen tijd, geen tijd om
U te dienen, Jezus. Morgen zal ik het doen. Maar morgen is nooit gekomen,
want zij heeft te lang gewacht.
Vrouw
(huilend): Mijn ziel wordt werkelijk gefolterd. Er is geen mogelijk om hier uit
te komen. Ik weet dat ik de wereld wilde in plaats van U, Heer. Ik wilde rijkdom,
roem en geluk, en ik kreeg het. Ik was mijn eigen baas. Ik was de knapste,
meest goedgeklede vrouw van mijn tijd. En ik was rijk, had roem en voorspoed,
maar ik ontdekte dat ik die dingen niet met me mee kon nemen in de dood. O
Heer, de hel is verschrikkelijk. Ik heb dag noch nacht rust. Ik heb altijd pijn
en martelingen. Help mij Heer. (verlangend naar Jezus kijkend) Mijn lieve Heer,
had ik maar naar U geluisterd ! Ik zal voor altijd berouw hebben dat ik het
niet deed. Ik was zo van plan U eens te zullen dienen - wanneer ik er klaar
voor was. Ik dacht dat U er altijd voor mij zou zijn. Maar wat heb ik mij
vergist ! Ik was één van de meest gezochte vrouwen van mijn tijd, door mijn
schoonheid. Ik wist dat God mij tot bekering riep. Heel mijn leven trok Hij mij
met koorden van liefde, en ik dacht dat ik God kon gebruiken, zoals ik ieder
ander gebruikte. Hij zou er altijd wel zijn. O ja, ik gebruikte God ! Hij
probeerde zo hard om mij zover te krijgen dat Ik Hem ging dienen, terwijl ik al
die tijd dacht dat Ik Hem niet nodig had. Wat een vergissing ! Want $atan begon
mij te gebruiken en ik begon meer en meer $atan te dienen. Tenslotte had ik hem
meer lief dan God. Ik hield ervan te zondigen en wilde me niet tot God keren. $atan
gebruikte mijn schoonheid en mijn geld, en al mijn gedachten draaiden om
hoeveel macht hij mij zou geven. Zelfs toen bleef God mij roepen. Maar ik
dacht: ik heb morgen of overmorgen. Toen, op een dag, terwijl ik in een auto
zat, reed mijn chauffeur op een huis in en ik werd gedood. Heer alstublieft,
laat mij eruit.
Terwijl zij sprak strekte zij haar knokige handen en armen uit naar
Jezus terwijl zij brandde in de vlammen.
Jezus
: Het oordeel is vastgesteld.
Tranen liepen langs Zijn wangen toen wij naar de volgende put gingen. Ik
weende vanbinnen over de verschrikkingen van de hel.
Mary K. :
Lieve Heer, de folteringen zijn zo echt. Als een ziel hier binnenkomt, is er
geen hoop meer, geen leven, geen liefde. De Hel is te werkelijk.
Geen uitkomst, dacht ik. Zij moet voor altijd in deze vlammen branden.
Jezus
: We hebben niet veel tijd meer. We zullen morgen teruggaan.
Als u in zonde leeft, bekeer
u, alstublieft. Als u God uw rug hebt toegekeerd, heb berouw
en keer nu terug tot Hem. Leef een goed leven, en verdedig de waarheid. Word
wakker, voor het te laat is, en dan kunt u voor eeuwig samen met de Heer in de
hemel zijn.
Jezus
: De hel heeft een lichaam. (zoals een menselijke vorm) Het lichaam ligt op
zijn rug in het centrum van de aarde. De hel is dus gevormd als een menselijk
lichaam - buitengewoon groot en uitgestrekt, met vele folterkamers.
Denk eraan dat je de mensen op aarde vertelt dat de hel werkelijk bestaat. Er
zijn miljoenen verloren zielen in de hel en iedere dag komen er nieuwe zielen
bij. Op de grote oordeelsdag zullen de dood en de hel in de poel van vuur
geworpen worden; dat zal de tweede dood zijn.
3a. Het rechterbeen van de hel Ik was niet in staat om te slapen of te eten sinds ik
de nacht ervoor in de hel was geweest. Elke nacht in de hel beleefde ik de
volgende dag opnieuw. Wanneer ik mijn ogen sloot kon ik niets zien dan de hel.
Mijn oren konden het gegil van de verdoemden niet buitensluiten. Alsof ik een
televisieprogramma zag, beleefde ik steeds weer al de dingen waarvan ik in de
hel getuige was geweest. Elke nacht was ik in de hel, en elke dag worstelde ik
om precies de juiste woorden te vinden waarmee ik de wereld over deze
afschrikwekkende plaats kon vertellen.
Jezus
: Vannacht gaan wij het rechterbeen van de hel binnen, Mijn kind. Wees niet
bang, want Ik heb je lief en Ik ben met je.
Het gelaat van de Heer was smartelijk, en Zijn ogen waren vol grote
tederheid en diepe liefde. Niettegenstaande dat degenen die in de hel waren
voor altijd waren verloren, wist ik dat Hij ze nog altijd liefhad en lief zou
hebben tot in alle eeuwigheid.
Jezus
: Mijn kind, God, onze Vader, gaf elk van ons een wil opdat wij konden kiezen
wie wij wilden dienen, Hem of $atan. Weet je, God maakte de hel niet voor Zijn
volk. $atan bedriegt velen zodat ze hem volgen, maar de hel was gemaakt voor $atan
en zijn engelen. Het is niet Mijn noch Mijn Vaders verlangen dat iemand
verloren gaat.
Tranen van bewogenheid en medelijden liepen langs Jezus wangen.
Jezus :
Onthou Mijn woorden in de komende dagen als Ik je de hel laat zien: Ik heb
alle macht in hemel en op aarde. Er zullen tijden komen dat je denkt dat Ik je
verlaten heb, maar dat is niet zo. Ook zullen we soms gezien worden door de
boze machten en de verloren zielen, terwijl we op andere tijden niet gezien
worden. Wees gerust en vrees niet om Mij te volgen, ongeacht waar we heen gaan.
Wij vervolgden samen onze weg. Ik ging al schreiende vlak achter Hem
aan. Ik had reeds dagenlang gehuild en kon de tegenwoordigheid van de hel die
mij altijd voor ogen was niet afschudden. Ik huilde het meest vanbinnen. Mijn
geest was erg bedroefd. Wij kwamen aan bij het rechterbeen van de hel. Ik zag dat
wij op een voetpad stapten dat droog en verpulverd was. Gegil vulde de vuile
lucht en de stank van de dood was overal. De geur was soms zo weerzinwekkend
dat ik er misselijk van werd. Er was overal duisternis, het enige licht dat er
was kwam uit Jezus, en dan waren er nog de zwavelputten, die verstrooid lagen
over het landschap tot waar ik kon zien. Opeens gingen allerlei soorten demonen
ons voorbij. Duiveltjes gromden tegen ons als zij voorbij gingen. Demonische
geesten in alle maten en vormen praatten met elkaar. Voor ons uit ging een
grote demon die bevelen gaf aan kleine demonen. Wij stonden stil om te
luisteren.
Jezus
: Er is ook een onzichtbaar leger van kwade machten die wij hier niet zien -
demonen zoals boze ziektemachten.
Grote demon
(tegen de kleinere duivels en duiveltjes) : Ga ! Doe veel slechte daden.
Verdeel huisgezinnen en vernietig families. Verleid zwakke christenen en geef verkeerde
aanwijzingen en misleid zovelen als je kan. Jullie ontvangen je loon, wanneer
je terugkomt. Denk eraan dat jullie voorzichtig moeten zijn tegenover degenen
die Jezus hebben aangenomen als hun Verlosser. Zij hebben de macht om jullie
uit te werpen. Verspreid jullie nu over de hele aarde. Ik heb daar al heel veel
anderen en heb er nog meer om uit te zenden. Onthou het, wij zijn dienaars van
de prins der duisternis en van de machthebbers in de lucht.
Na die woorden begonnen de boze gedaanten op en uit de hel te vliegen.
Deuren bovenin het rechterbeen van de hel openden en sloten zich heel snel om
hen uit te laten. Sommigen gingen ook omhoog in de trechter waardoor we gekomen
waren en er weer uit. Ik zal proberen te beschrijven hoe deze boze wezens eruit
zagen. Die ene die sprak was erg groot, ongeveer de grootte van een grizzly
beer, bruin van kleur met een hoofd als een vleermuis, en ogen die heel diep in
zijn harig gezicht stonden. Harige armen hingen langs zijn zijden en slagtanden
staken uit het haar op zijn gezicht. Een ander had de grootte van een aap met
heel lange armen en haar over zijn hele lichaam. Zijn gezicht was klein en hij
had een puntige neus. Ik kon nergens ogen bij hem ontdekken. Weer een ander had
een groot hoofd, grote oren en een lange staart; en dan was er één die zo groot
was als een paard en een gladde huid had. De aanblik van deze demonen en boze
geesten, en de vreselijke geur die van hen uitging maakten mij erg misselijk.
Overal waar ik keek waren demonen en duivels. De grootste van deze demonen,
vertelde de Heer mij, kregen hun bevelen regelrecht van $atan. Jezus en ik
liepen verder op het voetpad tot we weer bij een put kwamen. Kreten van pijn,
onvergetelijke, smartelijke geluiden kon men overal horen. Mijn Heer, dacht ik,
wat zal er nu volgen? Wij liepen vlak langs sommigen van de boze wezens, die
ons blijkbaar niet zagen, en wij stopten bij nog een vuur- en zwavelput. In
deze put was een zwaargebouwde man. Ik hoorde hem het Evangelie prediken. Ik
keek vol verbazing naar Jezus, wachtend op Zijn antwoord, want Hij kende altijd
mijn gedachten.
Jezus :
Terwijl hij op aarde was, was hij een prediker van het Evangelie. Er was een
tijd dat hij de waarheid sprak en Mij diende.
Ik vroeg me af wat deze man in de hel deed. Hij was ongeveer 2 meter
lang, en zijn skelet was van een vuile grijsachtige kleur, zoals een grafsteen.
Delen van zijn kleren hingen nog aan hem. Ik vroeg mij af waarom de vlammen
deze gescheurde en voddige kleren niet verbrand hadden. Brandend vlees hing aan
hem, en zijn schedel scheen in vlammen te zijn. Een afschuwelijke geur ging van
hem uit. Ik lette op de man en zag dat hij zijn handen spreidde alsof hij een
boek vasthield en hij begon schriftgedeelten te lezen uit dit schijnboek. Weer
herinnerde ik mij wat Jezus had gezegd: Je houdt al je zintuigen in de hel, en
ze werken veel intensiever dan voorheen. De man las tekst na tekst, en ik dacht
dat het goed was. Jezus zei tegen de man met grote liefde in Zijn stem:
Jezus
: Zwijg, wees stil.
Onmiddellijk stopte de man met spreken en langzaam wendde hij zijn hoofd
om naar Jezus te kijken. Ik zag de ziel van de man binnenin zijn skeletachtige
vorm.
Man
: Heer, nu wil ik de waarheid prediken aan alle mensen. Nu, Heer, ben ik gereed
om uit te gaan en anderen over deze plaats te vertellen. Ik weet dat ik terwijl
ik op aarde was, niet in een hel geloofde en ook niet in uw wederkomst. Ik
predikte wat de mensen wilden horen en ik comprommiteerde de waarheid tegenover
de mensen in mijn kerk. Ik weet dat ik van niemand hield die van een ander ras
was, of een andere huidskleur had, en ik was er de oorzaak van dat velen van U
afvielen. Ik maakte mijn eigen regels aangaande de hemel en wat betrof goed en
kwaad. Ik weet dat ik velen op een dwaalweg bracht en dat velen struikelden
over Uw heilig Woord. Ook nam ik geld van de armen. Maar Heer, laat mij
hieruit, en ik zal het goede doen. Ik zal geen geld meer van de kerk nemen. Ik
heb me reeds bekeerd. Ik zal mensen van elk ras en elke kleur liefhebben.
Jezus :
U heeft niet alleen het Heilige Woord van God verdraaid en er een valse
voorstelling van gegeven, maar u loog toen u zei dat u de waarheid niet kende.
De genoegens van het leven waren belangrijker voor u dan de waarheid. Ikzelf
bezocht u en trachtte u te bekeren, maar u wilde niet luisteren. U ging uw eigen
weg en het kwaad was uw meester. U kende de waarheid, maar u wilde geen berouw
tonen of tot Mij terugkeren. Ik was er al die tijd. Ik wachtte op u, Ik wilde
dat u zich zou bekeren, maar u deed het niet. En nu is het oordeel gesteld.
Er was erbarmen te lezen op Jezus gezicht. Ik wist dat als de man acht
had geslagen op het roepen van de Verlosser, hij hier nu niet zou zijn. O mensen, alstublieft, luister naar Jezus !
Jezus
: U had de waarheid moeten spreken, dan had u velen tot gerechtigheid gebracht
met Gods Woord, dat zegt dat alle ongelovigen hun deel zullen hebben in de poel
van vuur en zwavel. U kende de weg van het kruis. U kende de weg der
gerechtigheid. U wist hoe de waarheid tegen te spreken, maar $atan vulde uw
hart met leugens, en u ging de weg van de zonde. U had zich in oprechtheid
moeten bekeren, niet gedeeltelijk. Mijn Woord is de waarheid. Het liegt niet.
En nu is het te laat, te laat.
Bij die woorden schudde de man zijn vuist tegen Jezus en vervloekte Hem.
3b. Het rechterbeen van de hel Bedroefd liepen Jezus en ik door naar de volgende put.
De afvallige prediker was nog altijd boos op Jezus en vervloekte Hem. Toen wij
langs de vuurputten liepen, strekten de verlorenen hun handen uit naar Jezus,
en riepen klagend om genade. Hun knokige handen en armen waren grijszwart van
het branden - er was geen levend vlees of bloed, geen organen, alleen de dood
en doodsheid. Binnenin mij weende ik: O aarde, heb berouw over uw zonden. Als u zich niet bekeert, komt u hier. Stop
met zondigen, voor het te laat is. Wij stonden weer stil bij een put. Ik
had zon medelijden met al die mensen, en voelde zon grote droefheid dat ik
lichamelijk zwak was en bijna niet kon blijven staan. Mijn lichaam schokte van
het snikken.
Mary K.
: Jezus, ik heb zon pijn vanbinnen.
Vanuit de put sprak de stem van een vrouw tegen Jezus. Zij stond
middenin de vlammen, die haar hele lichaam overdekten. Haar gebeente was vol
wormen en dood vlees. Terwijl de vlammen oplaaiden om haar heen, stak zij haar
handen uit naar Jezus.
Vrouw
(huilend) : Laat mij eruit. Ik zal U nu mijn hart geven, Jezus. Ik zal anderen
vertellen over Uw vergiffenis. Ik zal voor U getuigen, Ik smeek U, alstublieft,
laat mij hieruit !
Jezus (tot
Mary K.) : Mijn Woord is de waarheid, en het verkondigt dat allen berouw moeten
tonen, zich van hun zonden moeten bekeren en Mij vragen in hun leven te komen,
als zij willen ontkomen aan deze plaats. Er is vergeving van zonden door Mijn
bloed. Ik ben getrouw en rechtvaardig en zal allen vergeven die tot Mij komen.
Ik zal hen niet afwijzen.
Hij keerde Zich om en keek naar de vrouw.
Jezus
(tot vrouw) : Als u naar Mij had geluisterd, tot Mij was gekomen en u bekeerd
had, had Ik u vergeving geschonken.
Vrouw :
Heer, is er geen manier om hieruit te komen?
Jezus
(zacht sprekend tot de vrouw) : Vrouw, u kreeg vele gelegenheden om u te
bekeren, maar u verhardde uw hart en weigerde u te bekeren. En u kende Mijn
Woord dat zegt dat alle hoereerders hun deel in de poel des vuurs zullen
hebben. (tot Mary K.) : Deze vrouw had zondige affaires met vele mannen, en zij
veroorzaakte vele gebroken huwelijken. Toch, door dit alles heen, had Ik haar
nog lief. Ik kwam tot haar, niet met veroordeling, maar met behoudenis. Ik zond
haar velen van Mijn dienaren, opdat zij zich zou bekeren van haar boze weg,
maar zij wilde niet. Toen zij een jonge vrouw was, riep Ik haar, maar zij bleef
het kwade doen. Zij deed vele verkeerde daden, toch zou Ik haar vergeven
hebben, als zij tot Mij was gekomen. $atan kwam binnen bij haar, en zij werd
bitter en wilde anderen niet vergeven. Zij ging alleen naar de kerk om mannen
te krijgen. Zij vond ze en verleidde ze. Was zij maar tot Mij gekomen dan waren
al haar zonden weggewassen door Mijn bloed. Een deel van haar wilde Mij dienen,
maar men kan niet samen God en $atan dienen. Elk mens moet kiezen wie hij wil
dienen.
Mary K.
(wenend) : Heer, geef mij de kracht om door te gaan.
Ik beefde van mijn hoofd tot mijn voeten door de verschrikkingen van de
hel.
Jezus
(tot Mary K. ) : Vrede zij met u, wees stil.
Mary K.
: Help mij, Heer. $atan wil niet dat wij de waarheid weten over de hel. In mijn
wildste dromen heb ik nooit kunnen denken dat de hel zo zou zijn. Lieve Jezus,
wanneer zal hier een eind aan komen ?
Jezus
: Mijn kind, alleen de Vader weet wanneer het einde zal komen. Vrede, wees stil.
Toen kwam er een grote kracht over mij. Jezus en ik bleven verder gaan
langs de putten. Ik wilde iedere persoon die we voorbij gingen wel uit het vuur
trekken en vlug aan de voeten van Jezus brengen. Vanbinnen treurde ik. Ik dacht
bij mezelf : ik wil niet dat mijn kinderen hier ooit komen.
Jezus
(rustig) : Mijn kind, wij zullen nu naar je huis gaan. Morgennacht keren we
terug naar dit deel van de hel.
Toen ik weer thuis was, weende ik onophoudelijk. Gedurende de dag
herleefde ik de hel en de afgrijselijke toestand van al die mensen daar. Ik
vertelde iedereen die ik ontmoette overdag over de hel. Ik zei hun dat de pijn
van de hel onbeschrijfelijk was. U, die dit boek leest, smeek ik: alstublieft, bekeer u van uw zonden. Roep Jezus aan en vraag Hem u te redden.
Roep Hem vandaag aan. Wacht niet tot
morgen. Er is misschien geen morgen voor u. Er is nog weinig tijd. Val op
uw knieën en word gezuiverd van uw zonden. Wees goed voor elkaar. Terwille van
Jezus, wees vriendelijk en vergevensgezind tegenover elkaar. Als u kwaad bent
op iemand, vergeef hem. Geen enkele ruzie is het waard om voor naar de hel te
gaan. Wees vergevensgezind, zoals Christus ons onze zonden vergeeft. Jezus is
in staat om ons te bewaren als wij een berouwvol hart hebben en zal ons met
Zijn bloed reinigen van alle zonden. Heb uw kinderen lief, en heb uw naaste
lief als uzelf.
4a. Meer putten
De volgende nacht gingen Jezus en ik nogmaals het rechterbeen van de hel
binnen. Net als de vorige keren zag ik Jezus liefde voor de verloren zielen.
En ik voelde Zijn liefde voor mij en voor allen die op aarde waren.
Jezus
: Kind, het is niet de Vaders wil dat iemand verloren gaat. $atan bedriegt
velen, en zij volgen hem. Maar bij God is er vergeving. Hij is een God van
liefde. Als deze verlorenen werkelijk tot de Vader waren gekomen en berouw
hadden getoond, dan zou Hij ze vergeven hebben.
Grote tederheid kwam over Jezus gelaat terwijl Hij sprak. Terug liepen
wij tussen de vlammende putten en langs mensen die martelingen ondergingen.
Mijn God, mijn God, zon verschrikkingen! dacht ik. Wij bleven maar doorlopen
en kwamen langs heel veel zielen die brandden. Overal langs het voetpad
strekten brandende handen zich uit naar Jezus. Het waren alleen botten die
vlees hadden moeten zijn - een grijsachtige massa met brandend en ontbindend
vlees dat in flarden neerhing. Binnenin elke skeletvorm was een vuilgrijze
nevelige ziel, voor altijd gevangen binnenin een uitgedroogd geraamte. Ik kon
aan hun gehuil horen dat zij het vuur, de wormen, de pijn en de hopeloosheid van
hun toestand voelden. En hun geklaag vulde mijn ziel met een danige pijn, dat
ik het niet kan beschrijven. Hadden ze maar geluisterd, dacht ik, dan zouden ze
hier niet zijn. Ik wist dat de verlorenen in de hel al hun zintuigen hadden.
Zij herinnerden zich alles wat hun ooit was verteld. Zij wisten dat zij niet
aan de vlammen konden ontkomen en dat zij voor altijd verloren waren. Maar
niettegenstaande hun gebrek aan hoop, riepen ze toch tot Jezus om genade. Wij
stopten bij de volgende put. Die was precies zoals al die andere putten.
Daarbinnen was de vorm van een vrouw. Ik wist het pas toen ik haar stem hoorde.
Zij schreeuwde het uit en vroeg Jezus om bevrijding van de vlammen. Jezus keek
met liefde naar de vrouw.
Jezus
: Terwijl u op aarde was, riep Ik u om tot Mij te komen. Ik pleitte bij u om
alles met Mij in orde te maken voordat het te laat was. Ik bezocht u vele malen
midden in de nacht om u te vertellen over Mijn liefde. Ik probeerde u over te
halen en trok u tot Mij door Mijn Geest. Ja Heer, zei u: Ik zal U volgen.
Met uw lippen zei u dat u Mij liefhad, maar uw hart meende het niet. Ik wist
waar uw hart was. Dikwijls zond Ik Mijn boodschappers naar u toe om u te
vertellen dat u zich moest bekeren, en tot Mij komen, maar u wilde niet naar
Mij luisteren. Ik wilde u gebruiken om anderen te bedienen, en helpen Mij te
vinden, maar u wilde niet naar Mij luisteren en tot berouw van uw zonden komen.
Vrouw
: U weet nog, Heer, dat ik naar de kerk ging en een goede vrouw was. Ik was lid
van Uw kerk. Ik wist dat Uw oproep, mijn leven was. Ik wist dat ik die roeping kost
wat kost moest volgen, en dat deed ik.
Jezus
: Vrouw, u bent nog altijd vol leugens en zonde. Ik riep u, maar u wilde niet
naar Mij luisteren ! Het is waar, u was lid van een kerk, maar dat brengt u
niet in de hemel. U had veel zonden, en u bekeerde zich niet. U was de schuld
dat anderen struikelden bij het horen van Mijn Woord. U wilde anderen niet
vergeven, wanneer zij u pijn deden. U deed alsof u Mij liefhad en Mij diende
wanneer u bij christenen was, maar u loog, bedroog en stal wanneer er geen
christenen in uw omgeving waren. U luisterde naar misleidende geesten en genoot
van uw dubbel leven. U kende de rechte smalle weg. Bovendien sprak u met twee tongen.
U sprak kwaad over uw broeders en zusters in Christus. U veroordeelde hen en
dacht dat u heiliger was dan zij, terwijl er bij uzelf grote zonde in uw hart
was. Ik weet dat U niet naar Mijn liefdevolle Geest van barmhartigheid wilde luisteren.
U oordeelde naar de buitenkant van een persoon, zonder rekening te houden met
het feit dat velen kinderen in het geloof waren. U was erg hard. U zei dat u
Mij liefhad, maar uw hart was ver van Mij. U kende de wegen van de Heer. U
speelde met God, maar God weet alle dingen. Als u God oprecht had gediend, zou
u hier vandaag niet zijn. U kunt niet $atan en God tesamen dienen.
Jezus (tot
Mary K.) : In de laatste dagen zullen er velen afvallen van het geloof, doordat
zij dwaalgeesten volgen en de zonde dienen. Ga weg uit hun midden, en breek met
hen. Volg niet dezelfde weg als zij.
Toen wij weggingen, begon de vrouw Jezus te verwensen en te vervloeken.
Zij gilde en huilde van woede. Wij wandelden door. Ik voelde me zo zwak in mijn
lichaam. In de volgende put was er ook de vorm van een geraamte. Ik rook de
geur van de dood zelfs voordat wij er aankwamen. Dit skelet zag er net uit zoals
de anderen. Ik vroeg mij af wat deze ziel gedaan had. Of ze verloren, zonder
hoop en zonder toekomst was. Hel is voor eeuwig. Als ik het huilen van de
gefolterde zielen hoorde, huilde ik ook. Ik luisterde, toen een vrouw vanuit de
vlammen van de put tot Jezus sprak. Zij haalde het Woord van God aan.
Mary K.
: Lieve Heer, wat doet zij hier ?Jezus : Luister.
Vrouw
: Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door
Hem. Jezus is het Licht van de wereld. Kom tot Jezus, en Hij zal u redden.
Terwijl zij sprak luisterden vele verloren zielen om haar heen. Sommigen
vervloekten haar. Sommigen zeiden haar ermee te stoppen. Nog weer anderen
zeiden: Is er werkelijk nog hoop?, of Help ons, Jezus. Smartelijk geschreeuw
vulde de lucht. Ik begreep niet wat er gebeurde. Ik wist niet waarom de vrouw
het Evangelie hier predikte. De Heer kende mijn gedachten.
Hij heeft
ons aangekeken. De een na de ander. Telkens bleven zijn ogen even hangen op elk
van onze gezichten. En zoals wij iedere trek rond zijn mond, elke rimpel om
zijn ogen kenden, zo kende Hij die van ons. We kennen elkaar al zo lang. Maar
Hij keek verder. Dieper dan de oppervlakte reikte zijn blik en elk van ons was
alleen met zijn gedachten. Wat denkt Hij ? Hoe zou Hij mij noemen ? Dwaas, verrader,
lafaard, zwakkeling, mislukkeling? En toen Hij de ronde met zijn blik had
gedaan, ontkende Hij de namen die wij onszelf in zijn ogen gegeven hadden niet.
Maar voluit, royaal gemeend zei Hij : Ik hou van je !.
En nu ik me
dit herinner, zou ik het een avond lang, een leven lang willen herhalen :
God zat in zijn kantoor en kijkt naar zijn uurwerk.
God : 'O nee, Daniël zit in de leeuwenkuil en ik heb hem nog niet geholpen. Dit wordt een verrijzenis !'
Hij kijkt vlug op zijn computer en zet zijn scherm scherper. Tot zijn verbazing zit hij de profeet Daniël zitten tussen een 15-tal welpen. Hij zit ermee te spelen, trekt eens aan hun staart, aait ze, laat er op zijn schoot zitten. God valt bijna om van verbazing.
God : 'Daniël, hoe zit het daar ter plaatse ? Moet ik uitrukken ?'
Daniël : 'Dag God, alles OK hier ! Ik heb het op een akkoordje gegooid en ik ben nu babysit.'
God : 'Waar zijn de leeuwen en de leeuwinnen naartoe ?'
Daniël : 'De leeuwinnen zitten op de conferentie 'De opvoeding van de welpen van tegenwoordig' en de leeuwen zijn ribbetjes gaan eten'. Ik heb alles onder controle. Bedankt !
We volgen
een man op reis. Preciezer : op het laatste gedeelte van zijn reis. Het diepte-
en tegelijk hoogtepunt van zijn levensverhaal. Het is een man die het kwaad de
wereld uit wil helpen. Een einde wil maken aan het eeuwige lijden van de mens. Een
man met een verhaal over een koninkrijk dat komt. Met andere begrippen en
nieuwe gebruiken: de laatste wordt de eerste, de heerser een dienaar en de
onderdrukte een vrij mens. Woorden als vuur en ze worden niet begrepen.
Natuurlijk niet. Hij maakt vijanden bij de vleet. Hij spreekt zich zijn eigen
ondergang tegemoet. En zijn vrienden staan erbij en kijken ernaar.
Het laatste
stuk van zijn reis voert hem naar Jerusalem. De wolken pakken zich samen boven
de stad en boven zijn hoofd. Vernedering, lijden, dood. Een verhaal dat lijkt
te eindigen in een zwart gat van wanhoop en mislukking. Lijkt...
En wij ?
Wij gaan met hem mee. Op een afstandje. Omdat we er maar zo weinig van
begrijpen. Wat zoekt hij hier, in de stad van zijn dromen ? En wat zoeken wij
eigenlijk in zijn spoor ? Welk toneelstuk wordt hier opgevoerd ? Als hij er
niet zo ernstig bij had gekeken, hadden we hem tenminste nog uit kunnen lachen,
hem voor gek of tenminste zonderling kunnen houden. Maar het licht dat in zijn
ogen brandt, weerhoudt ons ervan.
We proberen
in woorden en verhalen zijn gezicht te zien. Zijn stem te horen in de stilte
van een kerk en op de bodem van ons hart. Tot we zijn tranen zien, tot zijn
lachen ons verwarmt, tot zijn ontroering de haren op onze armen overeind zet. Tot
zijn lijden onze pijn wordt en zijn verrijzenis onze inspiratie om te leven. Het
is een verhaal dat zich iedere keer opnieuw voltrekt in ons eigen hart en
hoofd.
We vinden
woorden en gebaren, gebruiken en gebeden die de kerk van alle eeuwen heeft
gebruikt om dat verhaal te vertellen. Kleuren en geuren, stilte en opwinding,
licht en donker, een week lang.
Het zijn
Grote Woorden die gebruikt worden : Liefde, Lijden, Vernedering, Troost, Dood,
Verrijzenis. Woorden waarvan we niet verwachten dat we de diepte ervan
voldoende in kaart kunnen brengen. Maar zonder die woorden gaat het ook niet.
Palmzondag
:
Langs de
kant van de weg gestaan.
En uit onze
schoenen kroop de hoop omhoog
op eindelijk.
Nu.
Iemand die
wist
en verstond
wat we hoopten.
Een man
met het
gezicht van God.
Een man op
een ezel.
Een koning
! We roepen
en lachen
erbij.
Een theater
van vrolijkheid.
Carnaval in
de stad.
Een man op
een ezel
met voeten
die bijna over de grond slepen.
Een koning.
Jawel.
En met de
takken van de bomen
zijn we
schaterlachend over de straat gerold.
Hebben onze
buik moeten vasthouden van het lachen.
Zoveel
lachen doet pijn.
Hosanna !
Koning op
een ezel.
In de vrolijkheid van het moment
neemt Hij de lofzang aan.
Voor even geen tweede gedachten
aan naderend onheil
Een wolk van angst.
Kom op,
stenen van de straat,
tegels van
het perron,
doe mee,
schreeuw mee :
hier is de
koning !
Halte :
Maar na
zoveel lachen,
treedt onherroepelijk
een wat
droeve stilte in.
Uitgelachen.
Zoute
sporen op de wangen.
En wat nu ?
De takken
vallen uit onze handen.
We rapen
onze bestofte kleren op
en trekken
ze besmuikt weer aan.
Kijken om
ons heen.
Wat nu ?
In
godsnaam, waar moeten we heen ?
Hij staart
over onze hoofden in de verte,
de glimlach
nog om zijn lippen,
maar de
tranen komen niet meer van het lachen.
Wij kijken
naar wat hij ziet,
zien de
stad door zijn ogen,
lezen het
verdriet in de straten,
de dood in
de stegen,
de wanhoop
uit de ramen.
Einde
van palmzondag :
Het is
feest vandaag
en ook weer
niet.
Tranen van
het lachen,
onbedorven vrolijkheid
en vol plezier
veranderen tot
tranen
van verdriet
over een
inktzwarte dood.
Heen en
weer geslingerd
tussen hoop
Hosanna Hij komt
en vrees
Hij zal toch niet
Jawel. Hij
zal wel.
Halte :
Even nog de
hoop
dat hij van
gedachten
veranderen zal
:
goed dan, Ik
jullie koning
en jullie
doen wat Ik zeg.
Maar nee.
Hij staat
te dralen, slentert weg.
Zonder spoor
van macht,
zonder een
spoor.
Droeve
koning van twaalf clowns.
Een
operetteleger met plastic zwaarden.
Leeg ei,
lege dop.
Hij heeft
ons te kijk gezet en
Hij zal het
weten ook.
Halte :
Hij praat
en wint het
debat.
Hij slaat
en de
profiteurs struikelen weg.
Hij vlamt
en de
argumenten verdampen.
Hij vraagt
en ze
hebben geen antwoord.
Die man
preekt zich nog
Zijn eigen
ondergang.
Zijn
wijsheid ontsluit
de kelders
van de dwaasheid.
Zijn wijzen
op leven
wekt de
dood.
Zijn
woorden van liefde
roepen de
haat.
Hij wint de
discussie,
maar
verliest het krediet.
- Je kunt
ook teveel gelijk hebben -
Hij wint
Zich zijn eigen dood.
Dat
gedram ook altijd
Veel
vrienden had ie niet meer. De groep was uitgedund door zijn striemende stem,
zijn genadeloze analyse van onze lafheid. Ja ja, we wisten het nu wel.
We
verlangden naar de dag dat hij eens gewoon zou gaan doen, net als wij. Met de
gewone droefheid over plannen waarvan je toch wel wist dat ze zouden mislukken;
met gewone idealen die toch nooit werkelijkheid zouden worden. Omdat je weet
dat de werkelijkheid van elke dag toch harder is dan de waarheid.
Dat geen
maat weten. Die totale wereldvreemdheid als het gaat om wat je wel en niet kan
bereiken. Wat ons eerst in stille aanbidding had laten hopen, leven, ademen en
bewegen, begint nu mateloos te irriteren. Ja, nu weten we het wel. Genoeg !
We
schaamden ons ervoor. Geen van ons had de moed om het te zeggen, maar het was
er. Judas was de enige die durfde : Breng die man tot redelijkheid. Laat hem
zien dat je er zo niet komt. Waar je ook wilt komen, zo kom je er niet.
Als de zoenen water waren, zou ik je de zee geven. Als de knuffels bladeren waren, zou ik je een boom geven. Als het leven een planeet was, zou ik je het heelal geven. Als de vriendschap het leven was, zou ik je het mijne geven.