Mary Kathryn Baxter - in de hel ( ndl + in gespreksvorm) deel 1
1. Naar de hel
In maart 1976, terwijl ik thuis in gebed was, kreeg ik bezoek van de Heer Jezus
Christus. Ik was reeds dagenlang in de Geest aan het bidden, toen ik opeens de
onmiskenbare tegenwoordigheid van God ervoer. Zijn kracht en Zijn heerlijkheid
vulden het huis. Een schitterend licht verlichtte de kamer waar ik bad, en een
lieflijk en wonderbaar gevoel kwam over mij. Lichtstalen stroomden in golven,
rolden in en over elkaar en scheidden zich weer. Het was een spectaculair
gezicht! En toen begon de stem van de Heer tot mij te spreken.
Jezus :
Ik ben Jezus Christus, jouw Heer, en Ik wens je een openbaring te geven om de
heiligen gereed te maken voor Mijn wederkomst en om velen tot gerechtigheid te
brengen. De machten der duisternis zijn reëel en Mijn oordelen zijn waarachtig.
Mijn kind, Ik zal je door Mijn Geest meenemen naar de hel, en Ik zal je vele
dingen tonen omdat Ik wil dat de wereld die weet. Ik zal vele malen aan je
verschijnen; Ik zal je geest uit je lichaam nemen en je werkelijk naar de hel
brengen. Ik wil dat je een boek schrijft, waarin je vertelt over de visioenen
en alles wat Ik je openbaar. Jij en Ik zullen samen door de hel gaan. Maak een
verslag van deze dingen die waren, die zijn en nog komen moeten. Mijn woorden
zijn waarachtig, getrouw en betrouwbaar. Ik Ben Die Is, en er is niemand buiten
Mij.
Mary K.
: Lieve Heer, wat wilt U dat ik doe ?
Mijn hele wezen wilde tot Jezus roepen, om mijn erkentelijkheid voor
Zijn aanwezigheid te uiten. De beste manier waarop ik dit gebeuren kan
beschrijven is door u te zeggen dat liefde over mij werd uitgestort. Het was de
mooiste, vredigste, machtigste en meest vreugdevolle liefde die ik ooit heb
gevoeld. Gods lof begon uit mij voort te vloeien. Opeens wilde ik mijn hele
leven aan Hem geven om door Hem gebruikt te worden bij het redden van de mensen
hun zonden. Ik wist, door Zijn Geest, dat het werkelijk Jezus was, de Zoon van
God die bij mij in de kamer was. Ik kan geen woorden vinden om Zijn Goddelijke
tegenwoordigheid tot uitdrukking te brengen. Maar ik weet dat het de Heer was.
Jezus
: Zie, Mijn kind, Ik ga je door Mijn Geest meenemen naar de hel, opdat je in
staat zult zijn om een verslag te maken deze realiteit, en om heel de aarde te
vertellen dat de hel echt bestaat, en om de verlorenen uit de duisternis tot
het licht van het Evangelie van Jezus Christus te brengen.
Onmiddellijk werd mijn ziel uit mijn lichaam getrokken. Ik ging met
Jezus omhoog, mijn kamer uit en de lucht in. Ik wist alles wat er om mij heen
gebeurde. Ik zag mijn man en mijn kinderen slapen in ons huis, beneden ons.
Het was net alsof ik gestorven was en mijn lichaam op mijn bed had
achtergelaten terwijl mijn geest met Jezus door het dak van het huis opsteeg.
Het leek wel alsof het hele dak teruggerold was, en ik mijn familie zag slapen
in hun bedden. Ik voelde de aanraking van Jezus toen Hij zei:
Jezus
: Wees niet bang. Zij zijn veilig.
Hij kende mijn gedachten. Ik wil proberen om zoveel mogelijk
stap-voor-stap te vertellen wat ik zag en voelde. Sommige van de dingen begreep
ik niet. De Heer Jezus legde mij de betekenis uit van het meeste wat ik zag,
maar er waren dingen die Hij mij niet vertelde. Ik wist toen en ik weet nu, dat
deze dingen werkelijk gebeurden en dat alleen God ze mij kon tonen. Prijs Zijn
heilige naam. Mensen, geloof mij, de hel bestaat echt. Ik werd daar vele malen
door de Geest naartoe gebracht, tijdens de voorbereidingen van dit verslag. Spoedig
waren wij hoog in de lucht. Ik keerde mij om en keek naar Jezus. Hij was vol
van glorie en macht, en stromen van vrede vloeiden uit Hem. Hij nam mijn hand
en zei:
Jezus
: Ik heb je lief. Vrees niet, want Ik ben met je.
Toen Hij dat zei stegen wij nog hoger de lucht in, en ik kon de aarde
beneden ons zien. Op vele plaatsen, overal verspreid, staken trechters uit de
aarde die snel ronddraaiden naar een centraal punt en dan terugkeerden. Deze
trechters bewogen zich aanhoudend hoog boven de aarde en rezen vanuit de aarde
over heel het oppervlak omhoog.
Mary K.
: Wat zijn dat ?
Jezus :
Dit zijn de poorten van de hel. Door één van die poorten zullen wij de hel
binnengaan.
Onmiddellijk gingen we één van de trechters binnen. Vanbinnen leek het
op een tunnel die rond en rond draaide en dan weer terug, net als een tol. Diepe
duisternis daalde over ons neer, en met die duisternis kwam er een stank, zo
verschrikkelijk dat het mijn adem benam. Langs de zijkanten van deze tunnel
waren levende vormen ingesloten in de wand. Donkergrijs in kleur, bewogen de
vormen zich en schreeuwden naar ons als wij ze voorbij gingen. Ik wist, zonder
dat het mij werd verteld, dat het boosaardige wezens waren. De vormen konden
zich bewegen, maar zaten nog in de muren vast. Een vreselijke stank ging van
hen uit, en zij krijsten naar ons met een afschuwelijk geluid. Ik voelde een
onzichtbare, kwade macht bewegen binnenin de tunnel. Nu en dan kon ik in de
duisternis de omtrek van de vormen waarnemen. De meesten van hen waren bedekt
met een vuile mist.
Mary K.
(Jezus hand goed vasthoudend): Heer, wat zijn dit ?
Jezus :
Dit zijn boze geesten, gereed om op de aarde uitgespuwd te worden, wanneer $atan
de bevelen geeft.
Terwijl wij binnenin de tunnel afdaalden, lachten de kwade vormen en
riepen ons na. Zij probeerden ons aan te raken, maar konden het niet door de
kracht van Jezus. De lucht was geheel besmet en vuil en alleen de aanwezigheid
van Jezus beschermde mij dat ik het uitgilde van louter afgrijzen. O ja, ik had
al mijn zintuigen - ik kon het boze van deze plaats horen, ruiken, zien, voelen
en zelfs proeven. Mijn zintuigen waren in feite zelfs gevoeliger geworden, en
de reuk en smerigheid maakten mij misselijk. Gekrijs vulde de lucht toen wij
het einde van de tunnel naderden. Doordringend gegil rees omhoog en kwam op ons
af uit de duisternis. Allerlei soorten geluiden vulden de lucht. Overal om mij
heen voelde ik angst, dood en zonde. De ergste stank die ik ooit geroken heb
vulde de lucht. Het was de stank van ontbindend vlees, en het scheen uit alle
richtingen te komen. Op aarde had ik nooit zulke boosheid gevoeld of zon
wanhopig gegil gehoord. Spoedig zou ik ontdekken dat dit het gillen was van de
doden en dat de hel vervuld was van hun gejammer. Ik voelde een vlaag van een
kwade wind en enige zuigkracht op ons afkomen. Lichten, die op bliksemflitsen
leken, drongen door de zwarte duisternis heen en wierpen grijze schaduwen op de
muren. Ik kon amper de vorm waarnemen van iets dat voor mij uitging. Geschokt
deinsde ik terug toen ik mij realiseerde dat het een grote slang was die zich
voor ons voortbewoog. Toen ik bleef kijken zag ik overal van die afschuwelijke
slangen glibberen.
Jezus
: Wij zullen spoedig het linkerbeen van de hel binnengaan. Je zult groot lijden,
pathetische droefheid en onbeschrijfelijke verschrikkingen zien. Blijf dicht
bij Mij, en Ik zal je sterkte en bescherming geven, terwijl wij door de hel
gaan. De dingen die je straks zult zien zijn een waarschuwing. Het boek dat je
zult schrijven zal vele zielen redden van de hel. Wat je ziet is werkelijkheid.
Wees niet bang, want Ik zal bij je zijn.
Eindelijk waren de Heer Jezus en ik op de bodem van de tunnel. Wij
stapten eruit en gingen de hel binnen. Ik zal proberen zo goed mogelijk te
vertellen wat ik zag, en ik zal het vertellen in de volgorde waarin God het mij
gaf. Vóór ons waren, zover als ik kon zien, vliegende voorwerpen die overal
heen schoten. Gekerm en meelijwekkend gehuil vulden de lucht. Voor ons zag ik
een flauw licht en wij liepen ernaar toe. Het pad bestond uit droge, poederige
grond. Wij waren al gauw bij de ingang van een smalle, donkere tunnel. Sommige
dingen kan ik niet op papier zetten omdat die te erg waren om te beschrijven.
De angst in de hel kon je proeven. Als Jezus niet bij mij was geweest, had ik
niet terug kunnen komen. Terwijl ik dit schrijf, begrijp ik nog steeds niet alle
dingen die ik zag, maar de Heer weet alle dingen, en Hij hielp mij het meeste
van hetgeen ik zag te begrijpen. Laat mij u waarschuwen blijf van die plaats
weg. Het is een afschuwelijke plaats vol martelingen, folterende pijn en
eeuwige smart. Uw ziel zal altijd blijven leven, want de ziel leeft voor
eeuwig. De ziel is uw werkelijk uzelf, en uw ziel zal ofwel naar de hemel ofwel
naar de hel gaan. Er zijn geen andere opties. Voor degenen onder u die denken
dat de hel hier op aarde is, wil ik zeggen : u heeft gelijk, het is waar! De
hel is in het centrum van de aarde, en daar zijn er zielen die dag en nacht
folteringen ondergaan. Er zijn geen feestjes in de hel. Geen liefde. Geen
ontferming. Geen rust. Het is een plaats waar zon grote smart aanwezig is, dat
het ons bevattingsvermogen te boven gaat.
2a. Het linkerbeen van de hel Een vreselijke stank vervulde de lucht.
Jezus
: In het linkerbeen van de hel zijn vele putten. Deze tunnel heeft vertakkingen
naar andere delen van de hel, maar wij zullen eerst enige tijd doorbrengen in
het linkerbeen. De dingen die je nu ziet, zullen je altijd bijblijven. De
wereld moet weten dat de hel werkelijkheid is. Vele zondaars en zelfs sommigen
van Mijn volk geloven niet dat de hel werkelijk bestaat. Je bent door Mij
gekozen om deze waarheden aan hen te openbaren. Alles wat Ik je zal laten zien
van de hel, en al het andere wat Ik je zal tonen, is waar.
Jezus had Zich aan mij getoond in de vorm van een helder schijnend
licht, stralender dan de zon. In het centrum van dat licht was de vorm van een
man. Soms zag ik Jezus als een man, maar op andere tijden had Hij de vorm van
een geest. Jezus : Kind, wanneer Ik spreek,
heeft de Vader gesproken. De Vader en Ik zijn één. Denk eraan, liefhebben en
elkaar vergeven is het belangrijkste. Kom nu, volg Mij.
Terwijl wij voortgingen, vluchtten boze geesten weg van de
tegenwoordigheid van de Heer.
Mary K.
(wenend) : O God, o God, Wat komt er nu?
Zoals ik al eerder zei, behield ik al mijn zintuigen. Die werkten nu op
volle kracht. Angst was er nu aan alle kanten en onuitsprekelijke gevaren lagen
overal op de loer. Iedere stap die ik nam, was afschuwelijker dan die ervoor.
Er waren deuropeningen die ongeveer de grootte van een klein raam hadden,
bovenin de tunnel. Zij openden en sloten zich heel snel. Gegil vulde de ruimte,
als vele boze wezens ons voorbijvlogen, in en uit de poorten van de hel.
Spoedig waren wij aan het eind van de tunnel. Ik beefde van schrik door het
gevaar en de angst om ons heen.
Ik was zo dankbaar voor de bescherming van Jezus. Ik dank God voor Zijn
almachtige kracht die ons beschermt, zelfs in de putten van de hel. Zelfs met
dat beschermende schild, bleef ik denken: Niet mijn wil, Vader, maar Uw wil
geschiede. Ik keek naar mijn lichaam. Voor de eerste keer merkte ik op, dat ik
in een geestesvorm was, en dat mijn vorm de gedaante van mijzelf had. Ik vroeg
mij af wat er nu zou komen. Jezus en ik stapten uit de tunnel op een pad dat
tussen twee stroken land liep. Er waren overal vuurputten zo ver als het oog
kon zien. De putten waren schaalvormig en ongeveer 1 1/3 meter wijd en een
meter diep.
Jezus
: Er zijn veel van die putten in het linkerbeen van de hel. Kom, Ik zal je er enkele
van laten zien.
Ik stond naast Jezus op het pad en keek in één van de putten. Zwavel was
ingesloten in de kant van de put, en gloeide rood als gloeiende vurige kolen.
In het midden van de put was een verloren ziel die gestorven was en naar de hel
was gegaan. Vuur begon te branden op de bodem van de put, schoot omhoog en
hulde de verloren ziel in vlammen. In een ogenblik doofde het vuur weer bijna
uit om dan weer met een geruis omhoog te schieten, over en rondom de gefolterde
ziel in de put. Toen ik keek zag ik dat de verloren ziel in de put zat gekooid,
binnenin de vorm van een geraamte.
Mary K.
(wenend) : Mijn Heer, kunt U haar er niet uithalen?
Hoe verschrikkelijk was de aanblik! Ik dacht: Ik had daar kunnen zitten.
Mary K.
: Heer, wat is het droevig om te zien en te weten dat daarbinnen een levende
ziel is.
Ik hoorde een luide kreet uit het midden van die eerste put komen. De
ziel, binnenin de vorm van een geraamte, huilde:
Vrouw
(huilend) : Jezus, heb medelijden !
Mary K. :
O, Heer !
Het was de stem van een vrouw. Ik keek naar haar en wilde haar wel uit
het vuur trekken. Haar aanblik brak mijn hart. De skeletvorm van een vrouw met
een vuilgrijze mist vanbinnen, was tegen Jezus aan het praten. Ik luisterde
naar haar, diep geschokt. Flarden halfvergaan vlees hingen aan haar beenderen.
En wanneer het brandde viel het naar beneden op de bodem van de put. Er waren
alleen maar lege oogholten waar haar ogen waren geweest. Zij had geen haar. Het
vuur begon bij haar voeten in kleine vlammen, die groter werden als het vuur
omhoogklom over en op haar lichaam. De vrouw scheen aanhoudend te branden,
zelfs wanneer het vuur alleen maar tot gloeiende kolen werd.
Vrouw
(wanhopig gejammer, diep vanuit haar binnenste) : Heer, Heer, ik wil eruit !
Zij bleef haar armen naar Jezus uitstrekken. Ik keek naar Jezus en er
was grote smart op Zijn gelaat.
Jezus (tegen
Mary K.) : Mijn kind, je bent hier met Mij om de wereld te laten weten dat
zonde de dood voortbrengt, dat de hel echt bestaat.
Ik keek weer naar de vrouw, en wormen kropen uit haar beenderen van haar
geraamte. Zij hadden geen last van het vuur.
Jezus
: Zij weet dat die wormen binnenin haar zijn, zij voelt ze.
Mary K.
: God, ontferm U ! (als het vuur zijn hoogtepunt bereikte en het afgrijselijke
branden weer helemaal opnieuw begon)
Luide kreten en diepe snikken schudden de vorm van deze vrouwenziel. Zij
was verloren. Er was geen uitkomst.
Mary K.
(erg bang) : Jezus, waarom is zij hier ?
Jezus
: Kom.
Het pad, waarop wij liepen was niet recht maar kronkelde zich van en
naar de vuurputten, zo ver als ik kon zien. Het geklaag van de levende doden,
vermengd met gekerm en afschuwelijk gekrijs, kwam van alle kanten op mij af. Er
zijn geen tijden van rust in de hel. De geur van dood en rottend vlees hing
zwaar in de ruimte. Wij kwamen bij de volgende put. Binnenin deze put, die
dezelfde afmetingen had als de eerste, was ook een skeletvorm. De stem van een
man riep vanuit de put:
Man
: Heer, ontferm U over mij !
Alleen wanneer zij spraken kon ik zeggen of de ziel een man of een vrouw
was. Grote jammerende snikken kwamen uit deze man:
Man
: Het spijt me zo, Jezus. Vergeef mij. Neem me weg vanhier. Ik ben al jaren in
deze folterplaats. Ik smeek U, laat mij eruit !
Diepe snikken schudden zijn geraamte.
Man
(smekend) : Alstublieft Jezus, laat mij eruit !
Ik keek naar Jezus en zag dat ook Hij weende.
Man
(huilend vanuit de brandende put) : Heer Jezus, heb ik niet genoeg geleden voor
mijn zonden? Ik ben veertig jaar geleden gestorven.
Jezus (wenend): Er staat geschreven: "De
rechtvaardige zal uit het geloof leven!" Alle spotters en ongelovigen
zullen hun deel hebben in de poel des vuurs. U wilde de waarheid niet geloven.
Vele malen werden Mijn mensen naar u toegezonden om u de weg te wijzen, maar u
wilde niet naar hen luisteren. U lachte hen uit en weigerde het Evangelie.
Hoewel Ik voor u aan een kruis stierf, spotte u met Mij en wilde geen berouw
tonen van uw zonden. Mijn Vader gaf u vele gelegenheden om gered te worden. Als
u alleen maar had willen luisteren!
Man (roepend)
: Ik weet het Heer, ik weet het ! Maar ik heb nu berouw.
Jezus
: Het is te laat. Het oordeel is vastgesteld.
Man
: Heer, sommigen van mijn familieleden zullen hier komen, want zij willen zich
ook niet bekeren. Alstublieft Heer, sta mij toe naar ze toe te gaan om ze te
vertellen dat zij zich moeten bekeren van hun zonden terwijl zij nog op aarde
zijn. Ik wil niet dat zij ook hier komen.
Jezus
: Zij hebben predikers, leraars, oudsten die allen het Evangelie bedienen. Die
vertellen het hun. Zij kunnen ook profijt trekken van de moderne
communicatiesystemen, ook zijn er vele andere mogelijkheden om van Mij te
leren. Ik heb arbeiders naar hen gezonden, opdat zij zullen geloven en gered
worden. Als zij niet willen geloven wanneer zij het Evangelie horen, dan zullen
zij zich ook niet laten overreden door iemand die uit de dood verrezen is.
Hierop werd de man erg kwaad en begon te vloeken. Godslasterlijke
woorden kwamen uit zijn mond. Ik keek toe in afgrijzen als de vlammen omhoog
rezen en zijn dood, rottend vlees begon te branden en van hem af te vallen.
Binnenin deze dode verloren man zag ik zijn ziel, die eruit zag als een
vuilgrijze mist, en die zijn geraamte vanbinnen vulde.
Mary K. (tot Jezus) : Heer, wat
verschrikkelijk !
Jezus
: De hel is realiteit, en het oordeel is ook realiteit. Ik heb ze zo lief, Mijn
kind. Dit is slechts het begin van de vreselijke dingen die Ik je moet tonen.
Er komt nog veel meer. Vertel de wereld, voor Mij, dat de hel bestaat, dat
mannen en vrouwen zich moeten bekeren van hun zonden. Kom, volg Mij. Wij moeten
verder gaan.
2b. Het linkerbeen van de hel In de volgende put was een tenger gebouwde vrouw die een jaar of tachtig
leek. Ik kan niet zeggen hoe ik haar leeftijd wist, maar ik wist het. Het vlees
was door de aanhoudende vlam verwijderd van haar gebeente en alleen de
beenderen waren er nog en een ziel vanbinnen als een vuile mist. Ik keek toe
terwijl zij brandde in het vuur. Ik zag alleen beenderen en de wormen die
daarbinnen kropen, die het vuur niet kon verbranden.
Mary K.
(wenend) : Heer, wat vreselijk ! Ik weet niet of ik wel door kan gaan, dit is
een ongelofelijke gruwel.
Zo ver als mijn ogen konden zien waren zielen aan het branden in putten
vol vuur.
Jezus
: Mijn kind, daarom ben je hier. Je moet eerst de waarheid weten en dan de
waarheid vertellen over de hel. De hemel is realiteit! De hel is realiteit!
Kom, wij moeten verder gaan.
Ik keek om naar de vrouw. Haar geschrei klonk zo bedroefd. Terwijl ik
naar haar keek vouwde zij haar knokige handen samen, als in gebed. Ik moest wenen.
Ik wist dat de mensen in de hel ook al deze dingen voelden. Jezus kende mijn
gedachten.
Jezus :
Ja kind, dat doen ze ook. Wanneer mensen in de hel komen, hebben ze nog
dezelfde gevoelens en gedachten als toen zij op aarde waren. Zij herinneren
zich hun gezinnen en vrienden. Al de tijd op aarde hadden zij de kans om zich
te bekeren, maar zij hebben geweigerd. Zij blijven zich alles herinneren.
Hadden zij het Evangelie maar geloofd, en berouw getoond voor het te laat was.
Ik keek nog eens naar de oude vrouw, en deze keer merkte ik op dat zij
maar één been had, en het was alsof er gaten in haar heupgewrichten waren
geboord.
Mary K.
: Wat zijn dat Jezus?
Jezus
: Kind, toen zij op aarde was, had zij kanker en veel pijn. Zij werd geopereerd
om haar leven te redden. Zij lag vele jaren ziek, een bittere oude vrouw. Velen
van Mijn mensen kwamen om voor haar te bidden en haar vertellen dat Ik haar kon
genezen. Zij zei: "God deed me dit aan" en zij wilde zich niet
bekeren en het Evangelie geloven. Eens kende zij Mij, maar door de tijd heen
begon zij Mij te haten. Zij zei dat ze God niet nodig had en niet wilde dat ik haar
genas. Toch pleitte Ik bij haar, want Ik wilde haar nog altijd helpen, Ik wilde
haar genezen en zegenen. Zij keerde Mij de rug toe en vervloekte Mij. Zij zei
dat ze Mij niet wilde. Mijn Geest bleef pleiten bij haar. Zelfs nadat ze Mij de
rug had toegekeerd, probeerde Ik haar tot Mij te trekken door Mijn Geest, maar
ze wilde niet luisteren. Tenslotte stierf zij en kwam hier.
Vrouw (onder
diepe snikken) : Heer Jezus, vergeef mij nu, alstublieft. Het spijt mij dat ik
geen berouw had toen ik op aarde was. Had ik me maar bekeerd voordat het te
laat was! Heer, help me hieruit. Ik zal U dienen, ik zal goed zijn. Heb ik nog
niet genoeg geleden ? Waarom wachtte ik tot het te laat was? O, waarom heb ik
gewacht totdat Uw Geest ophield met het worstelen om mijn ziel ?
Jezus
: U kreeg kans na kans om u te bekeren en Mij te dienen.
Droefheid was op Jezus gelaat, toen wij doorliepen. Terwijl ik de oude
vrouw hoorde roepen, vroeg ik: Heer, wat komt er nu? Overal om mij heen voelde
ik vrees. Overal was er kommer, kreten van pijn en een sfeer vervuld van de
dood. Jezus en ik gingen met droefheid en medelijden naar de volgende put.
Slechts door Zijn kracht kon ik verder gaan. Ik nog steeds op geruime afstand de
kreten van berouw horen en het pleiten om vergiffenis van de oude vrouw. Was er
maar iets wat ik kon doen om haar te helpen, dacht ik. Zondaar, wacht alstublieft niet totdat Gods Geest ophoudt met u te
worstelen om uw ziel. In de volgende put zat een vrouw op haar knieën, alsof
zij iets aan het zoeken was. Haar skeletvorm was vol gaten. Haar beenderen
waren duidelijk te zien en haar verscheurde jurk was aan het branden. Haar
hoofd was kaal en er waren slechts gaten waar haar ogen en neus vroeger stonden.
Een klein vuur brandde om haar voeten heen, terwijl zij knielde, en zij klauwde
zich vast aan de kanten van de zwavelput. Het vuur hing aan haar handen, en
dood vlees bleef van haar afvallen terwijl zij haar nagels ingroef.
Vrouw
(onder geweldige snikken die haar deden schudden) : O Heer, o Heer, Ik wil
eruit.
Terwijl wij toekeken had zij zich eindelijk naar de opening van de put
geklauwd met haar handen en voeten. Ik dacht dat zij eruit zou gaan toen een
grote demon met grote vleugels die bovenaan gebroken leken, en langs zijn
zijden hingen, naar haar toe kwam rennen. Zijn kleur was bruinachtig-zwart, en
hij had haar over heel zijn grote vorm. Zijn ogen waren heel diep in zijn hoofd
gezet, en hij was zo ongeveer de grootte van een grote grijze beer. De demon
rende naar de vrouw en duwde haar heel hard achterover de put en het vuur in.
Ik keek toe in afgrijzen toen zij viel. Ik had zon medelijden met haar. Ik
wilde haar in mijn armen nemen en vasthouden, en God vragen haar te genezen en
hiervandaan te halen.
Jezus (mijn
gedachten lezend) : Mijn kind, het oordeel is vastgesteld. God heeft gesproken.
Reeds toen zij een kind was riep Ik haar telkens weer om zich te bekeren en Mij
te dienen. Toen zij zestien jaar was, kwam Ik naar haar toe en zei: "Ik
heb je lief. Geef je leven aan Mij en kom, volg Mij, want Ik heb je geroepen
voor een speciaal doel". Haar hele leven riep Ik haar, maar zij wilde niet
luisteren. Zij zei: Eens op een dag zal ik U dienen. Ik heb nu geen tijd voor
U. Geen tijd, geen tijd, ik wil mijn leven van plezier. Geen tijd, geen tijd om
U te dienen, Jezus. Morgen zal ik het doen. Maar morgen is nooit gekomen,
want zij heeft te lang gewacht.
Vrouw
(huilend): Mijn ziel wordt werkelijk gefolterd. Er is geen mogelijk om hier uit
te komen. Ik weet dat ik de wereld wilde in plaats van U, Heer. Ik wilde rijkdom,
roem en geluk, en ik kreeg het. Ik was mijn eigen baas. Ik was de knapste,
meest goedgeklede vrouw van mijn tijd. En ik was rijk, had roem en voorspoed,
maar ik ontdekte dat ik die dingen niet met me mee kon nemen in de dood. O
Heer, de hel is verschrikkelijk. Ik heb dag noch nacht rust. Ik heb altijd pijn
en martelingen. Help mij Heer. (verlangend naar Jezus kijkend) Mijn lieve Heer,
had ik maar naar U geluisterd ! Ik zal voor altijd berouw hebben dat ik het
niet deed. Ik was zo van plan U eens te zullen dienen - wanneer ik er klaar
voor was. Ik dacht dat U er altijd voor mij zou zijn. Maar wat heb ik mij
vergist ! Ik was één van de meest gezochte vrouwen van mijn tijd, door mijn
schoonheid. Ik wist dat God mij tot bekering riep. Heel mijn leven trok Hij mij
met koorden van liefde, en ik dacht dat ik God kon gebruiken, zoals ik ieder
ander gebruikte. Hij zou er altijd wel zijn. O ja, ik gebruikte God ! Hij
probeerde zo hard om mij zover te krijgen dat Ik Hem ging dienen, terwijl ik al
die tijd dacht dat Ik Hem niet nodig had. Wat een vergissing ! Want $atan begon
mij te gebruiken en ik begon meer en meer $atan te dienen. Tenslotte had ik hem
meer lief dan God. Ik hield ervan te zondigen en wilde me niet tot God keren. $atan
gebruikte mijn schoonheid en mijn geld, en al mijn gedachten draaiden om
hoeveel macht hij mij zou geven. Zelfs toen bleef God mij roepen. Maar ik
dacht: ik heb morgen of overmorgen. Toen, op een dag, terwijl ik in een auto
zat, reed mijn chauffeur op een huis in en ik werd gedood. Heer alstublieft,
laat mij eruit.
Terwijl zij sprak strekte zij haar knokige handen en armen uit naar
Jezus terwijl zij brandde in de vlammen.
Jezus
: Het oordeel is vastgesteld.
Tranen liepen langs Zijn wangen toen wij naar de volgende put gingen. Ik
weende vanbinnen over de verschrikkingen van de hel.
Mary K. :
Lieve Heer, de folteringen zijn zo echt. Als een ziel hier binnenkomt, is er
geen hoop meer, geen leven, geen liefde. De Hel is te werkelijk.
Geen uitkomst, dacht ik. Zij moet voor altijd in deze vlammen branden.
Jezus
: We hebben niet veel tijd meer. We zullen morgen teruggaan.
Als u in zonde leeft, bekeer
u, alstublieft. Als u God uw rug hebt toegekeerd, heb berouw
en keer nu terug tot Hem. Leef een goed leven, en verdedig de waarheid. Word
wakker, voor het te laat is, en dan kunt u voor eeuwig samen met de Heer in de
hemel zijn.
Jezus
: De hel heeft een lichaam. (zoals een menselijke vorm) Het lichaam ligt op
zijn rug in het centrum van de aarde. De hel is dus gevormd als een menselijk
lichaam - buitengewoon groot en uitgestrekt, met vele folterkamers.
Denk eraan dat je de mensen op aarde vertelt dat de hel werkelijk bestaat. Er
zijn miljoenen verloren zielen in de hel en iedere dag komen er nieuwe zielen
bij. Op de grote oordeelsdag zullen de dood en de hel in de poel van vuur
geworpen worden; dat zal de tweede dood zijn.
3a. Het rechterbeen van de hel Ik was niet in staat om te slapen of te eten sinds ik
de nacht ervoor in de hel was geweest. Elke nacht in de hel beleefde ik de
volgende dag opnieuw. Wanneer ik mijn ogen sloot kon ik niets zien dan de hel.
Mijn oren konden het gegil van de verdoemden niet buitensluiten. Alsof ik een
televisieprogramma zag, beleefde ik steeds weer al de dingen waarvan ik in de
hel getuige was geweest. Elke nacht was ik in de hel, en elke dag worstelde ik
om precies de juiste woorden te vinden waarmee ik de wereld over deze
afschrikwekkende plaats kon vertellen.
Jezus
: Vannacht gaan wij het rechterbeen van de hel binnen, Mijn kind. Wees niet
bang, want Ik heb je lief en Ik ben met je.
Het gelaat van de Heer was smartelijk, en Zijn ogen waren vol grote
tederheid en diepe liefde. Niettegenstaande dat degenen die in de hel waren
voor altijd waren verloren, wist ik dat Hij ze nog altijd liefhad en lief zou
hebben tot in alle eeuwigheid.
Jezus
: Mijn kind, God, onze Vader, gaf elk van ons een wil opdat wij konden kiezen
wie wij wilden dienen, Hem of $atan. Weet je, God maakte de hel niet voor Zijn
volk. $atan bedriegt velen zodat ze hem volgen, maar de hel was gemaakt voor $atan
en zijn engelen. Het is niet Mijn noch Mijn Vaders verlangen dat iemand
verloren gaat.
Tranen van bewogenheid en medelijden liepen langs Jezus wangen.
Jezus :
Onthou Mijn woorden in de komende dagen als Ik je de hel laat zien: Ik heb
alle macht in hemel en op aarde. Er zullen tijden komen dat je denkt dat Ik je
verlaten heb, maar dat is niet zo. Ook zullen we soms gezien worden door de
boze machten en de verloren zielen, terwijl we op andere tijden niet gezien
worden. Wees gerust en vrees niet om Mij te volgen, ongeacht waar we heen gaan.
Wij vervolgden samen onze weg. Ik ging al schreiende vlak achter Hem
aan. Ik had reeds dagenlang gehuild en kon de tegenwoordigheid van de hel die
mij altijd voor ogen was niet afschudden. Ik huilde het meest vanbinnen. Mijn
geest was erg bedroefd. Wij kwamen aan bij het rechterbeen van de hel. Ik zag dat
wij op een voetpad stapten dat droog en verpulverd was. Gegil vulde de vuile
lucht en de stank van de dood was overal. De geur was soms zo weerzinwekkend
dat ik er misselijk van werd. Er was overal duisternis, het enige licht dat er
was kwam uit Jezus, en dan waren er nog de zwavelputten, die verstrooid lagen
over het landschap tot waar ik kon zien. Opeens gingen allerlei soorten demonen
ons voorbij. Duiveltjes gromden tegen ons als zij voorbij gingen. Demonische
geesten in alle maten en vormen praatten met elkaar. Voor ons uit ging een
grote demon die bevelen gaf aan kleine demonen. Wij stonden stil om te
luisteren.
Jezus
: Er is ook een onzichtbaar leger van kwade machten die wij hier niet zien -
demonen zoals boze ziektemachten.
Grote demon
(tegen de kleinere duivels en duiveltjes) : Ga ! Doe veel slechte daden.
Verdeel huisgezinnen en vernietig families. Verleid zwakke christenen en geef verkeerde
aanwijzingen en misleid zovelen als je kan. Jullie ontvangen je loon, wanneer
je terugkomt. Denk eraan dat jullie voorzichtig moeten zijn tegenover degenen
die Jezus hebben aangenomen als hun Verlosser. Zij hebben de macht om jullie
uit te werpen. Verspreid jullie nu over de hele aarde. Ik heb daar al heel veel
anderen en heb er nog meer om uit te zenden. Onthou het, wij zijn dienaars van
de prins der duisternis en van de machthebbers in de lucht.
Na die woorden begonnen de boze gedaanten op en uit de hel te vliegen.
Deuren bovenin het rechterbeen van de hel openden en sloten zich heel snel om
hen uit te laten. Sommigen gingen ook omhoog in de trechter waardoor we gekomen
waren en er weer uit. Ik zal proberen te beschrijven hoe deze boze wezens eruit
zagen. Die ene die sprak was erg groot, ongeveer de grootte van een grizzly
beer, bruin van kleur met een hoofd als een vleermuis, en ogen die heel diep in
zijn harig gezicht stonden. Harige armen hingen langs zijn zijden en slagtanden
staken uit het haar op zijn gezicht. Een ander had de grootte van een aap met
heel lange armen en haar over zijn hele lichaam. Zijn gezicht was klein en hij
had een puntige neus. Ik kon nergens ogen bij hem ontdekken. Weer een ander had
een groot hoofd, grote oren en een lange staart; en dan was er één die zo groot
was als een paard en een gladde huid had. De aanblik van deze demonen en boze
geesten, en de vreselijke geur die van hen uitging maakten mij erg misselijk.
Overal waar ik keek waren demonen en duivels. De grootste van deze demonen,
vertelde de Heer mij, kregen hun bevelen regelrecht van $atan. Jezus en ik
liepen verder op het voetpad tot we weer bij een put kwamen. Kreten van pijn,
onvergetelijke, smartelijke geluiden kon men overal horen. Mijn Heer, dacht ik,
wat zal er nu volgen? Wij liepen vlak langs sommigen van de boze wezens, die
ons blijkbaar niet zagen, en wij stopten bij nog een vuur- en zwavelput. In
deze put was een zwaargebouwde man. Ik hoorde hem het Evangelie prediken. Ik
keek vol verbazing naar Jezus, wachtend op Zijn antwoord, want Hij kende altijd
mijn gedachten.
Jezus :
Terwijl hij op aarde was, was hij een prediker van het Evangelie. Er was een
tijd dat hij de waarheid sprak en Mij diende.
Ik vroeg me af wat deze man in de hel deed. Hij was ongeveer 2 meter
lang, en zijn skelet was van een vuile grijsachtige kleur, zoals een grafsteen.
Delen van zijn kleren hingen nog aan hem. Ik vroeg mij af waarom de vlammen
deze gescheurde en voddige kleren niet verbrand hadden. Brandend vlees hing aan
hem, en zijn schedel scheen in vlammen te zijn. Een afschuwelijke geur ging van
hem uit. Ik lette op de man en zag dat hij zijn handen spreidde alsof hij een
boek vasthield en hij begon schriftgedeelten te lezen uit dit schijnboek. Weer
herinnerde ik mij wat Jezus had gezegd: Je houdt al je zintuigen in de hel, en
ze werken veel intensiever dan voorheen. De man las tekst na tekst, en ik dacht
dat het goed was. Jezus zei tegen de man met grote liefde in Zijn stem:
Jezus
: Zwijg, wees stil.
Onmiddellijk stopte de man met spreken en langzaam wendde hij zijn hoofd
om naar Jezus te kijken. Ik zag de ziel van de man binnenin zijn skeletachtige
vorm.
Man
: Heer, nu wil ik de waarheid prediken aan alle mensen. Nu, Heer, ben ik gereed
om uit te gaan en anderen over deze plaats te vertellen. Ik weet dat ik terwijl
ik op aarde was, niet in een hel geloofde en ook niet in uw wederkomst. Ik
predikte wat de mensen wilden horen en ik comprommiteerde de waarheid tegenover
de mensen in mijn kerk. Ik weet dat ik van niemand hield die van een ander ras
was, of een andere huidskleur had, en ik was er de oorzaak van dat velen van U
afvielen. Ik maakte mijn eigen regels aangaande de hemel en wat betrof goed en
kwaad. Ik weet dat ik velen op een dwaalweg bracht en dat velen struikelden
over Uw heilig Woord. Ook nam ik geld van de armen. Maar Heer, laat mij
hieruit, en ik zal het goede doen. Ik zal geen geld meer van de kerk nemen. Ik
heb me reeds bekeerd. Ik zal mensen van elk ras en elke kleur liefhebben.
Jezus :
U heeft niet alleen het Heilige Woord van God verdraaid en er een valse
voorstelling van gegeven, maar u loog toen u zei dat u de waarheid niet kende.
De genoegens van het leven waren belangrijker voor u dan de waarheid. Ikzelf
bezocht u en trachtte u te bekeren, maar u wilde niet luisteren. U ging uw eigen
weg en het kwaad was uw meester. U kende de waarheid, maar u wilde geen berouw
tonen of tot Mij terugkeren. Ik was er al die tijd. Ik wachtte op u, Ik wilde
dat u zich zou bekeren, maar u deed het niet. En nu is het oordeel gesteld.
Er was erbarmen te lezen op Jezus gezicht. Ik wist dat als de man acht
had geslagen op het roepen van de Verlosser, hij hier nu niet zou zijn. O mensen, alstublieft, luister naar Jezus !
Jezus
: U had de waarheid moeten spreken, dan had u velen tot gerechtigheid gebracht
met Gods Woord, dat zegt dat alle ongelovigen hun deel zullen hebben in de poel
van vuur en zwavel. U kende de weg van het kruis. U kende de weg der
gerechtigheid. U wist hoe de waarheid tegen te spreken, maar $atan vulde uw
hart met leugens, en u ging de weg van de zonde. U had zich in oprechtheid
moeten bekeren, niet gedeeltelijk. Mijn Woord is de waarheid. Het liegt niet.
En nu is het te laat, te laat.
Bij die woorden schudde de man zijn vuist tegen Jezus en vervloekte Hem.
3b. Het rechterbeen van de hel Bedroefd liepen Jezus en ik door naar de volgende put.
De afvallige prediker was nog altijd boos op Jezus en vervloekte Hem. Toen wij
langs de vuurputten liepen, strekten de verlorenen hun handen uit naar Jezus,
en riepen klagend om genade. Hun knokige handen en armen waren grijszwart van
het branden - er was geen levend vlees of bloed, geen organen, alleen de dood
en doodsheid. Binnenin mij weende ik: O aarde, heb berouw over uw zonden. Als u zich niet bekeert, komt u hier. Stop
met zondigen, voor het te laat is. Wij stonden weer stil bij een put. Ik
had zon medelijden met al die mensen, en voelde zon grote droefheid dat ik
lichamelijk zwak was en bijna niet kon blijven staan. Mijn lichaam schokte van
het snikken.
Mary K.
: Jezus, ik heb zon pijn vanbinnen.
Vanuit de put sprak de stem van een vrouw tegen Jezus. Zij stond
middenin de vlammen, die haar hele lichaam overdekten. Haar gebeente was vol
wormen en dood vlees. Terwijl de vlammen oplaaiden om haar heen, stak zij haar
handen uit naar Jezus.
Vrouw
(huilend) : Laat mij eruit. Ik zal U nu mijn hart geven, Jezus. Ik zal anderen
vertellen over Uw vergiffenis. Ik zal voor U getuigen, Ik smeek U, alstublieft,
laat mij hieruit !
Jezus (tot
Mary K.) : Mijn Woord is de waarheid, en het verkondigt dat allen berouw moeten
tonen, zich van hun zonden moeten bekeren en Mij vragen in hun leven te komen,
als zij willen ontkomen aan deze plaats. Er is vergeving van zonden door Mijn
bloed. Ik ben getrouw en rechtvaardig en zal allen vergeven die tot Mij komen.
Ik zal hen niet afwijzen.
Hij keerde Zich om en keek naar de vrouw.
Jezus
(tot vrouw) : Als u naar Mij had geluisterd, tot Mij was gekomen en u bekeerd
had, had Ik u vergeving geschonken.
Vrouw :
Heer, is er geen manier om hieruit te komen?
Jezus
(zacht sprekend tot de vrouw) : Vrouw, u kreeg vele gelegenheden om u te
bekeren, maar u verhardde uw hart en weigerde u te bekeren. En u kende Mijn
Woord dat zegt dat alle hoereerders hun deel in de poel des vuurs zullen
hebben. (tot Mary K.) : Deze vrouw had zondige affaires met vele mannen, en zij
veroorzaakte vele gebroken huwelijken. Toch, door dit alles heen, had Ik haar
nog lief. Ik kwam tot haar, niet met veroordeling, maar met behoudenis. Ik zond
haar velen van Mijn dienaren, opdat zij zich zou bekeren van haar boze weg,
maar zij wilde niet. Toen zij een jonge vrouw was, riep Ik haar, maar zij bleef
het kwade doen. Zij deed vele verkeerde daden, toch zou Ik haar vergeven
hebben, als zij tot Mij was gekomen. $atan kwam binnen bij haar, en zij werd
bitter en wilde anderen niet vergeven. Zij ging alleen naar de kerk om mannen
te krijgen. Zij vond ze en verleidde ze. Was zij maar tot Mij gekomen dan waren
al haar zonden weggewassen door Mijn bloed. Een deel van haar wilde Mij dienen,
maar men kan niet samen God en $atan dienen. Elk mens moet kiezen wie hij wil
dienen.
Mary K.
(wenend) : Heer, geef mij de kracht om door te gaan.
Ik beefde van mijn hoofd tot mijn voeten door de verschrikkingen van de
hel.
Jezus
(tot Mary K. ) : Vrede zij met u, wees stil.
Mary K.
: Help mij, Heer. $atan wil niet dat wij de waarheid weten over de hel. In mijn
wildste dromen heb ik nooit kunnen denken dat de hel zo zou zijn. Lieve Jezus,
wanneer zal hier een eind aan komen ?
Jezus
: Mijn kind, alleen de Vader weet wanneer het einde zal komen. Vrede, wees stil.
Toen kwam er een grote kracht over mij. Jezus en ik bleven verder gaan
langs de putten. Ik wilde iedere persoon die we voorbij gingen wel uit het vuur
trekken en vlug aan de voeten van Jezus brengen. Vanbinnen treurde ik. Ik dacht
bij mezelf : ik wil niet dat mijn kinderen hier ooit komen.
Jezus
(rustig) : Mijn kind, wij zullen nu naar je huis gaan. Morgennacht keren we
terug naar dit deel van de hel.
Toen ik weer thuis was, weende ik onophoudelijk. Gedurende de dag
herleefde ik de hel en de afgrijselijke toestand van al die mensen daar. Ik
vertelde iedereen die ik ontmoette overdag over de hel. Ik zei hun dat de pijn
van de hel onbeschrijfelijk was. U, die dit boek leest, smeek ik: alstublieft, bekeer u van uw zonden. Roep Jezus aan en vraag Hem u te redden.
Roep Hem vandaag aan. Wacht niet tot
morgen. Er is misschien geen morgen voor u. Er is nog weinig tijd. Val op
uw knieën en word gezuiverd van uw zonden. Wees goed voor elkaar. Terwille van
Jezus, wees vriendelijk en vergevensgezind tegenover elkaar. Als u kwaad bent
op iemand, vergeef hem. Geen enkele ruzie is het waard om voor naar de hel te
gaan. Wees vergevensgezind, zoals Christus ons onze zonden vergeeft. Jezus is
in staat om ons te bewaren als wij een berouwvol hart hebben en zal ons met
Zijn bloed reinigen van alle zonden. Heb uw kinderen lief, en heb uw naaste
lief als uzelf.
4a. Meer putten
De volgende nacht gingen Jezus en ik nogmaals het rechterbeen van de hel
binnen. Net als de vorige keren zag ik Jezus liefde voor de verloren zielen.
En ik voelde Zijn liefde voor mij en voor allen die op aarde waren.
Jezus
: Kind, het is niet de Vaders wil dat iemand verloren gaat. $atan bedriegt
velen, en zij volgen hem. Maar bij God is er vergeving. Hij is een God van
liefde. Als deze verlorenen werkelijk tot de Vader waren gekomen en berouw
hadden getoond, dan zou Hij ze vergeven hebben.
Grote tederheid kwam over Jezus gelaat terwijl Hij sprak. Terug liepen
wij tussen de vlammende putten en langs mensen die martelingen ondergingen.
Mijn God, mijn God, zon verschrikkingen! dacht ik. Wij bleven maar doorlopen
en kwamen langs heel veel zielen die brandden. Overal langs het voetpad
strekten brandende handen zich uit naar Jezus. Het waren alleen botten die
vlees hadden moeten zijn - een grijsachtige massa met brandend en ontbindend
vlees dat in flarden neerhing. Binnenin elke skeletvorm was een vuilgrijze
nevelige ziel, voor altijd gevangen binnenin een uitgedroogd geraamte. Ik kon
aan hun gehuil horen dat zij het vuur, de wormen, de pijn en de hopeloosheid van
hun toestand voelden. En hun geklaag vulde mijn ziel met een danige pijn, dat
ik het niet kan beschrijven. Hadden ze maar geluisterd, dacht ik, dan zouden ze
hier niet zijn. Ik wist dat de verlorenen in de hel al hun zintuigen hadden.
Zij herinnerden zich alles wat hun ooit was verteld. Zij wisten dat zij niet
aan de vlammen konden ontkomen en dat zij voor altijd verloren waren. Maar
niettegenstaande hun gebrek aan hoop, riepen ze toch tot Jezus om genade. Wij
stopten bij de volgende put. Die was precies zoals al die andere putten.
Daarbinnen was de vorm van een vrouw. Ik wist het pas toen ik haar stem hoorde.
Zij schreeuwde het uit en vroeg Jezus om bevrijding van de vlammen. Jezus keek
met liefde naar de vrouw.
Jezus
: Terwijl u op aarde was, riep Ik u om tot Mij te komen. Ik pleitte bij u om
alles met Mij in orde te maken voordat het te laat was. Ik bezocht u vele malen
midden in de nacht om u te vertellen over Mijn liefde. Ik probeerde u over te
halen en trok u tot Mij door Mijn Geest. Ja Heer, zei u: Ik zal U volgen.
Met uw lippen zei u dat u Mij liefhad, maar uw hart meende het niet. Ik wist
waar uw hart was. Dikwijls zond Ik Mijn boodschappers naar u toe om u te
vertellen dat u zich moest bekeren, en tot Mij komen, maar u wilde niet naar
Mij luisteren. Ik wilde u gebruiken om anderen te bedienen, en helpen Mij te
vinden, maar u wilde niet naar Mij luisteren en tot berouw van uw zonden komen.
Vrouw
: U weet nog, Heer, dat ik naar de kerk ging en een goede vrouw was. Ik was lid
van Uw kerk. Ik wist dat Uw oproep, mijn leven was. Ik wist dat ik die roeping kost
wat kost moest volgen, en dat deed ik.
Jezus
: Vrouw, u bent nog altijd vol leugens en zonde. Ik riep u, maar u wilde niet
naar Mij luisteren ! Het is waar, u was lid van een kerk, maar dat brengt u
niet in de hemel. U had veel zonden, en u bekeerde zich niet. U was de schuld
dat anderen struikelden bij het horen van Mijn Woord. U wilde anderen niet
vergeven, wanneer zij u pijn deden. U deed alsof u Mij liefhad en Mij diende
wanneer u bij christenen was, maar u loog, bedroog en stal wanneer er geen
christenen in uw omgeving waren. U luisterde naar misleidende geesten en genoot
van uw dubbel leven. U kende de rechte smalle weg. Bovendien sprak u met twee tongen.
U sprak kwaad over uw broeders en zusters in Christus. U veroordeelde hen en
dacht dat u heiliger was dan zij, terwijl er bij uzelf grote zonde in uw hart
was. Ik weet dat U niet naar Mijn liefdevolle Geest van barmhartigheid wilde luisteren.
U oordeelde naar de buitenkant van een persoon, zonder rekening te houden met
het feit dat velen kinderen in het geloof waren. U was erg hard. U zei dat u
Mij liefhad, maar uw hart was ver van Mij. U kende de wegen van de Heer. U
speelde met God, maar God weet alle dingen. Als u God oprecht had gediend, zou
u hier vandaag niet zijn. U kunt niet $atan en God tesamen dienen.
Jezus (tot
Mary K.) : In de laatste dagen zullen er velen afvallen van het geloof, doordat
zij dwaalgeesten volgen en de zonde dienen. Ga weg uit hun midden, en breek met
hen. Volg niet dezelfde weg als zij.
Toen wij weggingen, begon de vrouw Jezus te verwensen en te vervloeken.
Zij gilde en huilde van woede. Wij wandelden door. Ik voelde me zo zwak in mijn
lichaam. In de volgende put was er ook de vorm van een geraamte. Ik rook de
geur van de dood zelfs voordat wij er aankwamen. Dit skelet zag er net uit zoals
de anderen. Ik vroeg mij af wat deze ziel gedaan had. Of ze verloren, zonder
hoop en zonder toekomst was. Hel is voor eeuwig. Als ik het huilen van de
gefolterde zielen hoorde, huilde ik ook. Ik luisterde, toen een vrouw vanuit de
vlammen van de put tot Jezus sprak. Zij haalde het Woord van God aan.
Mary K.
: Lieve Heer, wat doet zij hier ?Jezus : Luister.
Vrouw
: Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door
Hem. Jezus is het Licht van de wereld. Kom tot Jezus, en Hij zal u redden.
Terwijl zij sprak luisterden vele verloren zielen om haar heen. Sommigen
vervloekten haar. Sommigen zeiden haar ermee te stoppen. Nog weer anderen
zeiden: Is er werkelijk nog hoop?, of Help ons, Jezus. Smartelijk geschreeuw
vulde de lucht. Ik begreep niet wat er gebeurde. Ik wist niet waarom de vrouw
het Evangelie hier predikte. De Heer kende mijn gedachten.
Hij heeft
ons aangekeken. De een na de ander. Telkens bleven zijn ogen even hangen op elk
van onze gezichten. En zoals wij iedere trek rond zijn mond, elke rimpel om
zijn ogen kenden, zo kende Hij die van ons. We kennen elkaar al zo lang. Maar
Hij keek verder. Dieper dan de oppervlakte reikte zijn blik en elk van ons was
alleen met zijn gedachten. Wat denkt Hij ? Hoe zou Hij mij noemen ? Dwaas, verrader,
lafaard, zwakkeling, mislukkeling? En toen Hij de ronde met zijn blik had
gedaan, ontkende Hij de namen die wij onszelf in zijn ogen gegeven hadden niet.
Maar voluit, royaal gemeend zei Hij : Ik hou van je !.
En nu ik me
dit herinner, zou ik het een avond lang, een leven lang willen herhalen :
God zat in zijn kantoor en kijkt naar zijn uurwerk.
God : 'O nee, Daniël zit in de leeuwenkuil en ik heb hem nog niet geholpen. Dit wordt een verrijzenis !'
Hij kijkt vlug op zijn computer en zet zijn scherm scherper. Tot zijn verbazing zit hij de profeet Daniël zitten tussen een 15-tal welpen. Hij zit ermee te spelen, trekt eens aan hun staart, aait ze, laat er op zijn schoot zitten. God valt bijna om van verbazing.
God : 'Daniël, hoe zit het daar ter plaatse ? Moet ik uitrukken ?'
Daniël : 'Dag God, alles OK hier ! Ik heb het op een akkoordje gegooid en ik ben nu babysit.'
God : 'Waar zijn de leeuwen en de leeuwinnen naartoe ?'
Daniël : 'De leeuwinnen zitten op de conferentie 'De opvoeding van de welpen van tegenwoordig' en de leeuwen zijn ribbetjes gaan eten'. Ik heb alles onder controle. Bedankt !
We volgen
een man op reis. Preciezer : op het laatste gedeelte van zijn reis. Het diepte-
en tegelijk hoogtepunt van zijn levensverhaal. Het is een man die het kwaad de
wereld uit wil helpen. Een einde wil maken aan het eeuwige lijden van de mens. Een
man met een verhaal over een koninkrijk dat komt. Met andere begrippen en
nieuwe gebruiken: de laatste wordt de eerste, de heerser een dienaar en de
onderdrukte een vrij mens. Woorden als vuur en ze worden niet begrepen.
Natuurlijk niet. Hij maakt vijanden bij de vleet. Hij spreekt zich zijn eigen
ondergang tegemoet. En zijn vrienden staan erbij en kijken ernaar.
Het laatste
stuk van zijn reis voert hem naar Jerusalem. De wolken pakken zich samen boven
de stad en boven zijn hoofd. Vernedering, lijden, dood. Een verhaal dat lijkt
te eindigen in een zwart gat van wanhoop en mislukking. Lijkt...
En wij ?
Wij gaan met hem mee. Op een afstandje. Omdat we er maar zo weinig van
begrijpen. Wat zoekt hij hier, in de stad van zijn dromen ? En wat zoeken wij
eigenlijk in zijn spoor ? Welk toneelstuk wordt hier opgevoerd ? Als hij er
niet zo ernstig bij had gekeken, hadden we hem tenminste nog uit kunnen lachen,
hem voor gek of tenminste zonderling kunnen houden. Maar het licht dat in zijn
ogen brandt, weerhoudt ons ervan.
We proberen
in woorden en verhalen zijn gezicht te zien. Zijn stem te horen in de stilte
van een kerk en op de bodem van ons hart. Tot we zijn tranen zien, tot zijn
lachen ons verwarmt, tot zijn ontroering de haren op onze armen overeind zet. Tot
zijn lijden onze pijn wordt en zijn verrijzenis onze inspiratie om te leven. Het
is een verhaal dat zich iedere keer opnieuw voltrekt in ons eigen hart en
hoofd.
We vinden
woorden en gebaren, gebruiken en gebeden die de kerk van alle eeuwen heeft
gebruikt om dat verhaal te vertellen. Kleuren en geuren, stilte en opwinding,
licht en donker, een week lang.
Het zijn
Grote Woorden die gebruikt worden : Liefde, Lijden, Vernedering, Troost, Dood,
Verrijzenis. Woorden waarvan we niet verwachten dat we de diepte ervan
voldoende in kaart kunnen brengen. Maar zonder die woorden gaat het ook niet.
Palmzondag
:
Langs de
kant van de weg gestaan.
En uit onze
schoenen kroop de hoop omhoog
op eindelijk.
Nu.
Iemand die
wist
en verstond
wat we hoopten.
Een man
met het
gezicht van God.
Een man op
een ezel.
Een koning
! We roepen
en lachen
erbij.
Een theater
van vrolijkheid.
Carnaval in
de stad.
Een man op
een ezel
met voeten
die bijna over de grond slepen.
Een koning.
Jawel.
En met de
takken van de bomen
zijn we
schaterlachend over de straat gerold.
Hebben onze
buik moeten vasthouden van het lachen.
Zoveel
lachen doet pijn.
Hosanna !
Koning op
een ezel.
In de vrolijkheid van het moment
neemt Hij de lofzang aan.
Voor even geen tweede gedachten
aan naderend onheil
Een wolk van angst.
Kom op,
stenen van de straat,
tegels van
het perron,
doe mee,
schreeuw mee :
hier is de
koning !
Halte :
Maar na
zoveel lachen,
treedt onherroepelijk
een wat
droeve stilte in.
Uitgelachen.
Zoute
sporen op de wangen.
En wat nu ?
De takken
vallen uit onze handen.
We rapen
onze bestofte kleren op
en trekken
ze besmuikt weer aan.
Kijken om
ons heen.
Wat nu ?
In
godsnaam, waar moeten we heen ?
Hij staart
over onze hoofden in de verte,
de glimlach
nog om zijn lippen,
maar de
tranen komen niet meer van het lachen.
Wij kijken
naar wat hij ziet,
zien de
stad door zijn ogen,
lezen het
verdriet in de straten,
de dood in
de stegen,
de wanhoop
uit de ramen.
Einde
van palmzondag :
Het is
feest vandaag
en ook weer
niet.
Tranen van
het lachen,
onbedorven vrolijkheid
en vol plezier
veranderen tot
tranen
van verdriet
over een
inktzwarte dood.
Heen en
weer geslingerd
tussen hoop
Hosanna Hij komt
en vrees
Hij zal toch niet
Jawel. Hij
zal wel.
Halte :
Even nog de
hoop
dat hij van
gedachten
veranderen zal
:
goed dan, Ik
jullie koning
en jullie
doen wat Ik zeg.
Maar nee.
Hij staat
te dralen, slentert weg.
Zonder spoor
van macht,
zonder een
spoor.
Droeve
koning van twaalf clowns.
Een
operetteleger met plastic zwaarden.
Leeg ei,
lege dop.
Hij heeft
ons te kijk gezet en
Hij zal het
weten ook.
Halte :
Hij praat
en wint het
debat.
Hij slaat
en de
profiteurs struikelen weg.
Hij vlamt
en de
argumenten verdampen.
Hij vraagt
en ze
hebben geen antwoord.
Die man
preekt zich nog
Zijn eigen
ondergang.
Zijn
wijsheid ontsluit
de kelders
van de dwaasheid.
Zijn wijzen
op leven
wekt de
dood.
Zijn
woorden van liefde
roepen de
haat.
Hij wint de
discussie,
maar
verliest het krediet.
- Je kunt
ook teveel gelijk hebben -
Hij wint
Zich zijn eigen dood.
Dat
gedram ook altijd
Veel
vrienden had ie niet meer. De groep was uitgedund door zijn striemende stem,
zijn genadeloze analyse van onze lafheid. Ja ja, we wisten het nu wel.
We
verlangden naar de dag dat hij eens gewoon zou gaan doen, net als wij. Met de
gewone droefheid over plannen waarvan je toch wel wist dat ze zouden mislukken;
met gewone idealen die toch nooit werkelijkheid zouden worden. Omdat je weet
dat de werkelijkheid van elke dag toch harder is dan de waarheid.
Dat geen
maat weten. Die totale wereldvreemdheid als het gaat om wat je wel en niet kan
bereiken. Wat ons eerst in stille aanbidding had laten hopen, leven, ademen en
bewegen, begint nu mateloos te irriteren. Ja, nu weten we het wel. Genoeg !
We
schaamden ons ervoor. Geen van ons had de moed om het te zeggen, maar het was
er. Judas was de enige die durfde : Breng die man tot redelijkheid. Laat hem
zien dat je er zo niet komt. Waar je ook wilt komen, zo kom je er niet.
Als de zoenen water waren, zou ik je de zee geven. Als de knuffels bladeren waren, zou ik je een boom geven. Als het leven een planeet was, zou ik je het heelal geven. Als de vriendschap het leven was, zou ik je het mijne geven.
Een man en vrouw leefden op hun manier gelukkig samen. De man werkte van
s ochtends vroeg tot s avonds laat en als hij thuiskwam had de vrouw zijn
eten klaar, ze bediende hem terwijl hij zijnmaaltijd at en na de maaltijd bracht ze hem zijn krantje zodat hij
rustig bij kon komen van de dag.
Op een dag wilde de man juist aan zijn maaltijd beginnen toen er op de
deur werd geklopt. De vrouw deed open en daar stond een bedelaar : Geef mij
alstublieft wat eten. Ik heb al twee dagen geen voedsel gehad, ik kan niet
meer.
De man die vanuit de kamer het hele gesprek kon volgen stond woedend op,
rende de gang door en smeet de deur voor de neus van de bedelaar dicht.
De bedelaar wist niet hoe snel hij weg moest komen en hij troostte
zichzelf met de volgende woorden : God is groot. Deze smaad zou mij niet zijn aangedaan,
als mijn zonden niet groot waren. Maar ik heb hoop, alles zal zich tot het
goede keren.
De man die de bedelaar had weggestuurd voelde zich nergens schuldig over
en hij ging smakelijk verder met zijn maaltijd.
Vanaf die dag veranderde echter zijn leven. Zijn zaken die tot nu toe
erg goed gegaan waren, liepen slecht. Het werd zelfs zo erg dat hij alles moest
verkopen wat hij had om zijn hoofd boven water te houden. Uiteindelijk had hij
zoveel schulden gemaakt dat hij nog maar één uitweg zag. Hij riep de vrouw bij
zich en zei haar : Er zit niets anders op dan dat wij gaan scheiden. Ik kan
niet meer aan mijn verplichtingen voldoen en ik zal verder als bedelaar door
het leven gaan.
De vrouw keerde terug naar haar ouderlijk huis en na enkele maanden
ontmoette zij een nieuwe man. Al spoedig trouwden ze en haar leven zette zich
op dezelfde weg voort als met haar andere man. Ze bereidde de maaltijd,
bediende haar echtgenoot en verwende hem.
Op een dag zat haar nieuwe man aan de maaltijd toen er aan de deur werd
geklopt. De vrouw deed open en er stond een bedelaar voor de deur die om eten
vroeg. Haar man hoorde het en hij sprong op tafel, greep de kip die hij zojuist
op wilde gaan eten en gaf deze aan de bedelaar.
Toen hij de deur weer dicht had gedaan, barstte de vrouw in snikken uit.
Haar man vroeg wat er aan de hand was en stamelend begon ze haar verhaal : Vroeger
leidde ik met mijn vorige man hetzelfde leven als wij nu samen hebben, maar op
een dag heeft hij een bedelaar eten geweigerd. Vanaf die tijd ging het
bergafwaarts met hem en op een gegeven moment heeft hij zelfs een scheiding aangevraagd
omdat hij niet meer voor mij kon zorgen. De bedelaar, die zojuist aan de deur
stond, was mijn vorige man.
De man keek haar vol genegenheid aan en antwoordde : Ik ben de bedelaar
die je man destijds weggestuurd heeft. En ziehier, ik heb zijn plaats
ingenomen. We mogen nooit vergeten dat God de trotsen vernedert en de nederigen
verheft.
Korte nabeschouwing over Gloria Polo + foto die in krant stond
Foto uit de krant : U ziet hier Gloria Polo liggend op de brancard.
Er zijn verschillende groepen van studenten. De ene groep studeert
vlijtig om goede punten te behalen, de andere groep studeert juist genoeg om
met de hakken over de sloot geslaagd te zijn. Dit is juist hetzelfde als mensen
die de getuigenis lezen. De ene zal zijn levensweg bijschaven en de goede raad
volgen om niet dezelfde fouten te maken. De andere groep zal denken : oh, ik
ben dan toch zo slecht niet. Ik regel geen abortussen of ik geef geen kritiek
om anderen te kelderen.
Maar onthou goed, dat het je hele leven betreft met daden en met
gedachten ! Als je denkt het niet zo slecht te doen, dan heb je waarschijnlijk
last van trots. Als het Boek des Levens wordt boven gehaald dan kan het zijn
dat je met afgrijzen de vele fouten zult zien die je hebt gemaakt. En de
afgrond is niet ver weg. Belangrijk is een GOEDE zelfkennis en nederigheid ! En
vooral dat je de biecht juist gebruikt hebt als middel tot bekering en aflossen
van schuld en zonden ! En helemaal je leven in handen van God te geven, Hij
houdt zielsveel van jou ! Dat je op het eind van je leven en bij God aangekomen
niet moet zeggen : Help me, red me... en God niet moet antwoorden : Ik ken u
niet.
Er was eens een man die altijd zandlopers bij zich had om op elke plaats waar hij bleef zo'n zandloper zette. Zo kon hij altijd de tijdsduur in het oog houden. Toen hij stierf had zijn familie een zandloper bij hem in de kist gelegd. Toen hij in de hemel bij God was had hij zijn zandloper bij zich.
God sprak : "Wel mijn beste, je hebt je zandloper meegebracht."
De man antwoordde : "O ja, we zijn onafscheidelijk. Kijk eens wat een mooi exemplaar !"
De man gaf de zandloper aan God. God glimlachte en nam de zandloper in Zijn hand. Toen liet Hij hem vallen.
De man reageerde onthutst : "U hebt mijn zandloper laten vallen."
Maar God zei niets en glimlachte alleen maar. God nam het zand in Zijn hand en legde de brokstukken apart. Hij nam de hand van de man vast. Samen gingen ze naar een grote plas water. Je kon de overzijde niet zien. Ze stonden op het strand en God liet de zandkorrels uit Zijn hand glippen in de oneindige massa zandkorrels van het strand.
God sprak : "Je ziet, mijn beste, dat is hier de gebruikelijke tijdsmaat."
Een jongeman had een droom. Hij ging een winkel binnen. Achter de toonbank zag hij een engel.
Haastig vroeg hij hem : "Wat verkoopt U, mijnheer ?"
En de engel antwoordde vriendelijk : "Alles wat u maar wilt."
De jonge man zei : "Dan zou ik graag hebben dat er nergens in de hele wereld meer oorlog is, ook meer bereidwilligheid om met elkaar te overleggen, aandacht voor de kleinen en zwakkeren, een hartelijke kerkgemeenschap, meer tijd voor de ouders om met hun kinderen te spelen en..."
De engel onderbrak hem en zei : "Verontschuldig me, mijn beste, U hebt me verkeerd begrepen. We verkopen hier geen vruchten. We verkopen hier alleen de zaadjes."
Dezelfde
kramers en andere mensen in Jerusalem, waartegen Eremenzear en Silas gezegd
hadden de hindernissen weg te ruimen voor de Heer zijn intocht, waren
enthusiast bezig de weg te versieren. Zij hadden enige stenen van de weg
opgebroken en bomen geplant, hun takken bovenaan tesamen genomen en allerlei
gele vruchten aangehangen. De leerlingen die al vroeg in de morgen naar
Jerusalem gegaan waren, samen met de vrienden van Jezus, die waren verwittigd,
en nog ontelbare vreemdelingen en Joden waren present. Er waren veel reizigers
op weg naar Jerusalem voor het aanstaande feest. Bovendien waren er ook zeer
veel Joden die de laatste leerrede van Jezus gehoord hadden in de hof. Zij
stroomden toe naar het gedeelte van de stad waar Jezus langs ging komen : de
wijk Ofel tussen de oostelijke tempelpleinmuur en de stadsmuur. In Jerusalem
waren ook vele mensen uit verre gewesten, die zelfs in hun ver vaderland het
wonder van Lazarus opwekking vernomen hadden en nu de wonderdoener wensten te
zien. Omdat het bericht zich verspreidde dat Jezus in aantocht was, trokken zij
Hem al tegemoet.
De
apostelen en leerlingen rondom Jezus zongen vreugdezangen en jubelden het uit. En
uit de stad kwam het volk Hem in drommen tegemoet. Maar nu traden ook
verscheidene oude priesters in hun ambtsornaat naar voren, belemmerden de weg
en hielden de apostelen tegen. Deze waren ontdaan en durfden niet antwoorden.
Maar de priesters riepen Jezus ter verantwoording en vroegen of Hij geen orde
onder zijn aanhangers kon handhaven, en zo ja, waarom Hij dan dat lawaai en
gewoel niet verbood. Maar Jezus antwoordde hun dat, indien zijn aanhangers
zwegen, de stenen op de weg zouden beginnen roepen. Daarop gingen de priesters weg.
Ondertussen
hielden de opperpriesters een raad en lieten alle mannen en verwanten van de
vrouwen en kinderen, die Jezus uit Jerusalem tegemoet getrokken waren, tot zich
roepen. Zij hielden hen opgesloten in het binnenhof van het rechtshuis en
zonden spionnen uit om na te gaan hoe de zaken verliepen.
Nu braken
de mensen de takken (palmen) af en strooiden die op de weg, trokken hun
bovenklederen uit en spreidden ze erover uit en hieven blij geroep en
vreugdegezang aan.
De kinderen
waren met geweld uit alle scholen gerend en juichten met de menigte.
Veronica
had twee kinderen bij zich. Zij spreidde haar sluier op de weg open. Zij en
andere vrouwen voegden zich bij de Heilige Vrouwen die de processie sloten.
De weg was zo
dicht bestrooid met takken, klederen en tapijten, dat de tocht langzaam
vorderde. Ze moest onder vele zegebogen door, die men boven de weg tussen de
muren had opgericht. Ze ging door de stadswijk Ofel, naar de Gulden Poort,
onder de steunmuren van het tempelplein door en kwam men op het Tempelplein
zelf.
Jezus en
ook de apostelen weenden, toen Hij zei dat velen, die nu zo juichten, Hem
binnenkort zouden bespotten en dat zelfs één van hen Hem zou verraden. Hij
aanschouwde ook de stad onder tranen, ondat ze, zoals Hij zei, weldra verwoest
zou worden. Als Jezus door de poort trok, vermeerde het gejuich nog en zij
brachten op zijn weg vele zieken met ziektes van allerlei aard. Er waren er die
tot Hem geleid werden of ondersteund, en anderen gedragen. Jezus hield
voordurend halt, kwam van zijn rijdier en genas hen allen zonder onderscheid of
uitzondering. Ook waren daar vele vijanden van Jezus, die met de menigte
schreeuwden en tierden om het rumoer nog te vermeerderen (en Hem achteraf
wellicht als een rustverstoorder aan te klagen).
Nabij de
tempel was de weg nog fraaier versierd. Aan beide zijden waren aftuiningen
gemaakt, en daarachter waren boompjes geplant, en kleine dieren met lange
halzen, bokjes en schapen met krnsen om de hals (offerdieren) sprongen daarin
rond, als in kleine tuintjes. Hier stonden altijd, vooral met het naderen van
het paasfeest, uitgezochte, reine offerdieren te koop. De tocht van de poort
tot aan de tempel duurde wel 3 uur.
Maar de
Joden hadden nu alle huizen en ook de stadspoort laten sluiten, en wanneer
Jezus voor de tempel afgestegen was en de leerlingen de ezelin terug wilden
doen, moesten zij binnen de poort tot tegen de avond wachten. Ook de Heilige
Vrouwen en zeer veel volk, allen die in de tempel waren, moesten de hele dag
zonder eten blijven, want men had heel deze stadswijk doen afsluiten.
s Avonds was
de poort van Jerusalem terug open. De vrouwen keerden naar Betanië terug. Jezus
en zijn apostelen volgden later. Toen de Heer met de apostelen in het park van
Lazarus landgoed kwam was het al donker. Magdalena(= Maria van Magdala, = Maria Magdalena, =
zuster van Marta en Lazarus) kwam op Hem toe met een waterkan en waste Jezus de
voeten en droogde deze af met een doek. Zij had een voorgerecht bereid voor
Jezus en de apostelen. Daarop kwam ze met kostbare reukolie en goot die op
Jezus hoofd. Judas bekeef haar in het voorbijgaan. Maar zij antwoordde dat ze
de Heer niet dankbaar genoeg kon zijn voor de weldaden die Hij aan haar en aan
haar broer Lazarus had bewezen.
Na de
maaltijd begaf Jezus zich naar het huis van Simon de melaatse waar
verschillende leerlingen waren en hield daar nog een korte toespraak. Daarna
ging Hij buiten het dorp naar de herberg van de leerlingen en sprak ook daar
nog enige tijd. Dan keerde Hij terug naar Simon, in wiens huis Hij met de
apostelen sliep.
Jezus zei
tot drie apostelen dat de dag van zijn intocht in Jerusalem op de 15e maart was
vastgesteld. Daarna stuurde Hij iemand naar de andere apostelen die ergens
anders verbleven. (Jezus werd verborgen in het huis van Lazarus in Betanië
omdat de Joodse schriftgeleerden en Farizeeën Hem zochten) Als ze alle
apostelen samen bij Jezus waren gekomen, had Hij een lang onderhoud met hen. Ze
waren door verdriet overvallen. Jezus toonde zich nog vriendelijker tot Judas
en belastte hem met een opdracht. Hij moest leerlingen en volgelingen
bijeenroepen. Dat deed Judas graag, want hij wilde altijd gewichtig zijn.
De volgende
dag (15e) liet Jezus Eremenzear en Silas bij zich komen en beval hen
naar Jerusalem te gaan langs een binnenweg over Betfage. Deze weg liep tussen
tuinen en omheinde landgoederen. Doordat het een soort privaatweg was en door
eigenaars niet altijd open was, hadden zij hadden de taak om alles uit de weg
te ruimen en versperde paden te openen. Bij een herberg in Betfage aangekomen,
zouden zij een ezelin met haar veulen in de wei vinden. Zij moesten de ezelin vastbinden
aan het hek van een tuin en indien iemand hen daar rekenschap van vroeg,
moesten zij antwoorden dat de Heer het zo wilde. Verder moesten ze dan zorgen
dat er geen belemmeringen waren tot aan de tempel en dan terugkeren.
De twee
jongelingen trokken erop uit en openden de tuinen en zorgden dat de weg vrij
was. Ze kwamen bij de grote herberg aan. Het had een voorhof en een bron. Daar
stonden ook de ezels. De dieren behoorden toe aan mensen die naar Jerusalem
naar de tempel waren gegaan en die de ezels hier in de weide hadden gezet. De
leerlingen bonden de ezelin vast en lieten het veulen vrij.
Daarna
zetten ze hun tocht verder. De verkopers die Jezus had verdreven uit de tempel,
hadden zich terug voor de ingang van de tempel in hun winkels in de muur geïnstalleerd.
De
leerlingen gingen tot hen en zeiden dat zij van die plaats moesten weggaan
omdat de Heer zijn intocht wilde doen. Na dit alles volbracht te hebben gingen
ze over Betfage terug. Jezus had de leerlingen in 2 groepen verdeeld. De
oudsten, die bij de apostelen waren, zond Hij vroeg naar Jerusalem vooruit. Zij
gingen in kleine groepjes. Zij moesten zich tot Maria Markus, Veronika,
Nicodemus, de zonen van Simeon en nog vrienden begeven en hen allen op de
hoogte stellen van Jezus intrede.
Jezus nam
de apostelen en jongere leerlingen met zich mee en vertrok.
Maria en 6
andere vrouwen volgden op wat grotere afstand. Onderweg was bij een huis een mooie
hof met prachtige bomen. En daar vertoefde Jezus enige tijd. Ondertussen zond Jezus
van daaruit twee leerlingen om de ezelin los te maken en te gaan halen. En aan
degenen die iets zouden vragen te zeggen dat de Heer het dier nodig had.
Er was een
grote toeloop van mensen rond Jezus komen opdagen om te luisteren naar zijn
toespraak. Hij stond op een verhoog en gaf een toespraak. De voorhof stond vol
luisteraars : leerlingen en andere mensen. Ook de Heilige Vrouwen stonden op
zij, aan de zuilengang, naar Hem te luisteren.
De
leerlingen hadden Hem gevraagd waarom Hij deze binnenweg had genomen. Hij
antwoordde dat het was om onnodig gevaar te vermijden. Hij zei ook dat men op
zijn hoede moest zijn en niets aan het toeval moest overlaten. Daarom had hij
ook de ezelin van tevoren laten vastbinden. De twee leerlingen die de ezelin
hadden losgemaakt zaten op Jezus en zijn gevolg te wachten. Maar ook rond deze
leerlingen werd de kring van volk steeds groter.
Jezus
rangschikte zijn stoet. Hij zei tot de apostelen dat zij voortaan, en zeker
vanaf zijn dood, zich altijd en overal aan het hoofd van de gemeenschap moesten
stellen en haar voorgaan. Hij liet hen twee per twee voor Hem uitlopen. Petrus
was de eerste en op hem volgden zij, die nadien het Evangelie het verst hebben
verspreid. De twee laatste voor Jezus waren Joannes en Jacobus de Mindere.
Toen de
stoet van Jezus Betfage begon te naderen trokken de wachtende leerlingen met de
dieren Hem tegemoet. De leerlingen legden mantels en dekens, die ze van Lazarus
hadden meegebracht, op de ezelin. Alleen de kop en de staart van het dier bleven
zichtbaar. Ook Jezus trok zijn feestgewaad aan. Een leerling had die
meegedragen. Het was van fijne, witte wol en had van achteren een soort van
sleep. Jezus deed ook een brede gordel om, waarop lettertekens stonden en om de
hals hing Hij een soort van brede stool, die tot onder de knieën kwam. Op de
beide einden waren er twee bruinkleurige schilden geborduurd. De apostelen en
leerlingen droegen palmtakken die zijn in de vorige hof hadden afgebroken. Aan
de ene zijde van de Heer ging Eliud, aan de andere zijde Silas. Achter Hem
Eremenzear. Hierop volgden alle jongste leerlingen die Hij de laatste tijd had
aangenomen. Na de rangschikking van de stoet, sloten de Heilige Vrouwen zich
twee per twee erbij aan. Maria die zich anders altijd bescheiden op de
achtergrond en als laatste hield, ging nu aan het hoofd van de vrouwen. Zodra
de stoet zich in beweging zette begonnen zij te zingen. De inwoners van Betfage
volgden erachterna.
Jezus had
tegen de leerlingen gezegd dat ze moesten kijken wie hun klederen voor Hem openspreidden,
wie palmtakken afbraken en wie allebei. Hij zei dit omdat het de laatste groep
is die Hem met de opoffering van zichzelf en ook met de rijkdommen van deze
wereld zullen eren.
Geraakt door de bliksem - Gloria Polo - definitieve versie
Genomen uit
een van de interviews die door Dr. Gloria Polo gedaan heeft door Radio Maria
(Colombië) Deze tekst is door mij vertaald uit het Engels. En omdat ik geen professional ben, gelieve rekening te houden met houterige zinnen.
Broers en zussen ! Ik ben heel blij om het geschenk dat God me meer dan
10 jaar geleden heeft gegeven met jullie te delen. Het gebeurde op de campus
van de Nationale Universiteit van Colombië die gevestigd is te Bogota. Ik
volgde er lessen, samen met mijn neef die ook tandarts wilde worden. Op de
bewuste dag was mijn man er ook bij, samen met mijn neef en ik. We moesten nog
enkele boeken gaan oppikken in de School voor Tandheelkunde op een
vrijdagnamiddag. Het was keihard aan het regenen. Mijn neef en ik deelden een
klein parapluutje. Mijn man droeg een regenjas en was bij de Centrale
Bibliotheek gelopen. Mijn neef en ik waren onder de bomen gelopen en waren de
plassen aan het ontwijken. Juist als we een grote plas gingen ontwijken, werden
we door de bliksem getroffen. We werden verkoold.
Mijn neef stierf ter plekke. Hij was 23 jaar. Toch was hij ondanks zijn
jonge leeftijd heel gelovig en vooral voor het Kindje Jezus. Hij droeg altijd
zijn kwarts kristal met de beeltenis van het Kindje Jezus rond zijn nek.
Volgens de lijkschouwer ging de bliksem recht door de beeltenis naar zijn hart
en verbrandde zijn inwendige en ging langs zijn voet terug weg. Aan de
buitenkant van zijn lichaam was niets te zien, geen brandwonden, geen
schrammetje.
Dat in tegenstelling tot mijn lichaam. De bliksem kwam via mijn voet
rechtstreeks naar boven mijn lichaam binnen en verbrandde mijn lichaam
vanbinnen en vanbuiten. Het was afgrijselijk ! Het lichaam dat je nu kunt zien
is helemaal gereconstrueert door de genade van Onze Heer. De bliksem verkoolde
me, en liet me achter zonder borsten en zonder het meeste van mijn vlees en
ribben. Mijn maag, mijn benen; de bliksem ging naar buiten langs mijn rechter
voet. Mijn lever was verkoold, mijn nieren waren verbrand, net zoals mijn
longen.
Ik gebruikte een spiraaltje. Het was van koper gemaakt en zodoende was
dit een perfecte elektrische geleider. Het verpulferde mijn eierstokken. Ik had
een hardstilstand en was levensloos. Mijn lichaam sprong omhoog van de
elektriciteit dat er nog in zat. Maar bon : dat was het fysische gedeelte.
Eerste uittreding uit het
lichaam
Het mooiste gedeelte was dat terwijl mijn vleselijk lichaam daar lag,
ikzelf mij ondertussen in een mooie witte tunnel bevond. Vol vreugde en vrede.
Een geluk dat niet te omschrijven valt. Het moment was overweldigend. Ik was
blij en gelukkig, niets verontruste mij in deze tunnel. Op het einde van deze
tunnel zag ik een mooi, wit licht, net als de zon. Ik noem het wit, om een
kleur te zeggen, want er is geen enkel kleur op aarde dat kan vergeleken worden
met dat mooie licht. Ik voelde de bron van al deze liefde, al deze vrede.
Als ik omhoog rees (uit mijn lichaam) realiseerde ik mij dat ik dood was
gegaan. Op dat moment dacht ik aan mijn kinderen en ik dacht : Oh God, mijn
kinderen ! Wat zullen ze zeggen ? Onze moeder had het altijd heel druk en had
voor ons nooit tijd ! Dan zag ik mijn leven zoals het was geweest en ik werd
intriest. Ik was van thuis weggegaan om de wereld te gaan veranderen, en ik kon
zelfs mijn kinderen en mijn huishouden nog niet de baas. En in dat ogenblik van
gemis van mijn kinderen, zag ik dat ik niet gebonden was aan tijd en ruimte. Ik
zag iedereen in een ogenblik, op hetzelfde moment, zowel de levenden als de
doden. Ik omhelsde mijn overgrootouders en mijn ouders die al overleden waren.
Ik omhelsde iedereen. Het was een beladen en mooi moment ! Dan realiseerde ik
me pas dat ik verkeerd was geweest om te geloven in reïncarnatie. Ik was er
zelfs aanhanger van geweest. Ik zag vroeger in alles mijn grootvader en mijn
overgrootvader.
Maar ik omhelsde ze hier ! Ik ontmoette ze in een ogenblik. We omhelsden
elkaar en ik omhelsde alle mensen waarmee ik iets te maken had in mijn leven,
overal op hetzelfde moment. Wanneer ik mijn dochter omhelsde, werd ze bang. Ze
was 9 jaar oud. Ze voelde mijn omhelzing. Er was geen tijd verstreken gedurende
dat mooie moment, uit mijn lichaam. Ik zag de mensen niet op dezelfde manier
als ervoor. Vroeger zag ik enkel als iemand dik, dun, donker vel, lelijk of zo
was. Altijd met vooroordelen. Nu ik geen lichaam had zag ik de mensen hun
innerlijk. Hoe magnifiek is het om de mensen van hun innerlijke te zien. Ik zag
hun gedachten, hun gevoelens. Ik omhelsde ze in een ogenblik en ik bleef maar
stijgen en stijgen, vol vreugde. Op een gepaald punt voelde ik aan dat ik een
mooie zicht zou krijgen op een enorm mooi meer. Op dat moment hoorde ik de stem
van mijn man. Mijn man huilde en met een diep gevoel riep hij : Gloria, ga
niet weg ! Gloria, kom terug ! De kinderen, Gloria, geef niet op ! Op dat
ogenblik keek ik naar hem en ik zag niet alleen hem, maar ik zag hem huilen in
diepe pijn. En de Heer liet mij terugkeren, niettegenstaande ik niet wilde
terugkeren. Zoveel vreugde, zoveel vrede, wat een geluk ! Ik begon langzaam
terug te keren naar de plaats waar mijn levensloze lichaam lag. Mijn lichaam
lag op een brancard op het medisch centrum van de campus. Ik zag hoe de dokters
me elektrische shocks gaven om mijn hart terug op te starten. We (mijn neef en
ik) lagen daar voor 2.30 uur. Ze konden ons niet oppakken want onze lichamen
waren nog steeds elektriciteit aan het geleiden. Toen dit uiteindelijk gestopt
was, konden ze starten met de reanimatie. Ik zette mijn voeten tegen een
bepaald deel van mijn hoofd en een vonk trok me met alle geweld mijn lichaam
binnen. Het was zo enorm pijnlijk terug te zijn, want er kwamen overal vonken
uit. Mijn vlees was zwaar verbrand. Er kwam nog rook uit. En het pijnlijkste
van al was dan nog mijn trots. Ik was een vrouw van de wereld, een feministe,
een intellectueel, een student, slaaf van mijn lichaam : schoonheid en mode. Ik
fitnesste 4 uur elke dag. Ik zwoegde om een perfect lijn te hebben : massages,
dieten,...wel, alles wat je je maar kunt inbeelden : dat was mijn leven.
Allemaal om er toch goed uit te zien. En mijn motto was : als je mooie
borsten hebt, wel dan moet je ze laten zien ook ! Hetzelfde met mijn benen. Het
was afschuwelijk om te zien dat de liefde voor mijn lichaam in het middelpunt
van mijn leven stond. Maar nu waren er enkel afschuwlijke gaten te zien : geen
lichaam, geen borsten. Mijn benen waren zwaar verbrand, er was geen vlees te
zien. Ze waren totaal zwartgeblakerd en verkoold. Vanuit dat centrum werden we
vertransporteerd naar een ziekenhuis, waar we direct naar de operatiekamer
werden gebracht. Ze begonnen al mijn verkoold weefsel af te krabben.
Tweede uittreding
Wanneer ik onder verdoving was, trad ik terug uit mijn lichaam. Ik kon
zien wat de chirurgen aan mijn lichaam aan het doen waren. Ik zat in met mijn
benen. Ik was heel mijn leven een katholiek geweest als het maar niet teveel
moeite kostte. Mijn relatie met God bestond in de zondagvieringen, als ze maar niet
langer dan 25 minuten duurden. Ik ging daar waar de priester zijn preek het
korste was. Langer kon ik niet hebben. Dat was nu mijn relatie met God. Alle
trends in de wereld hadden mij in hun macht. Toen ik in de lagere school zat
had ik eens een priester horen zeggen dat de hel en zijn demonen niet
bestonden. Dat was het enige dat mij in de Kerk had gehouden. Wanneer ze zeiden
dat de Duivel niet bestond, dan dacht ik dat iedereen naar de Hemel ging,
ongeacht wie we waren. Dat zorgde ervoor dat ik mij van God vervreemdde. Ik
verkondigde aan iedereen dat demonen niet bestonden en dat ze door de priesters
waren uitgevonden. Samen met college vrienden zat ik te vertellen dat God niet
bestond en dat we het produkt waren van evolutie. Maar terug naar dat ogenblik
in de operatiekamer, waar ik het bestierf van angst ! Er kwamen demonen voor
mij en ik was hun buit. Op dat moment zag ik vele mensen uit de muren komen. Op
het eerste gezicht zagen ze er normaal uit, maar ze hadden een hatelijke look
over hen. Op dat punt en door een speciaal inzicht gegeven, realiseerde ik me
dat ik iets verschuldigd was aan elk van hen. Ik realiseerde dat zonde niet
zonder gevolg bleef en dat de hoofdleugen van de Duivel erin bestond te zeggen
dat hij niet bestaat.
Ik zag hoe ze me kwamen halen. Je kunt je wel inbeelden hoe bang ik wel
was ! Mijn wetenschappelijke en intellectuele vaardigheden kwamen niet van pas.
Ik viel op de grond, in mijn lichaam. Ik wilde in mijn lichaam geraken, maar
mijn lichaam liet mij niet binnen. Ik rende weg en ik ben niet meer zeker of ik
door de muur van de operatiekamer ben gelopen. Ik wilde schuilen in een of
andere gang in het ziekenhuis, maar ik sprong in het ijle.
Ik ging door enige tunnels niet naar beneden liepen. In het begin was er
licht en leken die op bijenkorven. Er waren veel mensen. Maar ik bleef naar
beneden gaan en er was amper nog licht. Ik doolde door enkele tunnels. Het was
er pikdonker. De donkerste donker op aarde is zoals middag zonlicht vergeleken
met daar. Die duisternis veroorzaakt pijn, horror en zonde. En het stinkt er.
Uiteindelijk landde ik op een plat stuk. Ik beweerde vroeger altijd dat ik een
ijzeren wil had, en dat niets me teveel was. Maar dit was nu allemaal
nutteloos. Ik wilde omhoog klimmen en kon niet.
Er opende zich een enorme mond op de grond en ik voelde een immense
leegte in mij : een bodemloze afgrond. Het schrikwekkendste van deze put
bestond in het feit dat er nog geen sprankeltje van Gods liefde was, geen
beetje hoop. Ik werd in de put gezogen en ik was ontzet.
Ik wist dat mijn ziel zou sterven als ik in de put ging. Ik zag met lede
ogen de put naderen, totdat ik bij mijn voeten werd vastgepakt. Mijn lichaam
was in de put, maar er werd aan mijn voeten naar boven getrokken. Het was een
pijnlijk en angstwekkend ogenblik. Mijn atheïsme werd vlug vergeten. Ik
schreeuwde naar de zielen van het vagevuur om me eruit te helpen. Als ik aan
het schreeuwen was voelde ik een intense pijn omdat ik me realiseerde dat er
duizenden en duizenden mensen waren, meestal jonge mensen. Ik hoorde het
tandengeknars, gruwelijk geschreeuw en gejammer. Het greep me in mijn diepste
zelf. Het heeft verschillende jaren geduurd om dit te plaatsen, omdat ik iedere
keer begon te huilen als ik aan hun lijden dacht. Ik realiseerde me dat mensen
die zelfmoord plegen in een vlaag van wanhoop daar belanden, omringd door deze
gruwel. Het ergste straf is de afwezigheid van God. God kan men daar niet
voelen.
In al deze pijn schreeuwde ik : Wie maakte deze fout ? Ik ben bijna een
heilige ! Ik heb niet gestolen, ik heb niemand vermoord, ik gaf eten aan de
armen, ik gaf gratis tandartsbeurten voor degenen die zich het niet konden
veroorloven. Wat doe ik hier ? Ik ging naar de Kerk op zondag. Ik ging er zelfs
heen niettegenstaande ik me uitgaf voor een atheïst. Ik miste niet meer dan 5
zondagen in mijn hele leven. Ik ging altijd naar de Kerk, wat doe ik hier ? Ik
ben katholiek, alsjeblieft, ik ben katholiek, laat me los !
Mijn ouders
Ik was nog aan het schreeuwen dat ik katholiek was, toen ik een klein
lichtje zag. Je kunt wel geloven dat enig licht in die duisternis het mooiste
geschenk is dat iemand kan krijgen ! Ik zag enige trappen over de put en daar
stond mijn vader, die 5 jaar geleden was gestorven. Het werd verlicht door een
zwak lichtje. Naast de put en vier treden hoger, stond mijn moeder met heel wat
meer licht en in een biddende gedaante.
Wat was ik blij hen te zien. Ik riep papa, mama, alsjeblieft haal me
hieruit, ik smeek jullie, haal me hieruit ! Wanneer ze hun ogen neersloegen,
en mijn vader zag me zo, kon je hun enorme pijn voelen. Op die plaats, kun je
de mensen hun emoties voelen en kun je pijn zien. Mijn vader begon te huilen,
zijn hoofd tussen zijn handen en schuddend mijn dochter, mijn dochter ! Mijn
moeder was aan het bidden en ik zag dat ze me niet konden redden. Mijn pijn
werd daar samen met hun pijn gevoegd en samen gedeeld.
Ik begon dus opnieuw te schreeuwen alsjeblieft, haal me hieruit, ik ben
katholiek ! Wie maakte die fout ? Alsjeblieft, haal me hieruit !
De 10 geboden
Als ik voor de tweede keer begon te roepen, hoorde ik een stem. Een
aangename stem, een stem dat je ziel beroert. Alles overstroomde met liefde en tevredenheid.
Alle creaturen liepen weg uit schrik, omdat ze geen liefde of tevredenheid
konden verdragen. Ik kalmeerde toen de vriendelijke stem me toeriep : OK, als
je katholiek bent, noem me dan de geboden van Gods Wet op.
Bovenal bemin één God
Deze poging was gedoemd te mislukken ! Ik wist dat er 10 waren, maar
niets meer. Wat moest ik doen ? Mijn ma vertelde me dikwijls over het grote
gebod van liefde. Uiteindelijk kwam mijn mas aframmeling van pas. Ik moest
mijn mas aframmeling herhalen. Ik dacht dat ik alles onder controle had net
zoals op aarde. Altijd een perfect excuus klaar, altijd mezelf rechtvaardigen
en beschermen zodat niemand zou merken dat ik van niets wist. Maar deze keer
was het doodernstig. Ik zei : Heb God bovenal lief en je naaste als jezelf.
Heel goed, hoorde ik, en heb je hen lief gehad ?
Ik antwoordde : Jawel, jawel, jawel ! Dan hoorde ik Nee ! zeggen. Op
dat moment voelde ik echt de schok van de bliksem door mij gaan. Zelfs al wist
ik niet waar de bliksemschicht mij geraakt had. Nee, je hebt God niet boven
alles lief gehad, en nog minder je naaste dan jezelf ! Je hebt een afgod
gemaakt die in je leven paste op de momenten dat je ten einde raad was en iets
nodig had. Je wierp je op je knieën voor hem wanneer je arm was, wanneer je
familie te eenvoudig was, wanneer je hogere studies wilde doen ! Toen bad je
dagelijks en je knielde langdurig, hele uren, smekend tot jouw God, opdat hij
je uit de armoede zou halen en je zou toelaten om een diploma te halen en zo
iemand te worden. Telkens je iets nodig had en geld wilde hebben, haalde je de
rozenkrans boven. Heer, alsjeblieft geef me wat geld ! Dat was je relatie met
jouw God !
Ik moest toegeven dat ik God in een geldautomaat-positie geduwd had. Ik
greep naar mijn rozenkrans en verwachtte geld in de plaats. Zo was het. Ik werd
erop gewezen dat van zodra ik mijn diploma op zak had en naam gemaakt had, God
te min voor mij werd en ik dacht dat ik beter was. Niet de kleinste uiting van
liefde voor mijn God. Dank zeggen ? Nooit ! Zelfs niet als ik s morgens mijn
ogen opende, nooit een Dank U, Heer, voor deze nieuwe dag die je mij gegeven
hebt, dank U voor mijn gezondheid, voor mijn kinderen, omdat ik een dak boven
mij heb, ik gedenk degenen die geen dak boven hun hoofd hebben, honger en dorst
hebben ! Niets ! Heel ondankbaar ! Trouwens, je duwde de Heer zo ver weg, dat
zelfs Mercurius en Venus je meer vertrouwen inboezemden voor je geluk dan de
Heer. Je werd verblind door astrologie, ervan uitgaand dat de sterren je leven
bepaalden ! Je trapte in alle wereldse theorieën. Je geloofde dat je na je dood
een nieuw leven kon starten ! En je gooide de genade weg ! Je vergat dat je van
alle zonden werd vrijgekocht door het Bloed van de Heer !
Ze hadden mij getest op het toepassen van de 10 geboden. Ze toonden me
dat ik beweerde God graag te zien en te aanbidden met woorden, maar in
werkelijkheid was het Satan die ik aanbad. Een vrouw was eens langsgekomen in
mijn tandartspraktijk om haar diensten als heks aan te bieden. Ik zei dat ik er
niet in geloofde, maar zei de amuletten toch bij te houden voor het geval ze
toch geluk brachten. Ik had in een hoek, waar de patiënten het niet zagen een
hoefijzer en een cactus staan, zodat de slechte energieën zouden afgeweerd
worden.
Zweer niet ijdel, vloek noch
spot
Dit was werkelijk beschamend ! Ze maakten een analyse van heel mijn
leven gebaseerd op de 10 geboden. Ze toonden me hoe ik mijn medemensen
behandelde. Ze wezen mij erop dat ik God vertelde dat ik Hem graag zag en
eigenlijk niet ver van Hem verwijderd was, indien ik niet in het atheïsme was
verstrikt geraakt. Met dezelfde tong waarmee ik dan de Heer prees, viel ik uit
tegen iedereen. Ik bekritiseerde iedereen. Ik wees iedereen met de vinger. Ik,
de altijd voorbeeldige Gloria. Ze toonden mijn grote afgunst en mijn
altijddurende ondankbaarheid. De liefde die mijn ouders voor mij hadden en de
onzelfzuchtige inspanning om mij op te voeden en verder te laten studeren had
ik niet erkend. Van zodra ik een diploma op zak had, werden zelfs zij te min
voor mij. Ik was beschaamd voor mijn ma om haar eenvoud, nederigheid en
armoede.
Ze toonden me hoe ik me als gehuwde vrouw gedroeg. Wie was ik ? Ik deed
dag in, dag uit zagen. Van s ochtends af. Mijn man zei goeie morgen en ik
antwoordde wat bedoel je goed? Kijk, t regent buiten! Ik kon ook zagen
over mijn kinderen. Ze toonden dat ik nooit liefde of medelijden toonde voor
mijn medemens, voor mijn broers en zussen in de wereld. De Heer vervolgde : Je
had geen aandacht voor de zieken, ging hen nooit eens opzoeken in hun
eenzaamheid. Nooit medelijdend voor kinderen zonder moeder, voor al de kinderen
die lijden. Ik had een hart van steen. In een notedop : Ik had nog geen half
antwoord goed op mijn 10 geboden-test.
Het was verschrikkelijk. Ik was totaal in de war. Ze konden me toch niet
aansprakelijk stellen voor iemand te doden ? Bijvoorbeeld : ik kocht kruidenierswaren
voor vele mensen die het nodig hadden, maar ik deed het niet uit liefde maar
omdat het paste. Zo kon iedereen zien hoe goed ik was en het was heerlijk om
mensen in nood te manipuleren. Ik vertelde hen neem deze kruidenierswaren,
maar zeg zou je in mijn plaats naar het oudercontact willen gaan, want ik heb
geen tijd. En dat was de manier waarop ik mensen iets gaf : ik manipuleerde
hen. Trouwens, ik vond het leuk dat er veel mensen me naliepen om me op te
hemelen. Ik vormde een imago. Ze zeiden verder : Je had een god, en die god
was geld ! Je bent veroordeeld door je geldzucht ! Daarom ben je in de afgrond
gevallen en heb je jezelf van je God verwijderd. We hadden het goed gehad,
maar op dat moment waren we zonder geld, vol met schulden. Daarom, als ze me
vertelden dat geld mijn god was, schreeuwde ik : Welk geld ? Terug op aarde
heb ik veel schulden nagelaten ! En dat was alles wat ik zei...
Wanneer ze me vertelden over het tweede gebod, zag ik vol verdriet dat
ik als klein meisje leerde om te liegen. Ik loog om zo mijn mas strenge
straffen te ontwijken. Ik wandelde met de vader van alle leugens (Satan) en ik
werd een leugenaar. Als mijn zonden stegen, stegen ook mijn leugens. Ik merkte
dat mijn ma respect had voor de Heer. Zijn naam was heilig voor haar. Zo begon
ik vals te zweren en dat te gebruiken als wapen. Ik zei : Ma, ik zweer je bij
God..., en zo kon ik aan de straffen ontkomen. Beeld je eens in : de Heilige
Naam van de Heer in mijn rotheid, want op dat punt was ik vol zonden.
En zie, broers en zussen, ik leerde dat woorden niet zonder gevolg
blijven. Wanneer mijn ma mij een standje gaf zei ik : Ma, als ik lieg tot jou,
dat er dan een bliksemschicht op me neervalt ! En niettegenstaande de woorden
vervaagden in tijd, is het door Gods genade dat ik hier ben, omdat de
bliksemschicht mij echt geraakt heeft en mij praktisch in twee deelde en me
helemaal verbrandde.
Ze toonden me dat ik nooit mijn woord gestand deed en dat ik altijd de
Heilige Naam van God ijdel gebruikte. Ik, die mijzelf dan katholiek noemde.
Ik stond perplex dat de Heer voorbij de afgrijselijke monsters passeerde
en ze wierpen zich op de grond ter aanbidding. Ik zag de Heilige Maagd Maria
geknield aan de voeten van de Heer. Ze richtte een smeekbede tot de Heer voor mij.
Dat terwijl ik als een zondaar in diepe smerigheid de woordenwisseling met de
Heer in gang hield. Ik dacht dat ik zo rechtvaardig was ! Klagen en vloeken
tegen de Heer.
Heilig steeds de Dag des Heren
Bij het punt om de dag van de Heer heilig te houden, was het
afgrijselijk en ik voelde erge pijn. De stem zei me dat ik 4 tot 5 uur op een
dag spendeerde aan mijn lichaam, maar nog geen 10 minuten van diepe liefde in
dankzegging of een simpel gebed tot mijn Heer richtte. Ik startte heel vlug met
de rozenkrans en zei dan tot mezelf Ik kan de rozenkrans nog bidden tijdens
het reclameblok tussen mijn favoriete soapserie.
Ze toonden dat ik de Heer nooit dankbaar was. Verder toonden ze ook wat
ik gewoonlijk zei als ik geen zin had om naar de Eucharistie te gaan. Maar ma,
God is overal, waarom moet ik daar naartoe ? Natuurlijk kwam het heel goed uit
voor mij. De stem herinnerde me eraan dat de Heer 24 uur per dag over me
waakte, maar dat ik zelf niet een klein gebedje zei. Of op zondag om Hem te
danken, Hem dankbaarheid of liefde te betonen. Naar de eucharistieviering gaan
was voedsel voor mijn ziel. Maar ik zorgde voor mijn lichaam in de plaats. Ik
was de slaaf van mijn lichaam en ik vergat een klein detail : ik had een ziel
en ik zorgde er niet voor. Ik voedde het nooit met Gods Woord, want ik
redeneerde dat degene die Gods Woord las wel gek moest zijn.
Op de vraag van de sacramenten, had ik niets om te antwoorden. Ik zei
vroeger dat ik nooit te biecht zou gaan met die oude mannen die veel slechter
waren dan ik. Ik zei dit omdat het comfortabel was voor mij die midden de
smerigheid zat. Het kwaad dreef me weg van de biecht. Zo nam het kwaad
zuiverheid en genezing weg van mijn ziel. Iedere keer dat ik zondigde, was er
een prijs te betalen. In de witte pure kern van mijn ziel kon Satan zijn smet
plaatsen, smet van het kwade. Ik deed nooit een goede biecht, behalve dan op
mijn eerste communie. Ik onving dan ook het Lichaam van de Heer onwaardig.
Het gebrek aan samenhang in mijn leven bereikte het punt dat ik God
lasterde en uitdaagde : Waarom heilig sacrament ? Kun je jezelf voorstellen
dat God leeft in een stuk brood ? Priesters zouden er wat karamel moeten
opdoen, dan smaakt de hostie veel beter ! Zo diep was ik gevallen in mijn
relatie met God.
Ik voedde nooit mijn ziel, en om het helemaal af te maken zat ik
constant op de kap van de priesters. Je had me moeten bezig zien hoe ik afgaf
op een priester ! Zelfs toen we klein waren, herinner ik me dat er in onze
familie kritiek was op de priesters. Mijn vader zei dat ze rokkenjagers waren
en dat ze veel beter af waren dan wij. En wij namen deze opinie over. En de
Heer zei me : Wie dacht je wel dat je was : jezelf tot God maken en dan mijn
gezalfden oordelen ? Zij zijn menselijk, en de heiligheid van de priester is
opgebouwd door zijn parochiegemeenschap die bidt voor hem, hem steun en liefde
geeft.
Wanneer een priester zondigt dan wordt de parochiegemeenschap in vraag
gesteld, niet hem. De Heer toonde me dat iedere keer dat ik priesters
bekritiseerde er demonen bleven aan me hangen. Daarnaast had ik eens een
priester van homosexualiteit beschuldigd en de hele gemeenschap kwam erachter.
Je hebt er geen idee van hoeveel kwaad ik heb aangericht.
Eer je vader en je moeder
Bij het vierde gebod, eer je vader en je moeder, toonde de Heer hoe
ondankbaar ik was jegens hen. Ik vervloekte ze en zaagde op hen omdat ze me
niet alles konden geven zoals mijn vrienden hadden. Ik apprecieerde nooit wat
ze voor mij deden, tot ik zelfs zei dat ik mijn ma niet kende, omdat ze niet aan
mijn niveau kon tippen. Het was afgrijselijk om de samenvatting te zien van een
vrouw zonder God en hoe deze goddeloze vrouw alles dat in haar buurt komt kan
vernietigen. Het ergste was dan nog dat ik dacht dat ik een goed en heilig
persoontje was. De Heer toonde me hoe het kwam dat ik positief over mezelf was.
Ik dacht goed te doen omdat ik de dokterskosten en medicijnen betaalden als ze
ziek waren. Ik had toch eerst wel alles uitgerekend vanuit het standpunt van
mijn portemonee.
Zo kon ik ook hen manipuleren, want ik had het geld. Geld gaf me het
gevoel van god te spelen en ik stapte over hen heen. Weet je wat echt pijn deed
? Zien dat mijn vader bitter huilde. Zelfs al was hij een goede vader geweest
die mij had geleerd hard te werken, ondernemend te zijn en eerlijk te blijven,
was hij een klein maar belangrijk detail vergeten : dat ik een ziel had en dat
hij een mooiprater was maar een slecht voorbeeld, zodat mijn hele leven een
neerwaartse spiraal kende als resultaat. Ik keek naar mijn vader met gekrenkte
gevoelens als hij de rokkenjager was. Hij genoot ervan mijn moeder en iedereen
te vertellen dat hij een echte man was omdat hij verschillende vrouwen erop
nahield en dat hij ze allemaal gelukkig kon houden. Trouwens, hij was een roker
en een drinker. Deze losbandigheden maakten hem trots omdat hij dacht dat ze
deugden waren in plaats van ondeugden. Ik zag hoe mijn ma haar gezicht bedekte
en huilde wanneer mijn vader begon te vertellen over andere vrouwen. Ik werd
kwaad en verontwaardigd. Deze verontwaardiging heeft geleid tot mijn
geestelijke dood. Ik zag in woede hoe mijn vader mijn moeder vernederde voor
iedereen.
Ik rebelleerde en zei aan mijn
ma dat ik nooit zoals zij wou worden. Daarom is het dat vrouwen zoals wij
waardeloos zijn, omdat vrouwen zoals jij, zonder waardigheid en zonder trots,
mannen over hen heen laten lopen ! En als ik groter werd zei ik tot mijn vader
: Denk eraan, ik zal nooit ofte nooit een man me laten vernederen, op dezelfde
manier zoals je mijn ma vernedert. Als een man me ooit ontrouw is, dan zet ik
het hem betaald ! Hij sloeg me en zei : Waag het je niet ! Ik zei hem :
zelfs al sla je me of vermoord je me, als ik ooit getrouwd ben en mijn man is
ontrouw, dan zal ik hem dat betaald zetten zodat mannen zouden begrijpen hoe
vrouwen afzien als mannen over hen heen lopen. Toen ik voldoende geld bij
elkaar had en ik nog altijd woedend was vertelde ik mijn moeder dat ze moest
scheiden van mijn vader, niettegenstaande het feit dat ik eigenlijk liever mijn
vader zag. Je moet toch niet opgezadeld zitten met zon man ! Heb waardigheid
en zelfrespect en doe hem inzien wat je waard bent ! Kun je het jezelf
voorstellen ? Ik wilde mijn eigen ouders laten scheiden ! En mijn ma zei dan
nee, lieverd, natuurlijk ben ik diep gekwetst, maar ik heb mijzelf opgeofferd
omdat ik zeven kinderen heb, en omdat op het einde van de dag, je pa een goede
vader is. Ik zou hem onmogelijk kunnen verlaten en je vader van jullie
wegnemen. Trouwens, als ik hem verlaat, wie zal dan bidden voor zijn redding ?
Ik ben de enige die kan bidden zodat hij zal gered worden. Dit omdat ik de pijn
en het lijden dat hij me aandoet, aanbied om samen te voegen met de pijn van
Christus op het Kruis. Iedere dag zeg ik aan de Heer, Deze pijn stelt niets
voor in vergelijking met Uw Kruis, moge U mijn man en mijn kinderen bewaren !
Ik verstond het niet. Mijn woede veranderde mijn leven. Ik werd een rebel en ik
begon mijn verlangen om vrouwen te verdedigen hardop te verkondigen. Ik begon
abortus, samenwonen en scheiden te verdedigen. Zorgend dat de uitspraak uitliep
op oog om oog, tand om tand. Ik was nooit ontrouw, maar ik richtte schade aan
door mensen mijn advies te geven.
Dood
niet
Wanneer we aan het vijfde
gebod toegekomen waren, wees God me erop dat ik een gruwelijke moordenaar was
en dat ik toch wel de ergste en meest afstotelijke zonde had begaan in Zijn
ogen : abortus. Geld gaf me de macht om verschillende abortussen te bekostigen.
Ik beweerde dat vrouwen het recht hadden om te kiezen als ze wilden zwanger
worden of niet. Ik keek in het Boek des Levens en ik zag een 14-jarig meisje
een abortus laten doen en ik was erdoor aangedaan, want ik was degene die haar
dat idee had ingeprent. Wanneer iemand geestelijk is vergiftigd, blijft er
niets goeds meer over. Alles wat dicht in je buurt komt wordt rot.
Zoals tegen die meisjes : drie
van hen waren mijn nichtjes en de andere was de vriendin van mijn neef. Hun
ouders lieten hen naar mijn huis komen omdat ik geld had en met hen praatte
over mode, glamour, hoe ze zich sexy konden opmaken, en zo. Mijn zus zond hen
naar mij. Ik tastte hun zuiverheid aan met mijn ideeën. Ik besmette
minderjarigen met mijn ideeën en vooral : ik regelde abortussen. Ik vertelde
hen niet naïef te zijn. Jullie moeders spreken over maagdelijkheid en kuisheid
omdat ze ouderwets zijn. Ze hebben het over een 2000 jaar oude Bijbel, maar de
priesters willen zich niet aanpassen aan de moderne tijden. Jullie moeders
spreken over wat de Paus zegt, maar de Paus is verleden tijd.
Beeld je in hoe giftig dit was
! Ik vertelde deze meisjes dat ze hun lichaam hadden gekregen om te genieten,
en dat ze voorbehoedsmiddelen moesten gebruiken. Ik leerde hen de perfecte
vrouw methode. Op een dag kwam het 14-jarig vriendinnetje van mijn neef naar
mijn kantoor. (ik zag dit in het Boek des Levens) Huilend vertelde ze me
Gloria, ik ben zelf nog maar een kind en ik ben zwanger ! Ik begon te
schelden en zei haar : Ik heb je toch over voorbehoedsmiddelen verteld !! Ze
zei : ja, maar ze werkten niet ! Dan zag ik hoe de Heer dat meisje daar had
geplaatst zodat ze niet in de afgrond zou zinken en dat ze geen abortus zou
plegen. Abortus is een zware ketting die trekt en sleurt, het is een pijn dat
nooit eindigt. Het is de leegte die je ondervindt doordat je een moordenaar
bent. Het is het slechtste dat je een meisje kunt aandoen. In plaats van met
het meisje te praten over het houden van de baby en over God, gaf ik haar geld
om een abortus te laten uitvoeren op een goede plaats zodat ze geen verdere
complicaties voor later hoefde te vrezen. Zo sponserde ik verschillende
abortussen. Elke keer dat er een bloedvergieten van een klein mensje plaats
grijpt, is het als een geschenk voor Satan. Het is een ware slachting die de
Heer treft. In het Boek des Levens zag ik hoe onze ziel is gevormd op het
moment dat de eicel en de zaadcel elkaar treffen. Een hevige lichtvonk wordt
gevormd, een lichtstraal van de zon van God de Vader. Van zodra de baarmoeder
bevrucht is, licht deze op door de helderheid van de ziel. Wanneer er een
abortus gebeurt, dan schreeuwt de nieuwe ziel en kermt ze van pijn, zelfs al
heeft het leven geen ogen of lichaam. Wanneer de vrucht vermoord wordt dan is
de schreeuw te horen tot in de hemel. De hemel beeft zelfs even. En een even
sterke schreeuw is te horen in de hel, maar daar heerst er natuurlijk vreugde.
Onmiddellijk na deze gebeurtenis breken er enkele kettingen in de hel en komen
er duivels bij om voortdurend op de mensheid te jagen en te proberen hen in de
afgrond te storten. Ze houden de mensheid verslaafd aan al het vleselijke en
alle andere verslavingen. En zorgen voor al het slechte en al de smerigheid die
nog moet komen.
Hoeveel babys worden
dagelijks geaborteerd ! En het is iedere keer een overwinning voor Satan. Door
het bloedvergieten van een onschuldig mensje wordt er iedere keer een demon
losgelaten. Ik werd in dat vergoten bloed gedrenkt en mijn zuivere ziel werd
zwart. Na deze georganiseerde abortussen had ik geen enkel besef meer van zonde.
Voor mij was alles OK. Het was triestig om al bij al mijn zonden die ik had
gedaan, nog eens al die babies te zien die ikzelf vermoord had door het gebruik
van het spiraaltje. Het was pijnlijk om te zien hoeveel kleine babies er werden
geschapen en wiens lichtvonkjes waren gebarsten samen met de bijhorende schreeuw.
Babies die werden weggerukt uit de handen van hun Vader-God. Het was niet te
verwonderen dat ik altijd slechtgehumeurd was en een grimmig gezicht opzette.
Bovendien was ik moeilijk tegen iedereen, gefrustreerd en heel depressief. Ik
was een serie baby-doder !
Dat zorgde ervoor dat ik
dieper in de afgrond zakte. Hoe kon ik zeggen dat ik niemand gedood had ! En
wat te zeggen over al die mensen waar ik een bloedhekel aan had of zelfs
simpelweg niet mee overweg kon. Daar heb ik ook mensen afgemaakt. Mensen gaan
niet alleen dood door een kogel, het is al genoeg dat je ze haat, pest, toeren
lapt of jaloers van hen bent. Dat is ook moord !
Doe
nooit wat onkuis is
Wat het zesde gebod betrof
dacht ik : Ze zullen geen smerigheid vinden. Ik had maar één relatie en ik had
enkel één man, degene waar ik met gehuwd was gedurende mijn hele leven. Dan
toonden ze me dat iedere keer dat ik een diep uitgesneden décolleté en strakke
topjes aandeed, ik andere mannen aanzette om naar mij te kijken en seksuele gedachten
te hebben. Ik zorgde ervoor dat zij zondigden. Zo viel ik in de zonde van
overspel. Bovendien adviseerde ik vrouwen om ontrouw te zijn aan hun
echtgenoot. Ik raadde hen aan om niet toegeeflijk te zijn en op echtscheiding
aan te sturen. Dat was doorslaggevend voor het promoten van echtbreuk !
En ik besefte dat de
vleselijke zonden afschuwelijk waren en veroordeeld werden. Zelfs al zegt men
dat deze cool zijn en dat we ons maar verder beestig moeten gedragen.
Ik zag dat we zondigen in
daden, gedachten en ziel. Het was verschrikkelijk om te zien hoe al die zonden
schade aanrichten aan anderen. Bijvoorbeeld het overspel van mijn vader. Wij,
kinderen, werden erdoor getroffen. Het maakte mij haatdragend tegenover mannen
en mijn broers werden drie exacte kopies van mijn vader. Rokkenjagers en
dronkaards, en er nog blij mee ook... Ze beseffen niet zoveel ze hun kinderen
pijn doen. Daarom kon mijn vader huilen van miserie als hij zag dat zijn zondig
gedrag in hem geworteld was en in mij, zijn dochter, die Gods werk vernietigde.
Vlucht
het stelen en bedriegen
Met het zevende gebod dat het
stelen verbied, dacht ik dat ik op dat punt heel eerlijk was. De Heer toonde
mij dat terwijl voedsel werd verspilt bij mij thuis, de rest van de wereld
verhongerde. Hij zei me : Ik had honger en kijk wat je deed met hetgene dat Ik
je gegeven heb en jij hebt het verspilt. Ik had het koud en kijk hoe je
gedreven was voor mode en uiterlijk vertoon. Je verkwiste het geld in outfitjes
die je slanker deden lijken. Met andere woorden je maakte van je lichaam je
afgod. Hij toonde dat ik verantwoordelijk was van de miserie van mijn land en
dat ik er niets om gaf. Hij wees me erop dat iedere keer ik over iemand aan het
roddelen was, ik bezig was zijn of haar goede naam af te pakken. Het zou
gemakkelijker zijn om iemands geld te stelen dan kon ik het tenminste nog
teruggeven, maar iemands reputatie is veel veel moeilijker. Ik verzaakteom de liefdevolle en zorgende moeder te zijn,
thuis bij mijn kinderen. Die genade stal ik van mijn kinderen. Ik was in
tegenstelling van thuis te blijven, veel uithuizig. Ik liet de kinderen voor de
tv, computer, of videospelletjes met de babysitters achter. Om mijn geweten te
sussen, kocht ik merkkledij voor hen. Het maakte me helemaal slecht als ik mijn
ma zag afvragen of ze haar opvoeding goed aanpakte. Zij was zo goed. Ze hield
veel van ons en reed ons bij indien nodig. Ik dacht : Wat kan ik wel ? Ik heb
mijn kinderen niets gegeven ! Dit is beangstigend, wat een verschrikkelijke
pijn ! In het Boek des Levens krijg je alles te zien als in een film. En mijn
kinderen zeiden : Dat ma nog wat wegblijft. Hopelijk is er file. Ze is echt
vervelend en ze is altijd over alles aan het zagen. Hoe triestig is dat als
een drie jarig zoontje en zijn ouder zusje dat zeggen ! Ik stal hun
moederfiguur waar ze recht op hadden. Ik stal hun rustig thuisfront. Ik
onderwees hun niet dat God er ook nog is. Ik onderwees hen niet dat ze hun
medemens graag moeten zien. Het is heel simpel : als ik mijn medemens niet
graag zie, dan laat ik God stikken. Als ik geen medelijden heb, dan ken ik God
niet. Want God is Liefde.
Ook
het roddelen en het liegen
Laat ik jullie wat vertellen
over vals getuigenis geven. Ofsimpelweg
: liegen. Ik was er een expert in. Satan werd mijn vader. Als God liefde is,
maar ik lieg, wie is dan mijn vader ? Geen moeilijk antwoord. En als God tegen
me zegt om vergiffenis te schenken en mijn tegenstanders graag te zien, en ik
neem weerwraak bij iedere mij aangedane daad : wie is mijn vader ? (Satan) En
als God de waarheid is en Satan is leugen, en ik lieg dan kom ik terecht bij
Satan.
Er zijn geen leugentjes om
bestwil of wat dan ook. Het zijn allemaal leugens en het komt allemaal van
Satan. Mijn leugens waren inslecht ! Ik zag hoeveel schade ik door mijn tong
had aangericht. Telkens ik aan het roddelen was, iemand belachelijk maakte,
iemand een bijnaam gaf, zag ik hoeveel pijn ik die persoon aandeed. Hoeveel een
bijnaam toch kon kwetsen. Ik kon iemand met een gewichtsprobleem een
minderwaardigheidscomplex geven door haar dik te noemen. Het was slecht wat ik
deed, omdat woorden altijd uitlopen op daden. Wanneer ze me de test op de 10
geboden deden ondergaan, kwamen al mijn duivels boven samen met mijn
hebzucht.Het is een knagend verlangen.
Ik dacht altijd dat ik gelukkig zou zijn als ik heel veel geld had. Het werd
een obsessie. Hoe triestig ! Het slechtste moment voor mijn ziel was wanneer ik
het meeste geld had. Ik dacht er even aan om mezelf van kant te maken. Met
zoveel geld en zo alleen, leeg ! Verbitterd, gefrustreerd. Geldzucht leidde mij
ver weg van God.
Boek
des levens
Na de test van de 10 geboden,
toonden ze het Boek des Levens. Ik heb geen woorden om het te beschrijven. Mijn
levensboek begon met de conceptie, wanneer mijn ouders cellen samensmolten.
Bijna direct was er een levensvonk, een magnifieke explosie en een ziel was
gevormd : mijn ziel. Bij de hand genomen door God, mijn Vader. Wat een mooie
God. Prachtig ! Hij kijkt naar me, 24 uur per dag. Wat ik als straf zag was
niets anders dan Zijn liefde omdat Hij niet keek naar mijn lichaam maar naar
mijn ziel en Hij zag hoe ik me van mijn redding verwijderde.
Vooraleer ik eindig, wil je
nog een voorbeeld geven van de pracht van het Boek des levens. Ik was heel
schijnheilig. Ik kon iemand vertellen je ziet er goed uit in dat kleed, het
staat je perfect en in mezelf denken lelijk, en ze denkt dat ze er uitziet
als een prinses ! In het Boek wordt exact hetgene weergegeven dat ik aan het
denken was. De woorden komen erop alsook het binnenste van mijn ziel. Al mijn
leugens kan iedereen zien.
Ik vertelde mijn moeder dat ik
naar de bibliotheek ging met mijn vrienden om aan een schoolproject te werken.
Mijn moeder geloofde in mijn leugen. Dat was de manier om ergens heen te gaan.
Dan ging ik een porno-film gaan zien of een pintje drinken in een café met mijn
vrienden. Maar mijn moeder zag hoe mijn leven uitdraaide, niets ontging haar.
Mijn moeder pakte bananen,
guave pasta, en melk in voor mijn lunch. Mijn ouders waren heel arm toen ik
klein was. Ik at de banaan op en gooide de schil ergens heen. Ik stond er niet
bij stil dat iemand kon uitglijden. En de Heer toonde me wie was gevallen door
die bananenschil en hoe ik zo iemand ernstig verwond kon hebben door mijn
gebrek aan verantwoordelijkheid.
Biecht
De enige keer dat ik een goede
biecht had gedaan, met berouw en boete, was de keer toen een vrouw in een
kruidenierszaak in Bogota me teveel geld had teruggegeven. Ze had me 4500 pesos
teveel gegeven. Mijn vader had ons geleerd dat we eerlijk moesten zijn en
niemands geld te stelen. Ik stelde haar fout vast toen ik al in de auto zat,
op weg naar mijn werk. De stomme trien gaf me 4500 pesos teveel weer en nu
moet ik terug rijden ! Er was een dikke file en zo besliste ik om dan maar niet
terug te rijden ! Het was trouwens haar schuld, waarom keek ze niet beter !
Maar het bleef aan me knagen omdat mijn vader mij heel goed had ingeprent om
eerlijk te zijn. Ik ging naar de zondaagse biecht en ik gaf mezelf de schuld
van de 4500 pesos gestolen te hebben, doordat ik ze niet had teruggegeven. Ik
lette zelfs niet op wat de priester zei. De duivel kon me niet aanwijzen dat ik
gestolen had. Maar weet je wat de Heer me zei ? Je hebt die vrouw niet
terugbetaald door een gebrek aan barmhartigheid. Dat geld was kleingeld voor
je, maar voor haar die een minimumloon kreeg, was het eten voor 3 dagen waard.
Het slechtste stuk was toen Hij toonde hoe de vrouw afzag en honger had voor
enkele dagen. Door mijn schuld leden haar twee kleintjes honger. Zo toont de
Heer die zaken aan. Het laat zien hoe iemand tekort werd gedaan door iets wat
ik deed.
Geestelijke
rijkdom
De Heer vroeg : Welke
geestelijke schatten heb je meegebracht ?
Geestelijke schatten ! Ik kom
met lege handen ! Toen zei Hij : Wat voor zin heeft het dat je twee flatgebouwen,
huizen en kantoren bezit ? Je dacht dat je een succesvolle zakenvrouw was. Je
kon zelfs het stof van een baksteen niet hierheen brengen. Wat heb je gedaan
met de gaven en talenten dat ik je heb gegeven ? Talenten ? Ik dacht na. Hij
vervolgde : Je had een opdracht, een doel. De opdracht bestond erin het Rijk
van Liefde te verdedigen, Gods Koninkrijk. Ik had vergeten dat ik een ziel
had, laat staan dat ik talenten had. Ik moest de barmhartige handen van God
geweest zijn ! En ik dacht nog aan al het goede wat ik gedaan had om God niet
te beledigen.
Weet je wat God belangrijk
vond ? Liefde en barmhartigheid. Hij zei dat ik daarin tekort was geschoten.
Hij vertelde over mijn geestelijke dood. Ik leefde, maar was dood. Als je eens
kon zien wat geestelijk dood betekent. Het is als een ziel die haatdragend
is. Een verschrikkelijk bittere en kieskeurige ziel die iedereen kwetst en vol
is van zonde. Ik kon mijn ziel zien : van buiten lekker ruikend, met mooie
kleren en vanbinnen stinkend en levend diep in de afgrond. Niet te verwonderen
dat ik zo depressief en verbitterd was ! En Hij vertelde me : Je geestelijke
dood trad in op het moment wanneer je stopte om je voor je medemens op te
offeren ! Ik verwittigde je door je hun toestand te laten zien. Wanneer je de
moorden, ontvoeringen, vluchtelingen situaties zag in de media. Met woorden zei
je : arme mensen, hoe triestig... Maar in werkelijk was niet aangedaan. Je
voelde niets in je hart. Zonde maakte van je hart een steen.
Je kunt je wel inbeelden hoe
miserabel ik me voelde als mijn boek werd gesloten. Ik had te doen met God mijn
Vader omdat ik me zo had gedragen. Want ondanks al mijn zonden, al de
vuiligheid en mijn onverschilligheid bleef de Heer mij altijd zoeken, tot zelfs
op het laatste moment. Hij zond altijd instrumenten : mensen. Hij sprak tot
mij, nam dingen van me weg om me te zoeken en tot inkeer te brengen. Hij bleef
me werkelijk zoeken tot het allerlaatste moment. God blijft aandringen en
smeken tot iedereen van ons om ons te bekeren.
Ik kon Hem niet beschuldigen
dat Hij me verdoemde. Natuurlijk niet. Uit vrije wil had ik gekozen voor Satan.
Hij was mijn vader. Toen het Boek sloot was ik in een put aan het vallen met
een deur op de bodem. Ik riep alle heiligen bijeen of dat ze me wilden redden.
Je hebt geen idee hoeveel heiligen ik nog wist om zon slecht katholiek te
zijn. Ik dacht dat ik help kon vragen aan St Isidoor of St Franciscus van
Assisië. Toen ik geen heiligen meer wist, werd het heel stil. Ik voelde een
grote leegte en kwelling.
Iedereen die ik achterliet zal
waarschijnlijk gedacht hebben dat ik dood gegaan was als een goed mens, een
heilige. Misschien zelfs uitzien om mijn tussenkomst te vragen van de hemel
uit. En zie : waar was ik beland ? Ik keek omhoog en mijn ogen troffen de ogen
van mijn ma. Met een ondraaglijke pijn schreeuwde ik naar haar : Mama, ik ben
toch zo beschaamd ! Ik ben verdoemd, mama ! Daar waar ik naar toe ga zal ik je
nooit meer zien !
De
arme, maar rijke man
Op dat moment, kreeg ze
(moeder) een geweldige genade. Ze bewoog niet, maar met haar vingers kon ze
naar boven wijzen. De erg pijnlijke schellen vielen van mijn ogen af. Dat was
de geestelijke blindheid. Ik zag een mooi moment toen één van mijn patiënten me
vertelde : Dokter, je bent heel materialistisch ingesteld. Maar eens zult je
hetgeen ik je ga vertellen nodig hebben. Wanneer je jezelf in naderend onheil
bevindt, vraag dan aan Jezus Christus dat Hij je met Zijn Bloed bedekt, want
Hij zal je nooit in de steek laten. Hij heeft Zijn Bloed vergoten voor jou.
Schaamte en pijn verpletterden me en ik huilde : Jezus Christus, Heer, heb
medelijden met mij ! Vergeef mij, Heer, geef me een tweede kans ! En dat was
allermooiste moment. Ik kan het gewoon niet onder woorden brengen. Hij kwam
naar me toen en trok me uit de put. Wanneer Hij me oppikte, wierpen al die
creaturen zich neer. Hij had me vast en zette me op het effen stuk. Met al Zijn
liefde zei Hij : Je zult terugkeren en een tweede kans krijgen (...), maar
Hij zei me dat ik dit niet te danken had aan de gebeden door mijn familie. Het
is normaal dat ze bidden en jou terug willen. Het is door de tussenkomst van al
die onbekenden die gehuild hebben, gebeden en je in hun hart gedragen hebben
met een immense liefde voor jou. Er waren vele kleine lichtjes te zien. Ze
waren net kleine vlammetjes van liefde. Ik zag de mensen die voor mij aan het
bidden waren. Maar er was ook een grote vlam bij. Deze gaf het meeste licht en
het meeste liefde. Ik probeerde te zien wie die persoon was. De Heer vertelde
me : De persoon die je daar ziet houdt zoveel van jou, hij kent je zelfs
niet. De Heer toonde hoe deze man een oude krantenknipsel van de vorige dag
bekeek. De man was een arme boer die aan de voet van de Sierra Nevada de Santa
Marta woonde. (Noordoosten van Columbië) De arme boer was naar t stad geweest
en had wat verwerkt suikerriet had gekocht. Ze deden er oud krantenpapier rond.
Het was die krant waar mijn bericht met foto in stond. Wanneer de man het
nieuws las (hij las het zelfs niet helemaal) en de foto zag, knielde hij op de
grond en begon te wenen uit diepe liefde en medelijden. En hij zei : Vader,
heb medelijden met mijn kleine zuster. Red haar, Heer. Als je haar red, dan
beloof ik dat ik op bedevaart zal gaan naar Buga, naar Uw heiligdom. (Zuidwesten
van Columbië) Red haar, alsjeblief !
Stel je voor : hij was heel
arm en was zelfs niet aan het zagen, of vloeken omdat hij honger had ! Niettegenstaande
zijn toestand had hij zon groot vermogen van liefde dat hij een heel land zou
doorkruisen voor iemand die hij zelfs niet kende. En de Heer zei me : Je zult
weerkeren, maar je zult je getuigenis geen 1000 keer vertellen. Maar je zult
het 1000 maal 1000 keer vertellen. En wee degenen die hun levensweg niet
aanpassen ondanks ze jou gehoord hebben. Dezen zullen strenger geoordeeld
worden. Net als jij wanneer je hier terugkomt. Dit geldt ook voor hun priesters
en gezalfden, want de ergste vorm van doofheid is degene die niet wil
luisteren.
Dit, mijn broers en zussen, is
geen dreigement. De Heer hoeft niet te dreigen. Dit is de tweede kans die je
krijgt en dat al dankzij God. Ik heb mijn gedrag overleefd. Wanneer ieder van
jullie het Boek des Levens voor zich krijgt geopend, wanneer ieder van jullie
sterft, dan zul je dit moment zien, zoals ik het gezien heb. En ieder zal
zichzelf zien zoals hij is. Met dat verschil dat we onze gedachten zien in de
aanwezigheid van God. En het mooiste gedeelte dat God voor elk van ons zit,
opnieuw te smeken om ons te bekeren en om een nieuw leven met Hem te
beginnen, want we kunnen niet zonder Hem.
Dat de Heer ieder van ons
overvloedig mag zegenen. Glorie zij onze Vader !
Dit is een
mooie tekst, en kort. Geniet ervan ! Het is wat de Dalai Lama te zeggen heeft
voor 2004. Je hoeft het maar een paar seconden te lezen en er dan over na te
denken. Hou dit bericht niet. De mantra moet uit je handen binnen de 96 uren. Je
krijgt dan een heel prettige verrassing. Dit geldt voor iedereen van welk geloof ook, of eenvoudigweg niet
gelovig...
Instructies
voor het leven
1 Hou er rekening
mee dat grote liefde en grote verwezenlijkingen groot risico inhouden
Behalve : * grote liefde
voor God en je medemens aan de dag leggen
* het houdt
pas risicos in als je de vorige regel niet respecteert
* GEEN RISICO
is te groot voor je eeuwig geluk bij God
2 Als je
verliest, verlies dan de les niet
Het zal hier wel over een levensles gaan. Er is maar één les te onhouden
: keer naar God terug, dan kun je nooit verliezen !
3 Volg de 3
Ren :
* Respect voor uzelf
* Respect voor anderen
* Responsabiliteit voor al je daden
*
Respect voor God
4 Onthou
dat niet verkrijgen van wat je wil soms een wonderlijke gelukstreffer is
God wil het beste voor je ZIEL en dat gaat niet altijd samen met jouw
wensen.
5 Leer de
regels zo dat je weet hoe ze op de juiste wijze te doorbreken
De 10 regels of 10 geboden leren zodat je ze NIET doorbreekt !
6 Laat een
klein dispuut geen grote relatie schaden
Schenk altijd vergeving in overtreffende mate, ook aan degenen die je
niet zo na zijn.
7 Besef je
een fout te hebben begaan, zet dan direct stappen om ze te corrigeren
Fouten tegen de 10 regels.
8 Breng
elke dag wat tijd alleen door
Voor gebed / bijbel lezen.
9 Open de
armen voor verandering, maar laat je waarden niet aantasten
Niet alle veranderingen zijn verbeteringen en volgens Gods
liefdeslessen.
Bovendien kun je zelf geen waarden maken en die naar goeddunken
toepassen in je leven.
10 Denk
eraan dat stilte soms het beste antwoord is
Het komt erop aan rechtvaardigheid te laten winnen, dit kan door
stilzwijgen, maar ook door overleg/discussie indien nodig.
11 Leef een
goed, eerbaar leven. Als je dan ouder bent er eraan terugdenkt, kan je er een
tweede keer van genieten
Eerbaar : rechtvaardig en godminnend !
12 Een
liefdevolle sfeer in je huis is de fundering voor je leven.
Gezinswaarden zijn belangrijk : liefde, tijd, respect en gebed.
13 Hou het,
bij onenigheid met dierbaren, enkel bij de huidige situatie. Breng het verleden
niet ten berde.
Iedereen maakt fouten. Drijf onenigheden niet ten top. Laat de lijst van
fouten niet oneindig ver worden. Ga op tijd naar de biecht !
14 Deel je
kennis. Het is een manier om onsterfelijkheid te bereiken.
Onsterfelijkheid bereik je enkel via Jezus Christus !
15 Wees
aardig voor de aarde.
Wees eerst en vooral aardig voor God en de medemensen, dan voor dieren
en natuur.
16
Ga eens in het jaar ergens waar je nog nooit geweest bent.
Laat het eens niet te ver van een bedevaartplaats zijn.
17 Denk
eraan dat de beste relatie er één is waar je liefde voor elkaar uitsteekt boven
je nood aan elkaar.
Liefde, vergevingsgezindheid en opoffering.
18
Beoordeel je succes aan wat je moest opgeven om het te bereiken.
Succes blijft niet bestaan, geluk bij God wel !
Succes is typisch aardgebonden.
19 Benader
liefde en koken met roekeloze overgave.
Koken hoort hier niet bij. Liefde voor God en de medemens des te meer !!!!
Stuur deze
mantra e-mail naar minstens 5 mensen en je leven zal beteren
0-4 mensen
: Je leven zal lichtjes verbeteren.
5-9 mensen
: Je leven zal verbeteren zoals je het wil.
9-14 mensen
: Je krijgt minstens 5 verrassingen in de volgende 3 weken.
15 mensen
& meer : Je leven zal drastisch verbeteren en al waar je ooit van droomde
zal beginnen vorm aannemen.
Hou dit
bericht niet. De mantra moet uit je handen gaan binnen 96 uren.
Je zal een
zeer aangename verrassing krijgen...
Dit laatste wilde ik u zeker niet onthouden. Dit is toch wel de fun-part
!!!!!
Lang
geleden stonden er op een heuvel drie kleine bomen; ze stonden daar en
droomden van wat ze later wilden worden wanneer ze groot waren.
De eerste
kleine boom keek naar de sterren en zei: "Ik wil een schat bewaren. Ik
wil bekleed worden met goud en gevuld met kostbare stenen. Ik word de
mooiste schatkist in de hele wereld!"
De tweede
kleine boom keek naar de kleine stroom die beneden voorbij kronkelde op
weg naar de oceaan. "Ik wil over verre wateren reizen en machtige
koningen vervoeren. Ik wil het machtigste schip ter wereld worden!"
De derde
kleine boom keek naar de vallei daar beneden waar ijverige mannen en
vrouwen aan het werk waren in een ijverig stadje. "Ik wil helemaal niet
weg van deze heuveltop. Ik wil zo groot worden dat de mensen later,
wanneer ze hier voorbijkomen en naar me kijken, hun ogen naar de hemel
richten en aan God denken. Ik wil de grootste boom van de wereld
worden!"
Er gingen
veel jaren voorbij. De regen kwam, de zon scheen, de kleine bomen
groeiden en groeiden. En op een dag kwamen de houthakkers de heuvel
opgewandeld. De eerste houthakker keek naar de eerste boom en zei: "Dit
is een prachtige boom. Het is echt de volmaakte boom voor mij". En met
een paar zwaaien van zijn blinkende bijl viel de eerste boom tegen de
grond. "Nu gaan ze een mooie kist van mij maken; ik zal een kostbare
schat bevatten", dacht de eerste boom.
De tweede
houthakker keek naar de tweede boom en zei: "Dit is echt een sterke
boom. Een
perfecte boom voor mij". En met een paar zwaaien van zijn blinkende
bijl ging ook die tweede boom tegen de grond. "Nu ga ik verre oceanen
kunnen bevaren", dacht de tweede boom. "Ik zal een groot schip worden
dat machtige koningen vervoert".
Maar de
derde houthakker keek niet eens op. "Elke boom is goed voor mij",
gromde hij. En met een paar zwaaien van zijn blinkende bijl viel ook de
derde boom om.
De eerste
boom was blij toen hij in de werkplaats van de timmerman werd
binnengebracht. Maar de timmerman maakte uit zijn hout een voederbak
voor dieren. De eens zo fiere boom werd niet met goud bekleed en hij
werd ook niet gevuld met een kostbare schat. Hij hing vol zaagsel en
werd gevuld met hooi voor de hongerige dieren.
De tweede
boom glimlachte toen de houthakker hem binnenbracht op een scheepswerf.
Maar er werd die dag helemaal geen machtig zeilschip gebouwd. De eens
zo sterke boom werd in stukken gezaagd en er werd een eenvoudige
vissersboot mee gebouwd. Hij was te klein en te zwak om op oceanen, of
zelfs op een stroom te varen. In de plaats daarvan werd hij naar een
meer gebracht.
De derde
boom was totaal in de war toen de houthakker hem in een paar grote
stukken hakte en hij zo werd achtergelaten op een grote houtstapel.
"Wat gebeurt er toch met me?", dacht de eens zo machtige boom. "Al wat
ik wilde was om op die heuvel te blijven staan en mensen naar God te
wijzen".
Er gingen
weer heel wat dagen en nachten voorbij. De drie bomen waren hun
vroegere dromen helemaal vergeten. Maar op een nacht werd de eerste
boom verlicht door een helder sterrenlicht toen een jonge vrouw haar
pasgeboren kind in die voederbak legde. "Ik had zo gehoopt dat ik een
wiegje voor hem had kunnen maken", fluisterde haar man. De moeder nam
zijn hand in de hare en glimlachte omdat het licht zo mooi op dat vuile
en ruwe hout scheen. Dit wiegje is prachtig", zei ze. En plots besefte
de eerste boom dat hij op dit moment de kostbaarste schat van de hele
wereld bevatte.
Op een
andere avond nam een vermoeide man met zijn vrienden plaats in de oude
vissersboot. De man viel in slaap terwijl de tweede boom langzaam over
het grote meer voer. Plots begon het te bliksemen en stak er een
vreselijke storm op. De kleine boot kraakte. Hij wist dat hij niet
sterk genoeg was om zoveel reizigers veilig door dit stormweer te
vervoeren. De vermoeide man werd wakker. Hij stond recht, strekte zijn
hand uit en zei: "Weest stil". Toen ging de storm even plots liggen als
hij was begonnen. En toen begreep de tweede boom dat hij de Koning van
hemel en aarde mocht vervoeren.
Op een
vrijdagochtend werd de rust van de derde boom ruw verstoord toen de
twee stukken van zijn stam werden weggehaald van die grote houtstapel.
Hij wist niet wat er gebeurde toen hij verder gedragen werd langs die
woedende menigte. Hij sidderde toen de soldaten de handen en voeten van
een man aan zijn stam vastnagelden. Hij voelde zich angstig, schuldig
en ellendig. Maar de volgende zondagochtend, toen de zon opkwam en de
aarde beefde van vreugde toen besefte die derde boom dat Gods liefde
alles had veranderd. Het gebeuren had de derde boom sterk gemaakt. En
iedere keer wanneer de mensen opkeken naar die boom zouden ze aan God
denken. Dit was veel beter dan de grootste boom in de wereld te zijn.
Hij was de boom die voor altijd naar de hemel mocht wijzen!
Wanneer
je dus weer eens een keer in de put zit omdat je niet hebt gekregen wat
je had verwacht, blijf dan rustig en wees toch gelukkig. Misschien
heeft God wel iets veel beter voor jou in petto ...
God gaf mij eens twee dozen, die ik vast moest houden.
Hij zei : "Doe al je
zorgen in de zwarte
en al je blijdschap in de gouden doos." Ik gaf gehoor aan wat God tegen
me zei en begon al mijn zorgen en blijdschap in de twee dozen op te
bergen.
De gouden doos werd met de dag zwaarder, maar de zwarte bleef net zo
licht als het was toen God me de doos gaf.
Ik werd nieuwsgierig en opende de zwarte doos om uit te vinden hoe het kwam dat de doos niet zwaarder werd.
In de bodem van de doos zag ik een gat. Een gat waardoor al mijn zorgen uit de doos waren gevallen.
Ik liet het gat aan God zien en vroeg mezelf hardop af:
"Ik vraag me af waar mijn zorgen zijn gebleven." Hij glimlachte naar me. " Mijn kind, ze zijn allemaal bij
Mij."
Ik vroeg : " God, waarom gaf U mij deze dozen?
Waarom de gouden en waarom de zwarte met dat gat er in?" "Mijn kind, de gouden is voor jou om je zegeningen te tellen,
de zwarte is voor jou om wat er in zit los te laten."
De mensen van
deze tijd geloven niet meer in het bestaan van de Hel. Zij hebben zich een
hiernamaals opgebouwd volgens eigen smaak. Op een veel minder schrikaanjagende
wijze voor hun geweten, dat eigenlijk straf verdient. Ze weten heel goed dat
hun geweten zekere misdaden zou doen ophouden, als ze werkelijk in het bestaan
van de Hel zouden geloven, zoals het Geloof het leert. Ze weten dat eens de
misdaad is volbracht ze op hun stappen zouden terugkeren en in de wroeging en
uit angst het berouw zouden vinden, en door het berouw zo de weg naar Mij
zouden vinden. Maar hun boosheid, door $atan ingegeven, zorgt ervoor dat ze
niet terugkeren op hun stappen. Daarom verwerpen zij het geloof in de Hel en
verzinnen zij er een andere, een verzinsel dat niets anders is dan een
rustpauze om een aanloop te nemen naar ander komende mogelijkheden.
Ik, de Ene en
Drievuldige God, heb gezegd dat hetgeen voor de Hel is bestemd er voor EEUWIG
zal blijven, omdat men uit deze dood nooit meer opstaat voor een nieuwe
verrijzenis. Ik heb gezegd dat dit vuur een eeuwig vuur is en alle bewerkers
van ergernis en onrechtvaardigheden zal herbergen. En geloof maar niet dat dit
eindigen zal op het einde van de wereld ! Daarna zal dit verblijf van geween en
foltering nog meedogenlozer zijn. Het hels tijdverdrijf, dat tijdelijk aan de
duivels wordt toegestaan om de levenden schade toe te brengen en hen als
nieuwe verdoemden in de afgrond te zien vallen , niet meer zal bestaan. De
poort van $atans goddeloos rijk zal dan voor altijd door Mijn Engelen worden
toegeslagen en vergrendeld. VOOR ALTIJD ! Het altijd waarin het aantal jaren
geen cijfer kent. Zoals Mijn onmetelijke eeuwigheid van licht en glorie eeuwig
is voor de gezegenden in de Hemel, en van de duisternis en verschrikking voor de
vervloekten in de afgrond. Het Vagevuur is echter een liefdevuur. De hel is het
vuur van de eeuwige straf. Het Vagevuur is de plaats waar je, denkend aan God,
wiens Wezen je op het ogenblik van het persoonlijk Oordeel heeft toegeschitterd
en vervuld van verlangen God te bezitten, jouw tekortkomingen aan liefde voor
God uitboet. Door de liefde herover je de liefde en langs de trappen van een
altijd vuriger wordende liefde wordt jouw gewaad gezuiverd tot het volledig
rein en glanzend is. Zo kun je binnentreden in het rijk van het Licht, de
Hemel. In het vagevuur heerst een heilig verlangen, een smartelijk maar hoopvol
heimwee, een hoop vervuld van vreedzame verwachting, van een sterke vrede die
haar volheid bereiken zal in de verovering van God en aan die zielen een
opgeruimde, zuiverende werkkracht geeft. Elke pijn, elk ogenblik van lijden,
brengt hen dichter tot God, die hun liefde is.
In de Hel
daarentegen is er wroeging, woede, verdoemenis en haat. Haat tegenover $atan,
haat tegenover de mensen en tegenover zichzelf. Nadat ze gedurende het leven
$atan in plaats van Mij hebben aanbeden en ze hem nu bezitten en zijn waar
gelaat zien, haten ze hem omdat hij de oorzaak van hun foltering is. Hij is
niet meer verborgen onder de betoverende glimlach van het vlees, onder de
flikkerende schittering van het goud of het machtig teken van het oppergezag.
Ze zijn hun
waardigheid van kind van God vergeten. Ze hebben de mensen aanbeden tot ze er
moordenaars zijn voor geworden, dieven, oplichters, handelaars in onreinheden.
Als ze nu hun meesters terugvinden, waarvoor ze gedood hebben, gestolen,
bedrogen, eigen eer hebben verkocht en de eer van zoveel ongelukkige
schepselen, van zwakken en onbeschermden en er instrumenten van hebben gemaakt
van ondeugden en begeerte, haten ze hen omdat ze de oorzaak zijn van hun
foltering.
Na zichzelf te
hebben aanbeden door aan het vlees en bloed en de begeerten van hun vlees en
bloed alle voldoeningen te hebben gegeven, haten ze zichzelf. Ze traden de Wet
van God en de moraliteit met de voeten. Ze zien nu dat zijzelf de oorzaak van
hun foltering zijn.
Het woord Haat
stoffeert dat onmetelijk rijk. Brullen in die vlammen, huilen onder het
tandengeknars van de duivelen, snikken onder het gejammer van de verdoemden.
Alles weerklinkt als een eeuwig klokgehamer, als een eeuwige doodsbazuin en
het is hoorbaar tot in elke uithoek van die kerker. Het is in zichzelf al
foltering, omdat elk van die hamerslagen herinnert aan de voor altijd verloren
liefde. Ze wekt wroeging op omdat ze Gods Liefde nooit meer zal bezitten, en
woede dat ze God nooit meer zal terugzien.
In dat
knetterende vuur is de dode ziel als een lichaam geworpen op de brandstapel of
in de oven van een crematorium. Ze kronkelt zich en tiert aangedreven door een
levendige beweging. Ze ontwaakt om opnieuw haar vergissing te begrijpen ensterft opnieuw. Ze wordt elk ogenblik onder
afgrijselijke pijnen herboren, omdat de wroeging haar in de godslastering doodt
en de dood haar voor een nieuwe foltering terug tot leven brengt.
Het totale
misdrijf, God te hebben verraden, staat die ziel in eeuwigheid voor ogen. Heel
de verschrikking gedurende het aardse leven van God te hebben afgewezen staat
in eeuwigheid die ziel folterend voor ogen.
In het vuur geven
de schrikbeelden datgene weer, wat ze gedurende het aardse leven aanbaden. De
passies schilderen zich in roodgloeiende penseeltrekken met nog meer
aanlokkelijkheid af en schreeuwen in hun herinnering. Een herinnering die
steeds herhaalt : Jij hebt het vuur van de passie begeerd. Nu woon je in het
vuur, dat God, wiens heilig Vuur je belachelijk hebt gevonden, heeft
aangestoken.
Vuur wordt door
vuur beantwoord. In het Paradijs is het een vuur van volmaakte liefde. In het
Vagevuur is het een vuur van zuiverende liefde. In de Hel is het een vuur van
gekwetste liefde. Doordat de uitverkorenen volmaakt liefhadden, geeft de Liefde
zich volmaakt aan hen. Doordat de liefde van de zielen die in het Vagevuur
verblijven lauw was, verandert de Liefde zich in vuur om hen naar de
volmaaktheid te voeren. Daar de vervloekten vuurhaarden waren van allerhande
aard, uitgezonderd van Gods Vuur, brandt het Vuur van Gods toorn in hen voor
eeuwig. En in dat vuur heerst er ijzige koude.
Je kunt je niet
voorstellen wat de Hel is ! Vat alles samen wat er voor de mensen aan foltering
op aarde bestaat : vuur, vlam, ijs en water die mensen doen omkomen, honger,
slaap, dorst, kwetsuren, ziekten, plagen, dood, tel alles samen en
vermenigvuldig dat miljoenen maal. De slotsom zou slechts een schijnbeeld zijn
van deze verschrikkelijke waarheid.
De onuitstaanbare
gloed zal gemengd zijn met een door merg en been gaande ijzigheid.
De verdoemden
waren op aarde ontstoken door alle menselijk vuur en voelden slechts
geestelijke ijzigheid voor God. Uiterste koude staat hen te wachten om hen in
te vriezen, nadat het vuur hen zal ingepekeld hebben als vissen, gelegd over
een vuur om geroosterd te worden. Dat overgaan van de gloed die doet smelten
naar de ijzige koude, die condenseert, zal foltering op foltering zijn. Dit is
de waarheid ! Omdat God de zielen, zwaarwegend door de bedreven fouten,
evenveel gevoel kan geven als een lichaam heeft, zelfs nog voor de ziel het
lichaam terug bekleedt.
Je zou verkiezen
om al de folteringen te ondergaan van Mijn martelaren, liever dan één uur van
die helse kwellingen te moeten doorstaan.
Een bijkomende
foltering zal de duisternis zijn. Duisternis voor lichaam en geest. Voor altijd
in de duisternis te vertoeven, na het licht van het Paradijs te hebben
aanschouwd. In de omhelzing van de Duisternis gevangen te zijn, na het Licht te
hebben gezien dat God is !
Tegenspartelen in
die duistere krocht, waarin alleen de weerkaatsing van de brandende ziel, de
naam van de zonde, waardoor ze in die verschrikking werd vastgeklonken,
verlicht ! Geen houvast vinden in die zielen, die zich in de wanhoop wederzijds
alleen maar haten en kwellen, tot ze gek worden en altijd meer verdoemd zijn !
Zich met haat voeden.
De dood zal de
dood tot voedsel dienen, is er gezegd. De wanhoop is de dood en zal zo die
doden in eeuwigheid voeden.
Ik, die deze
plaats heb geschapen zeg je : wanneer Ik ben afgedaald om hen, die Mijn komst
verwachtten, uit het voorgeborchte te halen, heb Ik, die God ben, gruwel gekend
voor die verschrikking. Als iets, dat door God werd gemaakt, onveranderlijk is,
omdat het volmaakt is, zou Ik haar minder schrikwekkend hebben willen maken,
omdat Ik Liefde ben en die verschrikking Mij verdriet heeft gedaan.
En jullie willen
er heen !
Overweeg Mijn
Woord ! Gebruik ze tot jouw genezing. Het leven duurt slechts enkele dagen
verblijf op aarde. Het leven begint, wanneer je denkt dat het eindigt en kent
daarna geen einde meer.
Zorg ervoor dat
je aankomt daar waar Gods licht en vreugde de eeuwigheid mooi maken !
Mijn kind
en Mijn kinderen, het leven zal zwaarder worden, en er zal honger zijn in
jullie land. Mijn kind, vertel de wereld dat er zich een monetaire crash zal
voordoen in de monetaire transacties van jullie regering een totale crash dat
iedereen in de Verenigde Staten en Canada zal treffen, en dan als een wurgslang
heel Europa zal treffen, totdat de wereld één grote totale depressie zal
kennen.
OLVrouw 7
september 1985
Mijn kind
en Mijn kinderen, hou gebedswakes doorheen de Verenigde Staten en alle landen
ter wereld, want er is niet veel tijd meer. Binnenkort, dat is volgens de
plannen van de Eeuwige Vader, zal Hij een grote monetaire crash over de mensen
toelaten. Deze zal aantonen dat de monetaire crash van eind de jaren 1920 niets
voorstelde ten opzichte van deze die komt. Ik spreek over een grote depressie
die over de mensen komt.
Jezus, 1
oktober 1988
Je zult de
boodschap aan de wereld meedelen dat er een grote vernietiging zal zijn in de
monetaire systemen in de wereld. Het zal impact hebben op de Verenigde Staten
en Canada, en alle grootmachten in de wereld. En Ik herhaal nog eens : je zult
inkopen doen en papieren geld meehebben als waren het kranten, want het geld
zal waardeloos zijn, ook voor voeding.
OLVrouw 1
november 1985
Mijn
kinderen, Ik waarschuw jullie nu, en Ik heb dit al enkele jaren eerder verteld,
om in jullie huizen een voorraad van voedsel in blik te bewaren. Ze zullen niet
slecht worden, Mijn kinderen. Ze hebben waarde omdat ze deel uitmaken van
jullie voorraad. (Hier wordt bedoeld : beter op de voorraadplank te staan dan
geld op de bank)
Het is
beter dat je de blikken hebt en ze worden slecht (vervaldag voorbij) dan zonder
op de Grote Kastijding. Het zal een vuurbal zijn die veel chemische wapens zal
doen ontploffen die opgeslagen waren om de landen te vernietigen. Mijn
kinderen, niet alleen voeding in blik is nodig, maar ook dekens en water. De
dekens en het water moeten ook in containers opgeslagen worden. (dekens in
plastieken roldozen bv. en water in PET-flessen bv.) Bij het begin van de
Kastijding zal er niets zijn dat je kunt kopen door straling.
OLVrouw 1
juli 1985
Er is een
duivelse macht aan het werk die zich over de hele wereld verspreid. Het is als
een octopus die zijn tentakels uitsteekt. Deze duivelse macht is opgezet door
Satan. De tentakels van de octopus worden bestuurd door de geldstromen doorheen
de wereld.
Uit
geldzucht en materialisme zullen velen hun ziel verkopen om naar de top te
geraken. Ach Mijn kinderen, wat brengt het op om alle rijkdom van de wereld te
hebben en je ziel te verliezen. Wanneer je over de drempel van de dood stapt,
wat breng je dan mee niets tastbaars. Je moet je schatten in de Hemel nu
verdienen. Ze zijn alle bovennatuurlijk : genades, verdiensten dat je in staat
zullen stellen om het Koninkrijk van jullie God te komen.
OLVrouw 24
juli 1976
Er is een
groep in de Verenigde Staten en in de wereld, dat vele jaren geleden is
opgericht. Ze noemen zich de Illuminati. Illuminati komt van het woord lichtbrenger.
Natuurlijk staat het licht dat ze brengen voor Lucifer, en zodoende zijn ze in
het geheim gekend als Luciferianen. Ze hebben in jullie land, en in Canada, duivelse
praktijken en hekserij binnengebracht. Leden van de Illuminati (alle rangen)
zijn geïnfiltreerd in jullie schoolsysteem om jullie kinderen door drugs ziek
te maken. Verder zijn ze aanwezig in jullie pers en communicatie, jullie radio
en televisie. Ze vormen een samenwerkingsverband tussen individuelen,
machthebbers en koningshuizen over de hele wereld en banken. Jullie weten wel
dat geld altijd al een bron van kwaad is geweest en velen hebben hun ziel
verpand op bij de top te geraken.
Er was een chassidistische Jood die van de ene tot de andere sjabbat vastte. Op een vrijdagmiddag - vlak voor het begin van de sjabbat kreeg hij zo'n vreselijke dorst, dat hij dacht dat hij zou sterven. Op dat moment was hij juist bij een bron aangekomen en hij strekte zijn hand er naar uit. Maar hij trok zijn hand meteen berouwvol terug en bedacht dat het dwaas zou zijn om juist nu alle moeite die hij zich had getroost door een hele week te vasten, te verspillen. Hij beheerste zich en dronk geen druppel. Vervolgens dacht hij: 'Wat heb ik een sterke wil, dat ik er in geslaagd ben ben om mijn drang te overwinnen', en hij was buitengewoon trots op zichzelf. Maar al te snel besefte hij wat er met hem aan de hand was en hij dacht : 'Het is beter dat ik iets drink, in plaats van zo trots op mezelf te zijn.' Hij ging naar de bron, maar toen hij zich voorover boog om te drinken, merkte hij dat hij geen dorst meer had.