xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Beste Marc,
In januari heb je mij beloofd enkele oude fotos op te zenden uit onze studententijd en een paar dagen later heb je dat ook gedaan. Ik heb jou toen hetzelfde beloofd, maar
van díe belofte is nog niets in huis gekomen. Ik zou kunnen aanvoeren dat ik ziek ben geweest een serieuze griep en dat, toen ik pas hersteld was, mijn vrouw het nog erger te pakken had. De voornaamste reden is echter dat mijn hele winkel een chaos is: t ligt allemaal door elkaar, een kat zou er zijn jongen niet in vinden, zoals ze zeggen. Het ergste is evenwel dat ik een lompe vlegel ben: ik heb je nog niet eens bedankt voor die fotos en ze zijn nochtans van t beste wat mij ooit onder ogen is gekomen. Ik heb het over de foto van professor Sebruyns en over de drie fotos aan de dissectietafel de fotos van de clubavonden had ik al
Sebruyns! Ik heb er een cursiefje aan gewijd op mijn weblog en die foto heb ik erbij geplaatst. Onvergetelijk is die man. Hij was niet alleen de allerbeste en aangenaamste lesgever die wij ooit gehad hebben, hij doceerde daarenboven in het eerste jaar het enige vak waar wij als toekomstig geneesheer iets aan hadden: cytologie ofte celleer. De andere vijf vakken waren
tijdverlies. Ik kan ze nog perfect opnoemen: anorganische scheikunde, plantkunde, plantenfysiologie, logica en natuurkunde (mechanica en optica).
De organische scheikunde werd gedoceerd door professor Massart. Hij was biochemicus en een niet te onderschatten geleerde: verscheidene belangrijke wetenschappelijk prijzen zijn hem ten deel gevallen. Hij probeerde ons een vorm van scheikundig redeneren bij te brengen met stippeltjes. De stippeltjes stelden de electronen van de buitenste schil voor: die waren belangrijk voor de chemische verbindingen. De meesten snapten het niet. Ik ook niet. En toch
Met vijftien boden we ons aan bij Massart voor ons eerste examen. Negen van de vijftien kregen na een minuut of vijf van de prof te horen dat ze nul op twintig kregen en dus aan de overige vijf examens niet meer hoefden deel te nemen. Ik was als bij wonder bij de zes die nog mochten verder doen! Dat de geleerde Massart zijn kleine kantjes had, lijdt geen twijfel. Hij was een verstokte roker, een echte kettingroker, ook tijdens de les. Hij had een rokershoest en een zware hese stem en een hoge leeftijd heeft hij, naar ik vermoed, niet bereikt.
Dan waren er de plantkundige vakken. Het ene ging over de morfologie van de planten en het werd gedoceerd door professor Verplancke. Voor zover ik mij kan herinneren moesten wij de voortplantingscycli van talloze plantensoorten kennen. Met bolletjes en pijltjes moesten we op t examen de cycli tekenen van onder andere Solanum tuberosum of van Bellis perennis en vaak wisten we dan niet eens dat het ging om de aardappel of het madeliefje. Verplancke sprak altijd plat Gents en hij articuleerde daarenboven slecht, zodat je al van geluk mocht spreken als je de vraag verstaan had. Het niet verstaan van de vraag interpreteerde Verplancke als kwade wil en vaak kon je het dan meteen voor bekeken houden. Ik had alles van de bolletjes en de pijltjes als een aapje van buiten geleerd en ik had de vraag goed begrepen: de nodige ingrediënten voor een goed examen. Het ander plantkundig vak ging over de fysiologie van de planten. Lesgever en examinator was professor Matton. Ik herinner mij daar niet veel meer van. Zoals de meesten was ik geslaagd voor dit examen. Over mijn kennis van de plantkunde viel dus niet te klagen. Ik kende het verschil tussen een perelaar en een notelaar, en tussen een boterbloem en een paardenbloem en ik wist dat één mei een geschikte datum is om erwtjes te zaaien, maar niet om bomen te snoeien. Maar die wijsheden had mijn vader mij bijgebracht: ik was een kind van den buiten. Verplancke en Matton, wat hebben ze bijgedragen in mijn opleiding tot arts: niets! Nul komma nul!
Het vak logica van professor Leemans, was een klucht van de bovenste plank. Van Leemans heb ik geen enkele les bijgewoond. Ik heb de prof voor t eerst gezien op de dag van t examen. In mijn boek O jerum, jerum, jerum
heb ik verteld hoe ik het klaargespeeld heb om voor dat vak een mooi cijfer te krijgen (veertien op twintig), zonder dat ik ook maar één vraag heb hoeven te beantwoorden
Het vak natuurkunde was een ware ramp. Allemaal wiskundige formules, honderden bladzijden. De trillende snaar, de wetten van Poiseuille en Bernouillie: t had allemaal niets met geneeskunde te maken. Wie geen wiskundeknobbel had leerde de meest gevraagde formules van buiten o stom nutteloos paardenwerk! en dán mocht het wel eens lukken. Welke vraag professor Moens mij gesteld heeft weet ik niet meer. Ik had het alleszins niet goed geleerd en ik zei dat ik een andere oplossing bedacht had dan die welke in de cursus stond. Moens hij heette Roger met zijn voornaam interpreteerde dat alsof ik zou beweerd hebben dat ik een betere oplossing had. Hij voelde zich diep beledigd, werd razend kwaad en zette mij meteen aan de deur. En dat in mijn zesde en laatste examen! Tweede zittijd dus
Maar wonder boven wonder: ik bleek toch geslaagd te zijn in de eerste zittijd! Ik was één van de veertig à vijftig gelukkigen, op 192 ingeschrevenen. Ik had er maar één verklaring voor: het vak natuurkunde zal toch niet zo zwaar doorgewogen hebben en in de overige vijf vakken moet ik ongetwijfeld goed gescoord hebben.
Eén jaar was achter de rug en hoever waren we opgeschoten in de richting van
doctor in de genees-, heel- en verloskunde? Geen millimeter! Wat een verschil met het onderwijs heden ten dage! Er zijn nog steeds zes vakken: 1° fysische en chemische grondslagen van de celbiologie, 2° celstructuur en -functie, 3° celmetabolisme, 4° moleculaire biologie en genetica, 5° infectie en afweer, 6° gezondheid en maatschappij. Daarbij komt dan nog een praktisch vak: eerste hulp bij ongevallen en communicatie. In dat eerste jaar leren ze reeds de klinische vaardigheden EHBO en reanimatie. In onze tijd leerden wij niets over reanimatie, zelfs niet in het laatste jaar. Er waren er zelfs die het diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde haalden zonder ooit één verlossing zelfstandig te hebben verricht.
Je vraagt je natuurlijk af hoe het komt dat ik zo goed op de hoogte ben van het huidig studieprogramma in de faculteit geneeskunde. Héél toevallig. Ik ben gewoonweg ingegaan op een uitnodiging aan alle Alumni-leden, oud-studenten geneeskunde, universiteit Gent:
woensdag 9 april 2008 om 17.30: Universitair Ziekenhuis Gent (auditorium D) - Filmfestival van de Vlaams Geneeskundige Kring (ieder studiejaar van de opleiding geneeskunde zal een film van ca. 10 minuten tonen waarbij ironie en humor zullen troef zijn!) - Alle Alumni-leden worden van harte uitgenodigd.
Een unieke gelegenheid toch om eens te peilen naar de zieleroerselen van diegenen die ons over enkele jaren gaan behandelen in de geriatrische kliniek. Weet je t nog van de meesterlijke revues die wij, een halve eeuw geleden, opvoerden in de Minard? Daar waren ironie en humor toch ook troef? Maar driewerf heilaas
Er wás geen film in auditorium D. Ik bleef wat rondhangen in de buurt van het auditorium in de hoop er toch minstens één Alumni-lid tegen het lijf te lopen. Niet één! Waren al die anderen ervan verwittigd dat de film niet doorging, en ík alleen niet?
En toch ben ik niet ontevreden over mijn bezoek aan het UZ Gent op woensdag 9 april. Er was namelijk een infodag voor toekomstige studenten geneeskunde. In de hal lagen info-brochures bij de vleet en daaruit heb ik dus mijn kennis over het huidig studieprogramma gehaald. Daar lagen ook uitgestald ál de cursusboeken van het eerste jaar. Nu noemen ze dat eerste bachelor, wij noemden het eerste kandidatuur. Mooie gedrukte cursussen waren het, een dozijn ongeveer, van een tweehonderdtal bladzijden elk. Ik heb ze gretig doorbladerd en ik heb ze dicht tegen mijn gezicht gebracht en er de heerlijke geur van opgesnoven. Ik had zin om tussen de toekomstige studenten geneeskunde te gaan zitten, maar daarvoor was ik precies éénenvijftig jaar te laat, het zou hilariteit opgewekt hebben. Hadden we, vijftig jaar geleden, maar zon fijne cursussen gehad! Hádden wij eigenlijk wel gedrukte cursussen? Van Sebruyns en van Moens was er één, geloof ik, maar voor de rest? Dat had wel eens rampzalige gevolgen: herinner je het verhaal van Gigi, de Rosten en Marcel Marchau uit mijn Memoires. En dan die profs! Hoeveel eigenzinnigaards waren er niet bij? Hoevelen waren er niet die vlug op de tenen getrapt waren? Hoevelen waren niet bevooroordeeld? Er waren lomperiken bij en bullebakken en er was er minstens één bij die dement was en leed aan Parkinsonisme je weet wie ik bedoel. Van inspraak vanwege de studenten was toen geen sprake. Ik had een vriend die voor ingenieur studeerde: eerste drie jaar geslaagd in de eerste zittijd en telkens met onderscheiding, maar zijn vierde jaar heeft hij drie keer moeten overdoen, net zolang tot die ene prof die hem niet kon uitstaan met pensioen was gegaan. t Zal nog steeds wel niet allemaal op wieltjes lopen, maar ik ben ervan overtuigd dat de opleiding nu véél en véél degelijker is. Ik ga mij morgen, of overmorgen misschien, tot Onze-Lieve-Heertje richten en hem een deal voorstellen: ik wordt weer zeventien, met dezelfde hersentjes van toen die van heden stellen niet al te veel meer voor en ik beloof dat ik alle lessen trouw zal volgen en alle dagen flink zal studeren en het einddiploma zal halen met minstens grote onderscheiding. Dat zou jíj ook moeten doen, Marc: samen kunnen wij wellicht meer gewicht in de schaal werpen bij Onze-Lieve-Heer
Maar meer nog dan de foto van Sebruyns hebben mij de drie fotos van de dissectietafels ontroerd. t Zijn stuk voor stuk de drie meest pakkende fotos die ik mij kan voorstellen. Terwijl wij de lijken dissecteerden stonden we waarachtig te roken. Een reusachtige asbak stond op de buik van het lijk. Eén lijk was er per zes studenten. Vanaf de tweede dag had het niets griezeligs meer. Ieder kadaver gaven wij een naam: Jules of Jef of Gerard of
Adolf. Op een andere foto lijkt het wel of het lijk zelf een groet brengt met opgeheven arm, maar t is natuurlijk Valeer Vanruymbeke die hem daarbij een handje helpt. Die foto heb jij heel terecht de naam gegeven groeten uit het hiernamaals. De foto die mij evenwel het meest van al getroffen heeft is die met de vier meiden die ons jaar toen rijk was, geschaard rond hun slachtoffer. Eén onder hen heeft met ons de eindmeet bereikt in 1965, een ander heeft nog een jaartje gebist en is afgestudeerd in 1966, een derde is overgeschakeld naar de tandheelkunde en is tandarts geworden en de laatste heeft na dat jaar definitief afgehaakt en we hebben nooit meer iets over haar gehoord. En wat zo pijnlijk is, Marc, twee van de vier zijn jaren geleden reeds overleden, in de fleur van hun leven. En ik moet je iets bekennen: ik vind dat het mooie meisjes waren. Natuurlijk, zou mijn moeder gezegd hebben, ze zijn jong en dus zijn ze mooi. En toch is dát ons toen niet of nauwelijks opgevallen of mag ik alleen voor mezelf spreken? Jouw zus vond ik bijvoorbeeld véél knapper. Zeg, hoe gaat het met haar? Hebben wij ooit met één van die vier meiden een serieus intiem gesprek gehad, zijn wij één keer galant voor ze geweest, hebben wij ooit één van hen uitgenodigd voor een kop koffie met een gebakje bij Bloch? Misschien komt het doordat we teveel tijd doorbrachten op clubavonden en bij voorkeur een lief opscharrelden tijdens de studentenbals of in dans-cafés. Die geschiedenis van het cordon sanitaire is maar gedeeltelijk waar, denk ik. Misschien is het wel iets dat we zelf uitgevonden hebben om ons een alibi te verschaffen. En ik die dacht dat ikzelf die term ter plekke uitgevonden had, tijdens de bijeenkomst van de lichting 65 op 17 januari ll. Wat blijkt nu? Dat jíj de uitvinder bent van het cordon sanitaire en dat je dat cordon schetsmatig hebt voorgesteld in t begin van de zestiger jaren, toen Claudientje nog de enige por van ons jaar was en wij ons voorstelden dat zijn geen spek voor onze bek was. Je was toen al een begaafd tekenaar en het doet mij plezier dat je dat talent niet hebt laten verloren gaan. Er staat je ongetwijfeld nog een grote carrière te wachten als beeldend kunstenaar. Tot mijn spijt heb ik je tentoonstelling in Borgerhout niet kunnen bezoeken. Hopelijk komen er nóg tentoonstellingen. Je houdt mij toch op de hoogte?
Mijn excuses voor dit kort briefje. Ik ga nu TV kijken: Parijs-Roubaix.
Met studentikoze groeten, ook aan t vrouwtje,
Io Vivat!
Kris
|