Het gevaar van de verabsolutering van het recht op vrije meningsuiting.
Het ontzeggen aan mensen van het recht om hun mening te uiten over zaken die hen hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks aangaan, is vanzelfsprekend moreel verwerpelijk. Met betrekking tot de islam wordt daar omtrent dezer dagen heel wat heisa gemaakt. Maar die heisa dreigt ons iets nog veel belangrijkers uit het oog te doen verliezen.
Men mag immers niet blind zijn voor het feit dat de institutie van een absoluut recht op vrije meningsuiting - paradoxaal genoeg - al even verwerpelijk is als een spreekverbod, en bovendien bijzonder gevaarlijk voor de cultuur zelf. Ziehier waarom dit aantoonbaar het geval is.
Waar bepaald wordt dat iedereen altijd alles mag zeggen, heeft het er alle schijn van dat woorden eigenlijk niet al te ernstig moeten genomen worden. Het lijkt dan alsof woorden in feite geen daden waren, of tenminste geen daden met relevantie voor al datgene waar het werkelijk om gaat.
Maar in dat geval ziet het er naar uit dat het woord uit de 'echte' wereld verbannen wordt naar die van het spel of van de sprookjes. Een eerste paradox is dan deze: waar woorden niet langer ernstig hoeven genomen te worden, wordt vrij spel gegeven aan het geweld... waartegen het woord aanvankelijk immers het enige wapen was.
Edoch er is nog een veel indringender consequentie: als woorden niet langer ernstig hoeven genomen te worden, vervalt uiteindelijk het begrip van de "waarheid" zelf. Waarheid immers, staat noodzakelijk in betrekking tot de werkelijkheid.
Zo komt het dat de institutionalisering van het absolute recht op vrije meningsuiting meteen de verbanning inhoudt van de waarheid.
Jan Bauwens, 3 maart 2008
Noot: overname en publicatie van deze tekst is zonder de schriftelijke toestemming van de auteur enkel toegelaten voor niet-commerciële doeleinden en mits integrale en ongewijzigde weergave van de tekst, de titel, de auteursnaam, de datum, het website-adres en de onderhavige noot. |